Het voorbije joodse dordrecht

Apotheker Moritz Lobstein correspondeerde
trouw met de kunstenaar Reinier Kennedy

apotheker Moritz Lobstein

De apotheker Moritz Lobstein, wandelend
op de boulevard in Katwijk aan Zee, circa 1930.
Foto Privébezit

Iedereen weet hoe het meestal gaat: uit het oog is uit het hart.
        Dat geldt nadrukkelijk niet voor de joodse Moritz Lobstein. Hij was apotheker in Dordrecht geweest, van augustus 1909 tot juli 1924 – bijna vijftien jaar. Zijn zaak was op de Voorstraat, op hedendaags nummer 121. Hij vertrok naar Oosterbeek, om daar te gaan wonen en om in het aanpalende Arnhem als apotheker te gaan werken. Zijn vrouw, Hillegonda Ada van den Bovenkamp, een geboren Dordtse, verhuisde mee.
        Het had weinig gescheeld of het echtpaar had geen sporen achtergelaten in de geschiedenis van Dordrecht. Ze leefden hun leven in de stad, hij gaf er zo nu en dan een lezing, en vervolgens zochten ze hun heil elders, in Gelderland. Hun bestaan was onopvallend, zoals dat van verreweg de meeste mensen.
        Maar in één opzicht verrichtte Moritz Lobstein iets gedenkwaardigs, waardoor hij, zijns ondanks overigens, een klein rolletje kreeg in de geschiedenis van Dordrecht. Tien jaar na zijn vertrek uit Dordrecht trok hij zich het lot aan van Reinier W. Kennedy, Dordrechts fameuze kunst- en decoratieschilder. Vermoedelijk had Lobstein Kennedy leren kennen in het Teekengenootschap Pictura, dat zich op diezelfde Voorstraat bevond, en waarvan Lobstein in zijn Dordtse jaren kunstlievend lid was geweest.
        Kennedy was in 1928 opgenomen in het krankzinnigengesticht ‘Vrederust’ in Halsteren bij Bergen op Zoom en stuurde vandaaruit wanhopig smeek- en bedelbrieven naar allerlei personen die hem misschien konden helpen uit deze inrichting ontslagen te worden. Ook Lobstein kreeg ze jarenlang, met regelmaat. En hoewel hij Dordrecht, en daarmee Kennedy, al lang geleden achter zich had gelaten, reageerde hij. Met sympathie, medeleven, betrokkenheid en soms een cheque. Hij bekommerde zich oprecht om zijn vroegere stadgenoot, maar slijmde of fleemde niet. Zo nodig sprak hij Kennedy kritisch toe.
        Kennedy was uit het oog geraakt, maar niet uit zijn hart.
        De brieven van Moritz Lobstein aan Reinier Kennedy zijn bewaard geblevenn. Ze kwamen tevoorschijn toen archiefmedewerkster Helen Stroosma, als zodanig een Kennedy-deskundige, het archief van Kennedy inventariseerde. Daarna wees zij de redactie van deze Stolpersteine-site, die immers terugblikt op omgekomen en omgebrachte joodse Dordtenaren, op de aanwezigheid van de correspondentie. Dit artikel is er het resultaat van.
        En dat trof ook nog eens: in één van de enveloppen van Lobstein voor Kennedy zaten enkele zeldzame kiekjes – foto’s die nu een historische lading hebben, want daarmee heeft Lobstein, een Holocaustslachtoffer, letterlijk een gezicht gekregen.

grafstenen Jacques en Beletje Lobstein-van Engel

Jacques Lobstein overleed op 23 maart 1919 in Goor (DC, 24.3.1919). Hij is begraven op de joodse begraafplaats daar.
Foto’s Krantenbank RAD en website ‘Het Stenen Archief’
Beletje Lobstein-van Engel, de moeder van Moritz, leefde langer, tot 18 mei 1935. Zij is op dezelfde begraafplaats ter aarde besteld.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Enige twee
Moritz Lobstein is opgenomen in ‘Joods Monument’, de website die een digitaal monument is voor elk van de 104.000 Nederlandse joden die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vervolgd en overleden. Hij wordt daarmee erkend als slachtoffer van de Holocaust. Maar hij is een afwijkend slachtoffer. Hij heeft ondergedoken gezeten en is niet ontdekt en niet afgevoerd naar de vernietigingskampen. Moritz Lobstein is in vrijheid overleden, zoals verderop wordt uiteengezet.
        Moritz en zijn broer Hein zijn de enige twee Holocaustslachtoffers van het uitgebreide gezin Lobstein. Alle overige leden ervan zijn voor de oorlog overleden, of overleefden die. Van Hein is geen overlijdensdatum of zelfs maar een overlijdenslocatie bekend, en hij staat ook niet op ‘Joods Monument’. Alleen de Oorlogsgravenstichting noemt hem op haar website, als een “slachtoffer van de oorlog”. De geboortedatum (15 mei 1884) die de stichting noemt, klopt, de geboortestad is een verkeerde: Groningen in plaats van Goor.
        Acht kinderen werden er geboren nadat koopman Jacques Lobstein (Borculo, 26 november 1849 – Goor, 23 maart 1919, 69 jaar) op 22 oktober 1873 in dat Twentse Goor in het huwelijk was getreden met Beletje van Engel (Goor, 20 mei 1851 – Lochem, 18 mei 1935, 83). Hij was toentertijd 23, zij 21. Reina was hun eersteling, zij werd op 10 februari 1874 geboren in Goor (en overleed in Heemstede op 31 oktober 1952, 78 jaar oud, als Reina Gottschalk-Lobstein).
        Daarna volgden: Moritz (Goor, 13 maart 1875), Jacob (Goor, 11 oktober 1876 – Gorinchem, 13 februari 1896, 19), Abraham (Goor, 28 december 1878 – Goor, 17 oktober 1939, 60), Alexander (Goor, 13 februari 1881 – Oosterbeek, 2 oktober 1957, 76), Hein (Goor, 15 mei 1884; overlijdensdatum onbekend), Bennij (Goor, 9 augustus 1890 – Hilversum, 8 juli 1964, 73) en ten slotte Henriëtte. Zij had het kortste leven van allen. Zij stierf in Goor op 4 november 1891, slechts vijf dagen oud.

