Het voorbije joodse dordrecht
Arrestantenkaarten onthullen verblijf
van twee joodse zussen in Dordrecht
* Nog drie Dordtenaren voor ‘jodenbegunstiging’ opgepakt
De zussen Eva (links) en Elisabeth (‘Bets’) Philipse. Elisabeth kwam in maart 1944 |
Zonder hun arrestantenkaart in het Rotterdamse Stadsarchief zou het absoluut onontdekt zijn gebleven – dat de joodse zussen Eva en Elisabeth Philipse tijdens de oorlog in Dordrecht woonden.
Hun aanwezigheid in deze stad was tot voor kort volstrekt onbekend. Bij archiefonderzoek waren hun namen nooit eens opgedoken. Eva en Elisabeth bleven gewoonweg aldoor ongenoemd, in de openbaarheid bestonden ze niet. Totdat het Stadsarchief in juni 2020 hun arrestantenkaart online prijsgaf. Toen kregen ze het volle licht op zich geplaatst.
Nu hun identiteit en hun woonadressen waren ‘onthuld’, plus nog enkele andere persoonlijke details, kon het speuren beginnen. Wie waren de zussen precies, wat deden ze in Dordrecht, wie was hun partner? Uit welk gezin kwamen zij voort, wat was er eigenlijk met hun familieleden gebeurd?
Al snel kon worden vastgesteld dat Eva en Elisabeth zich in de oorlog niet tot aan de bevrijding verborgen hebben kunnen houden voor de jodenjagers. Hun verblijf in Dordrecht mag dan tot nog toe voor de redactie van deze Stolpersteine-website een klein geheim zijn geweest, de Duitsers en hun Nederlandse handlangers hebben ze wel weten te vinden. Op 31 maart 1944, toen Dordrecht al lang Judenfrei was verklaard, werden ze tegelijk alsnog gearresteerd, en meteen de volgende dag naar kamp Westerbork afgevoerd.
Máár: de zussen hebben de Holocaust overleefd. Ze zijn niet vergast. Eva heeft kunnen voortleven tot in oktober 1955, Elisabeth tot in november 1967. Hoe het deze Dordts-joodse vrouwen is gelukt het leven te behouden? Hoogstwaarschijnlijk doordat ze allebei waren getrouwd met een niet-joodse, want Nederlands-Hervormde man. Zo’n gemengd huwelijk betekende voor sommigen dat ze niet werden vermoord in een vernietigingskamp.
Er was evenwel een gruwelijke keerzijde voor Eva en Elisabeth: na de bevrijding begon het ze te dagen dat drie broers en twee zussen van hen, en ook hun stokoude moeder Jannetje, er niet meer waren. Van de familie Philipse, oorspronkelijk ontstaan in Brielle en ooit elf leden omvattend, waren er na de oorlog slechts vier over. Zes gezinsleden waren in de oorlog om het leven gebracht, in Auschwitz of Sobibor, of zijn toen overleden, in Poortugaal en Amsterdam. Dat temperde de euforie na de bevrijding behoorlijk. De oorlog bleef zo in hen zitten.
In dit verhaal: hoe arrestantenkaarten Eva en Elisabeth terugplaatsten in de oorlogstijd van Dordrecht, plus een reconstructie van hun familiehistorie.
