Het voorbije joodse dordrecht

Wie vulde het formulier in voor de
Dordtse Mietje Chasler-van Dam?

Rosalind Post van der Molen

Normaal zou hier een foto van Mietje Chasler-van Dam moeten staan, maar van haar is er geen beschikbaar, althans niet in openbare beeldbanken. In plaats van Mietje wordt hier Rosalind Post van der Molen getoond, de vrouw die de leden van de familie Chasler heeft geëerd door bij Yad Vashem een getuigenisblad voor hen in te vullen.
Foto Privébezit

Louter toeval was het, die merkwaardige vondst.
        Op Yad Vashem, de Israëlische staatsinstelling voor het herdenken van joodse slachtoffers van de Holocaust en het eren van redders van joden, checkte de redacteur van deze Dordtse Stolpersteinesite gegevens van omgebrachte joodse Dordtenaren. “Dordrecht” was het steekwoord dat daartoe werd benut. De resultaten nalopend kwam er zo’n Page of Testimony tevoorschijn, zo’n getuigenisblad waarvan er inmiddels tienduizenden zijn ingevuld. Het formulier bevestigt het bestaan van een zeker persoon en bevat informatie over diegene. De getuigenisbladen zijn al onderdeel geworden van de Werelderfgoedlijst voor documenten.
        Het blad dat opviel, was gewijd aan Mietje Chasler-van Dam, geboren in Dordrecht op 8 februari 1888, vergast in Auschwitz op 1 oktober 1942, 54 jaar oud. Wat nu opmerkelijk was aan het formulier, was dat het op 23 april 2005 is ingevuld – da’s nog niet eens zo lang geleden − door ene Rosalind Post van der Molen uit Eerbeek. Zij had genoteerd dat Mietje gedurende de oorlog Dordrecht als place of residence had, en dat haar relatie tot het slachtoffer is dat zij een friend is.
        Dit alles wekte de nieuwsgierigheid op: wie is Rosalind? Waarom wilde zij bij Yad Vashem per se Mietje Chasler laten registreren als Holocaustslachtoffer? En los hiervan: wie precies is deze Dordtse Mietje? Wat is haar overkomen in de oorlog?
        Een korte zoektocht via internet leverde een contact op met de desbetreffende Rosalind, tegenwoordig wonend in het Overijsselse Diepenveen. Zij bevestigde indertijd het formulier te hebben ingevuld en ondertekend, maar niet alleen voor Mietje. Zij heeft dat ook voor álle andere omgebrachte Chaslers gedaan. In een e-mail zette ze uiteen wat haar daartoe dreef. En daarmee ontvouwde ze een tragedie.

Page of Testimony voor Mietje Chasler

Dit is de ‘Page of Testimony’ voor Mietje Chasler, in 2005 ingevuld.
Foto Yad Vashem

Zijdelings
Mietje van Dam is op deze website niet helemaal ongenoemd gebleven. In verhaal 155 wordt zij vermeld, als een van de zeven kinderen, het vijfde namelijk, van Godschalk van Dam en Esther Coenraad. Maar de nadruk ligt op Salomon, kind nummer zes. Hij is namelijk de enige van dit gezin die de Holocaust overleefde, doordat hij zich buiten Europa bevond, in Batavia. Vandaar dat het verhaal zich op hém concentreerde, Mietje werd slechts zijdelings beschreven.
        Hoe de familie Van Dam was samengesteld, en hoe zij eindigde in vernietigingskampen, komt aan de orde in het familieoverzicht dat aan verhaal 155 is gekoppeld. Die persoonsgegevens worden daarom hier overgeslagen. De biografie van Mietje wordt hier vervolgd vanaf het moment dat zij trouwde met Burich Kelmanof Chasler, op 25 maart 1914 in Rotterdam. Vanaf dat moment maakte Mietje deel uit van de omvangrijke familie Chasler, van oorsprong afkomstig uit Odessa in Rusland.
        Dat Mietje als geboren Dordtse in Rotterdam een verhouding kreeg met een Rus, is minder vreemd dan zo op het oog lijkt. De familie Van Dam was op 25 oktober 1888 in Rotterdam gaan wonen, de laatste twee van de zeven kinderen werden daar ook geboren, Salomon in 1890, Roosje in 1892. De familie Chasler is ontstaan uit de echtverbintenis tussen Kalman (‘Kelma’) Chasler en Enna Lebo in Odessa. Het echtpaar kreeg in die multi-etnische havenstad aan de Zwarte Zee vier kinderen, die hier worden genoemd omdat zij verderop een rol spelen in dit verhaal: Jankel (10 maart 1873), Burich Kelmanof (10 augustus 1882), Manuel (28 februari 1885) en Ruchel (19 mei 1891).
        Niet tegelijk, maar in uiteenlopende jaren emigreerden de gezinsleden naar Nederland, naar Rotterdam. Een uitzondering is vader Kalman. Van hem is geen geboortedatum aangetroffen in openbare overheidsdocumenten, evenmin of hij ook naar Rotterdam is gegaan. Misschien was hij al in Odessa overleden. Zijn echtgenote Enno, vermoedelijk geboren in 1853, vestigde zich daadwerkelijk in Rotterdam, volgens de gezinskaart van haar zoon Jankel per 27 maart 1914.

