Het voorbije joodse dordrecht

Dordtse broers Dasberg betrokken bij
een illegale, joodse onderduikerskrant
* Steeds meer details over de onderduik van de Dasbergen
* Nathan Dasberg’ stelde zijn leven in dienst van (verlaten) kinderen
* Lea Dasberg: controversieel, gepassioneerd en vol humor

eerste pagina van het tweede nummer van ‘Hasjalsjèeleth’

Dit is de eerste pagina van het tweede nummer van ‘Hasjalsjèeleth’, gedateerd op 16 maart 1945. Het eerste nummer had nog geen titel. In totaal zijn er van de onderduikerskrant vijf nummers verschenen.
Foto Collectie-Joods Historisch Museum

Het zijn maar twee veelzeggende zinnetjes.
        Op een dag wordt de redactie van deze Stolpersteine-website gewaar dat Geni, ’s werelds grootste familiestamboomwebsite, een aparte afdeling heeft, gewijd aan ‘Joodse mensen in het verzet ’40-’45’.
        En daar staat het – dat Isaac Dasberg en zijn broer Nathan allebei “betrokken waren bij het verzetsblad Hasjalsjèeleth in Bussum”.
        Dat was regelrecht opzienbarend nieuws, want de verzetsactiviteiten van de gebroeders Dasberg, beiden geboren in Dordrecht, waren tot dan volkomen onontdekt gebleven. Elders op deze Dordtse website is al heel vroeg, zeker tien jaar geleden, een achtergrondverhaal geplaatst over de familie Dasberg, zie verhaal 26. Dat was ook niet zo vreemd: Samuel Dasberg was voor de oorlog de gerenommeerde rabbijn van Dordrecht, een stad die na de oorlog zo goed als jodenvrij was.
        En in een ander verhaal 77 wordt beschreven hoe Dina Dasberg-de Vries, de echtgenote van Samuel, door haar onverzettelijkheid het leven heeft kunnen redden van de joodse schrijfster Clara Asscher-Pinkhof. Maar over het verzetswerk van haar zonen Isaac en Nathan wordt in geen van beide artikelen gerept; het was eenvoudigweg niet bekend.
        Dat geldt ook voor de biografie die op de website van het Regionaal Archief Dordrecht is te vinden over de gezinsleden van Samuel Dasberg: geen woord over eventuele verzetsactiviteiten. En het geldt evenzeer voor het boek Geen makke schapen dat Martijn B. Katan in 2021 publiceerde bij uitgeverij Prometheus. De inleiding gaat over hoe groot het joodse verzet in Nederland eigenlijk was, maar dat betreft vooral het verzet in zijn eigen familie. De broers Dasberg komen er niet in voor.
        Vandaar dit aanvullende artikel. Nagegaan is hoe actief Isaac en Nathan zijn geweest in de illegaliteit. En wat is er rondom henzelf verder gebeurd? Met de aanvullende kaders erbij is het meer een dossier over de familie Dasberg geworden.

Samuel Dasberg en zijn echtgenote Dina de Vries

Isaac en Nathan waren twee van de zeven kinderen van rabbijn Samuel Dasberg en zijn echtgenote Dina de Vries.
Foto’s Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nr. 309_22136-1 en 552_305172)

Grafsteen Rabbijn Samuel Dasberg

Rabbijn Dasberg was dan wel verhuisd naar Amsterdam, nadat hij was overleden op 2 april 1933 is hij toch begraven in zijn voormalige werkstad Dordrecht, op de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Opgeknapt
Ter duiding eerst een uiteenzetting over hoe het gezin Dasberg in elkaar stak.
        Wie in deze tijd rondloopt, kan het nog altijd bekijken: het voormalige woonhuis van rabbijn Samuel Dasberg. Er recht tegenover, op de Grote Markt, stond de synagoge, maar die is in 1965 gesloopt. De woonst van de Dasbergen, bestaande uit drie verdiepingen, is daarentegen intact gebleven en zelfs ingrijpend gerestaureerd. Tegenwoordig woont er een oud-wethouder (CDA) tevens oud-burgemeester in, de historicus drs. Govert Veldhuijzen.
        Samuel Dasberg, in Rotterdam geboren op 31 maart 1872, betrok dit grote pand, nadat hij op 31 augustus 1894 officieel was benoemd tot rabbijn van Dordrecht. Eerder die maand, op 13 augustus, was hij als 23-jarige in Borculo getrouwd met de 20-jarige Dina de Vries uit Neede (4 april 1875). In de ambtswoning van de Dordtse kille kreeg het echtpaar zeven kinderen. Achtereenvolgens waren dat: 1. Jette Geertruida (5.6.1896-13.3.1900; 3), 2. Rozette (11.9.1897), 3. Manuel (22.6.1899) 4. Isaac (10.12.1900), 5. Simon (13.11.1902), 6. Eliazar (6.9.1904) en 7. Nathan (14.10.1907).
        Als rabbijn ontwikkelde Samuel Dasberg zich tot een geliefd, gezaghebbend, sociaal-bewogen en inspirerend persoon, die zich niet uitsluitend om de joodse gemeenschap bekommerde, maar om de hele Dordtse bevolking. In 1931 werd hij zijn op 60ste verjaardag gehuldigd en geridderd, zoals in een eerder verhaal op deze site is beschreven. Een jaar later moest hij, geplaagd door gezondheidsklachten, zijn ambt en nevenfuncties neerleggen. Met zijn vrouw Dina woonde hij inmiddels op een ander adres, op de Korte Engelburgerkade 3 zwart (nu: 3).
        Op 4 mei 1932 vertrokken Samuel en Dina naar Amsterdam, naar de Roerstraat 115 I. Krap een jaar later stierf Samuel, op 2 april 1933. Hij is 61 jaar oud geworden. Hoewel hij een Rotterdammer was die op het laatst in Amsterdam woonde, is hij niettemin in Dordrecht, zijn ‘werkstad’, begraven – net zoals zijn vader Isaac Dasberg (Rotterdam, 10.5.1828 – Dordrecht, 9.2.1902; 73) en zijn moeder Jette Lutraan (Zwolle, 27.6.1831 – Dordrecht, 15.7.1906; 75). De teraardebestelling was op 4 april, honderden bewezen hem de laatste eer.

gezinskaart van de familie Dasberg

De gezinskaart van de familie Dasberg, die (nog maar) zes kinderen telde. Op de achterzijde zijn alle (data van de) verhuisbewegingen te zien. Op 4 mei 1932 vertrokken vader en moeder Dasberg naar Amsterdam, naar de Roerstraat.
Foto’s RAD

