Het voorbije joodse dordrecht

Duits-joodse rechter Kurt Danziger
verbleef jaren in Dordts ziekenhuis

Levie Kapper en zijn vrouw Elisabeth

Dit is de enige openbare foto die beschikbaar is van Kurt Danziger. Zij is gepubliceerd in de streekkrant Hessische/Niedersächsische Allgemeine (HNA) op 19.12.1968, bij het bericht dat Danziger de nieuwe president wordt van de arrondissementsrechtbank in Kassel.
Foto Werkgroep Stolpersteine-Kassel

Welbeschouwd was Kurt Danziger, een uit zijn ambt verdreven Duits-joodse rechter, een geluksvogel.
        Bijna vijf jaar lang is hij tijdens de oorlog, samen met zijn rooms-katholieke vrouw en zijn dochter, in pension geweest in de St. Jacobsstichting, een rk-ziekenhuis aan de Grote Kerksbuurt in Dordrecht. Hoewel hij zich had bekeerd tot het katholicisme, bleef Danziger overeenkomstig de rassenwetten van het naziregime, gewoon een jood.
        De betrokken autoriteiten waren er allemaal van op de hoogte dat Danziger oorspronkelijk Israëlitisch was, en dat hij medisch werd verzorgd in de St. Jacobsstichting. Desondanks is Danziger al die oorlogsjaren met rust gelaten. Hij heeft met zijn gezin ongestoord en in betrekkelijk gerieflijk gemak kunnen leven in het gebouw. Zijn vrouw baarde er zelfs nog een tweede kind, een zoon, in 1943. Alle vier redden ze het daar tot na de bevrijding.
        Kurt Danziger heeft in Dordrecht zonder meer geboft.
        Nog vier jaar is het gezin daarna in de stad blijven wonen, eerst aan de Rozenhof, vervolgens aan het Warmoezierspad. En toen, in 1949, keerde hij toch weer terug naar het vaderland dat zo nijver had geprobeerd hem om zijn joodse afkomst te knakken. Hij nam zijn oude ambt op, en pensioneerde op 31 mei 1971 als president van het Landgericht Kassel, de arrondissementsrechtbank. Ondanks de oorlog heeft hij weer kunnen fungeren als de man die hij wilde zijn: rechter.
        Maar hoe kwam Kurt Danziger in Dordrecht terecht? En waarom moest hij daar worden verpleegd? Wie was hij eigenlijk? Een portret van een passant in Dordrecht.

Tobias Kapper

De Dordrechtsche Courant meldt op 24.1.1941 dat Danziger met zijn gezin vanuit Rotterdam
in Dordrecht is gearriveerd.
Foto Collectie-Erica van Dooremalen

Koninkrijk
Kurt Emanuel Danziger komt uit Silezië, een niet meer bestaande provincie van het al even voormalige koninkrijk Pruisen. Tegenwoordig ligt deze landstreek in zuid-oost Polen. Danziger werd geboren in Gleiwitz, op 26 mei 1903. Hij studeerde rechten in Breslau, Heidelberg, Kiel en München. In 1929, na zijn Große Juristische Staatsprüfung in Berlijn, zijn staatsexamen, trad hij in dienst van het Pruisische justitiële apparaat – in zijn geboortestreek, die inmiddels, in 1919, was opgedeeld in een Opper- en Neder-Silezië.
        In Opper-Silezië werkte Danziger als rechter, totdat hij in 1937 door de nationaal-socialistische machthebbers op politieke gronden gedwongen werd met pensioen te gaan; hij was pas 34. Dit had alles te maken met zijn joodse afkomst, de nazi’s duldden geen joden meer, nergens. Danziger was al vader. Hij had de katholieke Gertrud Klara Nietsch (1.11.1911) getrouwd, ook geboren in Gleiwitz, en met haar in die woonplaats dochter Eva Irene gekregen, op 11 maart 1933.
        Duitsland werd hem blijkbaar te gevaarlijk. Hij vluchtte met vrouw en kind naar Nederland, waar hij op 19 januari 1939 belandde in een vluchtelingenkamp in het Zeeuwse Sluis. In dit oord, gevestigd in het voormalige Sint Augustinenklooster, kwamen Duitse en Oostenrijkse joden terecht, die het eigen land waren ontvlucht uit angst voor vervolging en die tot het katholiek geloof waren overgegaan.
        Volgens het boek Bloembollen voor Westerbork (Alle G. Hoekema, 2011) bevonden er zich er op den duur zo’n 260 rooms-katholieke joodse vluchtelingen in Sluis. Kurt Danziger, inmiddels ook katholiek geworden, is er met zijn gezin tot 16 april 1940 gebleven. Daarna kreeg hij verlof om het kamp te verlaten en naar Rotterdam te verhuizen. En daar raakte hij zozeer gewond dat hij opgenomen moest worden.

