Het voorbije joodse dordrecht

De onontdekte foto’s van Dordtse
joden in het archief: aflevering 3

Herman Beerman als persfotograaf

Herman Beerman werkte na de oorlog ook als persfotograaf, vooral voor het ‘Dordts Dagblad’. Hier staat hij temidden van collega-persfotografen, journalisten en functionarissen van de Rijks Voorlichtings Dienst bij de toren van de Grote Kerk, op 28 juni 1972. Men is in afwachting van koningin Juliana, die een bezoek brengt aan Dordrecht ter gelegenheid van de herdenking van de Eerste Vrije Statenvergadering van 1572. Beerman is de zesde man van links.
Foto RAD (nr. 552_322884)

De omvangrijke fotocollectie van vader en zoon Beerman, waaruit in deze serie foto’s worden ‘gelicht’ van Dordtse joden, omvat zoveel meer dan alleen studioportretten van Dordtenaren. Kort samengevat, en zonder overdrijving, kan worden gesteld dat deze beroepsfotografen beiden het hele volle leven in Dordrecht bestreken – tot en met de dood toe.
        Dat laatste verzwijgt het archief niet. Op zijn website beschrijft het Regionaal Archief Dordrecht wat zich zoal in de kolossale collectie bevindt, die het (nog Gemeentearchief hetend) in de jaren zeventig van-de-vorige-eeuw kreeg. Foto’s van gebouwen bijvoorbeeld, van interieurs van voorname huizen, van etalages van winkels, van fabrieken en bedrijven, van bruidsparen, gezinnen, klassen, besturen, van stillevens, van rampen, van (stads)feesten, bruidsparen, gezinnen en ook van individuele Dordtenaren, de portretten.
        Praktisch elk plekje van Dordrecht, van het ganse Eiland van Dordrecht eigenlijk, is door hen vastgelegd, bij duizenden fotografeerden zij ook de conterfeitsels van bewoners van de stad. Maar net zomin als bij het leven hielden ze de lens weg van de dood. Het archief schrijft dat de Beermannen óók foto’s van grafstenen maakten, en zelfs doodsportretten. Bijna uitnodigend schrijft het om in de beeldbank eens te zoeken op de term ‘doodskist’. Gruwelijke afbeeldingen van gestorven Dordtenaren verschijnen er dan – letterlijk niet om aan te zien.
        In deze korte serie wordt per aflevering steeds een aantal specifieke foto’s uit die omvangrijke collectie van tienduizenden glasplaten, negatieven en foto’s gelicht. Die opnamen betreffen Dordtse joden of hun gezinnen. Ze komen uit de al even enorme hoeveelheid niet-beschreven, niet-gecatalogiseerde foto’s in de Collectie-Beerman. Door deze foto’s te vergelijken met al wel beschreven beelden in de beeldbank, en door de orderboeken van Beerman er op na te pluizen, konden sommige foto’s alsnog worden ‘thuisgebracht’.
        Ter inleiding van deze geïdentificeerde foto’s is in aflevering 1 beschreven hoe dit beschrijven van de collectie zich (niet) heeft voltrokken. In aflevering 2 werden de schenkers van de collectie, vader en zoon Beerman, geportretteerd – tot in de oorlog. In deze aflevering staat het vervolg: hoe is het Beerman junior, die in 1944 zowel zijn vader als zijn broer Wilhelmus Adrianus kwijtraakte, vergaan – tijdens en na de oorlog?

Beerman senior en junior

Beerman senior en junior. Op de ene, ingekleurde foto staat Herman Gerardus Beerman senior, met zijn vrouw Alida Maria Wilhelmina Hompe en naast hen hun drie kinderen, rechts naar links: Antonia Geertruida, Wilhelmus Adrianus en Hermanus Gerardus junior.
Foto Familiebezit

De zwart-witfoto toont Hermanus Gerardus Beerman junior op oudere leeftijd, samen met zijn vrouw Johanna Cornelia (‘Annie’) van Dijk.
Foto Familiebezit   


krantenbericht verzetsactiviteiten Beerman junior

In de oorlog was Beerman junior betrokken bij verzetsactiviteiten. Dat was slechts bij een kleine groep Dordtenaren bekend. In dit krantenbericht uit ‘De Dordtenaar’ van 30 april 1948, over het zilveren jubileum van Beermans fotozaak, staat daar een bijna zijdelingse mededeling over: spionage en tuchthuisstraf in Duitsland.
Foto Krantenbank RAD

