Het voorbije joodse dordrecht

Wilma Lachnit zag als kind haar joodse
overbuurvrouw uit huis gesleurd worden

Wilma van Rijn-Lachnit

Wilma van Rijn-Lachnit: “Die mevrouw stribbelde tegen.”
Foto Redactie Website

Hoeveel Dordtenaren zullen nog kunnen vertellen dat zij joden hebben zien wegvoeren?
        Wilma van Rijn-Lachnit kan dat. Dat maakt haar tot zo’n zeldzame ooggetuige, zeldzaam ook omdat ze nog leeft. Ze is ‘pas’ 82. Zij kan er dus nog van getuigen.
        Op een dag tijdens de oorlog heeft Wilma Lachnit gezien, staande voor het raam van haar ouderlijk huis, hoe aan de overkant, in de Knoopmakersgang, bij de overburen een donkerharige vrouw ruw uit het huis werd gehaald, een lid van de joodse familie De Jong. Zij is dat beeld niet meer kwijtgeraakt.
        Vier jaar was Wilma Lachnit toen de oorlog Dordrecht bereikte, negen toen die eindigde. Het lugubere voorval had plaats ergens in die tussenliggende jaren. Ze weet niet meer op welke dag in welke maand; ze was immers nog maar een kind. Maar vergeten heeft ze het niet – dat wegsleuren van die vrouw.
        Zij benaderde in 2018 de Dordtse werkgroep Stolpersteine. Ze had er zojuist over gelezen hoe met deze steentjes verdwenen joden worden herdacht. En toen, zomaar ineens, na al die decennia, kwam dat beeld terug, van die hulpeloze joodse overbuurvrouw. Saar heette zij, meende ze zich te herinneren. “Moet er voor Saar, en de andere familieleden, niet ook een Stolperstein worden gelegd?”, wilde ze weten.
        Dit artikel is het antwoord op die dringende vraag. De werkgroep begon een kleine speurtocht. Was het wel Saartje de Jong? Waar woonde Wilma Lachnit dan destijds? Wat heeft ze precies zien gebeuren? Hoe is het de overige leden van de familie De Jong vergaan? En komt er een Stolperstein voor hen?
        Bij alle onuitsprekelijke leed dat ook de familie De Jong is overkomen – acht gezinsleden werden vergast – is er ook bemoedigend nieuws: twee gezinsleden hebben de verschrikkingen van de Holocaust overleefd. Onder wie de Saartje die Wilma heeft zien wegslepen.

Knoopmakersgang

De Knoopmakersgang bestaat niet meer. Deze archief foto, daterend van ergens in de jaren twintig en dertig, toont de hoek van de Knoopmakersgang met de Heer Heymanssuysstraat (nr. 57). Op de achtergrond is bebouwing aan de Mariënbornstraat zichtbaar. De familie Lachnit woonde op nummer 53 van de Heymanssuysstraat, de familie De Jong op de Knoopmakersgang 2 rood.
Foto RAD (nr. 556_1259)

Sleepschepen
Wilma Lachnit heeft Duitse voorouders: Heinrich Lachnit (Orsoy, 1862 – Dordrecht, 29.9.1911, 49 jaar) en Getrud Hövelmann (Osterfeld, 1863 – Dordrecht, 1.3.1944, 81 jaar) Haar grootouders ontvluchtten in de 19de eeuw een crisis die Duitsland in de greep had, en belandden in Dordrecht. “Ze waren volbloed Duits. Ze woonden aan de Rijn, in het Ruhrgebied, dichtbij de grens eigenlijk.” De sleepschepen die haar grootouders bezaten, verkochten ze, en in Dordrecht begonnen ze ‘De Vlinder’, een groot magazijn voor kinder- en dameshoeden, op de hoek van de Voorstraat en de Kolfstraat.
        Haar vader is een geboren Dordtenaar. Aloysius Lachnit heet hij, geboren op 21 oktober 1903. Hij was sleepkapitein en getrouwd, op 20 april 1922, met de al even Dordtse Pieternella van den Hout (6.11.1905). Drie kinderen kreeg het rooms-katholieke echtpaar. Als eerste Heinrich (25.9.1922), daarna Jacobus (11.12.1931) en ten slotte als “een soort nakomertje” Wilma, voluit genaamd Pieternella Wilhelmina (16.2.1936).
        Op meerdere (binnenstads)adressen heeft de familie Lachnit gewoond, op de Riedijk, de Voorstraat, in de Noorderstraat en op de Noordendijk. Maar toen de oorlog Nederland overspoelde, was de Heer Heijmanssuisstraat het woonadres, op nummer 53.
        Aan de overkant, op de hoek met de Knoopmakersgang, keken de Lachnits uit op een pand, waarin de joodse familie De Jong was gehuisvest, op nummer 2 rood, in de bovenwoning. De gezinskaart in het Regionaal Archief Dordrecht wijst uit dat dit gezin er op 25 november 1936 was komen te wonen.