Vermoedelijk kleinkinderen van Samuel en Dina

Deze foto is een beetje een raadsel. De foto is gemaakt op 27 mei 1926 voor, of althans (na)besteld door, mevrouw Nijstadt-Dasberg, dit is Bertha Dasberg-Nijstadt. De bijschrijving luidt, in de beeldbank van het RAD: “Markt 29, Lochem”. Dat is de plaats waar Bertha voor haar huwelijk met Isaac woonde. Dan staat bij de straat: “Engelenburgerkade”. Dat is de straat waar de ouders van Isaac, Samuel en Dina, in die tijd woonden, op de Korte Engelenburgerkade, op nummer 35. De drie kinderen op de foto kunnen niet de kinderen zijn die Bertha met Isaac kreeg in Amsterdam, want dat waren drie meisjes, die bovendien pas na 1926 zijn geboren. Vermoedelijk zijn het andere kleinkinderen van Samuel en Dina, en wilde Bertha er ook een foto van.
Foto RAD (nr. 309_5729)

Opperrabbijn
In de voorgaande decennia waren de kinderen Dasberg uitgezwermd. De gezinskaart van hun ouders ‘vertelt’ waar zij heen gingen: Rozette naar Molenstraat 66 in Lochem (per 25.11.1919), Isaac naar Nieuwe Prinsengracht 122 in Amsterdam (30.9.1918), Simon naar Nieuwe Amstelstraat 5 in Amsterdam (12.10.1920), Eliazar naar Bellevooistraat 43 in Rotterdam (27.2.1924), Nathan naar Amstel 17 in Amsterdam (29.4.1929) en Manuel naar Van Noremborghstraat 87 in Den Bosch.
        Soms keerden ze even terug in Dordrecht, om daarna toch weer te vertrekken. Simon bijvoorbeeld, die godgeleerde werd, verhuisde op 23 januari 1929 naar Wijbrand de Geeststraat 36 in Leeuwarden. Hij werd daar in hetzelfde jaar geïnstalleerd als opperrabbijn van Friesland. Op 20 maart 1932 volgde zijn installatie als opperrabbijn van het resort Groningen, in Friesland bleef hij zolang ad interim aan, totdat in 1935 zijn opvolger Abraham Salomon Levisson was benoemd. Simon was inmiddels getrouwd, in 1929, met Isabella Franck, die hem vier kinderen schonk.
        Ingezoomd wordt nu op de broers Isaac (‘Ies’, ‘Izak’) en Nathan.

familieberichten familie Dasberg

V.l.n.r. en v.b.n.o.:
Geboortebericht ('NIW', 24.10.1930) een van de drie kinderen van Isaac en Bertha: Lena, in Amsterdam op 18.10.1930.
Nathan, de broer van Isaac, verloofde zich op 22 december 1931 met Lies Prins, aldus het ‘Centraal Blad voor Israëlieten’ op de 24ste.
Geboortebericht van Alexander Jacob (‘NIW’, 11.10.1935) een van de drie kinderen van Nathan en Lies.
Geboortebericht van Dina (‘NIW’, 25.9.1936) een van de drie kinderen van Nathan en Lies.
Foto’s Delpher

Isaac trouwde op 18 augustus 1927 in Lochem met Bertha Nijstadt

Isaac trouwde op 18 augustus 1927 in Lochem met Bertha Nijstadt, berichtte het ‘Centraal Blad voor Israëlieten’ op de 19de. Het echtpaar ging daarna in Amsterdam wonen, de woonstad van Isaac.
Foto Delpher

Arts  
Isaac was huisarts geworden, sinds 1924 werkte hij ook als mohel, een joodse rituele besnijder. Hij trouwde op 18 augustus 1927 in Lochem met Bertha Nijstad (14.3.1894) uit die gemeente. Voordien had Isaac in Amsterdam gewoond aan de Nieuwe Prinsengracht, bij zijn moeder. In de loop van 1927, per 30 maart, was hij verhuisd naar de Nieuwe Herengracht, nummer 109a huis, en op dat adres ging hij met Bertha wonen. Drie kinderen kregen zij: Dina (12.10.1928), Lena (‘Leny’ en ‘Lea’,18.10.1930) en Rosette (24.1.1934). Van hun geboortes werd steeds “met blijdschap” kennisgegeven in het Nieuw Israëlitisch Weekblad.
        Volgens de website ‘Joods Amsterdam’ zorgde Isaac “vooral voor de armere joden in de joodse buurten”. Dochter Lea bleek te lijden aan reumatoïde artritis. Voor haar ging het gezin in 1938 naar Zwitserland. “De hoogte en de zuivere berglucht hadden een goede invloed op de ziekte.” Toen het leger werd gemobiliseerd, in 1939 ook, werd Isaac teruggeroepen om als medicus in het leger te dienen. Samen met Dina en Rosette en met zijn vrouw Bertha gingen zij naar huis, Lea bleef achter, van haar familie afgesneden door de oorlog, tot 1946.
        [Lea Dasberg ontwikkelde zich tot een fameuze pedagoge, zie het aparte kader daarover hieronder.]

Geboortebericht van Alexander Jacob

Geboorteberichten van drie van hun kinderen: Alexander Jacob (‘NIW’, 11.10.1935), Dina (‘NIW’, 25.9.1936) en Jeannette (Gooi- en Eemlander, 12.11.1937).
Foto’s Delpher

        Broer Nathan trouwde op 17 januari 1935 in Amsterdam met Elisabeth Prins (‘Lies’, Amsterdam, 20.1.1906). In oktober van datzelfde jaar beviel Elisabeth van de eersteling: Alexander Jacob (Hilversum 7.10.1935 – Jeruzalem, 11.11.2007;72). Daarna volgden: 2. Dina (Hilversum, 18.9.1936), 3. Jeannette (Hilversum, 11.11.1937 – Auschwitz, 25.1.1943; 4. Mirjam (Hilversum, 28.11.1940) en 5. Samuel en 6. Uri (ook: Oeri).
        [Zes eigen kinderen kregen Nathan en Elisabeth, maar toen zij na de oorlog met hun kroost “op alija gingen” (naar Israël emigreerden), namen zij twee meisjes mee, “dochters van goede vrienden die waren omgekomen”, zoals Chaja Dasberg-Sondervan in juli 2011 uiteenzette op het Facebook-account van de Joodse Gemeente Amsterdam (daarover verderop meer). In Israël, vervolgde zij, “werd nog een zoon geboren en kwamen er nog twee pleegkinderen bij.” De zoon was: Baruch, geboren in Kfar Pines, op 6 mei 1948, overleden in Sinai, op 7 oktober 1973, op 25-jarige leeftijd.]
        Voor de oorlog woonde het gezin Dasberg in Hilversum, aan Wandelpad 82, vanaf 19 april 1940 aan de Couperusweg, op nummer 1. Nathan was in Hilversum voorzanger (chazan), voorganger en onderwijzer. Later in de oorlog vertrokken hij en Elisabeth naar Amsterdam, per 6 april 1943 en betrokken het pand President Steynstraat 13 II. Nathan werkte als inspecteur bij de Joodsche Raad. Het complete gezin heeft de Sjoa weten te overleven.
        Na de oorlog keerden de Dasbergen terug naar Hilversum, nu naar het adres Mauritslaan 4a. Volgens de website ‘100 jaar Joods Bussum’, waaraan enkele gegevens zijn ontleend, werd Nathan lid van het eerste naoorlogse bestuur van de Nederlandse Zionistenbond (NZB) en bood hij samen met zijn vrouw Elisabeth “onderdak aan circa 25 wezen in het Dasberg-huis” op de Lindenheuvel (zie verder het kader).