Tuchthuis
Wat heeft Beerman junior, die door bekenden ‘Herman’ werd genoemd en door andere ‘meneer Beerman’, in de oorlog gedaan? Toen zijn fotografisch atelier op 1 mei 1948 het zilveren jubileum vierde, stond op pagina 2 van De Dordtenaar een klein nieuwsbericht dat hier iets over openbaarde, haast terloops in één zin.
        Nadat de krant had gemeld dat Beerman senior, de eigenaar en leider van de fotozaak, in 1934 (moet zijn: 1944) was overleden en dat junior nu de leiding heeft, gaat het aldus verder: “De zaak is bekend en terecht, want de heer Beerman jr. heeft de traditie van zijn vader voortgezet, d.w.z. dat het streven naar goed, gedegen werk vooropstaat. Een 20-jarige praktijk als vakfotograaf, helaas onderbroken door tuchthuisstraf in Duitsland wegens spionnage (sic) in de oorlog, waarborgt des heren Beermans vakmanschap.”
        Dat is alles: spionage, tuchthuis.
        Bij enkelen zal indertijd exact bekend zijn geweest wat Beerman had uitgespookt, de goegemeente bleef er echter lang onkundig van. Precies dát, die onwetendheid, is wat verslaggever Jan Vos van De Dordtenaar signaleerde toen hij op 28 april 1973 voor zijn rubriek ‘In Dordt en d’r buiten’ een interview met Herman Beerman plaatste. De aanleiding was het aanstaande, gouden bedrijfsjubileum van Beermans nering, en de expositie met werk van vader en zoon die zou beginnen in het Leprooshuis.
        Beerman vertelde eerst nog op welke leeftijd hij in de zaak van vader stapte: op zijn vijftiende. “Ik weet nog goed dat ik begon met het verwijderen van witte stipjes van foto’s. Mijn eerste opdracht was het fotograferen van een bekende Dordtse figuur. M’n vader was er niet en toen heb ik het maar gedaan.”
        Fotograferen was indertijd “geen sinecure”, vervolgt Vos, want binnen en buiten werd gewerkt met omslachtige 18 x 24-platencamera’s. Camera, driepoot en de cassettes met platen moesten op de fiets worden gebonden. “Man, dat waren me toestanden. Je fiets was zo loodzwaar, dat je moest uitkijken om niet om te vallen.”

Rustig
Dan geraakt Vos bij de oorlog. En in de alinea’s daarover wordt gedetailleerder toegelicht hoe Beerman zich tegen de Duitsers heeft geweerd. De schaarse gegevens vallen op hun plaats nu. “Wat misschien weinig Dordtenaren weten”, leidt hij in, is “dat dat deze sympathieke en rustige fotograaf van het Vrieseplein als lid van de groep Wim heel veel verzetswerk heeft gedaan. Dit dan, hoe kan het anders, met letterlijk de camera in de hand. De spionagegroep waarvan hij deel uitmaakte, werkte van Frankrijk tot aan Noorwegen.”
        In 1943 werd Beerman gegrepen. Vos: “Tot 1945 werd hij door de Duitsers gevangen gehouden. Eerst in Scheveningen en Haren en toen in de Duitse plaatsen Anrath en Lutheringhausen.”
        Op 13 april 1989 werd in De Dordtenaar aanvullende informatie prijsgegeven over het verzetswerk van Beerman. De aanleiding was dit keer een treurige: Herman Beerman was enkele dagen eerder, op 10 april, overleden, op 74-jarige leeftijd.
        In een bescheiden In Memoriam staat: “Slechts een kleine kring van intieme vrienden is op de hoogte van de activiteiten van Beerman in het verzet. Hij maakte tijdens de Tweede Wereldoorlog deel uit van een groep die via de ‘sluipwegen’ van de Biesbosch regelmatig tochten ondernam om in Brabant voedsel te bemachtigen voor onderduikers. Ook fotografeerde Beerman allerlei belangrijke objecten. Deze foto’s werden door de Engelandvaarders overgebracht naar Groot-Brittannië, waar ze dienden als informatie voor te bombarderen doelen. Uit dank voor dit alles is Beerman vele malen onderscheiden, zowel in België als in Nederland.”
        Inderdaad is Beerman meervoudig gedecoreerd. Op de website ‘Traces of War’ worden de eretekens opgesomd. België verleende hem deze onderscheidingen: Ridder in de Orde van Leopold II, Ridder in de Kroonorde, Croix de Guerre 1940 (Oorlogskruis 1940 met de palm), Médaille de la Résistance (Medaille van de Weerstand) en Médaille commémorative de la Guerre 1940-1945 (Zilveren kruis in de orde van erkentelijkheid van het Verbond van Belgische oorlogskruizen).