Mariënbornstraat

Nog een foto, nu van de Mariënbornstraat met als zijstraat de Knoopmakersgang (rechts).
De foto is gemaakt in de jaren vijftig.
Foto RAD (nr. 554_31961)

Soldaat
Elders op deze website, in verhaal 73 (Mozes de Jong: de enige joods-Dordtse militair die in de oorlog sneuvelde), is de samenstelling van de familie De Jong al eens uiteengezet. Maar dat artikel is hoofdzakelijk gewijd aan één van de elf kinderen, Mozes. Hij is namelijk de enige joodse Dordtenaar die niet in een vernietigingskamp de dood vond, maar als soldaat. Hij kwam om het leven op de eerste oorlogsdag, 10 mei 1940, tijdens gevechten bij de politiekazerne in Willemsdorp, niet ver buiten Dordrecht.
        Halverwege het verhaal staat dat van meerdere leden van de familie De Jong geen openbare gegevens voorhanden zijn. Dat is inmiddels, drie jaar verder, niet meer het geval. Hernieuwde research heeft vollediger informatie opgeleverd, zij het dat van twee kinderen, Sander en Simon, nog steeds niet is na te gaan wat er met hen in of na de oorlog is gebeurd. Ze zijn onvindbaar, althans in de vrijgegeven archieven.
        Wat was de stand van zaken toen de Duitsers Nederland innamen?
        Moeder Grietje Tonninge leefde al niet meer. Zij, geboren in Dordrecht op 27.5.1885, was overleden op 3 april 1931, 45 jaar oud. Haar echtgenoot, de lompenhandelaar Gerard Joachim de Jong (Dordrecht, 8.6.1879), woonde in zijn eigen huis, aan de Knoopmakersgang.
        Van de elf kinderen was Mozes, zoals gemeld, al bij de eerste oorlogshandelingen gesneuveld. Van de overige tien broers en zussen verbleven verreweg de meesten al niet meer in het ouderlijk huis. Ze waren al volwassenen en veelal getrouwd.
        Enkelen hadden Dordrecht ook al verlaten, zoals Katharina (kind nummer 1, geboren in Oud-Beijerland op 1.3.1905), die op 27 maart 1925 naar Amsterdam was vertrokken, naar Sarphatiepark 106. Op 30 augustus 1934 trouwt zij, teruggekeerd in Dordrecht, met de Haagse etaleur Gerrit Dirk Doeleman (7.2.1897). Aanvankelijk gaat het echtpaar aan de Singel wonen, op nummer 271 beneden. Maar op 27 november 1939 verhuist Katharina met hem naar Amsterdam, naar de Madurastraat 27 I.
        Vertrokken uit Dordrecht is ook Anna (kind nr. 7, Dordrecht, 30.6.1916), naar de Wagenstraat 38 in Den Haag, op 13 november 1936. Abraham (kind nr. 3, Dordrecht, 5.12.1907) vestigde zich op 19 maart 1918 in Zandvoort, maart keerde al op 26 november, acht maanden later, terug naar Dordrecht. Als lompensorteerder betrok hij een woning aan de Adriaan van Altenastaat, op nummer 19. Hij trouwde op 20.12.1933 in Rotterdam met fabrieksarbeidster Betje van de Kar (Rotterdam, 10.2.1913) en kreeg met haar in Dordrecht dochter Grietje, op 20 december 1935.
        Nog wel in Dordrecht, maar elders in de binnenstad verbleef Rijntje (kind nr. 2, Dordrecht, 25.5.1906). Zij, huishoudster van beroep, had een woning aan de Grote Spuistraat 15.
        Samenvattend: op het adres Knoopmakersgang 2 rood bevonden zich in mei 1940 alleen nog vader Gerard en de kinderen Saartje (nr. 6, Dordrecht, Dordrecht, 8.6.1915), Leendert (nr. 9, Dordrecht, 1.7.1921), Meijer (nr. 10, Dordrecht, 3.12.1923) en Lena (nr. 11, Dordrecht, 26.7.1925), Twee meisjes, twee jongens.

