Het voorbije joodse dordrecht

Rien Levisson kreeg Stolpersteine voor
zijn opa en oma al veel eerder in huis

Rien Levisson

Rien Levisson, in zijn flatwoning in Crabbehof:
“Ik vond het heerlijk om bij mijn opa en oma te zijn.”
Foto Redactie Website

Voor Rien Levisson is er een uitzondering gemaakt.
        Rien Levisson is de kleinzoon van Mozes Levisson en Jette de Boers. Hij was dol op zijn grootouders, vooral op oma. Hij kan zich hun bovenhuis aan Elfhuizen in Dordrecht nog tot in detail voor de geest halen; zó vaak kwam hij er.
        Mozes en Jette hebben de oorlog niet overleefd, in tegenstelling tot hun elf kinderen. Die zijn allemaal ontkomen aan de moordzucht van de nazi’s; het is een groots mirakel.
        Per se wil Rien Levisson zijn grootouders eren met een Stolperstein, zo’n herdenkingssteentje. Hij bestelde er twee via de Dordtse werkgroep Stolpersteine, die ze begin 2019 kreeg toegestuurd vanuit de werkplaats in Berlijn. Nu kunnen er midden in de winter bezwaarlijk steentjes in een stoep worden gemetseld. Het is soms snijdend koud en de grond bevroren.
        Maar Rien Levisson is al 86 en zijn gezondheid is een wankele. Werkgroepvoorzitter Arij Boogerman vond het nogal onbarmhartig om deze oude man te laten wachten op een steenlegging in het voorjaar. Hij besloot daarom de steentjes bij wijze van uitzondering zo lang aan Rien Levisson te geven, zodat hij ze in ieder geval al in handen kon houden en kon bekijken.
        Eind januari gaf hij de twee Stolpersteine aan Rien Levisson. Die was ontroerd, hij kreeg tranen in de ogen.
        Wachtend op de aanstaande steenlegging vertelde hij enkele weken later alvast zijn verhaal, over zijn omgang met opa en oma en zijn ooms en tantes, voorzover ze nog in Dordrecht woonden. Hij bezocht ze trouw en dikwijls en met plezier. “Ik ben een familiemens.”
        Inmiddels zijn de steentjes gelegd, op maandagochtend 13 mei 2019, in aanwezigheid van Rien Levisson en een groot aantal familieleden en belangstellenden. Onderaan dit verhaal staat er een enkele foto van, elders op deze website een uitgebreider fotoverslag.

Dordtse gezinskaart van de familie Levisson

De Dordtse gezinskaart van de familie Levisson, voor- en achterzijde. Per 28 junli 1910 kwamen Mozes Levisson en Jette de Boers met hun in Oldenzaal en Rotterdam geboren kinderen in Dordrecht wonen. Dat waren er zes, onder wie Samuel (1906), de latere vader van Marien Levisson. In Dordrecht kreeg het echtpaar er nog vijf kinderen bij. Aanvankelijk en dat decennia lang woonde het gezin in de Torenstraat, op nummer 28. Per 12 maart 1938 verhuisden Mozes en Jette naar Elfhuizen, naar nummer 4 rood.