‘Wim’
De Belgische onderscheidingen werden op 25 september 1954 in de Ridderzaal in Den Haag uitgereikt door de Belgische ambassadeur. Vierhonderd Nederlanders ontvingen bij die gelegenheid een kroonorde, het oorlogskruis, het verzetskruis of het kruis voor burgerlijke verzet. “Onder deze personen”, berichtte De Dordtenaar vooraf op de 28ste juli, “bevindt zich een groep, die onder leiding van de heer Jac. F. Overwijn in het westelijk deel van Holland en in West-Brabant opereerde. Deze groep was bekend onder de naam “Wim” (dienst 16).”
        Nederland eerde Beerman apart met de Eremedaille in goud verbonden aan de Orde van Oranje Nassau (op 5 april 1974) en met het Verzetsherdenkingskruis (op 17 mei 1982).
        Bij die laatste gelegenheid, in het Stadskantoor, richtte burgemeester J.H. van Zuuren zich tot de aanwezige voormalige verzetslieden (zestien, twee postuum, één afwezig door ziekte). “Gedurende de meest donkere periode in deze eeuw heeft u de lamp brandende weten te houden. U hebt aan den lijve ondervonden wat het is om te strijden voor de vrijheid van ons land en haar bevolking. Met elkaar hebt u geweten wat uw plicht was in de Tweede Wereldoorlog”, zei hij volgens het verslag in De Dordtenaar.

Ongenood
Beerman verzette zich tegen de bezetter, maar de bezetter gebruikte hém ook. De Duitsers gaven Herman Beerman als lokaal stadsfotograaf geregeld opdracht om opnamen te maken van hun bezigheden in Dordrecht. Dat bleek in 2005, toen uit de fameuze Collectie-Beerman enkele foto’s uit de oorlogstijd werden tentoongesteld. De selectie was te zien in de Kunstkerk aan de Museumstraat, waar de expositie ‘Ongenode Gasten’ van het Stadsarchief (nu: RAD) liep van 15 april tot en met 22 mei.
        Het dagblad De Dordtenaar toonde in de editie van 21 april één foto van Beerman, over de volle breedte van pagina 15, van Duitse militairen die een biertje drinken in een geconfisqueerde villa aan de Stationsweg. ‘Kunststukje van de week’ heette de rubriek waarin de foto stond. Robin Lassche, een medewerker van het Stadsarchief, gaf er een toelichting bij.
        De opname, schreef hij, was een onderdeel van een fotoreportage over het Wehrmachtsheim, gevestigd in die villa, Huize St. Anna genaamd. “Met name de militairen met een hogere rang hielden zich hier in hun vrije tijd op. Ze lazen er kranten, dronken een biertje en legden een biljartje. Zelfs was er voor de sportieve officieren een pingpongtafel aanwezig. Kortom, terwijl de Dordtse bevolking leed onder de restricties van de Duitse autoriteiten, genoten de Duitsers hier van het goede leven.”
        Zo kunnen Beerman’s activiteiten ook omschreven worden: terwijl hij nietsvermoedende nazi’s fotografeerde tijdens hun genoeglijk samenzijn, ondergroef hij hen waar hij kon via het verzet.
        Nog tijdens de oorlog was Beerman in het huwelijk getreden, op 18 augustus 1942 in Dordrecht, met Johanna Cornelia (‘Annie’) van Dijk, die is geboren in Den Helder op 9 november 1914.
        Hun eerste kind, Maria Johanna Hermana (‘Marianne’), werd geboren op 11 augustus 1943. Later in de jaren veertig kregen Johanna en Herman nog drie kinderen, achtereenvolgens Hermanus Gerardus (‘Herman’) op 25 mei 1946, Caroline Yvonne Maria (‘Carolien’) op 6 september 1947 en ten slotte Josephine Louise Maria (‘José’) op 17 juli 1949).