bevolkingsregister van het gezin Van den Bovenkamp

Uitsneden uit het bevolkingsregister van de pagina’s over het gezin Van den Bovenkamp.
Gustaaf en Atje van den Bovenkamp kregen zes kinderen, van wie er twee jong overleden.
Foto’s RAD

Zes
Aan de andere zijde van Nederland, in Dordrecht, dreef Gustaaf Wilhelm van den Bovenkamp ondertussen een apotheek, op het toenmalige adres Voorstraat 81 (dat later veranderde in 83 en 91 en in de 20ste eeuw werd omgenummerd naar 121). Hij was geboren in Velp, op 15 april 1838 en trouwde als 28-jarige op 8 augustus 1866 in Dordrecht met de 27-jarige Atje de Boer (Amsterdam, 4 februari 1839).
        Zes kinderen kregen Atje en Gustaaf, allen in Dordrecht, van wie er twee jong overleden. Dit zijn de nakomelingen, in chronologische volgorde: 1. Willem Adriaan (5 mei 1867), 2. Atze (27 april 1869), 3. Johan Henri (7 december 1871 – 21 oktober 1879, 7 jaar), 4. Gustaaf Wilhelm (24 juli 1873 – 23 november 1895, 22), 5. Hillegonda Ada (30 november 1874) en 6. Eduard Gerrit (6 november 1876). In het bevolkingsregister 1870-1917 is in kolom ‘Kerkgenootschap’ ingevuld dat de Van den Bovenkamps ‘DG’ zijn, doopsgezind.
        Moritz Lobstein had geen weet van al deze familiaire ontwikkelingen in Dordrecht. Pas in de nieuwe eeuw zou hij intens kennismaken met de enige dochter van het gezin: Hillegonda.
        Intussen probeerde hij zich te bekwamen tot apotheker. In de Nederlandsche Staatscourant van 18 november 1891 staat dat het hem daadwerkelijk gelukt is. De commissie die het examen afneemt “van hen, die de bewijzen wenschen te leveren dat zij tot de beoefening der natuurwetenschappen voldoende voorbereid zijn”, meldt de minister van Binnenlandse Zaken dat van de 44 kandidaten aan 23 van hen het getuigschrift kon worden verleend, onder wie Moritz.

Moritz Lobstein is geslaagd voor het apothekersexamen en benoemd tot militair apotheker

Moritz Lobstein is geslaagd voor het apothekersexamen, meldt de ‘Staatscourant’ op 18.11.1891.

In juni 1896 wordt Lobstein benoemd tot militair apotheker, en geplaatst in Maastricht (‘Dordrechtsche Courant’ (DC), 7.6.1986) Foto Krantenbank RAD