familieberichten familie Dasberg

De Amsterdamse gezinskaart van Nathan Dasberg laat zien dat hij in Hilversum aan het Wandelpad en de Couperusweg heeft gewoond, voordat hij 6 april 1943 naar Amsterdam verhuisde. Werd hij daartoe door de Duitsers gedwongen?
Foto Stadsarchief Amsterdam

Periodiek
Over de betrokkenheid van de beide broers bij het verzetsblad Hasjalsjèeleth (‘De Keten’) in Bussum, het periodiek voor joodse onderduikers in Nederland, is weinig stevige informatie voorhanden. Op Wikipedia staat anno augustus 2022 nog slechts “een beginnetje” over opzet en inhoud van deze krant. De Koninklijke Bibliotheek weet op haar website te melden dat De Keten pas tegen het einde van de oorlog is verschenen, op 16 maart 1945.
        De website van de Historische Kring Bussum biedt aanzienlijk meer details, via een artikel dat Guusje Hent-Verwoerd heeft gepubliceerd in het verenigingstijdschrift, in het eerste nummer (mei 2020) van jaargang 36. Hent heeft na onderzoek vastgesteld dat “het Gooi de enige plek in Nederland is geweest, waar tijdens de oorlog een illegale krant verscheen die door joodse onderduikers werd gemaakt en verspreid”.
        Oprichter en eindredacteur van Hasjalsjèeleth is Salomon van Gelder (‘Sal’, 1913), die in 1941 was benoemd tot voorganger van de joodse gemeente Hilversum. Sinds 1943 zat hij volgens Hent “ondergedoken in een huis naast de synagoge”.
        Na Dolle Dinsdag, in september 1944, merkte Van Gelder, aldus Hent, “dat er onder de joodse onderduikers in het Gooi grote behoefte was aan geestelijke steun en troost. De meeste onderduikers zaten al vanaf 1943 vast op hun onderduikadres en leden niet alleen lichamelijk honger, maar hadden ook gebrek aan voedsel voor de geest. Het feit dat grote delen van Nederland al bevrijd waren, maar dat zij, ook tijdens een verschrikkelijke winter, nog steeds vast zaten, was moeilijk te aanvaarden”.

familieberichten familie Dasberg

Links: Sal van Gelder was oprichter en eindredacteur van de onderduikerskrant.
Rechts: Biny Patto (met haar echtgenoot Joop Overste) was de enige vrouw in de ploeg achter ‘Hasjalsjèeleth’.
Foto's Historische Kring Bussum

Onmisbaar
Van Gelder kwam op het idee een krant uit te geven. “De omstandigheden waren uiteraard moeilijk. Zo kon de redactie van het blad, dat werd samengesteld door joodse onderduikers, nooit bij elkaar komen om te overleggen. Verder was ere natuurlijk gebrek aan papier, aan mogelijkheden om de krant te drukken en ook de verspreiding was een heikel punt. Gelukkig kreeg Van Gelder van diverse mensen hulp.”
        Hent noemt bijvoorbeeld Philip Samuel (‘Sam) van Perlstein, “die kans had gezien zich als jood te laten uitschrijven”. Hij stelde zijn huis in Blaricum ter beschikking. De voorzitter van de joodse gemeente in Hilversum, de gemengd gehuwde J. van Dam, werd “de centrale figuur van de krant. Bij hem kwam de kopij binnen van joodse onderduikers uit het Gooi.”
        Hent vermeldt als medewerkers verder dr. Isaac Dasberg, voorzitter van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, Dick Goudsmit, oud-secretaris van de joodse gemeente in Den Haag, de psychiater dr. Hans Keilson en de journalist Sam Hamburger. Nathan Dasberg komt niet voor in deze opsomming, maar dat hij toch ook medewerker was, blijkt expliciet uit meerdere bronnen. Zoals de pagina over Nathan op de website ‘Joods Biografisch Woordenboek’ , de pagina over Sal van Gelder op de website ‘100 Jaar Joods Bussum’ en op een pagina over Abraham van Dam, ook betrokken bij de onderduikkrant, op de website ‘Joods Erfgoed Rotterdam’.
        Tot het gezelschap dat de krant maakte, behoorde Grietje Sabine Marianna (‘Biny’) Patto (1917) − als enige vrouw. Zij was volgens Hent “onmisbaar” voor Hasjalsjèeleth. Zij kon, “doordat ze er niet joods uitzag, vrij rondlopen”, bovendien werkte zij her en der als huishoudster. Biny haalde kopij op, stencilde de krant bij stomerij De Boer in de Bussumse wijk Het Spiegel en distribueerde het blad, samen met Van Gelder.

laatste en vijfde nummer van het periodiek voor joodse onderduikers ‘Hasjalsjèeleth’

Het laatste en vijfde nummer van het periodiek voor joodse onderduikers ‘Hasjalsjèeleth’, gepubliceerd kort na de bevrijding, kreeg een andere titel: ‘De Vrije Joodsche Courant in Nederland’.
Foto Historische Kring Bussum

Onregelmatig
De eerste editie kwam uit in februari 1945, nog zonder titel. Door papiergebrek kwam pas in maart 1945 het volgende gestencilde exemplaar uit, nu Hasjalsjèeleth getiteld. Acht pagina’s omvatte deze uitgave, die in een oplage van driehonderd exemplaren werd verspreid “door heel het Gooi, tot Amersfoort en zelfs verder”.
        Navolgende edities verschijnen onregelmatig. Nummer 3 heeft als datum 16 april, nummer 3 is op 1 mei beschikbaar en de vijfde en laatste krant wordt zonder datum na de bevrijding uitgegeven, met een ondertitel, luidend De Vrije Joodsche Courant in Nederland.
        Hent schrijft dat de krant enerzijds “in jubelstemming” is, maar dat zij anderzijds “de enorme druk toont waarin de onderduikers geleefd moeten hebben en de grote vrees over al die dierbaren die naar de concentratiekampen zijn gedeporteerd en van wie men niet weet of zij nog in leven zijn”.
        “Het is voorbij – geen angst meer, niet meer vogelvrij, geen levensgevaar meer ieder uur van de dag de dood in een Duitschen gaskamer te vinden…”, schrijft Van Gelder in een groot, afsluitend artikel in het laatste nummer. En: “Is het mogelijk voor den mensch, dat hij gelijk juicht en weent?”

gezinskaart van Manuel Dasberg
gezinskaart van Simon Dasberg

De gezinskaarten van Manuel en Simon Dasberg. Zij zijn de Dasbergen die zijn vermoord in de oorlog. Foto’s Stadsarchief Amsterdam