bloemenzaak van P. van Tol

Bijna vijf jaar brengt de invalide Kurt Danziger door in het gebouw van de St. Jacobsstichting aan de Grotekerksbuurt, samen met zijn vrouw en twee kinderen (van wie er één in het ziekenhuis is geboren).
Foto Redactie Website

Correspondentie
Wat gebeurde er? In een dossier over het gezin Danziger, dat de opgeheven St. Jacobsstichting heeft overhandigd aan het Regionaal Archief Dordrecht (RAD), is het allemaal terug te lezen. Danziger wilde naar Dordrecht worden overgebracht, diende daartoe een aanvraag in, de Rotterdamse politie rapporteerde in dat verband allerlei details en datums aan de Dordtse collega’s. Zodat zij konden beoordelen of Danziger vestiging in Dordt kon worden toegestaan. Deze en andere briefwisselingen zijn nu openbaar, reden waarom hier zo exact datums kunnen worden vermeld.
        Danziger, van wie overigens wordt vermeld dat zijn godsdienst de ‘Israëlitische’ is, zat geïnterneerd in de Doelen in Rotterdam, toen de stad werd gebombardeerd, op 14 mei. Hij is toen “zwaar gekwetst” geraakt, volgens de politie, die zijn verwondingen niet preciseert. Hij werd opgevangen in het Diaconessenhuis Westersingel. Volgens de bijgevoegde verklaring van dokter Wortman behoefde Danziger “nog verdere verzorging en medische behandeling”, en die zou hij “op passende wijze te Dordrecht kunnen vinden”.
        En wel in de St. Jacobsstichting, een ziekenhuis dat in het dossier ook wel wordt omgeschreven als een gesticht en een inrichting. Er zijn “geen omstandigheden”, bericht de Rotterdamse politie, die zich tegen verplaatsing van domicilie verzetten; Danziger is bovendien “vrijgesteld van de evacuatieplicht voor joden”. Hij kon gaan.
        Allerlei bijzonderheden worden verder nog genoemd in brieven. Dat het Duitse paspoort van Danziger tijdens het bombardement is verbrand, dat hij als “gepensioneerd rechter” maandelijks ruim 170 gulden pensioengeld krijgt uit Breslau, dat zijn vrouw een “Ryksduitsche en arisch” is, maar zijn dochtertje “niet zuiver arisch”.
        De Dordtse politie op haar beurt noteert dat de moeder-overste Lioba van het St. Jacobsgesticht heeft verklaard dat de familie Danziger “in pension” kan komen; het gezin is “na verkregen toestemming” welkom. Op 2 januari 1941 deelt de Rijksvreemdelingendienst in Den Haag aan de hoofdcommissaris in Rotterdam dan ook mee dat er “geen bezwaren bestaan” tegen de verhuizing van het gezin Danziger.

jodenvervolging

Volgens dit document zou Kurt Danziger op 2 augustus 1942 in kamp Amersfoort zijn opgesloten, net als de Dordtse familie Weisz, althans, het was de bedoeling. Maar zijn naam is doorgestreept. Het is onwaarschijnlijk dat de gewonde Danziger er daadwerkelijk is geweest.
Foto Collectie-Erica van Dooremalen