Soep
Vijf jaar later doemt Moritz Lobstein in een ander krantenbericht op, in de Dordrechtsche Courant (DC) van 7 juni 1896. Bij Koninklijk Besluit blijken de apothekers G.B. Tichelaar en M. Lobstein bij het personeel van den geneeskundige dienst der landmacht tot militair apotheker tweede klasse te zijn benoemd, gestationeerd in het militaire hospitaal te Maastricht. Dit heeft niets te maken met Dordrecht, maar het dagblad kijkt verder dan de stad, het kent ook algemene tot zelfs internationale verslaggeving. Op 12 juli 1897 rapporteert De Tijd dat militair apotheker Lobstein is overgeplaatst naar Kampen.
        Een curieus nieuwsbericht publiceert de DC drie jaar nadien, op 20 juni 1899. Opnieuw betreft het een voorval in het land, opnieuw komt Moritz Lobstein ter sprake. In Kampen blijken zich vergiftigingsgevallen met dodelijke afloop te hebben voorgedaan. Dr. N.H. Frank was opgedragen een gerechtelijke lijkschouwing uit te voeren, in opdracht van de Justitie in Zwolle. Hij constateerde een hevige maag- en darmaandoening. Het chemisch onderzoek werd verricht door twee apothekers, “de heeren J. Feteris en M. Lobstein”.
        De krant deelt mee dat in de middag voor het ongeval de slachtoffers soep met balletjes hadden gegeten, aardappelen met spek en sla. “De soep was opgewarmd van Zondag, zoodat men reden heeft om aan te nemen, dat de soep en dus het daarvoor gebruikte vleesch niet de oorzaak is geweest.”
        In Dordrecht overlijdt in de nieuwe eeuw op 21 oktober 1904 moeder Atje, de vrouw van apotheker Van den Bovenkamp. Zij is 65 jaar geworden. Haar echtgenoot leeft nog vier jaar daarna. Hij overlijdt op 14 mei 1908, 70 jaar oud. Hillegonda wordt in het bevolkingsregister genoteerd als hoofd van het resterende gezin. Haar ouders zijn dood, zo ook twee van haar broers.

vergiftigingsgeval en Moritz Lobstein trouwt met Hillegonda van den Bovenkamp

Een karwei voor militair apotheker Lobstein, inmiddels overgeplaatst naar Kampen: samen met collega Feteris chemisch onderzoek doen naar een vergiftigingsgeval (DC, 20.6.1899)
Foto Krantenbank RAD

Apotheker Moritz Lobstein trouwt met Hillegonda van den Bovenkamp. Haar vader is ook apotheker, Lobstein neemt zijn apotheek over (DC, 12,12.1910).
Foto Krantenbank RAD


pand op de Voorstraat nummer 121

Dit is het pand op de Voorstraat, op nummer 121, waarin de apotheek van Lobstein, en daarvoor van Van den Bovenkamp, was gevestigd. Het had begin vorige eeuw nummer 91.

Remonstrants
Een jaar nadat haar vader is heengegaan, duikt Moritz Lobstein op in Dordrecht. Hoe hij ertoe kwam om naar deze stad te gaan, is niet vast te stellen. Misschien zocht Hillegonda wel gewoon een opvolger voor haar vader; zijzelf was niet opgeleid tot apotheker. Volgens het bevolkingsregister 1870-1917 werd Moritz op 28 augustus 1909 ingeschreven als ingezetene. Aanvankelijk stond in de kolom ‘Ambt, Hoofdberoep of Beroep’ ingevuld dat hij ‘provisor’ was, de beheerder van de apotheek. Dat is later doorgestreept en vervangen door ‘apotheker’. Ene Geeske Bakker uit Wolvega (26 februari 1882) werd assistent-apothekeres.
        Merkwaardig is een andere doorhaling, in de kolom ‘Kerkgenootschap’. Hoewel hij onloochenbaar van joodse afkomst is, liet Moritz aanvankelijk registreren dat hij ‘geen’ geloof had. Dit werd naderhand gewijzigd in ‘Rem’, remonstrants. Wat zijn beweegreden was om zijn joodse afkomst af te zweren, is niet te achterhalen.
        Een heuglijke, feestelijke gebeurtenis deed zich voor ruim een jaar na zijn aankomst: Moritz huwde de niet-joodse Hillegonda. Op 25 november 1910 gingen zij in ondertrouw, de huwelijksvoltrekking was drie weken nadien, op 12 december. Kinderen zou deze echtverbintenis niet teweegbrengen.*

bevolkingsregister echtpaar Lobstein

Uitsneden uit het bevolkingsregister van de pagina’s over het echtpaar Lobstein. Het blijkt dat Moritz op 20 augustus 1909 vanuit Goor zich in Dordrecht vestigde.
Foto’s RAD

Dordtse gezinskaart van Moritz en Hillegonda
De Dordtse gezinskaart van Moritz en Hillegonda, voor- en achterzijde. Het echtpaar, dat op 30 juli 1924 Dordrecht verliet voor Arnhem en Renkum, zou kinderloos blijven.
Foto’s RAD

weekenddiensten apotheek van Lobstein

In de ‘Dordrechtsche Courant’ werd de apotheek van Lobstein geregeld genoemd, in mededelingen over weekenddiensten.
Foto Krantenbank RAD