gezinskaart van de familie De Jong

De gezinskaart van de familie De Jong, voor- en achterzijde. Elf kinderen waren er, van geen enkel familielid is in archieven of beeldbanken een foto gevonden.
Foto’s RAD

Razzia
Wilma Lachnit en de familie De Jong kwamen, vanaf 27 juli 1938, in elkaars leven op de hoek van die tegenover elkaar liggende straten. In haar hoofd roept ze weer dat schrikwekkende tafereel op; ze kan de beelden zo uittekenen.
        Ze weet, zegt ze, dat anno 2018 “nog maar weinig mensen” kunnen vertellen over die drijfjachten op Dordtse joden, die razzia’s. “Maar ik was negen toen de oorlog eindigde, en dan weet je best nog veel.”
        Ze kan niet terughalen op welke dag het voorval plaatshad, zelfs niet bij benadering. “Het was geen winter, maar ik weet geen jaar, geen maand.”
        Voor het overige laat haar geheugen haar niet in de steek. “Het moet overdag zijn geweest, want ik heb ’t gezien. Ik denk dat het in de ochtend was. Ik stond binnen, in ons huis, voor het raam. Ik denk dat ik van mijn moeder niet naar buiten mocht.” Aan de overkant zag ze beneden bij de deur gedrang. “Het waren geen soldaten, maar mensen in burgerkleding. Ze trokken een mevrouw met donker haar naar buiten. Daar, boven, woonde de familie De Jong. Die mevrouw stribbelde tegen, ze wilde niet naar buiten. Ze sleurden haar uit huis.
        “In de deuropening stonden meer mensen. Wat er met die andere mensen is gebeurd, weet ik niet. Ik denk dat mijn moeder me bij het raam heeft weggehaald. Er waren ook kinderen bij betrokken. Een man kan ik me niet herinneren. Ik herkende die mevrouw als de overbuurvrouw, maar ik weet niet hoe ze heette. Wij hadden helemaal geen contact met die familie, ik weet dus geen namen. ”

gezinskaart van de familie Lachnit

De gezinskaart van de familie Lachnit, ook voor- en achterzijde. Dit gezin telde drie kinderen, twee jongens en 1 meisje.
Foto’s RAD

Steentjes
Wilma Lachnit dacht niet meer aan de opgepakte vrouw, tientallen jaren niet. Totdat zij in een lokale krant las over de Stolpersteine, die op gezette tijden pal voor de woningen van vermoorde Dordtse joden in het trottoir worden gemetseld, ter nagedachtenis. Haarscherp kwam toen dat filmpje weer tevoorschijn in haar geheugen. “Ik dacht toen ik dat las van die steentjes: ‘Moeten die mensen er ook niet een krijgen? Want die hebben daar gewoond.’”
        In een e-mail aan de werkgroep Stolpersteine vertelde ze wat ze had meegemaakt met de overburen. En ze meldde dat ze inmiddels een naam had. “Ik weet alleen de naam van de mevrouw die er woonde. Zij heette Saar. Deze Saar zie ik nog heel duidelijk voor mij.”
        Maar wás het wel Saartje? Kan het niet Lena zijn geweest? En wat is dan gebeurd met de andere gezinsleden De Jong die nog thuis woonden? De werkgroep begon een nieuwe zoektocht.

