Het voorbije joodse dordrecht

Ook Sara Markus stapte uit
op dat perron van Sobibor

Destijds, op 10 november 2017, klonk haar naam niet in Sobibor.
        Staande bij het kille perron van Sobibor las de voorzitter van de Dordtse werkgroep Stolpersteine, Ary Boogerman, op die dag de namen voor van 28 Dordtse joden die op 9 juli 1943 in Sobibor collectief waren vergast, op die ene dag – een voor Dordrecht ongekend hoog aantal.
        De naam van Sara Markus ontbrak in de opsomming. Dat was beslist niet omdat zij het niet zou verdienen om herdacht te worden. Het had uitsluitend als reden dat zij niet bij die groep van 28 hoorde.
        Sara’s naam is overigens niet de enige wier naam Boogerman niet heeft uitgesproken. In Sobibor zijn in totaal 119 Joden vermoord, die op enigerlei wijze met Dordrecht verbonden zijn geweest. Ze waren er geboren of ze woonden er tijdens de oorlog. Sara Markus was zo iemand: een geboortige Dordtse jodin, als Amsterdamse geëindigd in Sobibor.
        Maar wie was zij verder? Wat is er gebeurd in de familie waaruit zij voortkwam? Dat is nagegaan voor dit artikel − waarin haar naam voortdurend klinkt.

grafstenen van Henriëtte Heijmans en Kaatje Elcus, moeder en stiefmoeder van Sara

Dit zijn de grafstenen van de moeder en de stiefmoeder van Sara Markus. Henriëtte Heijmans was Saartjes moeder.
Zij stierf op 29-jarige leeftijd in Gouda op 8 maart 1873, en werd begraven op het joodse deel van de algemene begraafplaats in Wageningen. Kaatje Elcus werd de stiefmoeder; zij overleed als 65-jarige in Amsterdam.
Haar graf is op de joodse begraafplaats van Muiderberg.
Foto’s Website ‘Het Stenen Archief’

Jacob Markus en Henriëtte Heijmans in ondertrouw

In de ‘Dordrechtsche Courant’ van 6 juli 1868 werd meegedeeld dat J. Markus en H.S. Heijmans in ondertrouw zijn gegaan.
Foto Krantenbank RAD



Voorstraat 321

Sara is geboren in het pand D15 van de Voorstraat. Dat is nu nummer 321, waar de Mix Snack is gevestigd.
Foto Google Streetview




Op reis
Toen Sara op 19 december 1870 geboren, om 19 uur in “het Huis geteekend no. 15 aan de Voorstraat”, was haar vader er niet bij. Hij, winkelier Jacob Markus, was “op reis”, zoals nadrukkelijk wordt vermeld in de geboorteakte. “In zijner tegenwoordigheid” was het de vroedmeester, de 54-jarige Jacobus Schijff, die bij de gemeente aangifte is gaan doen.
        Zo tekende zich bij haar geboorte al het leven af dat dat van Sara zou gaan kenmerken: haar vader was onderweg, steeds naar andere plaatsen. En in zijn kielzog nam hij zijn gezin mee. Jacob Markus was geen man die het lang uithield op een locatie.
        Jacob was een Fries, geboren in Leeuwarden op 8 maart 1848, als zoon van Samuel Abraham Markus en Schoontje Meijer Koopman. Op een zeker moment raakte hij verzeild in Dordrecht, waar hij verliefd raakte op Henriëtte Saartje Heijmans. Zij was een heuse Dordtse, geboren op 10 september 1843 als dochter van Samuel Heijmans en Saartje Elias Hartogs.
        Op 6 juni 1868 stonden zij beiden op de voorpagina van de Dordrechtsche Courant – als zijnde in ondertrouw gegaan. Later die maand was er de bruiloft, op de 24ste juni. Hij was 20, zij al 24. Het echtpaar ging per 29 juli 1868 eerst wonen op het adres D1043, later gevolgd door C879 en D15. Een jaar na het huwelijk kwam het eerste kind, Schoontje, op 14 juni 1869. Haar geboorteplek was D15. Tegenwoordig is dat: Voorstraat 321*.
        Sara kwam nog een jaar later ter wereld, op de 19de december 1870. Enkele maanden later begon voor haar de eerste van een reeks verhuizingen. Op 6 april 1871 vertrok het gezin naar Brussel; Sara was nog een baby van krap vier maanden. Voor alle gezinsleden was het afscheid van Dordrecht definitief. Niemand van hen keerde er nog terug.

geboorteakte van Sara

De geboorteakte van Sara, van 19 december 1870. Haar vader Jacob was afwezig, hij was op reis.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD)

bevolkingsregister familie Markus

Sara was niet het eerste kind van Jacob en Henriëtte, blijkt uit het bevolkingsregister.
Dat was Schoontje, geboren op 14 juni 1869.