Lezingen
Behalve als apotheker heeft Lobstein zich in Dordrecht ook doen kennen als een man die gaf, over maatschappelijke onderwerpen.** In de Dordrechtsche Courant werden ze aangekondigd. Een eerste voorbeeld is uit de krant van 28 oktober 1913, luidende: “Naar men ons meedeelt zal onze stadgenoot de heer M. Lobstein, op Zondag 2 November a.s. te Amsterdam een spreekbeurt vervullen in de onlangs aldaar opgerichte religieus-communistische vereeniging ‘Het socialistisch Verbond’. Het door den heer L. gekozen onderwerp luidt: ‘De zedeleer van het Anarchisme’.”
        Nog twee voorbeelden. Voor zondag 14 oktober 1924 heeft ‘De Nieuwe Cultuur’, een vereniging voor zondagochtendbijeenkomsten, M. Lobstein uitgenodigd om in Américain bij de Visbrug te spreken over het onderwerp ‘Wereld-verantwoordelijkheid’. De toegangsprijs bedraagt 25 cent, uitgezonderd voor werklozen. Die hoefden slechts 10 cent te betalen. Op zondag 21 december 1924, zelfde plek, zelfde vereniging, hield Lobstein er andermaal een lezing, dit keer over ‘De afgrond der dingen’.
        Voor die voordracht zal hij waarschijnlijk teruggereisd zijn naar Dordrecht. Volgens de archiefkaart zijn Moritz en Hillegonda namelijk op 30 juli 1924, vier maanden eerder dus, verhuisd – naar de Badhuisstraat 20 in Oosterbeek (hun woonadres, dat later nummer 14 werd) en naar de Apeldoornscheweg 90 in Arnhem (werkadres). Moritz kreeg in Arnhem een werkkring bij de apotheek Brongersma. Hij had nu alleen nog zijn moeder Beletje; zijn vader Jacques was op 23 maart 1919 in Goor overleden, en is in dat dorp tussen Lochem en Hengelo ook begraven.

lezingen die Lobstein gaf in Amsterdam en Dordrecht

Drie voorbeelden uit de ‘Dordrechtsche Courant’ van lezingen die Lobstein gaf, in Amsterdam en Dordrecht.
Foto’s Krantenbank RAD


Reinier Kennedy

Reinier Kennedy, poserend bij een van de wandschilderingen voor het stadhuis. Hij heeft van 1928 tot zijn dood in 1960 in ‘Vrederust’ moeten verblijven.
Foto Beeldbank RAD

Kennedie
In zijn Dordtse tijd heeft Moritz de kunstenaar Reinier Kennedy leren kennen. Hij is in de Merwestad bovenal bekend geworden door de drie grote wandschilderingen die hij in opdracht van de gemeente heeft gemaakt voor het stadhuis. Kennedy, geboren in Dordrecht op 16 augustus 1881, heette niet werkelijk zo: zijn familienaam wordt officieel als Kennedie geschreven, als enige maakte hij van de ‘ie’ een ‘y’. Reinier W. was de oudste zoon van de vijf kinderen van Johannes Wolterus Otto Kennedie (1848-1918) en Helena Johanna Theesing (1854-1920). Zijn vader was als sergeant bij de pontonniers, gelegerd in de Benthienkazerne in Dordrecht.
        Deze gegevens zijn ontleend aan de biografie die archiefmedewerkster Helen Stroosma schreef in juli 2013, en die te vinden is op de website van het Regionaal Archief Dordrecht. Voor haar heeft het leven van Kennedy, dat zich meer dan dertig jaar afspeelde (van 1928 tot zijn overlijden op 23 maart 1960) in het krankzinnigengesticht ‘Vrederust’ te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom, nog maar bijster weinig geheimen. Zij heeft het bestudeerd, en was mede-organisator van de tentoonstelling over het werk van Kennedy, die van 6 maart tot en met 30 maart 2010 in ’t Hof plaatshad.
        Lobstein en Kennedy moeten elkaar welhaast hebben ontmoet in Pictura, Nederlands oudste tekengenootschap, opgericht in 1774. “Dat is het enige dat ik kan bedenken”, zegt Stroosma. Kennedy was werkend lid én bestuurslid van Pictura; Lobstein kunstlievend lid, vanaf 1918 tot zijn vertrek uit Dordrecht. Pictura is nog altijd gevestigd op de Voorstraat, diezelfde lange winkelstraat waar, enkele honderden meters oostelijker, ook de apotheek van Lobstein stond. Misschien kwam Kennedy wel eens in die apotheek, om medicijnen op te halen.

Twee van de drie wandschilderingen die Reinier Kennedy maakte voor de hal van het stadhuis

Twee van de drie wandschilderingen die Reinier Kennedy maakte voor de hal van het stadhuis. De eerste werd in 1914 geplaatst, de andere twee in 1921 en 1926. Na de restauratie van het stadhuis in de jaren tachtig kregen de wandschilderingen een nieuwe plek in de trouwzaal, die Reinier Kennedyzaal ging heten.
Foto’s Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nrs. 552_316659 en 552_316660)