Dordtse geboorteakte van Mietje van Dam

De Dordtse geboorteakte van Mietje van Dam, die werd geboren op 8 februari 1888, ’s avonds om half elf, in de gezinswoning aan Slikveld 2. Haar vader is de koopman in oudroest Godschalk van Dam, haar moeder Esther Coenraad
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD)

Pogroms
Jankel, de eerstgeborene, betrad Rotterdam op 31 januari 1899. Volgens de website ‘Joods Erfgoed Rotterdam’, die een hoofdstuk aan de Chaslers wijdt, kwam hij er aan via Hamburg. Hij zou de etnische spanningen die in Odessa heersten tussen de verschillende bevolkingsgroepen en die regelmatig tot pogroms leidden, hebben willen ontvluchten.
        Jankel betrok een woning op de Hofdijk, op nummer 45, en ging als graancontroleur in de haven werken. Op 10 juni 1903 trouwde hij met Vrouwtje van der Borg (Rotterdam, 10 mei 1881). Zes kinderen kreeg het echtpaar, achtereenvolgens waren dat: Grietje (19 mei 1904), Jeanette nummer 1 (20 mei 1905, al na vier dagen overleden op 24 mei), Carl (20 oktober 1906), Rosalina (30 december 1908), Anna (25 april 1913) en Jeanette nummer 2 (17 februari 1915).
        Burich Kelmanof, Jankel’s broer en de latere echtgenoot van Mietje van Dam, kwam op 7 maart 1906 naar Rotterdam. Hij werd, aldus de website ‘Joods Erfgoed Rotterdam’, ingeschreven als boekdrukker. Later werkte hij als handelaar in scheepsartikelen en uitdrager. Ook had hij een zaak in kleding. Ergens in de navolgende jaren moet hij Mietje van Dam hebben ontmoet. Zij trouwden op 25 maart 1914, acht jaar na zijn aankomst, Mietje was al hoogzwanger.
        Het eerste van de drie kinderen die het echtpaar kreeg, werd zo’n drie weken na de bruiloft geboren: Sophie, op 15 april 1914. Daarna beviel Mietje van Betsie en Elsa, een tweeling, op 9 januari 1919. Maar de baby’s stierven al na enkele weken, Betsie op 31 januari, Elsa op 2 februari. Sophie bleef daarna het enige kind van Burich en Mietje.
        Het kleine gezin bleek niet honkvast. Het verhuisde binnen Rotterdam verschillende keren, van de Breede Hilledijk 255 naar de Goudschestraat 87a naar de Boomgaardstraat 39b op 17 december 1926 naar de Westewagenstraat 25 − waar Burich de kledingzaak dreef, die “in augustus 1933 failliet ging” − en ten slotte vanaf 21 oktober 1936 naar de West Kruiskade 5a. Na het bombardement op Rotterdam vertrokken de Chaslers naar Scheveningen, naar de Haagschestraat 39.