Sara’s moeder overleed en haar vader hertrouwde met Kaatje Elcus

Sara’s moeder overleed in Gouda in 1873. Haar vader hertrouwde op 7 juli 1875 met de Amsterdamse Kaatje Elcus. In het ‘Algemeen Handelsblad’ van 9.7.1875 bedankte het echtpaar voor alle “bewijzen van deelneming” bij het huwelijk. In diezelfde krant werd op 2 juni 1914 vermeld dat Kaatje op 31 mei was overleden, op 65-jarige leeftijd.
Foto Delpher

Verhuizingen
Hoe ging het verder? In Brussel kregen Jacob en Henriëtte hun derde kind, Esther, op 21 maart 1872. Van Brussel ging de familie naar Gouda, waar zij zich vestigde op 26 november 1872. En dan gebeurt er iets tragisch: moeder Henriëtte sterft, pas 29 jaar oud, op 8 maart 1873. Zij wordt begraven op het joodse deel van de algemene begraafplaats in Wageningen. Waarom voor die plaats is gekozen, zo ver van Gouda of Dordrecht, is onbekend.
        Weduwnaar Jacob verlaat met zijn drie jonge kinderen Gouda, en trekt naar Amsterdam, dat per 4 februari 1874 de nieuwe woonplaats wordt. Hij hertrouwt er, op 7 juli 1875, met de geboren Amsterdamse Kaatje (‘Katharina’) Elcus (29 mei 1849). Hun leeftijden komen bijna overeen: 27 tegen 26 jaar.
        In het Algemeen Handelsblad van 9.7.1875 bedanken zij “voor de bewijzen van deelneming bij hun huwelijk ondervonden”. In de advertentie is sprake van “kerkelijk getrouwd”. In de bevolkingsadministratie staat evenwel toch steeds dat zij N.I. is, joods dus. Met zijn tweede vrouw krijgt Jacob twee kinderen, beiden te Amsterdam: Samuël op 11 juli 1877 en Carolina op 10 oktober 1881.
        Wie in de bevolkingsregisters van Amsterdam nagaat hoe het de individuele gezinsleden daarna verging, duizelt het. Talrijk zijn de verhuizingen. Alleen al bijvoorbeeld Jacob en Kaatje hebben, samen of los van elkaar, ook nog in Haarlem, Rotterdam en Arnhem gewoond, en binnen Amsterdam op vele adressen – om te beginnen aan de Nieuwendijk 169 en de Regtboomstraat 53, de Blasiusstraat 47, de Gerard Doustraat 9 en de Quellijnstraat 149.

Esther overleed in 1890

Esther, de in Brussel geboren zus van Sara, is slechts 17 jaar oud geworden. Zij overleed in Den Haag op 28 januari 1890.
Foto Gemeentearchief Den Haag

Quellijnstraat

De foto toont de Quellijnstraat op de hoek met de Gerard Doustraat. Het nummer waarop Sara woonde, 151a,
is net om de hoek rechts.
Foto Google Streetview


Verstelnaaister
Jacob veranderde intussen van beroep; hij was nu commissionair. Zijn zoon Samuël ontwikkelde zich tot journalist, later handelsreiziger. Bertha en Carolina werden ieder winkeljuffrouw. En Esther, de Brusselse? Haar heeft het leven tegengezeten. Zij overleed als 17-jarige op 28 januari 1890, om 15.30 uur. Hoewel ze in Amsterdam woonde, stierf zij volgens de overlijdensakte in Den Haag.
        Een nieuwe eeuw begon. Op de Amsterdamse archiefkaart van Sara, de Dordtse Markus, staat genoteerd dat zij vanuit Hilversum terugkeerde naar Amsterdam, per 29 december 1908, Zij is dan 38, en ongetrouwd. En ongehuwd zal zij ook blijven, aldus de kaart. Haar beroep is verstelnaaister. In Amsterdam gaat óók Sara van het ene naar het andere adres, om ten slotte, op 26 september 1938 neer te strijken in de Quellijnstraat, op nummer 151a I. Zij is nu 68 jaar oud.
        Drie jaar eerder is er nóg een familielid van haar overleden, haar ‘Dordtse’ zus Schoontje, op 8 augustus 1935 in Nijmegen. Zij is 66 jaar geworden. Zij was de echtgenote van boekhouder Rens Bloemendaal (Rotterdam, 27 februari 1871). Deze was zelf al, ook in Nijmegen, als 50-jarige gestorven, op 23 januari 1922. Schoontje en Rens waren op 15 augustus 1906 in Rotterdam getrouwd, toen zij 37 was, en hij 35.

persoonskaart van Sara uit het Amsterdamse Stadsarchief

De persoonskaart van Sara uit het Amsterdamse Stadsarchief. Vanuit Hilversum kwam zij vanaf december 1908 in de stad wonen, uiteindelijk in september 1938 in de Quellijnstraat. Zij was en bleef ongetrouwd.
Foto Stadsarchief Amsterdam

persoonskaart Carolina uit het Amsterdamse Stadsarchief

De persoonskaart Carolina (soms Caroline genoemd). Zij, ook ongetrouwd en stiefzus van Sara, eindigde in Auschwitz, op 7 december 1942.
Foto Stadsarchief Amsterdam

kaart Arolsen Archives Carolina

Carolina was in de oorlog verhuisd van Zandvoort naar Amsterdam, naar de Amstellaan. Daarvandaan kwam zij op 26.11.1942 in Westerbork terecht. Haar transport was op 4 december.
Foto Arolsen Archives