De arrestantenkaarten van Eva en Elisabeth, die in juni 2020 online beschikbaar kwamen. Uit de kaarten valt niet op te maken waaróm de zussen alsnog werden gearresteerd. De ene dag zaten zij nog in Rotterdam, de volgende dag werden ze naar kamp Westerbork gebracht. |
Jannetje Philipse-van Buren is de moeder van Eva en Elisabeth. Haar man Joseph Salomon Philipse stierf al ver voor de oorlog, in 1923. Jannetje werd op hoge leeftijd (97) nog naar Sobibor gedeporteerd. Zij behoort tot de 25 oudste Holocaustslachtoffers van Nederland. |
Doorzoekbaar
Op dinsdag 2 juni 2020 was het zover: het Stadsarchief in Rotterdam stelde online een eerste deel van de arrestantenkaarten beschikbaar. In totaal zijn het er circa 34.000, daarvan zijn er nu 16.000 doorzoekbaar. Wat nog ontbreekt, zijn de kaarten uit 1945. Die worden pas in 2021 openbaar gemaakt. Dit heeft te maken met regels voor de bescherming van de privacy. Om diezelfde reden zijn andere arrestantenkaarten ook niet online te bekijken, namelijk als daarop gegevens staan van personen die misschien nog in leven zijn.
De arrestantenkaarten zijn afkomstig van de Rotterdamse Gemeentepolitie, en betreffen de oorlogsjaren. In een persbericht meldde het Stadsarchief dat onder de arrestanten ook ‘gewone’ criminelen waren, maar verder gaat het hoofdzakelijk om personen die zijn gearresteerd omdat zij een joodse achtergrond hadden of een rol in het verzet speelden. “Op de kaarten vind je behalve de persoonsgegevens, informatie over wanneer iemand is aangehouden en soms ook waarom.”
In het bestand dat nu is vrijgegeven via de website van het Stadsarchief zelf (stadsarchief.rotterdam.nl/zoek-en-ontdek/stamboom/zoeken-op-personen) of via de website Oorlogslevens.nl, bevinden zich 313 arrestantenkaarten van Dordtenaren. Wat Dordrecht te maken heeft met de arrestantenafdeling van de Rotterdamse politie? Dit: die afdeling “vervulde tijdens de oorlog een regionale functie”. Niet alleen Rotterdamse arrestanten werden dus vastgehouden in het hoofdbureau aan het Haagseveer of in een van de andere bureaus, ook mensen uit Schiedam (444), Vlaardingen (150), Dordrecht (313), Zwijndrecht (108), Papendrecht (16), Sliedrecht (42), ’s-Gravendeel (6) en Brielle, de woonplaats van Eva en Elisabeth: 36 stuks.
Honderdzestig enthousiaste vrijwilligers hebben vanaf eind 2018 de arrestantenkaarten toegankelijk gemaakt. Thuis tikten zij de gegevens over. Half oktober 2019 hadden zij “de klus geklaard”. Alle arrestantenkaarten, plus ook nog 19.000 zogenoemde ontslagkaarten, waren ingevoerd én gecontroleerd. Op 2 juni 2020 viel een groot deel ervan te raadplegen, en zo kwamen in Dordrecht ineens Eva en Elisabeth ‘tevoorschijn’.
Negen kinderen kregen Jannetje en Joseph, zoals deze pagina uit het bevolkingsregister laat zien. Vijf van hen verloren het leven in de oorlog, de overige vier waren overlevenden. |
Vader Joseph, overleden op 29 januari 1923, wordt begraven op de joodse begraafplaats in Geervliet. |
Bioscoop
Op de website ‘Joods Erfgoed Rotterdam’ wordt het geslacht Philipse geportretteerd. Er valt te lezen dat de familie “een belangrijk joods geslacht” was in deze gemeente op het eiland Voorne-Putten, een familie ook “die volledig met het Brielse verweven was”. “Ze hebben hun sporen in Brielle achtergelaten, doordat ze onder meer een bioscoop hadden in de Nobelstraat.” Dat was de ‘Luxor’, van zoon Mozes Philipse. Op die plek exploiteerde eerder zijn vader, Joseph Salomon Philipse, een koffiehuis, hotel, café-restaurant en de dansschool Concordia Felix.
Rens van Adrighem biedt op zijn gelijknamige website over de geschiedenis van Den Briel − en over zijn eigen levensloop als autodidact-kunstenaar − ook uiteenlopende wetenswaardigheden over de familie Philipse. Hij noemt haar unverfroren “de meest muzikale familie” van het eiland sinds de 19de eeuw. “Alle generaties hebben dansmeester en muziekleraren voortgebracht. Zij waren in nagenoeg alle plaatsen op Voorne-Putten en daarbuiten werkzaam.”