Rotterdamse gezinskaart Van Dam

Na de geboorte van Mietje verhuisde het gezin Van Dam naar Rotterdam, waar op 28 mei 1890 het eerste Rotterdamse kind werd geboren, Salomon. De Rotterdamse gezinskaart toont aan voor- en achterzijde de gegevens van de zeven kinderen die het gezin uiteindelijk zou tellen.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam

New York
Aanvankelijk woonde op een van hun Rotterdamse adressen Ruchel in, de zus van Jankel en Burich. Zij arriveerde op 22 juni 1912 in Nederland. Twee jaar nadien trouwde Ruchel, werkzaam als winkeljuffrouw, op 17 juni 1914 in Rotterdam met David Bertchenko, een koopman in galanterieën, afkomstig uit het Russische Smerinka, en geboren op 19 mei 1891. Nauwelijks een halfjaar later, op 29 januari 1915, beviel Ruchel van haar zoon Gilul Eleff. In het jaar daarop, op 12 september 1916, verliet dit jonge zin Nederland; het emigreerde naar New York – niet wetend dat zij daarmee een wisse dood in een concentratiekamp ontweken.
        Manuel Chasler ten slotte verruilde op 27 mei 1905 al Odessa voor Rotterdam. Volgens ‘Joods Erfgoed Rotterdam’ reisde hij door naar Buenos Aires, in Argentinië. “Daar trouwde hij op 24 april 1912 met Bellina Davidoff (Parijs, 29 juli 1888).” Terug in Rotterdam beviel Manuel’s vrouw op 24 juli 1913 van zoon Carl. Manuel was winkelier in damesmode, maar stond ook genoteerd als koopman in tabakswaren. Hij en Bellina kregen nog twee kinderen, beiden in Londen: dochter Jane op 2 januari 1916, zoon Henry op 4 januari 1918.
        Op 4 december keerde het gezin terug naar Rotterdam om er op acht adressen te wonen, totdat zij op 3 juli 1937 neerstreken in de 1ste Middellandstraat, op nummer 51b – dit zou het laatste woonadres voor vader, moeder en Carl, voordat de Duitsers hen doodden.

gezinskaart Chasler

Deze gezinskaart, voor- en achterzijde, toont alle leden van het gezin Chasler. Mietje trouwde op 25 maart 1914 in Rotterdam met boekdrukker Burich Kelmanof Chasler, afkomstig uit Odessa. Hij is het vierde kind van Jankel Chasler en Vrouwtje van der Borg.
Foto’s Stadsarchief Rotterdam


Holocaust
De Tweede Wereldoorlog brak aan, en al die levens die tot nog toe zijn geschetst, werden finaal afgebroken. Op vier na. Ruchel Chasler bleek zich met haar emigratie naar de VS de Holocaust te hebben ontlopen, Rosalina Chasler met haar vertrek naar Londen, zoals ook Jane en Henry Chasler in hun geboorteplaats Londen de verschrikkingen overleefden.
        In de familie Van Dam vielen zestien Holocaustdoden, hun namen zijn via deze link te lezen: familieoverzicht.
        Van de Holocaustslachtoffers in de familie Chasler is ook een overzicht gemaakt, het volgt hieronder:
Er is sprake van vijftien doden.

Het gezin Kalman en Enna Lebo
 
Moeder:
Enna Lebo: Odessa, 1 januari 1853 – Rotterdam, 7 mei 1942, 89 jaar. Eén dode.
 
Kinderen:
     1. Jankel, overleden in Auschwitz, 1 oktober 1942, 69 jaar. Getrouwd met Vrouwtje van der Borg, overleden in Auschwitz, 1 oktober 1942, 61 jaar.
          Hun kinderen:
          Grietje, overleden in Auschwitz, 1 oktober 1942, 38 jaar. Eerste huwelijk met Karel Maurits Knip (Rotterdam, 19.5.1898 – gescheiden, 23.21.1939; tweede met Arnold Abas (Amsterdam, 12.11.1913 – Mauthausen, 7.7.1942, 28 jaar).
     Twee kinderen:
Ronald Knip (geen gegevens bekend) en
Alice Abas (Rotterdam, 13.5.1942 – Auschwitz, 1.10.1942, 4 maanden).
Carl, overleden Sobibor, 20 maart 1943, 36 jaar, kok.
Anna, overleden Sobibor, 28 mei 1943, 30 jaar.
Jeanette, overleden in Bergen-Belsen, 31 mei 1945, 30 jaar, vertegenwoordigster.
     Acht doden.
     2. Burich Kelmanof, overleden Auschwitz, 1 oktober 1942, 60 jaar, koopman. Getrouwd met Mietje van Dam, overleden Auschwitz, 1 oktober 1942, 54 jaar.
          Hun kind:
          Sophie, overleden 1 oktober 1942, 28 jaar, stenotypiste.
     Drie doden.
     3. Manuel, overleden in een onbekende gemeente, op een onbekende dag, tussen 1 januari 1942 en 1 mei 1945. Getrouwd met Bellina Davidoff, overleden in Auschwitz, op een onbekende dag.
          Hun kinderen:
          Carl, overleden in Sobibor, 20 maart 1943, 29 jaar.
     Jane en Henry hebben de oorlog overleefd.
Drie doden, twee overlevenden.
     4. Ruchel, heeft de oorlog overleefd in de VS.
     Eén overlevende.