Directrice
Aan het slot van haar artikel vertelt Hent hoe het sommige medewerkers na de oorlog is vergaan. Biny Patto is naar Antwerpen verhuisd en daar directrice geworden van een joods bejaardentehuis. Sal van Gelder zette zich in voor de wederopbouw van de synagoge en de joodse gemeenschap in Bussum, hij “startte bovendien een succesvolle onderneming in medische artikelen”. Over Isaac Dasberg schrijft zij dat hij weer huisarts werd in Amsterdam.
        Isaac is volgens zijn Amsterdamse gezinskaart op 7 september 1945 gaan wonen aan de Plantage Middenlaan, op nummer 9 huis. Zijn broer Nathan ging per 18 maart 1946 weer in Hilversum wonen, op het adres Mauritslaan 4a. Hun beide gezinnen hebben de oorlog in hun geheel weten te overleven. Ook hun moeder Dina was nog in leven, plus hun zus Rozette en hun broer Eliazar.
        Twee andere broers bleken door de Duitsers vermoord, Manuel en Simon.
        Handelsagent Manuel was op 24 december 1929 in Vallendar in Duitsland getrouwd met Sidonia Rieck (Harburg, 8.3.1906). Zij hebben eerst in Den Bosch gewoond, en vestigden zich per 24 augustus 1937 in Amsterdam, in de Kinderdijkstraat op nummer 41 I, per 10 november 1939 werd het adres: Boerstraat 7 I. Het echtpaar kreeg twee kinderen, Herman en Dina.
        Vader Manuel is in de oorlog vermoord, in Auschwitz op 19 november 1943. Zijn vrouw en kinderen hebben de Holocaust overleefd. Moeder Sidonia is op 9 oktober 1968 in Jeruzalem overleden, 62 jaar oud.

Simon Dasberg met Isabella Franck

Simon Dasberg, opperrabbijn van Friesland en Groningen, op een verlovingsfoto met Isabella Franck. Zij hadden gehoopt uitgeruild te worden tegen Duitsers uit Palestina, maar eindigden in plaats daarvan in Bergen-Belsen. Drie van hun vier kinderen overleefden de oorlog. Hun acht-jarige Raphael is omgebracht in Tröbitz.
Foto Website ‘Open Joodse Huizen’

Uitruil
Over wat het gezin van Simon Dasberg, de opperrabbijn van Groningen en Friesland, in, maar ook al vóór de oorlog is overkomen, is informatie te vinden op de joods-genealogische website van Max van Dam. Deze site bevat stamboomgegevens van 180.341 personen en 68.448 gezinnen.
        Daaruit blijkt dat Simon op 6 december 1942 werd benoemd tot plaatsvervangend opperrabbijn van Amsterdam, nadat zijn voorganger L.H. Sarlouis was gedeporteerd. “Na een verblijf van drie dagen in Westerbork vestigde hij zich op 29 mei 1943 in Amsterdam, waar hij zich nauwelijks meer heeft kunnen ontplooien. Op 29 september 1943 werd het gezin Dasberg naar Westerbork gedeporteerd.”
        Door het bezit van buitenlandse paspoorten kwam het gezin in aanmerking voor de zogeheten Palestina-Austausch, een uitwisseling van Rijksduitsers uit Palestina tegen joden die graag naar Palestina, een Brits mandaatgebied, wilden verhuizen. Dasberg en zijn gezin werden daartoe op 11 januari 1944 naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gedeporteerd. Echter, daar bleek dat rabbijnen niet werden uitgeruild. Max van Dam: “Dasberg kon in het kamp geen leidersrol meer vervullen en verloor zijn hoop en optimisme. Hij overleed er, twee dagen na zijn vrouw, aan uitputting en een hartaanval.”
        Simon Dasberg bezweek op 24 februari 1945 (42), zijn echtgenote Isabella Franck op de 22ste (38). Van hun vier kinderen hebben er drie de oorlog overleefd: Fanny, Dina en Samuel. Hun broertje Raphael Dasberg (Groningen, 4.6.1936), is op 8-jarige leeftijd vermoord in Tröbitz, op 22 april 1945. Hieruit valt af te leiden dat de kinderen waarschijnlijk niet (allen) naar Bergen-Belsen zijn getransporteerd.

Gezinskaart Eliazar

Aan het begin van de oorlog, op 14 augustus 1940, verhuisde Eliazar met zijn gezin vanuit Haarlem naar Amsterdam, naar de Jan Luykenstraat.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Geboorte Samuel kind van Eli en Bep Dasberg

Eliazar was een overlevende. Zijn vrouw was Bertha de Vries, met wie hij drie kinderen kreeg, zoals Samuel, op 5 juli 1930 in Haarlem.
Foto Delpher

Joodsche Raad
Na de oorlog bleken nog meer gezinsleden Dasberg ontsnapt te zijn aan de moorddadigheid van de nazi’s: moeder Dina de Vries, dochter Rozette en haar zonen Isaac, Nathan en Eliazar.
        Om met de laatste te beginnen, Eliazar (‘Eli’) had ook een Bertha getrouwd, Bertha de Vries (‘Bep’, Borculo, 27.1.01), in Haarlem op 21 augustus 1929. Het echtpaar ging in die stad wonen, in de Wilhelminastraat op nummer 7. Drie kinderen kwamen er: Samuel (Haarlem, 5.7.1930), Simon Philip en Dina Eva. Eliazar heeft verschillende beroepen uitgeoefend: assuradeur, inspecteur assurantiën en leider van de afdeling Beroepsopleiding van de Joodsche Raad.
        In de oorlog verhuisde het gezin, misschien wel noodgedwongen, per 14 augustus 1940 naar Amsterdam, naar de Jan Luykenstraat, nummer 86 boven. De bezetter wist echter ook deze Dasbergen te vinden, op 15 december 1943 arriveerden zij in Kamp Westerbork. Daar bevond Eli’s moeder Dina de Vries zich ook; misschien was zij met hetzelfde treintransport naar Drenthe vervoerd. Dina woonde namelijk ook in Amsterdam, sinds 21 juni 1943 op het adres Muiderschans 149 huis; daarvoor aan de Nieuwe Herengracht op nummer 109a, het adres van haar zoon Isaac.

pand op de Nieuwe Herengracht waar de huisarts Isaac Dasberg in 1927 met zijn gezin ging wonen

Uiterst rechts op deze foto staat het pand, op nummer 109 van de Nieuwe Herengracht, waar de huisarts Isaac Dasberg in 1927 met zijn gezin ging wonen en bleef wonen, tot in de oorlog. Ook zijn moeder Dina is er ingetrokken. Het pand bestaat niet meer.
Foto Stadsarchief Amsterdam (nr. 010009004528)

