Het voorbije joodse dordrecht

Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de
niet-Dordtenaren die erover zwegen (slot)

In dit slotdeel van de serie nog twee hoofdstukken, allebei niet-Dordtenaren betreffend.
        Het ene gaat over een Rotterdamse kleermaker die onderduikers, óók joodse, van zijn woonplaats naar Dordrecht heeft overgebracht, in samenspraak met zijn vrouw Cocky.
        Het andere hoofdstuk is in dubbel opzicht afwijkend: het betreft een Drentse dominee die ‘alleen maar’ onder de naam van Dordrecht jodenhulp bood.

Hoofdstuk 9: Kleermaker Anton Sanders en de 9 transporten naar Dordrecht

Cocky. Verzetsheldin uit Rotterdam

Dit is de omslag van Michael Barzilays boek, waarin zijn oma Cocky van Houte de hoofdrol heeft gekregen.
Foto Uitgeverij De Boekerij

Eerder in het jaar 2019, in april, kwam het pas aan het licht: de hulp die Anton Sanders, kleermaker in Rotterdam, samen met zijn vrouw Cocky van Houte, eigenaresse van een patisserie, bood aan ook joodse onderduikers – tot in Dordrecht toe. Hun bewonderenswaardige verzetsverleden werd ontrafeld in het boek dat hun kleinzoon, de schrijver, filmer, regisseur en journalist Michael Barzilaij, publiceerde, met een hoofdrol voor zijn “lieve, deftige oma”, getuige de titel: Cocky. Verzetsheldin uit Rotterdam (De Boekerij, 20 euro).
        Dat zijn grootouders een voorname rol hebben gespeeld in het verzet, was Barzilaij volstrekt onbekend. En het bleef een verborgen verhaal totdat deze Rotterdammer enkele jaren geleden op de regionale televisie een item zag over de Amerikaanse piloot James H. (‘Jim’) Keeffe. Deze destijds jongeman bleek in 1944 in het diepste geheim twee maanden ondergedoken te hebben gezeten bij Barzilaijs grootouders, in hun woning aan de Breitnerstraat 60B − in een klein achterkamertje dat nota bene grensde aan de woning van een Duitse nazi-officier, op nummer 62B.
        Hoe was Keeffe daar terecht gekomen? En wat kwam Barzilaij verder op het spoor?

James Keeffe was 21 toen hij bommen losliet op Berlijn

James Keeffe was 21 toen hij bommen losliet op Berlijn.
Foto Keeffe Archives

Berlijn
Nadat hij op 8 maart 1944 met ‘zijn’ B-24 succesvol bommen had losgelaten op Berlijn, keerde de destijds 21-jarige piloot terug. Boven Osnabrück wisten jagers van de Duitse luchtmacht twee van de vier motoren te raken. De bommenwerper verloor kracht, slingerde en stortte uiteindelijk boven de Alblasserwaard neer, vlakbij Papendrecht.
Als enige van de bemanning wist Jim Keeffe uit handen van de toegesnelde Sicherheitsdienst te blijven, door zich in een konijnenhok onder een berg juten aardappelzakken te verstoppen. ’s Avonds stak hij zijn hand uit naar een kleine, sjofel geklede oude man die het hok binnenkwam en die hij op zicht vertrouwde. Hij trok aan diens jas. De man schrok en kromp ineen. Keeffe vroeg in het Engels of de man hem kon helpen. De man knikte, en kwam een uur later terug met een forse kerel en nog vier andere mannen.
Al snel werd er geglimlacht: de mannen bleken verzetsmensen die waren opgetrommeld om Keeffe in veiligheid te brengen. Het gezelschap sloop door het dorp naar de rivier de Noord, waar een roeiboot met tweekoppige bemanning klaarlag. Met z’n drieën roeiden ze naar Dordrecht. Op een kade werd Jim via “duistere binnenweggetjes en steegjes” begeleid naar een eerste schuiladres, bij “een struise dame” met een “zeer luide, dreunende stem”. Twee dagen later haalden twee jongemannen met drie fietsen de piloot daar op.
Eén van hen was Samuel Esmeijer, alias ‘Paul’, die een belangrijke schakel was binnen de verzetsgroep waarin Cocky en Anton verkeerden. Keeffe fietste op klaarlichte dag door de binnenstad van Dordrecht, samen met zijn tot de tanden bewapende begeleiders, naar Rotterdam, langs Duitse controleposten. Daar werd hij, ontsteld rondkijkend over het grotendeels platgelegde stadshart, gedurende enkele dagen ondergebracht bij verzetskopstuk Jo Berlijn (verzetsnaam: Jo van Keulen) en diens vrouw en dochtertje.