Klikow
Op deze website staat al een uitvoerig artikel over de familie Levisson, zie verhaal 149. Het begint met de geboorte van Mozes Levisson in Klikow in Litouwen in 1858 en legt uit hoe de familie zich in Nederland vertakt, via Oldenzaal naar Rotterdam, Dordrecht, Zwijndrecht, Papendrecht en Etten-Leur, tot zelfs de Verenigde Staten. Zó omvangrijk is dit geslacht, dat van lang niet alle kinderen die afstammen van Mozes en zijn echtgenote Jette de Boers, de gezinnen kunnen worden genoemd (of: worden teruggevonden) die zij weer stichtten. Zo’n opsomming was ondoenlijk.
        Een voorbeeld daarvan is het gezin dat Samuel Levisson vormde met Elisabeth van der Linden, nadat zij op 14 juni in Dordrecht in het huwelijk waren getreden. Hier, in dit verhaal, wordt dit gezin er uitgelicht, omdat het Samuel en Elisabeth waren die Rien Levisson voortbrachten, de zoon die voluit Marien heet en op 24 november 1932 in Dordrecht ter wereld kwam – en die al een tijdje die twee Stolpersteine in huis heeft.
        Samuel Levisson, dit voor de volledigheid, is kind nummer 5 van de elf kinderen die Mozes en Jette (Amsterdam, 6 januari 1877) kregen in steeds andere woonplaatsen. In Oldenzaal, waar hun huwelijk begon na de bruiloft in die stad op 30 oktober 1901, kwamen er drie kinderen: Nathan (7.3.1895), Elisabeth (26.6.1902) en Johanna (19.6.1903). Nadat ze waren verhuisd naar Rotterdam, volgden daar nog eens drie kinderen: Maria Roza (2.7.1905), Samuel (2.12.1906) en Herman (23.2.1910).
        Ten slotte vertrokken Mozes en Jette met hun schare kinderen naar Dordrecht, op 28 september 1910, waar ze zich vestigden in de Torenstraat, op nummer 28. En daar zagen nog eens vijf kinderen het licht, grote aantallen waren usance indertijd. Het zijn: Ida (8.7.1911), Henriette (13.11.1912), Simon (11.7.1914), Meijer (22.12.1916) en Wilhelmina (22.12.1920).
        Elf kinderen waren er uiteindelijk in totaal, die vanzelfsprekend uitzwermden, naar Den Haag, Zwijndrecht, Heerlen en Rotterdam. Hun ouders hechtten zich echter aan Dordrecht; ze verlieten de stad niet meer. Vanaf 12 maart 1937, zo meldt de gezinskaart in het Dordtse archief, betrokken ze de woning die hun laatste zou worden, aan de kromme, intussen grotendeels afgebroken straat Elfhuizen, op nummer 4 rood (thans, maar dan als nieuwbouw, nummer 6).

kromme straat Elfhuizen

Twee foto’s van het woonhuis van de familie Levisson in de kromme straat Elfhuizen. De eerste foto is gemaakt in de jaren dertig, in de tijd dat het gezin er kwam te wonen, op de eerste verdieping. De tijd ook dat Rien Levisson er zijn grootouders bezocht. Het pand is nog in goede staat, ook de belendende huizen.
De tweede foto dateert van begin jaren zeventig. De woningen zijn leeg en verloederd, rijp voor de sloop, die dan ook spoedig kwam.
Foto’s RAD (nrs. 555_10489 en 554_30878)


Stoker
Om terug te keren naar Marien Levisson: zijn vader Samuel en zijn moeder Elisabeth (geboren in Dordrecht op 4 juli 1911) hielden het bij drie kinderen. Marien was hun laatste, zijn broer Maurits Samuel (15.12.1928) en zijn zus Wilhelmina Johanna (26.6.1931) gingen aan hem vooraf. Maurits is overigens als enige in Zwijndrecht geboren. Dat was in de periode dat zijn ouders tijdelijk in die gemeente aan de overkant van de Oude Maas verbleven, in twee tijdsbestekken: van 6.9.1928 tot 18.11.1929 en van 27.2.1930 tot 22.10.1930. Het zal met het beroep van Samuel te maken hebben gehad, hij was matroos, later stoker op een sleepboot, machinist op de binnenvaart.
        Terug in Dordrecht begon het gezin aan een rondgang door de stad. Van de Voorstraat 384 beneden achter, trokken ze steeds weer naar een andere woonstee, aan de Torenstraat, weer de Voorstraat, de Wijngaardstraat en, vanaf januari 1935, de Johannes Spaanstraat, op nummer 19 rood (nu: 35).
        Vijf jaar later brak in Nederland de oorlog uit. Langzaam maar onafwendbaar ging voor joden het doek vallen over hun bestaan.
        Samuel Levisson, Rien’s vader, was als kind van de joodse Mozes en joodse Jette, net zo joods. Zijn vrouw Elisabeth was daarentegen Nederlands Hervormd, zij vormden dus een gemengd paar. Hun drie kinderen waren bijgevolg niet-joods. Op de gezinskaart staat in de kolom over het kerkgenootschap bij alle drie dan ook ‘geen’ ingevuld. Dat woord staat er ook bij Samuel, maar daar heeft eerst N.I. gestaan; dat was doorgestreept.
        Gemengde echtparen, heet het, werden in het Derde Rijk gevrijwaard van anti-joodse maatregelen. Maar Rien Levisson geloofde daar niets van, vertelt hij begin 2019. “Je zat toch altijd in angst. Wij hadden immers een joodse naam, Levisson. En de Duitsers begonnen van boven af aan, eerst met de voljoden, daarna kwamen de halfjoden en kwartjoden. Je kon er op wachten.”
        Met andere woorden: je waande je als zogenaamde niet-jood helemaal niet veilig. Dat je voortkwam uit een gemengd huwelijk was geen garantie voor een onbezorgd leven.