        Alle zes Dasbergen zijn vervolgens naar Bergen-Belsen afgevoerd, en allen hebben zij dit vernietigingsoord overleefd.
        In een eerder, vroeg verhaal over de Dasbergen stond al dat Eli Dasberg argwaan wekte, toen hij met zijn gezin en zijn moeder na de oorlog, bij terugkeer in Nederland, aankwam op het station in Breda. Een zo complete familie “was zeer ongewoon”, schreef hij in 1986 in zijn boek Verbanning en terugkeer. Dit moesten wel mensen zijn die gecollaboreerd hadden met de Duitsers, redeneerde een controlerende beambte, semi-militair gekleed. Hij gelastte Eli om aan de kant te gaan.
        Dasberg kon de beschuldiging van collaboratie niet weerleggen. “Ik was niet in staat te praten. Ik had al mijn zelfbeheersing nodig om de man niet aan te vliegen.” Zijn vrouw Bertha vocht echter met “alle kracht der overtuiging” de aantijging aan, en slaagde. Zij kreeg een verontschuldiging.
        Moeder Dina, in de oorlog controleuse van de Joodsche Raad geweest, vertrok na de bevrijding naar Hilversum, per 16 oktober 1945. Op 20 februari ging zij in die gemeente wonen aan het Ministerpark, op nummer 12a, op 2 januari 1950 keerde ze terug naar Amsterdam (Sarphatistraat 68 huis, per 7.1.1953: Henri Polaklaan 6-10).
        Op 4 november 1956 is Dina Dasberg-de Vries in Amsterdam overleden, op 81-jarige leeftijd.
        En Eli en de zijnen? Hij is met hen naar Israël geëmigreerd, waar hij ten slotte is overleden in Herzlia, op 84-jarige leeftijd, op 30 augustus 1989. Hij is begraven in Holon.

Gezinskaart Dina de Vries

In Amsterdam was inmiddels ook moeder Dina gaan wonen, op de Nieuwe Herengracht, op nummer 109a. Daar woonde haar zoon Isaac. Dina Dasberg-de Vries is ook gedeporteerd naar Bergen-Belsen, maar heeft dit kamp overleefd. Foto Stadsarchief Amsterdam

Gezinskaart Rosette Dasberg

Wie ook in Amsterdam woonde, was Rosette Dasberg, met haar man Abraham Nijstad uit Lochem en hun drie kinderen. Zij allen hebben de Holocaust overleefd. Zij gingen daarna voor lange tijd eerst naar Lochem, pas in 1972 weer naar Amsterdam.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Voltallig
Rozette, zijn oudere zus, is in Nederland gestorven, op 6 december 1976. Zij blijkt volgens haar Amsterdamse gezinskaart eveneens op 15 december 1943 in Westerbork te zijn afgeleverd. Haar man, de antiquair en medewerker van de Joodsche raad Abraham Nijstad (Lochem, 5.7.1895), was bij haar, zo ook hun drie kinderen Samuel (20.5.1922) en Lena (11.4.1924) en Hartog (12.9.1925).
        Ook deze Dasbergen hebben de Holocaust voltallig overleefd. Op 6 en 7 november 1945 kwamen zij aan in Lochem, op het adres ’t Ei 1. Abraham, de echtgenoot, is op 21 mei 1960 in Deventer overleden, 64 jaar oud. Rozette is op 15 mei 1972 teruggegaan naar Amsterdam (Onstein 142), in welke stad zij is gestorven op 6 december 1976, 79 jaar.
        Tot slot Isaac en Nathan, de broers die tijdens de oorlog meewerkten aan een clandestiene joodse onderduikkrant.
        Over Isaac is op de Amsterdamse gezinskaart de datum te vinden waarop hij met zijn gezin naar Israël vertrok, naar Jeruzalem: 13 oktober 1971. Hij is in die stad op hoge leeftijd overleden (96), op 10 mei 1997.
        Zijn broer Nathan emigreerde eveneens naar Israël, in december 1948. Hij werd er pedagogisch leider van een opvang- en doorgangskamp voor kinderen van de Jeugd-Alijah in Netanja, gevestigd in een oud Engels legerkamp. Er was plaats voor vijfhonderd Jemenitische kinderen, maar “veelal werden er 700 en meer ondergebracht”, aldus het Nieuw Israëlitisch Weekblad in een reportage op 1 december 1961 (zie verder het kader hieronder).
        Ook Nathan is oud geworden (85), hij stierf op 5 december 1992 in Beerot Yitschak.

Gezinskaart Isaac Dasberg

Zijn gezinskaart is er duidelijk over: Isaac Dasberg emigreerde per 13.10.1971 vanuit Amsterdam met zijn gezin naar Israël, zoals ook zijn broer Nathan zou doen.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Dasberg-clan
Destijds, in het eerdere verhaal over de Dasbergen op deze site, werd herinnerd aan wat een achterkleinzoon van de Dordtse rabbijn Samuel Dasberg, Haim Dasberg, in 1988 zei bij de onthulling van het joodse monument in het stadhuis.
        Haim, zoon van Manuel en hoogleraar psychiatrie in Jeruzalem, zei dat Dordrecht “een vreemde stad, een dode stad voor ons” is geworden, want: een vrijwel jodenloze stad. Maar monter voegde hij eraan toe: “Maar wij zijn er nog. Wij zijn er wéér.”
        In Israël was de familie Dasberg inmiddels minstens zo’n honderd leden groot, allemaal waren dit nakomelingen van Samuel en Dina Dasberg. Maar dat was tóen, in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Anno 2022, 34 jaar later, zijn het er tientallen meer.
        Op 19 juli 2011 gaf ene Chaja Dasberg-Sondervan een idee van de tegenwoordige omvang van de ‘Dasberg-clan’, zoals zij zichzelf noemen.
        Op Facebook deed zij, via de account van de Joodse Gemeente Amsterdam, verslag van een groep Israëlitische toeristen die op 16 mei 2011 aankwam op Schiphol, voor een week Nederland. De groep vormde één familie: zij waren 34 kinderen en kleinkinderen van Nathan en Elisabeth Dasberg. Zij bezochten de volgende dag Dordrecht, de stad waar hun grootouders Samuel en Dina huisden – en waar zich ter zijde van de Gravenstraat het Samuel Dasberg-hof bevindt.
        Ze bezochten op de Varkenmarkt de plek waar de shul (synagoge) had gestaan, ook het huis er tegenover waar het gezin Dasberg destijds woonde, en ze gingen naar de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg, “om er kadiesj te zeggen” bij de graven van Samuel en Dina. Daarna reisden ze naar Hilversum, de stad van hun (groot)ouders Nathan en Elisabeth. Hoogtepunt van het verblijf was de bijeenkomst in Bussum “met de families van alle onderduikouders. Aanwezig was onder anderen de ruim 80-jarige Hein Robert Korpershoek. Als jongen van 17 redde hij, vermomd als politieagent, in de oorlog de drie-jarige Mirjam Dasberg, een dochter van Nathan” (zie verder het eerste kader).
        Daarna legde Chaja het uit: de groep van 34 “is maar een klein deel” van de Dasberg-clan. Die telt namelijk “ongeveer 250 mensen – ik ben een beetje de tel kwijt”. Maar dit zijn alleen nog maar de afstammelingen van Nathan en Elisabeth, “waarbij we alle pleegkinderen met hun families meetellen”. In werkelijkheid is de clan nog veel omvangrijker, want Chaja heeft het nog niet “over de nakomelingen van de ooms en tantes”.
        De Nederlandse week versterkte de band tussen de 34 clanleden, maar eindigde ook in een drama: Uri, “de broer van mijn man, de zoon van Nathan en Lies”, kwam twaalf uur na terugkomst in Israël om “bij een verschrikkelijk ongeluk in Gush Etzion, op vijf minuten afstand van zijn huis”. Zijn heengaan, schreef Chaja, is “een enorm verlies voor zijn gezin, de hele familie, maar ook voor vele anderen.”
        De naam Dasberg is in Nederland “zeldzaam geworden”, sloot zij af. “Er zijn in Nederland geen afstammelingen meer van Samuel die Dasberg heten. Die wonen nu allemaal in Israël.”