Dordrecht
Op 14 januari 1941 komt de familie in Dordt aan, bij het ziekenhuis. De Dordrechtsche Courant meldt in de editie van 24 januari 1941 dat in Dordt is ingekomen: “K. Danziger en gezin, R.K, kantonrechter, Gr. Kerksbuurt 11/13, van Rotterdam”. Hij had niets bij zich. Danziger beschikte, zoals uit een interne rapportage in het dossier blijkt, “over geen enkel huishoudelyk voorwerp van hem zelf”. Noodgedwongen “benutte [hij] alle benoodigheden van onze inrichting”.
        Zonder dat hij dat misschien zelf weet, wordt over Danziger nog even gecorrespondeerd. De Rotterdamse politie meldt de Dordtse commissaris onder veel meer nog dat de godsdienst van Danziger nu luidt: “RK. (vroeger Isr.)”. Dat is nog niet doorgedrongen tot de Amtliche Deutsche Beratungsstelle in den Niederlanden, dienststelle Rotterdam. Die wil op 24 januari 1941 van de vreemdelingenpolitie in Dordt weten of de familie Danziger (die “Israeliten sind”) toestemming heeft gekregen om zich in Dordrecht aufzuhalten?
        Ja, is het antwoord op 1 februari.
        Hierna valt het voorlopig stil rond het gezin. Binnen de ziekenhuismuren leiden de gezinsleden een tamelijk beschermd leven. Of zij zich ook op straat hebben durven of mogen begeven, is niet bekend.
        Over de oorlogsperiode vallen uit het dossier in het RAD slechts enkele opvallende ontwikkelingen op te maken.
        De ene is dat de familie Danziger op 25 november 1941 de Duitse nationaliteit verliest, zij is nu stateloos. De tweede lijkt verontrustend, maar is het niet. De bevelhebber van de Sicherheitsdienst in het doorgangskamp Amersfoort meldt dat er door de Ordnungspolizei, Ersatzkommando Rotterdam, op 2 augustus 1942 25 joodse vluchtelingen zijn afgeleverd. Uit Dordrecht worden genoemd vier leden van de familie Weisz en Kurt Danziger.

gemeentelijke lijst van “panden bewoond door J&rdquo

Op 12 juni 1945, enkele weken na de bevrijding, stuurt het College van Regenten van de St. Jacobsstichting Danziger een strenge brief: of hij per 15 juli svp wil vertrekken.


Tobias Kapper

Het lukt Danziger pas veel later om een ander woonverblijf te vinden. Hij verhuist op 14 december 1945 met zijn gezin naar de Rozenhof 8 (ook nu nog: 8).
Foto Redactie Websit

Zwanger
Maar de naam van Danziger is doorgestreept, en hij heeft ook geen kampnummer gekregen (de familie Weisz de nummers 3036 t.e.m. 3039). Over Danziger wordt meegedeeld dat hij Körperbehindert is, en auf Krücken geht. Vermoedelijk is hij dus niet overgebracht naar kamp Amersfoort, of anders is hij er slechts kort geweest. Eddy van der Pluijm, geraadpleegd als lid van de Werkgroep Documentatie van het kamp, denkt dat Danziger er misschien hooguit “enkele uren” heeft verbleven, het doorstrepen van de naam en het ontbreken van een kampnummer pleiten daarvoor.
        Nog een gebeurtenis was er in 1943. De Politiepresident te ’s-Gravenhage schrijft op 25 augustus aan de Politiecommandant van Dordrecht dat twee vrouwen zich op 31 augustus tussen 9 en 12 uur dienen te vervoegen bij de Sicherheitspolizei in Den Haag, aan de Nieuwe Parklaan 74. Het zijn Pauline Blumenfeld-Büttner en Gertrud Danziger-Nietsch – Kurt’s echtgenote. Of Gertrud metterdaad op pad is gegaan, is niet te achterhalen.
        Waarschijnlijk niet, want zij was hoogzwanger. Enkele dagen, op de 6 september, na de dwingende oproep beviel Gertrud, veilig en in het ‘eigen’ Dordrecht, van zoon Joachim.
        Feit is hoe dan ook dat het voltallige gezin de oorlog heeft overleefd. Ongedeerd zijn ze de oorlog doorgekomen.



bloemenzaak van P. van Tol

Op 2 september 1946 verhuist het gezin Danziger opnieuw, nu naar het Warmoezierspad 12 zwart (nu: 16), pal naast de boom rechts. De familie blijft er drie jaar en keert in november 1949 voorgoed terug naar Duitsland, naar Kassel.
Foto Redactie Website