Dordtse archiefkaart van het gezin van Samuel Levisson en Elizabeth van der Linden

De Dordtse archiefkaart van het gezin van Samuel Levisson en Elizabeth van der Linden, de ouders van Rien. Het echtpaar ging na het huwelijk op 14 juni 1928 eerst nog even in de Torenstraat wonen, bij ouders van Samuel. Daarna verbleven ze tweemaal kort in Zwijndrecht, om vervolgens na verschillende verhuizingen binnen Dordrecht voor de oorlog terecht te komen op de Staart, in de Joh. Spaanstraat, op nummer 19 rood (nu: 35).
Foto’s RAD

Wonder
Niettemin hebben alle elf kinderen van Mozes en Jette, en deze waren nog allen voljoden, aan de vernietigingsdrang van de nazi’s weten te ontkomen, zo ook hun partners en kinderen. Dit is uitzonderlijk, ronduit een wonder.
        Rien weet desgevraagd niet van alle elf ooms en tantes hoe zij de oorlog zijn doorgekomen. Sommigen woonden niet eens meer in Dordrecht, dat is één reden. De andere: er werd na de oorlog gewoon niet meer over gepraat. Men verdrong de narigheden liever.
        Neem zijn broer Maurits. “Die is tewerkgesteld in Duitsland. Maar het enigste wat hij me verteld heeft, is dat ie in Duitsland een keer ingeschreven moest worden. Een Duitse SS’er zei, de naam Levisson horend: “Ihr seit Jude”. Gelukkig was er een Hollandse SS’er bij, en die zei: ‘Nee, dat is ie niet.’ En daarmee redde die Hollander het leven van mijn broer. Meer vertelde Maurits niet.”
        Van vier familieleden weet Rien wel hoe zij de oorlog hebben weten te overleven, en dan nog in kleine beetjes. Meer kan hij niet terughalen.
        Hij noemt oom Simon: “Die heeft hier in Dordrecht in het verzet gezeten.” Oom Meijer uit Papendrecht: ondergedoken. [Uit andere bronnen is bekend dat deze broers zich hebben verstopt in de Biesbosch, zie verhaal 20.] Tante Miep: ondergedoken in Waddinxveen.
        Over deze tante weet hij iets meer te melden. Om de Duitsers te misleiden had deze vrouw, officieel
        Wilhelmina geheten en ook wel ‘Miep’ of ‘Mien’ genoemd, bij de ‘hondenhemel’ aan de ’s-Gravendeelsedijk een blouse neergelegd, met daaraan vastgespeld een envelop met een briefje. Daarin stond dat zij “uit wanhoop de verdrinkingsdood boven alles verkozen” had; ze had zich in de Oude Maas geworpen. In werkelijkheid, zegt Rien, zat ze levend en wel ondergedoken in de Hooftstraat, op nummer 36 rood. Ze fopte de nazi’s.