Familieberichten uit Israël

Familieberichten uit Israël over het gezin van Nathan en Lies in het NIW: de geboorte van een zoon en over huwelijken van hun kinderen. De Dasberg-clan in Israël omvat inmiddels honderden personen.



Steeds meer details over de
onderduik van de Dasbergen


Het gezin van Dordtenaar Nathan Dasberg en de Amsterdamse Elisabeth Prins heeft de Sjoa in zijn geheel weten te overleven. Het is “als door een wonder gespaard”, signaleerde het Nieuw Israëlitisch Weekblad in de editie van 6 april 1955. Het dook na de bevrijding “weer ongeschonden” op in de woonplaats Hilversum.
        Waar de ouders en twee van hun zes kinderen zich destijds hebben kunnen verstoppen, is naderhand bekend geworden, van de vier andere (nog) niet. In dit kader wordt beschreven wie waar is opgevangen. Rond de 3-jarige Mirjam heeft zich een reddingsactie afgespeeld.
        Ook over de onderduik van het gezin van Nathan’s broer Isaac zijn bijzonderheden opgedoken, via de website ‘Joods Amsterdam’.

Interview
Nathan en Elisabeth zaten in hun woonplaats Hilversum ‘gewoon’ om de hoek. Dasberg zelf heeft de EO er over verteld. Op zijn beurt heeft de historicus dr. M.J. Aalders dit interview voor zijn website getranscribeerd. Hij schat dat het waarschijnlijk in 1986 plaatshad.
        Nathan en zijn vrouw woonden op de Couperuslaan; vlakbij, op de Mauritslaan, woonden twee ongetrouwde, gereformeerde dames. De ene was een zuster van prof. dr. G. Ch. Aalders; zij heette Maria Anna Elisabeth Aalders (1889-1945). De andere was een zuster van dominee Kruyswijk; zij wordt niet bij name genoemd. Tijdens de oorlogsjaren verborgen zij enkele onderduikers, twee van hen waren Nathan en Elisabeth.
        Dasberg vertelde dat de dames op een dag hem om raad kwamen vragen. Of hij kon helpen met de onderduik van een joods meisje van Duitse ouders uit Amsterdam. Nathan heeft iets kunnen doen, het kind was veilig. Een paar weken later vroegen de dames hem: “Hoe staat het nu met u?” Dit leidde ertoe dat hij en Elisabeth bij de dames onderdoken. “Toen wij kwamen waren ze gezond, althans: dat dachten zij en wij.”
        Twee jaar heeft het echtpaar Dasberg er “rustig geleefd”. Maar de dames Aalders en Kruyswijk bleken alle twee ziek, en overleden in 1945. Nathan over hen tegen de EO: “Dat deze namen nog eens genoemd worden, dat is de laatste eer die wij hen nooit hebben kunnen bewijzen, want ze zijn gestorven vóór de bevrijding van Nederland.”
        Mevrouw Aalders, zo is achterhaald via de website ‘WieisWie’, stierf op 23 maart 1945, op 56-jarige leeftijd. Van mevrouw Kruyswijk zijn geen gegevens gevonden.

Lex en zijn zus Mirjam Dasberg bezochten in 1995 na 50 jaar het onderduikdorp Tienray

Lex en zijn zus Mirjam Dasberg bezochten in 1995 na 50 jaar het onderduikdorp Tienray. Zij staan bij het Hanna-monument, dat de ‘centrale onderduikmoeder’ Hanna van de Voort eert.
Foto Beeldbank WO2

Limburg
De onderduiklocaties van twee kinderen van Nathan en Elisabeth, Mirjam (28.11.1940) en Alex (7.10.1935), zijn ‘geopenbaard’ via de website ‘Mooi Tienray’, die “bijna alles” over dit Limburgse dorp meldt. Op deze site is een lijst van ondergedoken kinderen geplaatst, en daarop staan Mirjam en Alex.
        Mirjam had twee schuilnamen, Marietje Nabben of Rietje de Vree. Zij was ondergebracht bij Lei Nabben en Truus Nabben-Vermeulen, wonend aan de Bisweg, op nummer 8 in Swolgen. “Na de kinderrrazzia op 1 augustus in Tienray sliep Rietje met Lei in het kippenhok”, aldus de site.
        Alex heette Lex van Dijk of Lex de Jong. Hij kon zich verbergen bij Pieter Driessen en Johanna Driessen-Caris, in de Antoniusstraat, op nummer 24 te Blitterswijk.
        Mirjam (of: Miriam) Dasberg is vijftig jaar later, op 10 mei 1995 en vergezeld door haar broer Lex, voor het eerst teruggegaan naar Tienray, zo meldt de website ‘Beeldbank WO2.nl’. Mirjam ontmoette daar haar ‘broers’ uit de duiktijd en met Lex bezocht ze het zogeheten Hanna-monument. Hanna van de Voort was de “centrale onderduikmoeder”, met “Nico Dohmen en andere studenten bracht zij joodse kinderen naar Limburg”. Een foto die tijdens het bezoek aan het monument is gemaakt, is opgenomen in de beeldbank en staat hiernaast.

Mirjam Dasberg als kind

Dit is een foto van Miriam als kind, aangetroffen in de beeldbank van Yad Vashem, het Holocaust-herdenkingscentrum in Israël.
Foto Yad Vashem

Reddingsactie
Wanneer en hoe lang beide kinderen in Limburg verbleven, wordt niet gepreciseerd. Maar feit is dat de 3-jarige Mirjam zich in 1943, na of voor Limburg, in Amsterdam bevond. Via de website van Yad Vashem is daarover iets bekend geworden. Dit relaas is ook, vertaald en enigszins bewerkt, te lezen in een kader op de website ‘Joods Erfgoed Rotterdam’.
        Wat blijkt? De verzetsstrijdster Anna Rosa van Dam (‘Ans’, Rotterdam, 15.9.1916) bood in november 1943 aan om haar ergens te laten onderduiken. De ouders van deze Ans, die medicijnen studeerde, waren bevriend met de Dasbergs.
        Ans “nam het meisje mee naar een tijdelijke locatie in Amsterdam”, maar deze plek bleek een valstrik, waarop Ans zo snel mogelijk met Mirjam wilde ontsnappen. Zij nam contact op met een zekere mevrouw Muurling, “en zorgde dat de 20 jaar oude Wibo Florissen en de 17 jaar oude Hein Robert Korpershoek zouden proberen het kind te redden”.
        Vermomd met hoeden en lange jassen, pretenderend dat zij veiligheidsagenten waren, gingen deze jongemannen naar de tijdelijke locatie, “sloegen op de deur en schreeuwden luid dat er open gedaan moest worden”. Wibo instrueerde de vrouw des huizes het kind “wakker te maken en aan te kleden, zodat ze mee kon”. De twee mannen redden het meisje en brachten haar naar Ans, “die nabij stond te wachten”.