Mentaal
Kennedy, schrijft Stroosma, gaf al “op jonge leeftijd blijk van een uitzonderlijk tekentalent en grote werkkracht”. Hij voltooide zijn derde wandschildering in 1926. In Dordtse kunstkringen was hij een geziene figuur. Hij had in november 1918 een solotentoonstelling in Pictura, maar richtte zich niet alleen op Dordrecht. In 1919 werd hij lid van het Haagsche kunstenaarsgenootschap Pulchri Studio, en nam er ook deel aan exposities. Soms zond hij werk in naar buitenlandse groepstentoonstellingen, zoals in Londen en Parijs. Tot 1928 ging het hem voor de wind.
        Op 13 maart 1928 voltrok zich “een keerpunt in zijn bestaan”. Artistiek ging hem goed met hem, mentaal juist niet. Stroosma: “Hij werd achterdochtig, meende dat iedereen het op hem gemunt had en als gevolg daarvan werd hij agressief en gevaarlijk. Ingrijpen werd noodzakelijk.” Op de Lombardbrug werd hij door twee agenten en een verpleegster aangehouden en overgebracht naar ‘Vrederust’. Over de oorzaak van zijn gedrag zijn “verschillende speculatieve verhalen in omloop”. “De juistheid ervan is echter niet te controleren, want het medisch dossier is geheim”, aldus Stroosma.
        Toen het mis ging met Kennedy, was Lobstein al vier jaar weg uit Dordrecht. Toch heeft hij, wonend in Oosterbeek, zijn omgang met Kennedy niet verbroken, althans niet in geschrifte.

envelop voor mevrouw Lobstein-van den Bovenkamp en envelop voor Reinier Kennedy

Archiefmedewerkster Helen Stroosma houdt een envelop in haar hand met aan de binnenzijde het adres van de ontvanger, mevrouw Lobstein-van den Bovenkamp, en de afzender, ene M. Dubbeldam uit Dubbeldam, wonend aan de Dubbeldamseweg. Enveloppen werden als gevolg van de papierschaarste hergebruikt door ze binnenstebuiten te keren.

Een envelop (met brief) voor Reinier Kennedy. Van Lobsteins correspondentie met Kennedy zijn zo’n vijftien brieven en kaarten bewaard gebleven. Kennedy heeft zelf duizenden brieven verstuurd vanuit het gesticht.
Foto’s Redactie Website

Interessant is natuurlijk ook wie M. Dubbeldam is. Funerair onderzoekster Alie van den Berg uit Oud-Beijerland zocht het uit. Het blijkt te gaan om Maria Anna Dubbeldam, geboren in Dubbeldam op 5 april 1901, overleden op 14 februari 1992. Zij is in Oosterbeek op de Algemene Begraafplaats-Zuid in hetzelfde graf begraven als Hillegonda van den Bovenkamp, de echtgenote van Moritz. Mevrouw Dubbeldam wordt in de rouwadvertentie voor Hillegonda genoemd als huisgenote.
Foto RAD

Vriendelijk
Tijdens het inventariseren van Kennedy’s archief vond Stroosma zo’n vijftien brieven van Moritz (en soms Hillegonda) aan Kennedy. De eerste, althans de eerste die bewaard is gebleven, is van 18 november 1934; de laatste, geschreven door Hillegonda, van 6 augustus 1945. Meer dan tien jaar heeft Lobstein dus met Kennedy gecorrespondeerd, zij het dat de reacties van Kennedy op Lobsteins brieven niet bekend zijn: die zijn niet aangetroffen, ook niet afschriften ervan.
        Had Lobstein een speciale reden om vanuit Oosterbeek, en dat al tien jaar na zijn vertrek uit Dordrecht, Reinier Kennedy een schrijven te sturen? Stroosma: “Het is eerder andersom. Kennedy heeft vanuit ‘Vrederust’ al zijn kennissen bestookt met talloze brieven, om te vragen of zij een goed woordje voor hem wilden doen bij de burgemeester van Dordrecht, eigenlijk bij iedereen die maar voldoende autoriteit had. Want hij wilde weg uit ‘Vrederust’. Maar hij is nooit meer vrijgelaten.” Kennedy, zo vermeldt de biografie, heeft duizenden brieven geschreven, hij maakte er afschriften van die hij nummerde. Ook hield hij dagboeken bij.
        Moritz Lobstein was begaan met Kennedy, bespeurde Stroosma. “Hij is altijd vriendelijk geweest. Ik denk niet dat Lobstein zich ervoor heeft ingezet om Kennedy vrij te krijgen. Maar hij stuurde wel cheques, zodat Kennedy tekenspullen kon kopen.” Reinier Kennedy genoot “een zekere mate van vrijheid”, hij mocht naar Bergen op Zoom wandelen om er tekenbenodigheden te kopen. Hij is altijd blijven schilderen en tekenen. “Kennedy beschouwde al het werk dat hij in ‘Vrederust’ maakte, als studie voor als hij weer vrijkwam.”

hoofdgebouw van het psychiatrisch ziekenhuis Vrederust en grafsteen voor Reinier Kennedy

Het hoofdgebouw van het psychiatrisch ziekenhuis ‘Vrederust’, gefotografeerd in augustus 1990. Het is gebouwd in 1930, de architect was B.T. Boeyinga.
Foto Wies van Leeuwen (Provincie Noord-Brabant), collectie Brabants Historisch Informatiecentrum (BHIC), nr. PNB001026871