Joh. Spaanstraat 35

Dit is anno 2015 de Joh. Spaanstraat 35, met rechts de deur naar de bovenwoning.
Foto Google Streetview

Kleren
Dit prachtige voorval is bekend, het staat op deze site als verhaal nummer 3. Wat Rien Levisson eraan toevoegt, is niet alleen de mededeling dat volgens hem de blouse toch echt op de brug over de Oude Maas lag, én wat er na de vondst van de blouse is gebeurd. “Tante Mien zat in de Hooftstraat ondergedoken bij haar zus, tante Marie, boven in het pand. Beneden woonde de eigenaresse van dit dubbele pand. Op een dag zag de benedenbuurvrouw tante Marie weggaan. Toch hoorde ze boven gestommel. Toen Marie terugkeerde, zei de vrouw: ‘Ik wil niet dat er verstekelingen in mijn huis zitten.’ Mien is toen gaan vluchten.’
        “Ze heeft kleren van tante Marie aangetrokken, en is met de man van Marie, Jan Engels, de straat ingelopen. Bij de groenteboer zei iemand nog tegen Mien: ‘Dag mevrouw Engels.’ Op die manier wist tante Mien te ontsnappen naar Waddinxveen. Ze was veels te bang verraden te worden door die benedenbuurvrouw. Mien is volgens mij, maar ik durf het niet met zekerheid te zeggen, tot het einde van de oorlog in Waddinxveen gebleven.”
        Het vierde familielid dat Rien noemt, is zijn eigen vader, Samuel. “Mijn vader was gewoon joods, hij had ook een jodenster. Hij is naar kamp Westerbork gebracht, maar wist te vluchten. In de trein naar Dordrecht zaten een paar SS’ers. Mijn vader had vooraf om zijn ene arm verband gedaan, zodat ie zogenaamd gewond leek. Hij is toen expres bij die Duitsers gaan zitten, hij sprak vloeiend Duits. Hij wilde voorkomen dat er in de trein naar zijn papieren werd gevraagd en dacht: ‘Als ik bij de SS’ers ga zitten, lijkt het of ik erbij hoor.’ Zo is ie thuisgekomen.”
        Maar thuis voelde Samuel Levisson zich allerminst beschermd.
        “Mijn moeder”, zegt Rien, “was christelijk, dus die hoefde niet bang te wezen. Maar mijn vader was joods, en wij wisten: de Duitsers beginnen van boven af aan.” Die angst zat diep. En domweg om te voorkomen “dat ze je mee konden nemen”, waren Samuel, maar ook Rien en zijn zus daarom zo min mogelijk thuis. Thuis was inmiddels de Van Blanckenburgstraat 7 in Oud-Krispijn. “We gingen de stad in, we waren niet zoveel binnen. We gingen steeds weg, dan hier, dan daar. Alles liever dan de hele dag thuiszitten.”
        Hij heeft op verschillende scholen gezeten, hij ging van de ene naar de andere. Bij één school wist Rien via welke uitgang hij kon ontsnappen, voor het geval de Duitsers via de officiële ingang binnen zouden komen. Verder bracht hij veel tijd door in ’s-Gravendeel, “om eten te halen”. Soms vergezelde zijn zus hem.
        Dit is al wat hij zich herinnert van de oorlogstijd. “Mijn vader sprak er nooit over. Hoe het de anderen is vergaan, weet ik niet. Nogmaals, er werd weinig over gepraat.”