James Keeffe op latere leeftijd

James Keeffe op latere leeftijd, in 1984, toen hij de vervalser Kees van den Engel herontmoette.
Foto Keeffe Archives

Vervalsingen
Jo Berlijn vertelde hem onderwijl “allerlei details over zichzelf en het verzet”: dat hij joodse persoonsbewijzen wist te ‘vermaken’ en samenwerkte met Kees van den Engel, die een vervalsingscentrale had opgericht, voor van alles: documenten, bonboeken, NS-abonnementen, stempels van arbeidsbureau, handtekeningen en identiteitspapieren. Jim leerde de 23-jarige Van den Engel na twee dagen daadwerkelijk kennen. Naderhand kwam hij terecht bij Anton en Cocky.
Michael Barzilaij vertelde het Algemeen Dagblad (AD) bij de verschijning van zijn boek dat hij na die tv-uitzending verwonderd in de oorlogsgeschiedenis van zijn familie dook en “steeds koortachtiger” voortploegde. Hij bezocht archieven, nam stapels papieren door over en van het verzet, las brieven over verraad en executies, raadpleegde familieleden en interviewde nog levende ooggetuigen. En hij trof het: Jim Keeffe, die uiteindelijk naar Vlaanderen is verdwenen, had memoires geschreven. Zeventig jaar nadat de B-24 zich in een weiland boorde, waren die in 2014 verschenen, in de VS.
Ze boden “een schat aan informatie” over de onderduikperiode bij Cocky en Anton, informatie waaraan Michael Barzilaij schatplichtig is. En hij had nog meer geluk: uit archiefonderzoek bleek dat Anton Sanders in 1946 een Eisenhouwer Certificate Award had gekregen en in 1984 een Nederlands Verzetsherdenkingskruis. De bijbehorende documenten bevatten opnieuw overvloedige informatie over het verzetswerk van zijn grootouders en hun kameraden. Ook had Barzilaij een ontmoeting met de zoon van Keeffe.
Zodoende heeft Barzilaij een andere kant kunnen uittekenen van zijn “lieve, deftige” grootmoeder − oma als verzetsheldin. Zij verborg niet alleen in de hitte van de oorlog met gevaar voor eigen leven een piloot bij haar thuis, als fietskoerierster legde ze naar eigen zeggen duizenden kilometers af. Het AD, samenvattend: ze hielp joodse gezinnen aan onderduikadressen, ze regelde valse persoonspapieren, bezorgde smokkelwaar en ze sloeg samen met haar echtgenoot verzetsmaterialen op, van illegale kranten tot bijvoorbeeld radio’s. De achterflaptekst van het boek meldt over Cocky en haar man: “Het stel kroop meermalen door het oog van de naald en moest op een gegeven moment zelf ook onderduiken.”
Ze groeiden uit, kortom, tot een spilfiguur in een Rotterdams verzetsnetwerk.

concentratiekamp Natzweiler-Struthof

Jaren na de oorlog, in 1959, was er in de Breitnerstraat op nummer 60B een reünie van onderduiker Jim Keeffe met zijn toenmalige beschermers. V.l.n.r.:  Cocky Sanders, dochter Monique Sanders (de moeder van Michael Barzilaij), James (Jim) Keeffe en zoon Paul Sanders. De foto werd gemaakt door Anton Sanders.
Foto Privébezit


kaartje dat de grootouders van Michael net na de oorlog aan de moeder van Jim Keeffe schreven

Het kaartje dat de grootouders van Michael net na de oorlog aan de moeder van Jim Keeffe schreven.
Foto Privébezit