woonkaart Saartje de Jong

Ook Saartje de Jong overleefde de jodenvervolging. Zij was getrouwd met George van Hees. Op 27.11.1941 ging zij volgens de woonkaart met hem in de Mariënbornstraat 76 rood wonen, daarna in de Loggerstraat.
Foto Erica van Dooremalen


overlijdensbericht van George van Hees

Het overlijdensbericht van George van Hees, hij stierf in 2005. Saartje is in 1998 overleden.

Lijst
In het Dordtse archief is een Duits overzicht te vinden van joden die in de Gemeinde Dordrecht leefden. Het gezin van lumpensortierer Abraham de Jong (kind nr. 3) staat op die lijst. Hij, zijn vrouw Betje en dochter Grietje zijn ook metterdaad gearresteerd. Volgens gedigitaliseerde politierapporten gebeurde dat op dinsdag 10 november 1942, ‘de oogst’ van die dag was in totaal 39 joden. Moeder en dochter werden tegelijk op 19 november 1942, negen dagen later dus, vermoord in Auschwitz, respectievelijk 29 en 6 jaar oud. Vader Abraham hoefde pas later dood. Hij is eerst nog aan het werk gezet; hij was nog even nuttig als gebruiksvoorwerp. Ergens in Midden-Europa stierf Abraham de Jong op 31 maart 1944, 36 jaar oud, 16 maanden nadat hij was opgepakt.
        Rijntje, de alleenstaande huishoudster uit de Grote Spuistraat, eindigde ook in Auschwitz, op 26 oktober 1942, 36 jaar oud. Zij is dus eerder opgepakt in Dordrecht, maar haar arrestatie wordt niet vermeld in de politiële rapporten. Vader Gerard komt daar evenmin in voor. Maar zijn lot was hetzelfde: hij is in Auschwitz op dezelfde dag als dochter Rijntje vergast, 63 jaar oud.
        Het politierapport noemt wel Meijer, de thuiswonende fotograaf. Hij is op 11 juli 1942 gearresteerd, en negen maanden later, op 16 april 1943, vernietigd in Sobibor, 19 jaar oud. Zijn broer Leendert, ook fotograaf, ook thuiswonend, is op 30 september 1942 om het leven gebracht, in Auschwitz, 21 jaar oud.
        De twee meisjes, Lena en Saartje, woonden ook nog in de Knoopmakersgang. Maar wie van de twee Wilma Lachnit nu heeft zien afvoeren, is niet meer onomstotelijk vast te stellen, ook al doordat zij geen datum weet. En misschien was het noch Lena noch Saartje, maar ‘gewoon’ een vrouwelijk gezinslid dat toevallig even op bezoek was bij vader Gerard.
        Lena heeft ook maar kort mogen leven. De Duitsers voerden dit dienstmeisje op 26 oktober 1942 naar de gaskamer van Auschwitz. Zij is dus in gezelschap van haar vader en zus Rijntje overleden.

Eerstgeborene Katharina de Jong wist de oorlog te overleven

Eerstgeborene Katharina de Jong wist de oorlog te overleven, met haar man Gerrit Dirk Doeleman. Het echtpaar heeft voor de oorlog kort in Dordrecht gewoond, daarna alleen nog in Amsterdam.
Foto Stadsarchief Amsterdam


George en Saartje van Hees

Voor George en Saartje van Hees is op de Algemene Begraafplaats een gezamenlijke steen aangebracht.
Foto Website ‘Online-Begraafplaatsen’