De grafsteen voor Reinier Kennedy op het terrein van ‘Vrederust’.
Foto Collectie BHIC/Ann Stanneveld

Fietsen
In de eerste brief aan Kennedy vertelde mevrouw Lobstein dat zij en haar man nu “ruim tien jaar” in Oosterbeek wonen, dat ze er “mooi” vinden en genieten van de omstreken. Ze hebben het beiden “erg druk”, hij als apotheker, zij met haar maatschappelijk werk. “Oosterbeek is nogal uitgebreid en ik fiets niet meer, dus moet alles belopen en dan steeds hoog en laag; dat valt niet mee.”
        Haar man schreef ook nog wat: “Het was voor ons een groote verrassing te hooren dat het je goed gaat. Sinds tien jaar hebben wij elkaar uit het oog verloren. Veel is er gebeurd sedert die tijd en met de kunst gaat het thans zeer slecht. We leven nog steeds in alle kalmte verder in Oosterbeek.” Hij voegde enkele foto’s bij – die bij dit artikel staan afgedrukt. Navolgende brieven bevatten soms een cheque − van ƒ 2,50 of 3 gulden − en soms goede raad. Lobstein betoont zich meelevend, maar is ook mild-streng tegen Kennedy.
        Een voorbeeld is de tweede brief, gedateerd op 25 december 1934. Kennedy heeft een “zeer uitvoerige beschrijving van gebeurtenissen gegeven”, Lobstein maant hem tot nadenken. Aangezien de brieven openbaar zijn, mag er vrijelijk uit geciteerd worden. Dit is Lobsteins reactie: “Onze conclusie is dat er slechts één manier is om ontslagen te worden van de knellende banden die u hinderen. En deze manier kan alleen hierin bestaan, dat ge uw eigen lotsbedeeling als een klein onderdeel leert zien van de zee van ellende, die de levenden op deze kleine planeet teistert.”
        “Wanneer je dan”, vervolgt hij, “er in geslaagd zult zijn je eigen geval te ‘rangeren’ in het groote menschenlot, zul je bij de uitvoering van eigen werk en in gesprekken, je eigen geval minder op den voorgrond leeren plaatsen en er voorloopig geheel over zwijgen. Zoodra uw omgeving merkt, dat verbittering plaatsmaakt voor waardering van al de groote dingen in dit leven, zullen ze je ongetwijfeld met andere oogen leeren bezien en je rijp oordelen voor de vrijheid.”
        En zo ging het nog vele zinnen door. Kennedy heeft meerdere woorden onderstreept alsof hij het ermee eens is of ze wil onthouden.

Moritz met Hillegonda met de broer van Hillegonda met diens echtgenote

Nog twee foto’s uit het privébezit van Moritz Lobstein. Hij stuurde de foto’s naar Kennedy bij een brief die gedateerd is op 18 november 1934. De ene foto toont hem met zijn Hillegonda (tweede van links) in gezelschap van de broer van Hillegonda met diens echtgenote. De broer is ouder dan Hillegonda, vermoedelijk is het Willem Adriaan of anders Atze.
Foto’s Privébezit

Zelfbeheersing
Op 5 december 1937 probeert Lobstein zijn “waarde vriend Kennedy” opnieuw bemoedigend toe te spreken, al is zijn ondertoon niet consequent monter. “Ik kreeg uit je brief den indruk dat den langste periode van je verblijf in Vrederust achter den rug is. Nog eenigen tijd van zelfbeheersing en geduld zal er noodig zijn, voor men je geschikt zal achten wederom in de samenleving te treden als medewerker en medeburger. Ik heb wel eens gedacht hoe het zou moeten gaan als het zoover gekomen mocht zijn. Tegenover het geluk van je vrijheid zou dan de strijd komen voor het dagelijksch brood.”
        Dat acht Lobstein geen kleinigheid in deze tijd “van tienduizenden volwaardige werkkrachten die tevergeefs uitzien naar werk en brood. Met de schilderkunst is het niets gedaan op ’t oogenblik; de schilderijen blijven onverkoopbaar; het publiek gaat alleen in op den aankoop van prulletjes van ƒ5 - ƒ10. Het is beschamend hoeveel artiesten tegenwoordig leuren aan huisdeuren met hun werk. Ze komen bij mij in de apotheek en ik kan toch ook niet alles koopen wat men voor een prikje aanbiedt.”
        In dezelfde brief van de 5de december praat Lobstein Kennedy ook bij over zijn geboortestad. “In Dordt is het ook niets meer gedaan. Pictura houdt nog van tijd tot tijd exposities, maar ik geloof niet dat er veel verkocht wordt. De architecten der nieuwe zakelijkheid verbieden schilderijen aan de wand, die wand moet een effen belicht vlak zijn met lichtspelingen, maar zonder picturale of romantische afleidingen. Zo spant alles tegen de schilderkunst samen, die een tijdperk van verval tegemoet gaat.”
        Op 8 april 1942, midden in de oorlog, is Lobstein ronduit somber over Dordrecht. “Er is thans weinig meer dat ons aan Dordt bindt. De oude vrienden zijn er nog wel, maar de meeste Dordtenaren zijn ons onbekend. Dr. Oskar Cohen is ontslagen als arts wegens zijn Joodsche afstamming. (…) Dordt moet geweldig veranderd zijn. De oude stad is aan ’t afsterven en bij Chrispijn en aan den Reeweg [waar Kennedy woonde] is een nieuwe stad verrezen, helaas niet zoo mooi en karakteristiek als de oude.”