Beerman zet na de oorlog de zaak van zijn vader voort

Beerman zet na de oorlog de zaak van zijn vader voort. In ‘De Dordtenaar’ van 1 juni 1946 liet hij deze advertentie plaatsen.
Foto Krantenbank RAD

Persfotograaf
Na de oorlog zette Herman Beerman in zijn eentje het bedrijf voort dat zijn vader op het Vrieseplein had opgebouwd, en dat deze door een ontijdig einde op 14 april 1944, op 64-jarige leeftijd, had moeten loslaten. In De Dordtenaar van 1 juni 1946 verscheen een opgewekte advertentie van ‘Fotoatelier HB’, te bereiken via telefoonnummer 3316. Beerman liet weten dat hij er “voor het betere Fotowerk” is, voor amateurs, die hun fotowerk bij hem willen laten ontwikkelen en afdrukken en dat hij ook beschikbaar is voor “kino, camera’s en films”.
        Gaandeweg kwam daar nog iets bij: Beerman, 31 nu, werd persfotograaf. In het artikel over Beerman vertelt Jan Vos over deze nieuwe nevenbaan: “Eerst verschenen zijn platen in De Maasbode en de Nieuwe Dordtsche Krant, en later kwamen daarbij De Dordtenaar, het Dordts Dagblad, het Dordrechts Nieuwsblad en (soms) ook Het Vrije Volk.”
        Hij ging overal op af, dag en nacht, dertig jaar lang. Beerman stond vooraan, zoals dat hoort: langs de lijn, bij moorden, ongelukken, branden, bij concerten, huldigingen en jubilea, bij eerste palen, en door te knippen linten, bij koninklijke bezoeken, vergaderingen en feestavonden. Steeds had hij de camera alert in de aanslag. Collega’s gaven hem een bijnaam: ‘Knippie’.
        Vos: “Duizenden en duizenden foto’s heeft hij gemaakt. Zonder mopperen is hij ontelbare nachten uit z’n bed gestapt, maakte zijn foto’s en dook dan op de meest onmogelijke uren zijn donkere kamer in, ergens te vinden in dat labyrintachtige kasteel aan het Vrieseplein.”
        “Ik heb van alles meegemaakt”, vertelde Beerman. “Plezierige dingen en gruwelijke verkeersrampen en branden. En kijk, ik bedoel het niet negatief, maar in dit werk zie je bij wijze van spreken een dode niet meer liggen. Je hebt maar één taak en die is zo snel mogelijk je plaatje op de redactie krijgen.” Want hij wist: “Kranten willen snel bediend worden, heel snel.”

15 oktober 1985 overleed Johanna Cornelia van Dijk

Op 15 oktober 1985 overleed de echtgenote van Herman Beerman, Johanna Cornelia van Dijk, op 70-jarige leeftijd. De vier kinderen van het echtpaar woonden Dordrecht, Wassenaar en in het Duitse Haiger, blijkt uit de advertentie in ‘De Dordtenaar’ van 16 oktober 1985.
Foto Krantenbank

Pensioen
Op zijn zestigste was het klaar. Herman Beerman sloot in 1974 de zaak voorgoed. In het vraaggesprek met Vos, van april 1973, kondigde hij de sluiting al aan: “Het pand staat te koop.” Hij ging met pensioen.
        Enige tijd daarvoor had hij de fotocollectie van zijn vader en hemzelf al overhandigd aan het archief. Archivaris W. Veerman repte in De Dordtenaar van 11 november 1972 van “30 tot 40.000 glasplaatnegatieven” alleen al. Anno 2021 is bekend dat er daarnaast nog eens tienduizenden negatieven zijn ingeleverd, grotendeels ongecatalogiseerd. De krant noemt het “een schitterende collectie, die een magnifiek beeld geeft van de Merwestad uit vroeger dagen”.
        In 1974 wijdde het archief in het Leprooshuis die tentoonstelling aan het 50-jarige bedrijfsjubileum van Foto Beerman. Vele foto’s waren te zien, maar ook een grote hoeveelheid instrumenten. Hoofdredacteur Jan Eijkelboom recenseerde de expositie op 17 mei.
        “De heer Beerman”, nam hij waar, “is kennelijk een van die al te zeldzame mensen die nooit iets weggooien. Goed, hij heeft er ook het huis voor, maar de afkeer om iets weg te gooien dat men heeft gebruikt en waarmee een mens vertrouwd raakt, lijkt ons toch essentiëler dan de aanwezigheid van opbergruimte. De foto’s zelf mogen er overigens ook zijn. Zij getuigen eigenlijk van de zelfde drang om dingen vast te houden, om niets verloren te laten gaan. Er zijn portretten en groepsfoto’s, foto’s van stillevens en van rampen, en verder zo’n beetje van alles wat er in een stad in een halve eeuw gebeurt.”