Hein Robert Korpershoek

Dit is Hein Robert Korpershoek op 6 augustus 2000, samen met Wibo Florissen de redder van Miriam Dasberg.
Foto Yad Vashem

Bevrijd
Een week later werd Ans van Dam gearresteerd en gedeporteerd naar Auschwitz, waar zij als arts werd aangesteld in de ziekenbarak van Birkenau. Uiteindelijk is zij op 29 april 1945 bevrijd. Zij keerde terug naar Hilversum en trouwde op 27 augustus 1947 met de psycholoog Max Drukker (Amsterdam, 8.2.1916 – Jeruzalem, 15.5.2001), kreeg met hem twee zonen en in 1952 emigreerde het gezin naar Israël − waar zij in Jeruzalem overleed op 8 september 2010, 93 jaar oud.
        Op de website van Yad Vashem is een tekening te vinden die Korpershoek maakte van de reddingsactie op 29 november 1943. Hein Korpershoek en Wibo Florissen zijn in 1987, op respectievelijk 10 mei en 11 oktober, door Yad Vashem erkend, én geëerd, als ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’.

tekening die Korpershoek heeft gemaakt van de reddingsactie op 29 november 1943

De tekening die Korpershoek heeft gemaakt van de reddingsactie op 29 november 1943. Foto Yad Vashem

Simuleren
Nathan’s broer Isaac woonde tijdens de oorlog met zijn orthodoxe gezin van drie dochters nog steeds in Amsterdam. Omdat hij arts was, had hij een Sperre. Hij was “de enige arts in de stad die nog besnijdenissen uitvoerde”, aldus ‘Joods Amsterdam.nl’. Als er een razzia kwam, ging Isaac “de straat op en vertelde de joden dat ze een ziekte moesten simuleren om zo aan deportatie te ontkomen”. Zo simuleerde hij zelf waterpokken bij [dochter] Rosette, waardoor het gezin niet werd meegenomen.
        Kort na de laatste grote razzia, in september 1943, ging het gezin op verschillende locaties in de onderduik, vervolgt de website. Dochter Dina ging bijvoorbeeld naar Utrecht naar de familie Nauta, waar ze als hulp in de huishouding werkte. “Na de oorlog bleek dat alle gezinsleden de oorlog overleefd hadden, en konden ze het gezinsleven weer oppakken.” Vader Isaac herbegon zijn dokterspraktijk, vanaf september 1945 woonde het gezin in de Plantage Middenlaan, op nummer 9 huis.


Nathan Dasberg’ stelde zijn leven
in dienst van (verlaten) kinderen


Als Nathan en Elisabeth Dasberg in Hilversum terugkeren naar hun relatief kleine woning op de Lindenheuvel, treffen ze in hun “oud, kapot en leeg huis” slechts “een wrak bed aan, vier stoelen en een stel kapotte deuren”. Desondanks achten zij dit genoeg om er een opvangtehuis van te maken voor “overgebleven, verlaten kinderen”, oorlogswezen. Volgens een tweedelig achtergrondverhaal over de geboren Dordtenaar Nathan Dasberg in het NIW van 1 en 8 december 1961 schonk dit jeugdcentrum de kinderen “levenskracht en levensdurf” terug. Het ‘Dasberg-huis’ heeft aan zo’n 25 jonge mensen onderdak gegeven.

portretfoto’s van Nathan Dasberg

Twee portretfoto’s van Nathan Dasberg, gepubliceerd bij twee reportages over zijn werk in Israël in het ‘Nieuw Israëlietisch Weekblad’ (NIW) van 6.4.1955 en 1.12.1961.
Foto’s Delpher

Legerkamp
Wat onderwijzer Nathan Dasberg in Hilversum nog in het klein deed, zou hij aanzienlijk groter en grootser aanpakken in Israël: werken met kinderen.
        Nadat hij en zijn gezin in december 1948 waren geëmigreerd, werd Dasberg tot mei 1951 menaheel chinoechi, hoofd van het onderwijs in een doorgangskamp voor de Jeugd-Alija in Netanja. Er was plaats voor vijfhonderd kinderen in dit voormalige Britse legerkamp, maar het werden er doorgaans 700 of zelfs meer. Zoals het NIW op 1 december 1961 schreef: “De binnenstromende alija liet niet veel mogelijkheid toe kieskeurig te zijn.”
        In de eerste jaren van deze massa-alija betrof het hoofdzakelijk weeskinderen uit Jemen, “die via de Operatie Vliegend Tapijt naar Israël waren gebracht”. Aan Dasberg hebben deze kinderen “hun eerste opvoeding tot moderne Israëli’s te danken”.
        Op Netanja volgde voor Dasberg een betrekking in Karkoer, waar hij in een kamp moeilijk opvoedbare kinderen onderwees. Daarna trok hij naar een school in de nederzetting Kfar Pines en gaf hij in de buurt ook les aan een middelbare school.
        Intussen was er in Raänana door de Mizraschi Women’s Organization of America in 1947 Kfar Batja gesticht, een opleidingscentrum voor landbouw en voor vakonderwijs, gekoppeld aan middelbaar onderwijs op dati-grondslag. Feitelijk is het een kinderdorp, waar jongens en meisjes uit allerlei landen “een grondige, theoretische vakopleiding krijgen”.

artikel van F. Spitz over Nathan en Lies Desberg en hun instituut in Kfar Batja

In 1961 publiceerde het NIW een tweedelig artikel van F. Spitz over Nathan en Lies Desberg en hun instituut in Kfar Batja, op 1 en 8 december 1961.
Foto’s Delpher

Klik hier voor vergroting

Directeur
In 1956 zat deze instelling zonder directeur. Dat werd, nadat hij zich had laten overreden, Nathan Dasberg.
        In augustus verhuisde hij met zijn gezin naar Kfar Batja. Het NIW in 1961: “Over de functie algemeen directeur moet men niet te licht denken. Het enorme instituut telt vandaag 330 leerlingen van 12 tot 18 jaar. Daarvan zijn 300 intern en verder een staf van 80 man en vrouw personeel, opvoedkundig, onderwijzend, huishoudelijk en administratief.”
        Het geheel staat op een reusachtige terrein van 1090 doenam (duizend vierkante meter). “Op 90 doenam zijn de woongebouwen, de sjoel, de school, de werkplaatsen en de prachtige tuinen aangelegd. En op 1000 doenam staat het landbouwbedrijf, met koeienstal en kippenren, met groentetuin en graanvelden, met pardes (tuin of boomgaard) en bijenkorven.”
        Om een idee van het leerlingenbestand te geven, nog een citaat uit het tweede deel van de reportage in het NIW, van 8 december 1951: “Van de 300 leerlingen is ongeveer de helft van gewone gezinnen afkomstig, die voor hun zoon of dochter een middelbare landbouw- of vakopleiding wensen, verbonden met dati-onderwijs, en die voor de leerlingen betalen. De andere helft is afkomstig uit pupillen van instellingen als Jeugd-Alija, gemeenten en het ministerie van Sociale Zaken.”