Vertrek
Nu Nederland bevrijd is, vindt het College van Regenten van Huize Sint Jacob het welletjes. Kurt Danziger wordt vriendelijk, maar dwingend verzocht het gesticht te verlaten.
        Er ontwikkelt zich een correspondentie tussen hem en het College die bewaard is gebleven. Danziger reageert in lange, getikte brieven, en steeds in het Nederlands. Hij heeft zich de taal volledig eigen gemaakt.
        Het begin is nog onschuldig. Danziger laat moeder-overste op 10 juni weten dat zijn dochter Irene de komende twee weken tijdelijk even niet thuis zal eten; hij zegt niet waarom. Maar daardoor blijven de voedselbonnen van Irene over, en Danziger wil daar levensmiddelen van opsparen. Want hem is, nu “ons vertrek naar Duitsland misschien spoedig” aanstaande is, aangeraden niet alleen ‘reizeproviand’, maar ook levensmiddelen mee te nemen. Want “de voedselpositie in Duitsland is erg moeilijk”.
        Het college grijpt deze mededeling aan om hem de wacht aan te zeggen – of hij nu eens met zijn gezin zou willen vertrekken. “Nu de oorlog ten einde is”, schrijft het op 2 juni, “en U zich weer vryelyk kunt bewegen en de omstandigheden voor U zyn gewyzigd, meent ons College de tyd gekomen om U in overweging te geven om voor U en Uw gezin een woonverblyf buiten ons gesticht te zoeken. In de dagen van onderdrukking en gevaar hebben wy U gaarne onderdak willen verleenen, nu echter voor U die onderdrukking en dat gevaar voorby zyn, moeten wy onder Uw aandacht brengen dat onze stichting niet bedoel is als woning voor normale gezinnen. Wij verzoeken U dan ook beleefd om tegen 15 Juli a.s. een ander woonverblyf voor U en Uw gezin te hebben gevonden.”
        Danziger reageert hoogst verbaasd, met een brief van vier kantjes. Hij betuigt op 21 juni het College zijn “bijzondere dank” dat het hem en zijn gezin er “gedurende de lange jaren van oorlog opgenomen heeft”. Maar 15 juli is wel erg snel. Hij weet dat het gesticht niet is bedoeld voor gezinnen. Maar, verdedigt hij zich, “wij zijn niet het eenigste gezin hier in het huis, en tevens zonder onze schuld in een ellendige situatie, daarbij nog vreemdelingen met een klein kind en ik zelf ben invalide”.
        Hij is werkelijk niet in staat om “de hoge prijzen” te betalen die voor gemeubileerde kamers worden gevraagd. Hij haalt 15 juli niet, maar zal doorgaan “alle moeite te doen”. “Zodra ik geslaagd ben, zal ik U direct bericht geven wanneer wij vertrekken.”

Elisabeth Kapper in het midden, links van haar de oma van Peter van den Bosch (Lena) en zijn tante Sjen

Langdurig woont het gezin Danziger in Kassel aan de Weigelstrasse 3, ook na het overlijden van Kurt Danziger, zoals blijkt uit de adresboeken van 1963 en 1987/1988.
Foto’s Werkgroep Stolpersteine-Kassel


Tobias Kapper

In mei 1971 gaat Danziger met pensioen, op 68-jarige leeftijd. De HNA bericht dat hij indertijd bij de luchtaanval in Rotterdam al zijn bezittingen verloor.
Foto’s Werkgroep Stolpersteine-Kassel

Ontevreden?
Vervolgens bestrijdt Danziger omstandig met argumenten wat het College is verteld, namelijk dat “wij ontevreden en opstandig zijn en ons altijd maar beklagen”. Het tegendeel is waar, schrijft hij, het gezin is het College juist dankbaar. En “wanneer wij ons vermogen in Duitsland terug zouden krijgen, zullen wij u natuurlijk ook het bedrag terugbetalen voor de tijd dat wij hier de pension niet konden betalen”.
        Het lukt Daniger kennelijk niet op de korte termijn andere huisvesting te verkrijgen. Op 3 juli schrijft hij in een nieuwe brief dat hij, “als ik geluk heb over een paar maanden” pas, aan de beurt komt. Hij verzoekt het College of het hem kan helpen aan “twee ledige kamers met gelegenheid om te koken, voor een prijs die ik kan betalen”, of anders: om in de St. Jacobsstichting zolang te mogen blijven. Dat mag.
        Intussen dient hij in augustus 1945 bij de Vereniging van Duitse en Statenloze Antifascisten (VDSA) in Nederland, zetelend in Amsterdam, een verzoek in om lid te worden. De VDSA schakelt de Dordtse politie in. Zij neemt alleen “personen van strict antifascistische houding aan”. Kan de politie bevestigen dat de heer en mevrouw Danziger dat zijn. Ja, meldt de politie op de 23ste augustus. Naar haar mening kunnen “genoemde personen als zeer anti-fascistisch worden aangemerkt”.
        Op 6 november, weer enkele maanden later, heeft Danziger goed nieuws voor het College. Hij heeft “gelukkig” eindelijk een kamer gevonden. Maar de kamer is leeg is, “en wij bezitten behalve onze kleren niets”. Zou het College genegen zijn enkele voorwerpen te lenen: twee veldbedden, twee woldekens, twee kussens, twee lakens, een tafel, vier stoelen, het dressoir uit onze zitkamer en een emmer. “Voor de andere huishoudelijke voorwerpen, zoals gordijnen, lampen, porselein, potten etc. zal ik zelf nog moeite doen.”
        Het college heeft er geen bezwaar tegen om de goederen in bruikleen te geven, als ze maar onbeschadigd terugkomen bij vertrek.