Tapijten
Het indrukwekkende, trotse winkelpand van Foto Beerman raakte ontzield. Begin september 1974 opende de familie Gans uit Wassenaar er ‘Mecca’, een zaak in oosterse tapijten. Een collectie van zo’n vierduizend oosterse tapijten werd erin ondergebracht. “De zaak”, deelde De Dordtenaar op 3 september blijmoedig mee in de rubriek ‘Winkelgalerij’, is met een oppervlakte van ongeveer 200 vierkante meter, “waarschijnlijk de grootste van Nederland in zijn soort.”
        Niets herinnerde nu nog aan het fotografische verleden van dit gebouw.
        Aan de overkant van het Vrieseplein, in het hoekpand pal aan de Vriesehaven, bevond zich nog de ‘noodsynagoge’ van Dordrecht. Zij was hier op 22 mei 1965 in dit woonhuis geopend, nadat de oude, echte synagoge aan de Varkenmarkt in 1947 was verkocht en nog weer later gesloopt. Per 14 juni 1987 werd de tijdelijke synagoge opgeheven. ‘Dordrecht’, dat nog slechts een kleine joodse gemeenschap had, viel voortaan onder ‘Rotterdam’.
        Herman Beerman heeft die teloorgang persoonlijk meegemaakt. Van die tientallen plaatselijke joden die hij of zijn vader voor de oorlog had gefotografeerd, keerde slechts een enkeling terug. Het sluiten van de ‘noodsynagoge’ bij hem aan de overkant zal hem dan ook nauwelijks verbaasd hebben. Joods Dordrecht was voorbij, zoals nu zijn de fotozaak voorbij ging. Op het Vrieseplein tierde de vergankelijkheid.

Beerman stierf op 10 april 1989

Beerman zelf stierf vier jaar later, op 10 april 1989, 74 jaar oud. De advertentie in ‘De Dordtenaar’ van 12 april noemt alle onderscheidingen die Beerman voor zijn verzetswerk heeft gekregen. De krant publiceerde een dag later een kort In Memoriam, met deze foto.
Foto Krantenbank RAD


Antonia overleed op 16 juli 1989

In hetzelfde jaar overleed op 16 juli ook de zus van Herman Beerman, Antonia, volgens de advertentie in ‘De Dordtenaar’ van 18 juli “na een kortstondige ziekte”. Zij is 82 geworden.
Foto Krantenbank RAD