Formulier
Burich, Mietje en Sophie werden, zo stelde website ‘Joods Monument’ vast, op 17 september 1942 geregistreerd in kamp Westerbork. Ze verbleven er tot de 28ste, de dag waarop “zij op transport werden gesteld naar Auschwitz”. Daar zijn ze meteen bij aankomst allen vermoord, op 1 oktober 1942.
        Drie en zestig jaar later, in 2005, voltooit Rosalind Post van der Molen de Page of Testimony voor Mietje − die zij niet kent. “Ik ken haar geschiedenis niet, ik kan dus helaas niet meer vertellen over haar”, laat zij de redactie van deze Dordtse site desgevraagd weten in 2019. Vandaar waarschijnlijk dat ene foutje, dat Mietje in de oorlog in Dordrecht heeft verbleven. Dat was niet zo, Scheveningen was haar domicilie.
        Maar waarom dan toch voor deze onbekende een formulier ingevuld? Daar had zij een zwaarwichtige, emotionele reden voor.
        Rosalind (1951) legt het bereidwillig uit.
        Ter introductie eerst deze biografische gegevens over haar: Rosalind Post van der Molen is afgestudeerd in agogiek en bedrijfskunde, zoals te lezen valt op haar website ‘Crosslines Foundation’. Twintig jaar was zij werkzaam “in de (not for) profit-sector en in het bedrijfsleven”, in staf-, leidinggevende en eindverantwoordelijke functies. Daarna koos zij voor het zelfstandig ondernemerschap en richtte zij de Post van der Molen Groep op, een bedrijf dat zich bezighield met interimmanagement, visie-, waarden- en strategieontwikkeling, leiderschap en coaching op topniveau. Na vijftien jaar koos zij voor een sabbatical, in 2003 stichtte zij de CrossLines Foundation.
        Ze leeft, meldt ze, “vanuit de diepe overtuiging dat de wereld één samenhangend geheel is. Ons handelen heeft, zowel individueel als collectief, direct effect op deze mondiale samenhang”.

Haagse overlijdensaktes voor Mietje en Burich

De Haagse overlijdensaktes voor Mietje en Burich, pas opgemaakt op 1 december 1950. Zij waren allebei op 1 oktober 1942 vermoord in Auschwitz, zo ook Sophie, hun dochter.
Foto Gemeentearchief Den Haag


Rosalina's echtscheiding

Rosalina, een zus van Burich en schoonzus van Mietje, trouwde eerst met Andreas Klein, maar dat huwelijk werd op 4 april 1932 door echtscheiding ontbonden (‘Nederlandsche Staatscourant’, 9.4.1932).

Band
Rosalina Chasler, de dochter van Jankel en Vrouwtje, en als zodanig een nicht van Burich en Mietje, was een tante van Rosalind Post van der Molen. Dát is de samenhang, de familiaire band. Er is nog een overeenkomst, in hun beider namen. Rosalina mag dan de officiële naam geweest zijn, haar roepnaam was Rosalind. “Reden was dat Rosalind een Engelse naam is, en dat mocht toentertijd niet”, zegt Post van der Molen. Hetzelfde geldt voor haar, ook zij is als Rosalina bij de burgerlijke stand ingeschreven.