Eva Josephina en Elisabeth Josephina komen uiteraard voor in de familieschets van ‘Joods Erfgoed Rotterdam’– waaruit hier dankbaar wordt geciteerd. Maar ‘Dordrecht’ blijft onvermeld, terwijl ze er toch allebei jaren hebben gewoond. Misschien was de redactie er niet van op de hoogte. Schrijfster en onderzoekster Riet de Leeuw van Weenen-van der Hoek (Zwartewaal, 5 mei 1942) had er ook geen idee van dat Eva in Dordrecht heeft gewoond, vertelde ze. Van Elisabeth was haar bekend dat ze tijdelijk in Dordrecht verbleef, maar wáár was haar niet duidelijk geworden.
Al die nieuwe informatie kan ze wel goed gebruiken, vervolgde ze. Riet de Leeuw van Weenen is al enkele jaren bezig alle joodse families van Brielle in kaart te brengen, vandaar. Ze heeft eerder een boek geschreven over het joodse leven in Zuidland, getiteld Een Kille in de Mediene (1994) en Matsewa (1998), een overzicht van de eilandelijke joodse begraafplaatsen Geervliet en Zuidland. Dit boek bevat foto’s en vertalingen van 84 graven in Geervliet en vijf in Zuidland, benevens de namen van meer dan vijfhonderd joden die stierven tussen 1781 en 1940.
En zoals gezegd, waren Eva en Elisabeth voor de redactie van deze Stolpersteine-site ook onzichtbaar gebleven.
Salomon Philipse is het enige kind dat naar het buitenland vertrekt, naar Engeland. Hij, musicus van beroep, wordt concertmeester in Blackpool, bericht het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ van 13.10.1903. |
Overkant
De eerder genoemde Joseph Salomon Philipse, dansmeester en koopman van beroep, was degene die samen met zijn echtgenote Jannetje van Buren het grote gezin stichtte, waarvan de zussen deeluitmaakten. Joseph is een autochtone inwoner van Brielle, daar geboren op 1 april 1849. Hij trouwde op 14 mei 1875 als 26-jarige in zijn geboortegemeente met de 29-jarige Jannetje− die van de overkant was, van het eiland Goeree-Overflakkee. Zij kwam ter wereld in Goedereede, op 7 augustus 1945.
Negen kinderen kregen ze, allemaal in Brielle. Ze bleven ook allen langdurig in goede gezondheid. Indertijd was het allerminst uitzonderlijk dat baby’s levenloos werden gebaard of kort erna stierven.
Salomon Joseph (15 mei 1876) was de allereerste. Daarna volgden: 2. Jacob (of Jakob) Joseph (30 juni 1877), 3. Cornelia Josephina (28 juli 1879), 4. David Joseph (22 juli 1881), 5. Mozes Joseph (21 januari 1883), 6. Eva Josephina (25 maart 1886), 7. Elisabeth Josephina (10 januari 1888), 8. Philippina Josephina (12 september 1889), en 9. Barend Karel Joseph (26 oktober 1890).
Eersteling Salomon bekwaamt zich in de muziek. Hij wordt muziekonderwijzer en directeur van de Brielsche Zangvereeniging. In 1903, 27 jaar oud, vertrekt hij, als enige van de familie, naar het buitenland, naar Engeland. Daar is hij aangesteld als concertmeester van het Metropolitan-orkest van Blackpool, zo bericht het Rotterdamsch Nieuwsblad in zijn editie van de 13de oktober. Salomon keert niet meer terug naar Nederland. In The London Gazette van 5 augustus 1927 wordt hij gelokaliseerd. Hij blijkt vanaf 20 juli te resideren in Londen, aan 48 Gower Place. Als zijn beroep wordt vermeld: musician.