Verhuizen
Op 14 november 1945 is het zover. Danziger schrijft dat hij op 14 december verhuist, naar de Rozenhof 8 (ook nu: 8), waar hij kamers heeft gehuurd bij mejuffrouw Haverkamp-Begemann. Aan het Nederlandsche Beheersinstituut, vertegenwoordiging Dordrecht, gevestigd aan Groenmarkt 64, heeft hij de opdracht gegeven om 75 gulden van zijn spaarbankboekje bij de Rijkspostspaarbank over te maken naar Huize St. Jacob, voor het bruikleen.
        Danziger verhuist volgens de woonkaart in het RAD inderdaad op de 14de december (zie www.dordtenazoeker.nl). Hij blijft er tot 2 september 1946 en verhuist dan naar het Warmoezierspad 12 zwart (nu: 16).
        Drie jaar duurt het daarna nog voordat hij weer naar Duitsland kan terugkeren. Op 4 november 1949 verlaat hij Nederland voorgoed. Hij kan in Fulda herbeginnen als rechter; hij is weer in genade aangenomen in justitiële kringen.
        De loopbaan verloopt voorspoedig. Op 1 april 1952 wordt Danziger bij het Landgericht in Kassel voorzitter van een Wiedergutmachungs- und Entschädigungskammer, in 1954 plaatsvervanger van de rechtbankpresident. In 1968 wordt Danziger zelf president, en blijft dat totdat hij met pensioen gaat, in 1971, op 67-jarige leeftijd. In de Hessische/Niedersächsische Allgemeine (HNA) wordt hij op 29 mei uitgeluid, met een kort carrièreoverzicht, onder de kop: Landgerichtpräsident Danziger im Ruhestand. Over de oorlog staat er dat hij bei dem Luftangriff auf Rotterdam seine samte Habe verlor, have en goed, en er schwer verwundet raakte.

bloemenzaak van P. van Tol

In de overlijdensadvertentie voor Kurt Danziger in de HNA van 10.10.1979
wordt de rechter geprezen om zijn grote plichtsgevoel.
Foto Werkgroep Stolpersteine-Kassel

Overleden
Negen jaar later zat het leven van Kurt Danziger er op. Hij stierf in Kassel, op 76-jarige leeftijd, op 8 oktober 1979. Het Landgericht herdacht hem in de HNA onbewimpeld als ein Richter von hohem Plichtgefühl, nobler Gesinnung und außergewöhnlicher Herzensgüte. Zijn vrouw Gertrud overleed in 1987, op 6 december, ook in Kassel, ook 76 jaar oud. Joachim, de zoon die in Dordrecht ter wereld kwam, is op 3 juli 2015 overleden, in Edermünde-Haldorf. Hij was een docent handel.
        Van het gezin is alleen nog de eerstgeborene over, Eva Irene, tegenwoordig geheten Irene Haüsler-Danziger. Met behulp van Jochen Boczkowski, lid van de werkgroep Stolpersteine in Kassel, is zij opgespoord en door hem telefonisch benaderd. Boczkowski bracht het verzoek over of zij contact zou willen opnemen met de redactie van deze website, om nog wat nadere gegevens over de Dordtse periode te geven. “Nee”, zei mevrouw Haüsler, “dass ist so lange her und soll nicht aufgerührt werden. Damit soll es gut sein.”
        Ze voelde er niets voor om dat allemaal op te rakelen.

***

In Berlijn, in het Haus des Deutschen Richterbundes, de vereniging van Duitse rechters, aan de Kronenstraat 73-74, hangt een langwerpige stalen plaat. Deze Gedenktafel bevat de namen van alle rechters en officieren van joodse afkomst die als gevolg van de NS-Willkürherrschaft, het depotisme van de nazi’s, uit het ambt zijn verdreven, rechteloos gemaakt en vervolgd. Het zijn er tientallen. Bij de ‘D’ staat Kurt Danziger.

Levie Kapper (vierde van links) en zijn vrouw Elisabeth (eerste links)

Dit is het gebouw van de Duitse rechtersvereniging in Berlijn. Binnen, vlak achter de ingang, hangt een langwerpige ijzeren plaat waarop alle joodse rechters en officieren van justitie worden herdacht die het slachtoffer zijn geworden van het nazi-bewind. Kurt Danziger staat tussen hen.
Foto’s Redactie Website




< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'