Later hertrouwde zij met Johannes Arnoldus Stokdijk en emigreerde met hem in 1938 naar Londen. Daardoor ontkwamen zij aan de Holocaust. Een jaar na hun vertrek overleed in januari 1939 de vader van Johannes, ook Johannes Arnoldus geheten, op 68-jarige leeftijd (‘Algemeen Handelsblad’, 19.1.1939).
Foto’s  Delpher
januari 1939 overlijdt de vader van Johannes

        Haar tante vertrok ruim voor de oorlog naar Engeland, op 4 augustus 1938, samen met haar man, Johannes Arnoldus Stokdijk (Rotterdam, 16 december 1904) maar. Hij was haar tweede echtgenoot. Eerder was Rosalina op 6 augustus 1930 in het huwelijk getreden met Andreas Klein, maar op 3 juni 1932 scheidden zij. Daarna koos Rosalina Johannes Stokdijk tot haar man, met hem ging zij naar Engeland, dit in verband met zijn werk. Stokdijk was koopman. In Groot-Brittannië bleef het echtpaar in Londen, verblijf houdend in Covent Garden Kind Street 10. Op 3 oktober 1955 keerde het echtpaar, na een omweg via Egypte, onwetend terug naar Rotterdam.
        Niemand van Rosalina’s ouders, broers en zussen bleek nog in leven. Allen waren routineus vermoord.
        Dit schokte Rosalina, vertelt haar achternicht Rosalind (wier oma een zus was van Johannes Stokdijk). “Niet wetend wat in Nederland gaande was, is zij als enig familielid van de Chasler-familie overgebleven. Haar lievelingszus Jeanette is twee dagen voor de bevrijding afgevoerd naar Auschwitz.”
        Tijdens de oorlog, vertelt Rosalind, was haar tante de secretaresse van Prins Bernhard. “Daarna zijn zij verhuisd naar Egypte en hebben daar jaren gewoond om in 1955 terug te keren naar Rotterdam. Het verlies van haar totale familie terwijl zij in Engeland zat, was een haast niet te dragen verlies. Ze zei bij herhaling dat ze er niet over wilde praten en er een hele dikke plaat overheen heeft gelegd.”
        Wel heeft Rosalind op haar verzoek in kamp Westerbork de gegevens opgezocht over haar vermoorde familieleden, en die daarna aan Rosalina gegeven. “Ze was niet gelovig. Maar ze heeft wel een keer een rabbijn bij haar op bezoek gehad. Dat heeft haar verder niet geholpen. Wat ik ongelofelijk knap van haar vond was dat zij op geen enkele manier meedeed aan hoe toentertijd Nederlanders tegen de Duitsers aankeken. Daar wilde ze niets van weten. Het woord ‘mof’ heeft ze nooit gebruikt. Wat dat betreft was zij al heel vroeg een wereldburger. Zij kon zien dat niet alleen de Duitsers in staat waren om dit soort oorlogsmisdaden te plegen. Ze verafschuwde wat er in Israël plaatsvond. Zij was voor mij altijd een tante die met een brede blik kon kijken en een wijs oordeel had.

***

Johannes overleed op 8 juni 1986 in Breda

Rosalina Chasler, een tante van Rosalind Post van der Molen, keerde in 1955 met haar man Johannes Arnoldus terug naar Nederland. Rosalina bleek de enige overlevende van het gezin Chasler. Johannes overleed op 8 juni 1986 in Breda, 81 jaar oud (‘De Telegraaf’, 13.6.1986). Rosalina zelf stierf in 2004, op 26 januari, 95 jaar oud.
Foto Delpher

De echtgenoot van Rosalina Stokdijk-Chasler overleed op 8 juni 1986 in Breda, op 81-jarige leeftijd. Rosalina zelf leefde in Breda voort tot 26 januari 2004. Zij is 95 jaar oud geworden.
        Toen haar tante heenging, nam Rosalind Post van der Molen zich voor om ervoor te zorgen dat al haar familieleden zouden worden opgenomen in Yad Vashem, dat niet alleen een onderzoeksinstituut is, maar ook een herdenkingsoord. Zij deed dat “als eerbetoon” aan haar tante.
        En zo gebeurde het dat zij ook het formulier invulde voor Mietje van Dam uit Dordrecht, die immers een Chasler was geworden.

 

 

 

 

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'