Vader Joseph is de eerste van het gezin die overlijdt, op 29 januari 1923, in zijn geboortestad. Hij heeft de leeftijd van 73 jaar bereikt. Joseph wordt begraven op de joodse begraafplaats in Geervliet.
Krantenberichten over Eva Philipse. Deze twee, afkomstig uit de ‘Nieuwe Brielsche Courant’ van 28.3.1886 en 2.7.1920, melden haar geboorte (op 25 maart 1886) en haar huwelijk met Aldert Visser (op 1 juli 1920). |
Dit krantenbericht stond in de ‘Nieuwe Gorinchemsche Courant’ van 29 november 1922: Eva had een levenloos kind gebaard. |
Sergeant
Drie jaar eerder is Eva Philipse, zijn zesde nakomeling, getrouwd, in Brielle op 1 juli 1920. Niet met een joodse plaatsgenoot, maar met een niet-joodse militair: Aldert Visser. Hij is 32 jaar oud, geboren in Den Helder op 19 september 1887 en dient als sergeant bij het Korps Pontonniers en Torpedisten. In het bevolkingsregister wordt hij op zijn trouwdag, 1 juli, ingeschreven als ingezetene van Brielle, komend uit ‘Kazerne Doele’. Hiermee wordt vermoedelijk de kazerne Doelen in Gorinchem bedoeld. Daar pleit voor, dat Aldert en Eva in die stad daadwerkelijk gaan wonen, aan het Nijverheidsplein 21. Zij verlaten Brielle officieel op 9 april 1921 en arriveren dezelfde dag in Gorkum.
Eva was toen al zwanger. Op 26 november bevalt ze van een baby, maar die blijkt dood. In de Nieuwe Gorinchemsche Courant van de 29ste wordt het levenloze kind vermeldt in het overzicht van de burgelijke stand. Het huwelijk zal sindsdien kinderloos blijven.
Zeventien jaar lang blijft het echtpaar in Gorinchem. Aldert is nog steeds een militair, zij het dat hij later wordt bevorderd tot sergeant-majoor en nog later tot adjudant-onderofficier. Volgens René van Dijk, Gorkums archivaris, is het Korps P&T gekazerneerd aan de Krinkelwinkel.
Terzijde meldt hij: “Het korps stond tot 1933 onder commando van kapitein (later overste) Jo Mussert.” Dit was de oudere broer van NSB-leider Anton Mussert, een verwantschap die hem volgens de website van het Brabants Historisch Informatie Centrum mogelijk fataal is geworden. Jo Mussert (Werkendam, 2 december 1880) wordt op 14 mei 1940 in Sliedrecht aangehouden op verdenking van hoogverraad, tijdens stafoverleg. Als hij plots een verdachte armbeweging maakt, schiet reserveofficier Kruithof op hem. Zwaargewond overlijdt Mussert die avond in het ziekenhuis van Gorinchem.
Op 8 november 1938 verhuizen Aldert en Eva naar Dordrecht, naar een woning aan het Bagijnhof, op nummer 2 boven. Bijna twee jaar later kiezen ze voor een ander pand in de buurt, slechts enkele honderden meters verderop: nummer 2 rood (thans: 6) van de Nieuwe Hilstraat.
Opvallend aan de gezinskaart van Aldert en Eva, te vinden in het Regionaal Archief Dordrecht (RAD), is dat geen van beiden zich nog als gelovig laten registeren. In de kolom over het kerkgenootschap staat tweemaal: geen. Eerder hadden zij in Gorkum hun geloof al laten doorstrepen, aldus Van Dijk.