Lunchen
Over al dit was in de familie “nooit echt” gesproken, ook Barzilaij’s moeder zelf was er onkundig van hoe moedig háár moeder was geweest.
Barzilaij maakte zijn oma tot hoofdpersoon. Om deze reden: Cocky en Anton, een meestersnijder die “de beau monde, de havenbaronnen en de gezaghebbers in prachtige maatpakken” stak, overleefden beiden de oorlog, maar scheidden niet veel later. Het AD: “Hij leerde zijn opa zo nooit goed kennen, zijn oma wel. ‘Ik ging als kind elke dag bij haar lunchen’.”
Dordrecht nu. Michael Barzilaij ontdekte in het Nationaal Archief de aanvraag voor het Verzetsherdenkingskruis van Anton Sanders. Je kreeg er niet zomaar een, je moest vragen met feiten beantwoorden. Hieruit destilleerde Barzilaij dat zijn opa in de bezettingstijd op dit punt actief was: met het tijdelijk bewaren en helpen verdelen van persoonsbewijzen, bonkaarten, met Jodenhulp en met krantjes verspreiden.
Dit preciserend meldde Anton Sanders op het formulier dat hij “negen transporten van onderduikers naar schuiladressen in D.” heeft verzorgd. Barzilaij: “Dit moet Dordrecht zijn geweest.”
In de memoires van Keeffe vond hij aanvullend dat de groep die het transport van onderduikers van en naar Dordrecht begeleidde, “dikwijls onder supervisie stond” van Samuel Esmeijer. Deze is in 1943 leider geworden van een knokploeg die gewapende overvallen pleegde, onder andere op het hoofdbureau van politie aan het Haagseveer, de gevangenis aan de Noordsingel en op het distributiekantoor aan het Afrikaanderplein. In de wijk Prins Alexanderpolder is een plein naar hem vernoemd.
Negen transporten naar Dordrecht: welke joodse en niet-joodse onderduikers zoal door Anton Sanders en zijn vrouw naar veilige adressen in Dordrecht zijn gebracht, staat niet in Barzilaij’s boek. En het valt ook niet meer te achterhalen. Maar dat was nu juist de bedoeling van het onderduiken: dat namen veelal niet werden genoemd, zodat ze ook niet verraden konden worden.

Hoofdstuk 10: Dominee Frits de Zwerver had nóg een curieuze schuilnaam

Frits Slomp, oftewel de ouderling Van Zanten uit Dordrecht

Frits Slomp, oftewel de ouderling Van Zanten uit Dordrecht.
Foto Niod

Frits Slomp en zijn vrouw Tjaltje ten Kate op hun huwelijksdag

Frits Slomp en zijn vrouw Tjaltje ten Kate op hun huwelijksdag, 26 oktober 1926.
Foto Niod

Een laatste, merkwaardige vorm van jodenhulp bedreef de Drentse dominee Fredrik Slomp, die legendarische faam heeft verworven als de verzetsman Frits de Zwerver. Hij was namelijk medeoprichter van de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO), een nationaal netwerk dat onderduikers, óók joodse, door het heel land aan onderduikadressen hielp. Hij was een van de grootsten van het Nederlandse verzet,
Slomp, geboren in Ruinerwold op 5 maart 1898, hielp geen Dordtse joden, en was er geen lid van het verzet. En al evenmin had hij in Dordrecht familie wonen. Toch had deze Frits de Zwerver nóg een tweede schuilnaam, die deed vermoeden dat hij alles met Dordt te maken had: hij hield namelijk lezingen als “ouderling Van Zanten uit Dordrecht”.
Wie was deze nep-Dordtenaar? Waarom opereerde hij onder de naam van Dordrecht?

Biografie
Over de sociaal bewogen, gereformeerde predikant Fredrik (‘Frits’) Slomp heeft het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, een uitgebreide biografie samengesteld, geschreven door oud-medewerker van het Nationaal Archief J.H.Ph.G. (Dick) Kaajan, waaruit hier wordt geciteerd. Het Huygens ING is hét onderzoeksinstituut op het gebied van geschiedenis en cultuur, tevens een onderdeel van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Frits Slomp had net als zijn twee broers boer willen worden, in navolging van hun vader Jan Slomp. Maar in 1914 besloot hij alsnog theologie te gaan studeren, “om mensen wakker te schudden”, zoals hij Trouw toevertrouwde op 6 februari 1952). Op 27 september 1926 studeerde hij af aan de Theologische School te Kampen. En een maand later, meldt Kaajan, trouwde hij met Tjaltje ten Kate, die hij in zijn eerste kosthuis had leren kennen. In augustus 1929 beviel zij van dochter Janke, in december 1932 van zoon Jan.
Begin 1927 ging Slomp aan de slag als de eerste gereformeerde predikant in het Zuid-Drentse Nieuwlande. Drie jaar later werd Heemse nabij het Overijsselse Hardenberg zijn nieuwe gemeente. Deze plaats lag dichtbij de grens, en dat is vrij bepalend geweest voor de dominee. Duitsers behoorden bijvoorbeeld tot zijn kerkgangers, en “zij hielden hem op de hoogte van de politieke ontwikkelingen in hun land”. Slomp abonneerde zich al vroeg op zes nationaal-socialistische bladen en de werken van Hitler en Alfred Rosenberg, de ideoloog van de nazipartij.
Daardoor “doorzag hij de gevaren van de nationaal-socialistische staatsopvatting”. Hij waarschuwde zijn gemeenteleden en catechisanten ervoor, hoewel zijn kerkenraad en zijn vrouw “daar niet altijd gelukkig mee waren”. Na de Kristallnacht van november 1938 kwamen steeds meer Duitse joden illegaal de grens over. Slomp verleende hulp bij het vinden van een onderkomen. Schuiladressen zocht hij ook voor Rijksduitsers uit Heemse, die in 1941 weigerden hun dienstplicht in de Wehrmacht te vervullen. Huygens: “Slomp was immers niet anti-Duits, maar anti-nazi.”