Moritz Lobstein temidden van twee assistentes van de apotheek in Arnhem

De tweede foto uit het privébezit van Moritz Lobstein.
Op deze foto staat Lobstein temidden van twee assistentes van de apotheek in Arnhem.
Foto’s Privébezit

Levensavond
Hoe het met hem zelf is gesteld? Lobstein schetst het in diezelfde brief: “Wij leven hier rustig verder, te midden van vrienden en kennissen. Alleen worden wij een dagje ouder, we zijn nog wel niet grijs, maar dragen toch de merkteekenen van den levensavond. Zooals je weet ben ik sinds eenige maanden rustend burger; het betekent voor ons een heele hap uit den schotel, maar aangezien thans iedereen tot zuinigheid wordt gedwongen, dragen wij ons lot vrij gemakkelijk.”
        Hij vergelijkt de situatie waarin hij en Hillegonda zich bevinden, in deze bezettingstijd, met de gedwongen opname van Kennedy in ‘Vrederust’. Kennedy had hem brief nr. 1839 toegestuurd. Lobstein schrijft dat hij al lange tijd van plan was deze en voorgaande brieven te beantwoorden, maar de woorden “zijn in de pen blijven steken”. “Er gebeurt zooveel om ons heen en met ons zelven dat het moeite kost zich in de zorgen van anderen te steken”.
        En dan vraagt hij Kennedy in feite begrip voor de moeilijke oorlogsomstandigheden. Lobstein is begaan met Kennedy’s lot, maar stelt: “Je zult echter in overweging moeten houden dat een gedwongen verblijf in onze leefomstandigheden niet meer een zeldzaamheid is; ik zou je namen kunnen noemen van beroemde Nederlanders, die thans zulk een gedwongen verblijf moeten aanvaarden en al is dat geen troost voor je eigen toestand, het kan je toch doen zien, dat vrijheid een goed is van vergankelijke waarde, dat onder omstandigheden geheel verloren kan gaan.”
        Dit was Lobsteins laatste brief aan Kennedy, bleek achteraf. Op de website ‘Joods Monument’ staat dat Moritz als jood zijn beroep niet meer mocht uitoefenen. In 1941 was zijn lidmaatschap van de Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie (NMP) opgezegd. Een mededeling daarover verscheen in het Pharmaceutisch Weekblad nr. 78 van 1941.
        De woning van het echtpaar in Oosterbeek, aan de Badhuisweg 14, werd volgens Verkaufsbücher voor ƒ 7500,00 verkocht aan de firma ‘Boui-Fix Prod.’, gevestigd aan de Surinamestraat 39 in Den Haag.*** De voorlopige koopdatum was 13 mei 1943, de definitieve werd 13 augustus.
        Meestal betekende dit: ingepikt. Of zoals het Nationaal Archief, dat deze Bücher beheert, meldt op zijn website: “De Verkaufsbücher is (sic) een minutieuze administratie van de Duitse bezetter uit de Tweede Wereldoorlog. Ze vermelden 7107 door de Nazi’s inbeslaggenomen panden, bouwkavels, bos en heidegrond van hoofdzakelijk Joodse Nederlanders. En bevatten onder andere verkoopdata, namen en adressen van eigenaren en kopers.”

Moritz Lobstein overleed op 30 januari 1945 in Maastricht en Hillegonda van den Bovenkamp stierf in Oosterbeek op 8 oktober 1957

Moritz Lobstein overleed op 30 januari 1945 in Maastricht, in het al bevrijde deel van Nederland, in Limburg (‘Advertentieblad voor Limburg, 10.2.1945). Hij is 69 geworden. Hillegonda van den Bovenkamp werd bijna 83, zij stierf in Oosterbeek op 8 oktober 1957.
Foto Centraal Bureau voor Genealogie