De Dordtse archiefkaart van Eva en Aldert. Het echtpaar gaat per 8 november 1938 in Dordrecht te wonen, |
Na bijna twee jaar verhuizen Eva en Aldert van het Bagijnhof naar de Nieuwe Hilstraat. Daar, in de bovenwoning op nummer 2 rood (nu 6, de trap achter de zwarte auto) blijven zij tot februari 1948. |
Elisabeth
De focus verschuift nu eerst even naar Elisabeth Philipse, de zus die na Eva ter wereld kwam. Ze schelen net geen twee jaar. Ook Elisabeth huwde een niet-joodse man, Hermanus (‘Herman’) Jacobus van Trotsenburg. In tegenstelling tot Aldert, is hij wel van hetzelfde eiland. Herman is geboren in het zuidelijker gelegen Hellevoetsluis, op 24 augustus 1887. Op 32-jarige leeftijd trouwt hij met de één jaar jongere Elisabeth in ‘haar’ Brielle. Herman deelt nog een overeenkomst met zijn zwager Aldert: behalve dat zij beiden Nederlands Hervormd zijn, is ook Herman een sergeant torpedomaker.
In de oorlog gaan de beide echtparen nog meer delen: Herman en Elisabeth reizen vanuit hun toenmalige woonplaats Oudenhoorn naar Dordrecht, en trekken vanaf 14 maart 1944 in bij Eva en Aldert, in de Nieuwe Hilstraat. In die tijd was de jodenvervolging al volop gaande, razzia’s hadden ervoor gezorgd dat tienduizenden joden al waren gedeporteerd. Of Eva en Elisabeth, die van joodse afkomst waren, zich openlijk op straat durfden te begeven, is niet te achterhalen. Maar ook al waren ze gemengd getrouwd, zij zullen zich evenals hun echtgenoten toch nauwelijks veilig hebben gewaand. Overal regeerde onder joden angst.
En het ging ook mis. De zussen werden betrapt of verraden, in ieder geval vielen ze in handen van de Sicherheits Dienst (SD). Het gebeurde in de Nieuwe Hilstraat en op 31 maart 1944, dat althans was volgens de arrestantenkaart de “datum opname” in een Rotterdams politiebureau. Dordtse agenten, die de Duitsers dikwijls vergezelde tijdens hun klopjachten, hadden er dit keer vermoedelijk “niets mee te maken”. Anders zou de arrestatie “wel zijn vermeld in de Dordtse politiejournaals”, zegt Erica van Dooremalen, die deze dagrapporten heeft getranscribeerd en gedigitaliseerd voor haar website ‘Dordtenazoeker.nl’.
Waarom de zussen alsnog werden opgepakt, staat niet op hun arrestantenkaart, en nabestaanden van de familie “weten het niet”, vertelt Riet de Leeuw van Weenen. De reden zal denkelijk niet meer duidelijk worden. De zussen stonden in ieder geval niet op lijsten van panden met een ‘J’, die de gemeente had overhandigd aan de bezettingsmacht.
Eva en Elisabeth zijn tegelijk opgepakt. Op de kaart van Eva staat dat zij een “tasch met inhoud” bij zich had, in haar portemonnee zat ƒ 19,39. Bij Elisabeth, die ook een tas droeg, werd ƒ 3,80 aangetroffen.
Op 1 april, de volgende dag, werden zij beiden naar kamp Westerbork overgebracht. Vandaar die notitie in potlood op hun arrestantenkaart – dat er bij hun “bezittingen bij opname” iets was bijgekomen, namelijk een koffer met pak. Wellicht hebben hun mannen die vlak voor vertrek naar Westerbork nog mogen afgeven.
De woonkaart van het pand Nieuwe Hilstraat 2 rood: het blijkt dat Elisabeth en haar man Herman van Trotsenburg op 14 maart 1944 bij Eva en Aldert gingen wonen. |
De kaart uit het Duitse Arolson-archief: Eva is op de dag van aankomst in kamp Westerbork op 1 april 1944 meteen ontslagen, zo blijkt. |
Ontslagen
Vervolgens gebeurt er iets onverklaarbaars.