jaltje Slomp-ten Kate met de kinderen Janke en Jan in 1943

Tjaltje Slomp-ten Kate met de kinderen Janke en Jan in 1943.
Foto Yad Vashem

Netwerk
Na een preek in Zwolle op 12 juli 1942, waarin hij kerkgangers opriep om uit christenplicht het werk van de Arbeidsdienst te saboteren, wilde de Gestapo Frits Slomp arresteren. Maar hij werd tijdig gewaarschuwd en dook onder. Tijdens die onderduik leerde hij, na een lezing in Winterswijk, ‘Tante Riek’ kennen, Helena Kuipers-Rietberg, hoofdbestuurslid van de Bond van Gereformeerde Vrouwenvereenigingen. Op haar dringende verzoek begon Slomp de LO op te zetten, het nationale netwerk voor hulp aan onderduikers. Zij zette hem aan het werk.
Hij reisde daartoe het hele land door, om “naast reeds bestaande groepjes, nieuwe commissies te vormen van deze verzetsorganisatie”. Hij deed dat als ‘Frits de Zwerver’, maar ook als ‘Ouderling Van Zanten uit Dordrecht’. Kaajan: “Hoewel hij op het eerste gezicht door zijn kleine gestalte weinig indruk maakte, bezat hij grote overtuigingskracht, die voortkwam uit zijn principiële levensbeschouwing.” In Zwolle bracht dominee Slomp “vrijwel vanaf het begin” medewerkers uit verschillende plaatsen bijeen, in de zogeheten ‘Commissie-Van Zanten’, genoemd naar zijn tweede schuilnaam.
Deze bijeenkomsten waren wekelijks, en stonden spoedig bekend als ‘De Beurs’. Hier werden vraag en aanbod van onderduikers en onderduikadressen op elkaar afgestemd.

Jan Slomp in april 2014, in een reportage van RTV Oost

Jan Slomp in april 2014, in een reportage van RTV Oost.
Foto YouTube

Overlijden
Op 1 mei 1944 werd Slomp bij toeval door twee marechaussees aangehouden. “Men zag hem aan voor een jood.” Maar voordat hij kon worden overgebracht van de gevangenis in Arnhem naar die in Scheveningen, wisten vrienden uit de Landelijke Knokploegen (LKP) hem te bevrijden. “Daarna zat hij met zijn gezin tot aan het einde van de bezetting ondergedoken.”
Fredrik Slomp is overleden in het Gelderse Vaassen, op 13 december 1978, op 80-jarige leeftijd. Kaajan: “Hoewel al in 1972 bij hem kanker werd geconstateerd, bleef hij tot een half jaar voor zijn dood nog bijna wekelijks preken.” Zijn vrouw Tjaltje stierf in 1988. Postuum heeft het Israëlische Holocaustinstituut Yad Vashem de beide echtelieden op 28 april 2013 in Den Haag voor hun hulp bij het organiseren van onderduikadressen voor joden, de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ verleend.
Aan hun zoon Jan Slomp heeft de redactie van deze Dordtse Stolpersteinewebsite via via gevraagd waarom zijn vader zich uitgaf voor een ouderling uit Dordrecht. Was er een reden voor, of was de keuze voor Dordrecht louter toeval? Hij antwoordde: “Ik heb geen idee waarom mijn vader zich zo noemde, of wanneer. Het moet vooral in de begintijd van zijn onderduik zijn geweest. Niet zo handig, vind ik. Vader was beslist geen Hollander.”

[Voor aanvullende documentatie over Frits Slomp, zie johannesterhorst.nl, hoofdstuk 3 en 8, red.]

< Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de Dordtenaren die erover zwegen (1)

< Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de Dordtenaren die erover zwegen (2)

< Onderduikhulp en jodenbegunstiging, de Dordtenaren die erover zwegen (3)

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'