Interieur
Vermeldenswaard nog is dat in Kfar Batja meubilair, zes sifré tora (torarollen) en kelei kodesj (voorwerpen voor een mitswah) van allerlei aard uit de synagoge van Leeuwarden terecht zijn gekomen. Na de oorlog had de joodse gemeenschap (kehilla) van Leeuwarden “geen toekomst meer”, want zij die terugkeerden, schreef het NIW op vrijdag 5 november 1965, “waren merendeels ouderen. De jongeren trokken naar de grote steden of vestigden zich in Israël”.
        Het interieur werd overgebracht naar Kfar Batja, waar het op donderdag 28 oktober officieel in gebruik is genomen. “Een stukje Nederland op Israëlisch grondgebied”, noemde een van de sprekers het.


Lea Dasberg: controversieel,
gepassioneerd en vol humor


Officieel heette ze Lena, maar algemeen noemde men haar Lea. Ze werd op 18 oktober 1930 geboren als de middelste van drie dochters, in een orthodox-joods gezin. Haar oudste zus is Dina, de jongste Rosette. Haar ouders waren de geboren Dordtenaar Isaac Dasberg en Bertha Nijstad uit Lochem.

Lea Dasberg

Lea Dasberg op jonge leeftijd, de foto stond bij het In Memoriam op 13.4.2018 in Het NIW.
Foto NIW

Het omslag van de biografie die Marion de Ras over Lea Dasberg publiceerde in 2016.
Foto Uitgeverij AMB, Diemen

Reuma
Lea werd op “hele jonge leeftijd ernstig ziek. Reuma was de diagnose”, staat in een biografie over deze even “beroemde als beruchte” pedagoge op de website van de VPRO. De VPRO-journaliste Harmke Pijpers reisde in 1989 naar een dorp in de woestijn van Israël, voor zo’n legendarisch, drie uur durend marathoninterview. “De bevlogen zioniste was er enkele jaren daarvoor naar toe verhuisd om zich in te zetten voor beter basisonderwijs – en natuurlijk ook voor het bevorderen van de vrede.”
        Haar ziekte kluisterde Lea Dasberg aan haar rolstoel. Ook in Israël was zij aangewezen op de hulp van twee meisjes. Zij kon “nauwelijks lopen, haar been stond scheef, haar vingers en handen groeiden krom”. Op 8 april 2018 is zij overleden. Het Nieuw Israëlietisch Weekblad schreef op 13 april in een korte necrologie dat haar leven “ernstige tegenslagen, grote successen en controversiële meningen” heeft gekend. “Ze was niet bang haar mening uit te dragen, ook als die tegen modieuze ideeën inging.”
        Hoewel ze haar hele leven hulp nodig had bij haar handicap, “zag ze zichzelf niet als slachtoffer. Dat er geen fysiek liefdesleven zou komen, had ze jong geaccepteerd, al werd ze wel verliefd en had ‘vertrouwensrelaties’ met mannen die aangetrokken waren door haar intellect en humor”.
        Het NIW noemde enkele voorbeelden van hoe Lea Dasberg ‘tegen de stroom in’ opinieerde. “Over de Shoa was ze duidelijk: die mocht de Joodse identiteit niet bepalen. Dat Israëlische scholen leerlingen naar Auschwitz af lieten reizen (nu standaardonderdeel van het curriculum van de meeste scholen daar) noemde ze al in 1989 ‘verschrikkelijk’, dat mocht je kinderen niet aandoen. Ook over tweedegeneratieslachtoffers deed ze stellige uitspraken, velen voelden zich daardoor als aanstellers weggezet.”

Boek
Twee jaar voor Lea’s dood verscheen er in 2016 een biografie over haar, geschreven door Marion E.P. de Ras. De titel luidde: Lea Dasberg, historica en pedagoog, hovenier in het hof der historie. De Ras, die historische pedagogiek studeerde aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) en er cum laude op promoveerde, heeft Das “vele malen” geïnterviewd voor het boek, dat 326 pagina’s omvat, rijk is geïllustreerd en indertijd 27,50 euro kostte. Daarnaast heeft zij, licht de uitgeverij, AMB in Diemen toe op haar website, “uitgebreid veel collega’s, assistentes en vrienden gesproken” en onder andere archiefonderzoek gedaan in het Joods Historisch Museum in Amsterdam en in het Holocaust Memorial Museum Archive in Washington.
        Lea Dasberg was hoogleraar aan het Pedagogisch Didactisch Instituut van de UvA. Zij werd bekend met haar in 1975 verschenen boek Grootbrengen door Kleinhouden. Twee jaar later, meldt de VPRO, “kende het de vijftiende druk: een ongekende bestseller in het genre opvoedkunde”.
        “In het boek”, vat de VPRO samen, “pleitte ze ervoor dat ouders hun kinderen niet langer moesten opsluiten in Jeugdland, een wereld die van alle gemakken is voorzien, maar waar kinderen klein gehouden worden. Kinderen moesten volgens Dasberg juist de ruimte krijgen om zich tot weldenkende volwassenen te ontplooien. Het boek vond in een tijd van jongerenprotest – bijvoorbeeld over de plaatsing van kruisraketten – veel aanhang en was verplichte kost bij vrijwel alle opvoedkundige opleidingen.”

Verademing
Haar boek mocht dan een doorslaand succes zijn, haar standpunten over ‘de tweede generatie’, de Holocaust, en de historicus en hoogleraar Jacques Presser, “stootten velen voor het hoofd”, aldus AMB. “Ook de ‘veertiende stelling’ van haar proefschrift kreeg heftige kritiek in de pers en bij personen als Loe de Jong. Daarin schreef zij dat op scholen de geschiedenis van de joden verteld moest worden, en niet alleen maar de Holocaust als de ultieme betekenis.”
        Maar op het PDI was zij “een verademing”, stelt de uitgeverij. “Zij was zeer belezen, bestreek een breed kennisgebied en plaatste de pedagogie in historische context.”
        Uiteindelijk vertrok zij naar Israël.
        Marion de Ras noemt haar tot slot “een inspirerende en humoristische vrouw, die (ondanks haar zware handicap) gepassioneerd leefde, vol van geschiedenis en de joodse identiteit”. Lea Dasberg deed zich kennen als iemand die “het graag gezellig maakte, feesten gaf en zich omringde met mensen die haar dierbaar waren”.
        Voor haar was bijna alles heftig: vriendschappen, vijandschappen en liefde.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'