In het Arolson-archief in Bad Arolson, het grootste Holocaust-archief ter wereld, berust een kaart van Eva Visser-Philipse, niet van haar zus. In dit archief, officieel geheten de International Tracing Service (ITS), zijn ook de cartotheek van de Joodsche Raad in Amsterdam en kaartenbakken van het Nederlandse Rode Kruis opgenomen. De ITS heeft in 2019 meer dan 23 miljoen documenten online gezet, over 2,2 nazi-slachtoffers. Zo kon de kaart van Eva worden gevonden.
Dwars over die kaart staat “ontsl. 1.4.44” geschreven. Dit zou kunnen betekenen dat Eva (en misschien ook haar zus) bij aankomst in Westerbork onverwijld zijn vrijgelaten. “Klopt die aanname?”, luidde de vraag aan historica drs. Aline Pennewaard, gespecialiseerd in de Holocaust in Nederland. “Inderdaad”, reageerde zij. “Zij is direct na aankomst weer ontslagen, waarschijnlijk vanwege haar gemengde huwelijk. Ze is denkelijk niet opgepakt wegens verzets- of andere verboden activiteiten, want anders had haar gemengde huwelijk haar niet meer beschermd.”
Riet de Leeuw van Weenen heeft voor haar aanstaande boek over de joodse gemeenschap van Brielle familieleden van Eva en Elisabeth (‘Bets’ genoemd) geraadpleegd. Zij kreeg iets anders te horen over Westerbork. “Een neef merkte twintig jaar geleden op, dat Eva en Bets moesten worden gesteriliseerd. Ik heb dat toen als een eigen idee gezien. Maar de man van Bets, Herman, is naar Westerbork gegaan, is mij verteld, en heeft daar een onderhoud gehad met de commandant. Herman zei daar later over dat die commandant hem een baantje in Westerbork heeft aangeboden. Zo’n man kon hij wel gebruiken.”
Ook meldde zij dat er een telegram is bewaard, dat in april 1944 vanuit Amsterdam is verstuurd naar een zekere Van Trotsenburg op het adres Oranjelaan 16 in Rotterdam-Oost. “Daarin stond dat zijn echtgenote wordt ontslagen en morgen met de eerste trein vanuit Assen naar huis komt. Hoe dat telegram bij de familie is gekomen, is een raadsel. Want er stond een aantekening op – dat de Oranjelaan in Rotterdam niet was gevonden en dat er wel was gezocht.”
Wat zich in kamp Westerbork heeft afgespeeld, zal wel niet meer helder worden. Het doet er ook niet zoveel toe. Voornamer is dit feit: de beide zussen hebben de oorlogsverschrikkingen overleefd.
Dit zijn voor- en achterzijde van het telegram van 3 april 1944 dat niet kon worden bezorgd op het adres Oranjelaan 16 in Rotterdam-Oost. Hoe het telegram, bedoeld voor een ‘Trotsenburg’, niettemin bij de familie terecht is gekomen, is raadselachtig. In het telegram krijgt Herman van Trotseburg meegedeeld dat zijn echtgenote Elisabeth “morgen” uit Westerbork wordt ontslagen. |
Na de oorlog verhuizen Herman en Elisabeth naar de Oranjelaan in Dordrecht, naar nummer 37 rood (bovenwoning, nu 57, eerste deur links achter de boom). |
Eva overlijdt in Den Haag, op 3 oktober 1955, 69 jaar oud. Wanneer haar echtgenoot Aldert is gestorven, is uit openbare bronnen niet gebleken. |
Kinderloos
Ze zijn teruggekeerd naar Dordrecht, naar hun echtgenoten. Ze hebben de bevrijding meegemaakt, ze hoefden geen angst meer te voelen. Herman en Elisabeth zijn volgens de gemeentelijke woonkaart tot 7 november 1945 in de Nieuwe Hilstraat blijven inwonen. Daarna betrokken ze een eigen woning aan de rand van de binnenstad, in de Oranjelaan, op nummer 37 rood (nu: 57). Hiervandaan verhuisden ze op 2 mei 1952 naar de geboorteplaats van Herman, Hellevoetsluis. Hun Dordtse periode was na acht jaar voorbij.