Onderduiken
Het echtpaar vertrok naar Maastricht. Op 18 mei 1943 dook Moritz onder, het is niet bekend bij wie en in welke gemeente. Maar Lobstein was toch niet meer joods, maar remonstrants? Helen Stroosma: “Het ging er de nazi’s niet om of je belijdend joods was, maar genealogisch joods.”
        Dat zo exact de datum genoemd kan worden waarop Lobstein zich verstopte, komt door zijn vrouw. Zij had als doopsgezinde niets te duchten, zij was het ook die de datum noemde in een allerlaatste brief aan Reinier Kennedy, geschreven op 6 augustus 1945 vanuit Oosterbeek, drie maanden na de bevrijding. Een brief die droevig was: Lobstein was overleden.
        “Tot mijn groot leedwezen” moest de weduwe “het ontstellende bericht” melden dat haar echtgenoot –“mijn lieve man” – op 30 januari was gestorven. Hij zat ondergedoken, “hij had het best en was gezond”. Maar op 29 januari 1945 kreeg hij een asthma-aanval, “die hem van mij weg nam”, de volgende dag. Zij wees erop dat hij “gelukkig in vrijheid is gestorven”. “Dat heeft hij mee kunnen maken, maar helaas dus kort”. Limburg was al vóór de Hongerwinter bevrijd. De opmars van de geallieerden begin op 12 september 1944 in het uiterste zuiden, in het dorpje Mesch.
        Kennedy had Hillegonda een kaart gestuurd, en daar reageerde zij die 6de augustus op. “Uit Uw schrijven merk ik, dat Uw gezondheid goed is. Houdt U zich maar flink”, sluit zij af, “houdt U zich maar rustig aan Uw schilderen.”
        Hillegonda Ada Lobstein-van den Bovenkamp stierf volgens de overlijdensakte op 8 oktober 1957 om 18.00 uur, in Renkum, 82 jaar oud.

gedenksteen voor de gedeporteerde en omgebrachte joodse inwoners van Maastricht

Een sobere gedenksteen voor de gedeporteerde en omgebrachte joodse inwoners van Maastricht, in de Bogaardenstraat. Op de website ‘Online Begraafplaatsen’ is te lezen dat het monument ook voor Moritz Lobstein is bedoeld.
Foto Birthe Kulik/Nationaal Comité 4 en 5 mei

Gedenksteen
Reinier Willem Kennedy overleed drie jaar later, nog immer verblijvend in ‘Vrederust’, 78 jaar oud. Omdat hij op kosten van de gemeente werd verpleegd, werd zijn nalatenschap eigendom van de gemeente Dordrecht. Die nalatenschap bestond uit zijn uitgebreide correspondentie, en daarnaast uit schetsboeken, dagboeken en schilderijen. De schilderijen maken nu deel uit van de collectie van het Dordrechts Museum, de dag- en schetsboeken zijn opgenomen in de collectie van het Regionaal Archief Dordrecht.

        Ter nagedachtenis aan tientallen omgekomen joodse medeburgers van Maastricht is in die stad in 1952 een sobere gedenksteen met Hebreeuwse tekst en een davidster onthuld door rabbijn Aaron Schuster. ‘Joods Monument’ heet dit monument, dat aan een muur in de Bogaardenstraat hangt. De namen van de gedeporteerde en omgebrachte joden worden niet genoemd, maar zijn te lezen op de website ‘Online Begraafplaatsen’.
        Moritz is een van hen.

[* Gepensioneerd apotheker Harry Koster uit Duiven heeft de redactie van deze Dordtse Stolpersteinewebsite in juni 2020 een paar aanvullingen op bovenstaand verhaal gestuurd, plus een enkele correctie, die meteen is verwerkt. Koster heeft onderzoek gedaan naar de geschiedenis van de Arnhemse apotheek Biermasz (voorheen Brongersma), bij wie hij in oktober 1981 solliciteerde. Biermasz, met wie hij het “meteen goed kon vinden”, vertelde terloops dat hij in de oorlog de apotheek had overgenomen van een joodse collega, die zijn beroep op last van de Duitsers niet langer mocht uitoefenen: Lobstein.
Puzzelend in de archieven vond Koster nadere informatie over Lobstein die hij vervolgens de redactie deed toekomen, compleet met bronnen. Eén zo’n opmerking gaat er over dat het echtpaar Lobstein kinderloos bleef. Koster: “Maar Hillegonda Lobstein heeft zich vele jaren ingespannen voor (arme) kinderen, onder meer als bestuurslid van KiNaBu: Kinderen naar Buiten.”]


[** Lobstein heeft ook in zijn Arnhemse tijd plaatselijk diverse lezingen gegeven, ontdekte Harry Koster. Daarnaast blijkt hij onder het pseudoniem H. van Treslong ook drie boeken te hebben geschreven: Civitas (1906), De adem der dingen (1927) en Socialisme, kunst en levensbeschouwing (1932, co-auteur). Koster: “Het is speculeren waaraan Moritz Lobstein zijn pseudoniem ontleende. Mogelijk aan zijn verblijf als militair apotheker te Kampen, waar indertijd notaris Bloys van Treslong was gevestigd.”]

[*** Boui-Fix was, meldt Harry Koster, een bouillon- en soepfabrikant. Deze firma had behalve een fabriek in Den Haag ook, van 1941-1946, een vestiging in Oosterbeek aan de Klingelbeekseweg 44. Voor de directeur zal de firma “dus wel de geroofde woning van de familie Lobstein hebben gekocht”.


(M.m.v. Helen Stroosma en Erica van Dooremalen)

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'