Overleefd
Over Saartje openbaarde zich een verrassing: zij heeft de oorlog doorstaan. Het blijkt dat zij in november 1941 in Dordrecht is getrouwd met plaatsgenoot George van Hees (Dordrecht, 15.8.1920), een wagenknecht van de Petroleum Maatschappij APC en grondwerker, zo berichtte de Dordrechtsche Courant in de editie van de 29ste. Het echtpaar is op de 27ste gaan wonen in de (vlakbij gelegen) Mariënbornstraat 76 rood (nu: 100). Op 11 maart 1950 verhuisden zij, met de twee kinderen die zij hadden gekregen in maart 1942 en maart 1944, naar de Loggerstraat 9.
        In 1968 betrokken zij opnieuw een andere woning, op 25 november, aan de M.H. Trompweg 158. Saartje de Jong is overleden op 30 november 1998, op 83-jarige leeftijd, weduwnaar George van Hees stierf op 3 januari 2005, 84 jaar oud. Hoogstwaarschijnlijk heeft Saartje de oorlog overleefd doordat zij getrouwd was met een Nederlands-Hervormde man. Gemengde echtparen werden soms gesperrt, met rust gelaten.
        Alle onderzoek bracht overigens nog een overlevende aan het licht, eerstgeborene Katharina. Háár gezinskaart in het Amsterdamse archief toont aan dat zij vanaf 25 juli 1940 op “diverse adressen” heeft gewoond met haar echtgenoot Gerrit Dirk Doeleman, onder andere aan de Commelinstraat 80 IIa en op nummer 69 IIIr. Doeleman overleed op 15 november 1948, waarna Katharina zich per 24 juni 1949 vestigde in de Bremstraat, op nummer 22 huis. Op 18 juni 1954 verhuisde zij naar Utrecht, naar de Jodocus van Lodensteinstraat 5. Zij is uiteindelijk op 7 oktober 1999 overleden in Amsterdam, 94 jaar oud.
        Nogmaals: mogelijk zijn de broers Sander en Simon ook overlevenden, maar over hen is niets terug te vinden.

Machinefabriek
En Wilma Lachnit, hoe is het met haar tegenwoordig?
        Zij is, alweer sinds 31 mei 1960, getrouwd met Johannes Petrus van Rijn (Dordrecht, 23.4.1932) en moeder van drie kinderen, 2 jongens, 1 meisje. Haar echtgenoot begon zijn beroepsleven als boekhouder, maar klom op tot eigenaar/directeur van de machinefabriek Dolderman aan de Binnen Kalkhaven.
        Ze vertelt dat zij onderwijl nog de enige is van het gezin Lachnit die nog leeft. Haar moeder Pieternella stierf op 1 september 1980 (74), haar vader Aloysius op 1 december 1982 (79), haar broer Heinrich in 1993 (71), haar broer Jacobus in 2011 (80). Tot in 1954 zijn de Lachnits in de Heer Heymansuysstraat blijven wonen, daarna trokken ze naar de Rijkenstraat. In de woning van de familie De Jong, weet Wilma daardoor, is na dat voorval een echtpaar zonder kinderen komen te wonen. “Die waren een beetje verwaand. Ze vonden dat ze niet in de Heer Heymanssuysstraat hoorden.”
        Over de familie De Jong zelf heeft ze nadien “nooit meer iets gehoord”. “Ze waren weg.”
        Weg zijn ondertussen ook de beide woningen. Zowel haar ouderlijk woonhuis als dat van de familie De Jong is gesloopt.
        Behalve die donkerharige mevrouw De Jong heeft Wilma van Rijn nog twee joodse Dordtenaren gekend, die beiden heelhuids uit de oorlog zijn gekomen. De ene is dokter Emil Schlicher Cohen (1894-1985). “Hij was onze huisarts, een heel aardige man.” En de andere Mina Frenkel (1936), dochter van de zogenoemde bananenjood Wolf Frenkel, die een fruithandel dreef aan de Wijnstraat. “Mien was mijn vriendinnetje, ze woonde dichtbij, in de Wijngaardstraat.”
        Rest nog die ene vraag: komen er Stolpersteine voor de familie De Jong?
        Jazeker. Alle acht vermoorde gezinsleden zullen hiermee worden geëerd, ergens in de komende jaren, opdat hun verleden niet vergeten raakt. Maar of daarmee een struikelsteentje is gelegd voor die “donkerharige mevrouw”, zal nooit meer helder worden.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'