Vermoord
Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog, en meer nog de stelselmatige jodenvervolging, kwam er voor de overgebleven familieleden een einde aan hun leven.
        Carolina, de stiefzus van Sara, was van Amsterdam op 2 juli 1931 naar Zandvoort verhuisd, naar de Brederodestraat 175. Later, in maart 1940, vlak voordat de oorlog Nederland bereikte, betrok ze er een woning aan de Doctor C.A. Gerkestraat 38 boven. Zij was nog altijd ongehuwd.
        Op ‘Joods Monument’ wordt de Gerkestraat als haar laatste woonadres genoemd, maar dat is niet correct. Volgens de Amsterdamse persoonskaart was ze midden in de oorlog, op 21 mei 1942, nog gaan wonen aan de Tweede J.v.d. Heijdenstraat 34 III; op 13 november van dat jaar zelfs nog naar de Amstellaan 219 2 hoog.
        En dan volgt die treurige aftocht: op 26 november 1942 bevindt ze zich in Kamp Westerbork. Op 4 december gaat ze op transport. Op 7 december 1942 wordt Carolina ter dood gebracht in Auschwitz. Zij is 61 geworden.

kaart Samuël

Samuël, stiefbroer van Sara, is samen met zijn vrouw Johanna Catharina van Saxen in Auschwitz omgebracht, op 5 februari 1943. Alleen van Samuël is een Joodsche-Raadkaart gevonden. Daaruit blijkt dat hij op 10 december 1942 in Westerbork werd opgesloten, wellicht samen met zijn vrouw.
Foto’s Stadsarchief Amsterdam en Arolsen Archives

Arolsen Archiveskaart Samuël

Woonbureau
Samuël, de stiefbroer van Sara, overkwam hetzelfde: hij is eveneens in Auschwitz vermoord, op 5 februari 1943, 65 jaar oud.
        Hij was ondertussen houder van een woningbureau geworden in Amsterdam. Op 21 september 1905 werd in Amsterdam Johanna Catharina van Saxen (Amsterdam, 29 november 1882) zijn echtgenote.
        Twee kinderen kregen zij: Jacques Isidore (Amsterdam, 8 september 1906) en Catharina Bertha (Hilversum, 3 juli 1914). Na een verblijf in het France Nice, ging het gezin per 11 maart 1935 wonen aan de Oudezijds Voorburgwal 252, om kort daarna, op 11 september 1935, zich te vestigen op de Herengracht, op nummer 356 I, per 23 januari 1941: 356 II.
        En daarvandaan begon hun tocht naar het vernietigingskamp. Alleen van Samuël is een Joodsche-Raadkaart gevonden in de Duitse Arolsen Archives, niet van Johanna. Daarop staat dat hij in Westerbork aankwam op 10 december 1942, en er in Barak 68 en 72 heeft gezeten. Op 2 februari 1943 werd hij op transport gezet. Maar over het lot van Johanna heeft geen onzekerheid te bestaan: ‘Joods Monument’ meldt dat zij tegelijk zijn omgebracht op 5 februari 1943 in Auschwitz, 65 en 60 jaar.
        Van de overige familie is de website “nog” niets bekend, maar daar is het Stadsarchief van Amsterdam duidelijk over: de twee kinderen van Samuël en Johanna hebben de Holocaust overleefd – zie hun persoonskaarten hiernaast.

***

persoonskaart Jacques Isidore

Dit zijn de persoonskaarten van de twee kinderen van Samuël en Johanna: Jacques Isidore en Catharina Bertha. Ze hebben, zoals te zien is, beiden de oorlog overleefd. Foto’s Stadsarchief Amsterdam

persoonskaart Catharina Bertha

Arolsen Archiveskaart Sara Markus

Sara Markus, de geboren Dordtse, ging op 29 juni 1943 op transport, naar Sobibor.
Foto Arolsen Archives

Ten slotte was er alleen nog Sara, met wie dit artikel begon.
        Sara Markus was al op leeftijd, 72 namelijk, toen zij op 5 juni 1943 in Ziekenhuisbarak 84 van Westerbork terechtkwam. Kennelijk was ze mankerende. Niettemin werd ze volgens de Joodsche-Raadkaart op 29 juni resoluut naar een goederenwagon gedirigeerd. De trein reed helemaal naar het uiterste oosten van Polen, naar Sobibor, ver voorbij Auschwitz.
        En op dat perron, waar Ary Boogerman op 2017 haar naam − nogmaals: onopzettelijk − niet zou noemen − werd Sara Markus op 2 juli 1943 uitgeladen en naar de douches geleid.



[ * Voorstraat D15 was van 1868 tot 1878 eigendom van Samuel Heijmans, de vader van Henriëtte, meldt desgevraagd archiefonderzoekster Erica van Dooremalen. Tussen 1917 en 1955 behoorde het toe aan de bekende Dordts-joodse familie Braadbaart. “In die periode is het perceel vergroot door een stuk van de haven er bij te voegen.”]







< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'