Vergast
Zijn opa en oma, Mozes en Jette, overleefden de Holocaust niet.
        Jette de Boers werd vergast in Sobibor, op 5 maart 1943, 66 jaar oud. Haar man Mozes, de logementhouder, stierf twee maanden eerder in Poortugaal, 84 jaar oud, op 9 januari 1943.
        Jette was samen met haar man weggehaald uit het bejaardenhuis in Poortugaal en naar Westerbork getransporteerd. Zij werd daarop afgevoerd naar Sobibor, hij mocht terug naar Poortugaal. “Mijn opa was een beetje van het pad af.” Hoewel de demente Mozes een natuurlijk dood stierf, erkent Joods Monument hem als oorlogsslachtoffer.
        Het is voor deze twee mensen dat Rien Levisson in 2018 een struikelsteentje bestelde, zodra hij het bestaan van deze steentjes ontdekte. “Toen ik er achter kwam, heb ik de werkgroep gezegd dat ik graag een steentje voor hen zou willen. Als ik te weinig band had gehad, had het misschien anders gelegen. Maar ik kwam graag bij mijn opa en oma.”
        Terwijl zijn ogen zichtbaar aangedaan raken, vertelt hij: “Ik ben een echt familiemens. Ik kwam in Dordrecht bij alle ooms en tantes. Als kind vond ik het heerlijk om bij hen te zijn, ik ging er graag naar toe, naar die oude mensen. Je had een heel ander gesprek. Het huisje van mijn opa en oma, in Elfhuizen, ken ik nog van boven tot beneden. Beneden was niks, en als je via de trap boven kwam, was links de bedstee en rechts het aanrecht. Het bestond uit keuken, kamer en alkoof, in één ruimte werd er gewoond, gekookt en geslapen. Aan de achterkant was een veranda. Als je het raam opende, kon je daar op stappen. Boven was een zolder.”
        Rien Levisson, in de oorlog tussen de 8 en 12 jaar, heeft het niet gemerkt, of gehoord, dat zijn grootouders ineens verdwenen waren uit Dordrecht. Volwassenen wisten meestal niet wat het wrede lot van hun familieleden was, laat staan kinderen. “Ik heb pas achteraf, na de oorlog, gehoord wat er met ze is gebeurd, en dat ging dan nog via via.”
        Nu, aardig op leeftijd zijnd, moet hij nog regelmatig aan zijn opa en oma denken; hij mist ze. En juist omdat hij er zo’n innige band mee had, wil hij ze “eren met een steentje”. “’t Is ’t enige wat ik kan doen.”
        Met enig ongeduld kijkt hij dan ook uit naar de steenlegging; dan kan hij ’t afronden.

Entertainer
En Rien Levisson zelf; hoe is zijn leven ingericht geweest? Hij is altijd in Dordrecht blijven wonen. Hij vertelt dat hij eerst trouwde met Roelie van der Heiden en met haar drie kinderen kreeg, drie jongens. Nog geen tien jaar later, scheidde hij. Inmiddels woont hij alweer veertig jaar samen met Magda van Heeren, die hij leerde kennen toen hij 46 jaar was, en zij 25.
        Zijn ouders zijn overleden. Vader Samuel op 95-jarige leeftijd op 28 oktober 2002, moeder Elisabeth al betrekkelijk jong op 51-jarige leeftijd, op 23 september 1962.
        Rien heeft in zijn werkzame leven uiteenlopende beroepen uitgeoefend. Hij begon met een rijwielstalling aan de Groenmarkt, kwam in dienst van de Dordtse bioscoop Astoria. Daarna is hij elf jaar lang ‘entertainer’ geweest op passagiersschepen die over de hele wereld voeren. “Bij kinderfeestjes aan boord, of bij jubilea van echtparen, zorgde ik dat alles op z’n plek kwam. Ik regelde en organiseerde alles, in overleg met de keuken.” Ten slotte ging hij bij het GEB werken, in de elektriciteitscentrale op de Staart.

        En de joodse afkomst van zijn vader en grootouders: speelt die nog een rol in zijn leven?
        “Ik voel me verwant met joden, maar officieel ben ik niet joods. Alleen: jaren geleden is er een uitkering gekomen, voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Die heb ik ook gekregen, als niet-jood. Want ook al ben ik niet weggehaald, in principe had ik toch te maken met de jodenvervolging.”

Joh. Spaanstraat 35 Rien Levisson

Een groot gezelschap familieleden en belangstellenden heeft zich op Elfhuizen verzameld om de steenlegging bij te wonen.

De tranen uit z’n ogen wrijvend, keek Rien Levisson toe hoe medewerkers van de gemeente de steentjes voor zijn opa en oma in het trottoir metselden.

Joh. Spaanstraat 35 Rien Levisson

Alles is gereed voor de plechtigheid. De oorspronkelijke woning van Mozes en Jette Levisson is al decennia terug gesloopt. Pal voor de nieuwbouw die ervoor in de plaats kwam, zijn nu de steentjes gekomen. Op het raam waren even portretfoto’s van Mozes en Jette opgehangen, op een stoel lagen de steentjes klaar om in de stoep aangebracht te worden.

Aan het slot van de plechtigheid werden witte rozen neergelegd bij de steentjes.
Foto’s Redactie Website

 



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'