Het echtpaar, dat eveneens kinderloos bleef, vestigde zich in de Ravelijnstraat op nummer 7. Elisabeth en Herman zijn in 1967 kort na elkaar overleden, in Hellevoetsluis, zij op 13 november, 79 jaar oud; hij op 18 december, 80 jaar oud.
Eva en Aldert zijn nog tot 27 februari 1948 in de Nieuwe Hilstraat gebleven, daarna gingen ze naar Den Haag, naar de Hoefkade 1418 II. Hun Dordtse tijd had ruim zeven jaar bestreken. Eva is zeven jaar later in Den Haag overleden, op 3 oktober 1955, volgens de overlijdensakte om 10.30 uur, 69 jaar oud. In die akte wordt Eva geen weduwe genoemd, dus Aldert was bij haar verscheiden nog in leven. Maar wanneer dat voor hem eindigde, is tot nog toe niet achterhaald: openbare informatie erover ontbreekt.
Eva en Elisabeth waren niet de enige joodse overlevenden van het geslacht Philipse. Salomon, de eersteling die emigreerde naar Groot-Brittannië, heeft geleefd tot 18 januari 1956. Hij is 79 jaar geworden. De vierde overlevende is Mozes Joseph, kind nummer vijf. Hij ging heen in Brielle, op 22 september 1957, op 74-jarige leeftijd. Deze dansleraar Mozes, vertelt ‘Joods Erfgoed Rotterdam’, trouwde al evenzeer met een niet-joodse vrouw, Francina Gorzeman (Oostvoorne, 4 augustus 1893). Zij krijgen drie kinderen, Jansje Klarina Hendrika (27 februari 1923 – overleden na 19 dagen), Maurits Jacob (‘Maup’,18 januari 1927) en Eduard (‘Ed’, 18 juli 1936). In Rockanje had de familie een zomerrestaurant, op het strand.
Mozes senior dreef de bioscoop in de Nobelstraat, geopend in de voormalige danszaal van zijn vader, op 31 oktober 1936. De bioscoop, aldus Joods Erfgoed Rotterdam, moest in de oorlog gedwongen worden verkocht aan een NSB’er, een oberkellner van Hotel Atlanta in Rotterdam. “Na de oorlog kreeg Mozes zijn bioscoop terug, behoorlijk vernield.” De kosten mocht hij zelf opbrengen. Ook Mozes Philipse dankt zijn leven aan zijn gemengde huwelijk. Hij stierf op 22 september 1957 in Brielle. Francina bereikte een respectabele leeftijd: ze was 87 jaar toen zij overleed op 25 augustus 1980.
Op 25 juli 2011 werden in Brielle Stolpersteine gelegd voor 21 vermoorde joodse inwoners. |
Vermoord
Groter dan hun vreugde over het overleven zal het verdriet om de verdwenen familieleden zijn geweest. Vijf van de negen kinderen verloren in de oorlog hun leven. En ook hun moeder Jannetje werd een prooi van de Duitse jodenhaters. Het leed sneed nog dieper, want ook partners en kinderen van de kinderen Philipse werden industrieel verdelgd.
Dit is het overzicht van de oorlogsdoden:
1. Moeder Jannetje van Buren: zij was al een eerbiedwaardige oudere toen zij op 97-jarige leeftijd gedachteloos werd vermoord in Sobibor, op 5 maart 1942. Maar haar ouderdom deerde de nazi’s niet, zoals Serge ter Braake signaleert op de website ‘Joods Monument’. “De nazi’s maakten geen onderscheid in leeftijd bij de deportatie van de joden in Nederland.” Jannetje behoort tot de 25 oudste personen uit Nederland die zijn omgebracht in Auschwitz of Sobibor, allen werden voor 1850 geboren. De oudste is met 102 jaar Klara-Borstel-Engelsman. Eén dode. |
|
||||||||
2. Jakob (‘Jaap’) Joseph: deze muziekleraar, componist van enkele marsen en walsen en dirigent van verschillende koren trouwde op 10 april 1932 met Rica Stranders (Charlois, 2 juni 1887). Zij woonden in Brielle aan de Koopmanstraat 7. |
|
||||||||
3. David Joseph: deze drogist trouwde op 30 mei 1912 in Rotterdam met Judith Frieser (Rotterdam, 11 augustus 1886) en kreeg met haar twee kinderen: |
|
||||||||
1. Jeannette (Rotterdam, 18 april 1921) en |
|||||||||
1. Edward (Eddie) David (Hilversum, 9 mei 1936) en |
|||||||||
Dit complete gezin, van oorsprong wonend op de ’s-Gravendijkwal, op nummer 17 in Rotterdam, is vermoord: vader David Joseph en moeder Judith tegelijk in Sobibor, op 16 juli 1943, respectievelijk 61 en 56 jaar oud, Jeanette in Dorohucza, op 30 november 1943, 22 jaar oud en Esther Jeannette in Auschwitz, op 8 oktober 1944, 31 jaar oud. Zeven doden. |
|||||||||
4. Philippina (‘Pien’) Josephina: zij was verstandelijk beperkt. Volgens ‘Joods Erfgoed Rotterdam’ regelde een arts voor haar een gedwongen opname in de inrichting ‘Maasoord’ in Poortugaal. “Dit werd wel vaker gedaan, hierdoor kon ze van transport gevrijwaard worden.” Uiteindelijk stierf ze op 3 mei 1945, kort voor de bevrijding, aan een hartstilstand. 56 jaar oud. Eén dode. |
|||||||||
5. Cornelia Josephina: zij trouwde in Brielle op 20 juni 1912 met de musicus David Blitz (Rotterdam, 13 juli 1885). Zij krijgen op 19 november in het Duitse Barmen een dochter: |
|||||||||
1. Sara Jeannetta (Barmen, 19 november 1912). | |||||||||
Het gezin woonde in Den Haag, aan de Goeverneurlaan 458. Alledrie worden zij in de oorlog vermoord, vader David in Auschwitz op 12 oktober 1942, 57 jaar oud, moeder Cornelia samen met haar dochter Sara Jeannetta Blitz in Auschwitz op 15 oktober 1942, 63 en 26 jaar oud. Drie doden. |
|||||||||
6. Barend Karel Joseph: deze bakker en handelsreiziger trouwde met Sara Viool (Rotterdam, 6 april 1894) en kreeg met hem twee dochters: | |||||||||
1. Judik (Rotterdam, 4 december 1921) en 2. Jannetje (Rotterdam, 1 september 1920). |
|||||||||
Ook dit gezin, laatstelijk wonend aan de Van Musscenbroekstraat 149 in Den Haag, is uitgeroeid: Barend en Sara en verkoopster Judik en verkoopster Jannetje in Auschwitz op een en dezelfde dag, 15 oktober 1942, 51, 48, 20 en 22 jaar. Vier doden. |
Achttien doden: in het geslacht Philipse heerste na de oorlog een sinistere stilte en leegte.
Nog drie Dordtenaren voor In het Stadsarchief van Rotterdam zijn nog enkele arrestantenkaarten gevonden van Dordtenaren die zich hebben schuldig gemaakt aan “jodenbegunstiging”. Waarom deze kaarten niet eerder ‘tevoorschijn kwamen’, is achteraf niet te verklaren. Misschien was er destijds een verkeerde zoekterm ingevuld. Maar misschien waren de desbetreffende kaarten voordien gewoon nog niet gedigitaliseerd.
Online Nieuw Envelop |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'