Binnenstad
Nadat hij met pensioen was gegaan, gingen Herman Beerman en zijn vrouw Johanna Cornelia van Dijk aanvankelijk, per 9 juni 1977, ver weg van hun voormalige woonhuis wonen: aan de andere zijde van de spoorlijn. Namelijk in de Erasmuslaan, op nummer 36 in de wijk Oud-Krispijn. Maar op 12 juni 1981 trok de binnenstad kennelijk toch weer aan hen. Het echtpaar betrok een flatappartement aan de Spuiboulevard, op nummer 53, op een paar honderd meter afstand van de fotozaak.
        Op 15 oktober 1985 stierf Johanna daar, 70 jaar oud. Zij is gecremeerd in Rotterdam. Krap vier jaar later overleed weduwnaar Herman, op 10 april 1989, 74 jaar oud. “Diep bedroefd” waren de kinderen, lieten zij weten via de overlijdensadvertentie, maar ook “dankbaar voor alles wat hij voor ons betekende”. Hun vader is gecremeerd in Dordrecht. Eén van de vier kinderen, Herman, is inmiddels ook gestorven, op 31 december 2017 in Dordrecht. Hij was getrouwd met Anne-Marie de Wilde, en kreeg met haar drie kinderen: Marie-Cecile, Leander en Jolanda.
        [De partners van de andere kinderen Beerman heten: Marian (Ton Menken; kinderen: Dirk-Leen en Mariëlle); Carolien ( Fred Adam; kinderen: Sven, Yvonne en Lars) en José (Arie van Pelt; kinderen: Bas en Gijs)]
        Nog in hetzelfde jaar 1985, en iets eerder dan haar broer Herman, is op 16 juli zijn zus Antonia Geertruida overleden, 82 jaar oud, de weduwe van C. W. van Loon. Zij woonde weer in Dordrecht, aan de Haringvlietstraat op nummer 669.
        Na haar dood was het complete, oorspronkelijke gezin Beerman voorgoed voorbij.


Vooroorlogse foto's van joodse Dordtenaren

Bestuur

Meier Lievendag en Mina van Straten

Het dagelijks bestuur van de Joodse Gemeente in Dordrecht, gefotografeerd in 1931. Herkenbaar is rabbijn Dasberg (tweede van links). Naast hem staat als derde van links Abraham Zadoks. De mannen aan weerszijden zijn (nog) niet geïdentificeerd.
Foto RAD (nr. 309_17989)

In het opdrachtenboek van 15 augustus 1931 (nummer 17989, in de beeldbank nummer 309_17989) staat: een opname van het dagelijks bestuur van de Joodse Gemeente.
        Volgens het Adresboek van Dordrecht werd dit bestuur in 1930 nog gevormd door Abraham Zadoks, Salomon Duits, Joseph van den Bergh en Samuel Dasberg.
        Rabbijn Samuel Dasberg trad in 1932 af om gezondheidsredenen. Op de foto staat hij als tweede van links. Hij is geboren in Rotterdam op 31 maart 1872, hij overleed op 2 april 1933 in Amsterdam.
        De derde man links is Abraham Zadoks, in Dordrecht geboren op 2 augustus 1868, in Sobibor vermoord op 30 april 1943.
        Wie de eerste en vierde man links zijn, is door het ontbreken van vergelijkende foto’s in de beeldbank niet betrouwbaar vast te stellen. Joseph van den Berg, geboren in Dordrecht op 23 mei 1880, werd omgebracht in Auschwitz, op 7 december 1942.
        Volgens de orderboeken van Beerman is de foto van het dagelijks bestuur gemaakt in opdracht van Van Beugen, van de Varkenmarkt 7. Kopieën ervan gingen naar mevrouw Duits en mevrouw Zadoks, de echtgenotes. Met Van Beugen wordt bedoeld Hartog van Beugen, die indertijd de hulp, de rechterhand van de rabbijn was.
        Rabbijn Dasberg werd opgevolgd door Barend Josua Katan, die de laatste rabbijn van Dordrecht zou zijn. Na de oorlog kwam er geen rabbijn terug in Dordrecht.

Baby

Meier Lievendag en Mina van Straten

Een hele serie foto’s, verband houdend met de familie Kleinkramer op de Reeweg 46. Het poserende kind op de eerste twee foto’s is Esther Rosalina Kleinkramer. Er zijn nog meer foto’s van Esther, die soms al wel bekend zijn, en waarop ze groter wordend te zien is. Die foto’s volgen na de eerste twee: Esther nog als baby liggend, Esther in de armen van haar moeder Sophia, Esther op de rand van een stoel met haar vader Jacob, Esther alleen op een bank.
Foto’s RAD (nrs. 309_13954-1, 309_13954-2, 309_12363, 309_12970, 309_16024 en 109_16023)

Twee foto’s van een poserend kind, gemaakt op 9 november 1929 in opdracht van Kleinkramer, Reeweg Oost 46 (nu: 86-88). In de beeldbank hebben deze niet-beschreven foto’s de nummers 309_13954-1 en 309_13954-2 gekregen.
        Op de Reeweg woonde in die tijd maar één familie Kleinkramer: vader Jakob Kleinkramer, moeder Sophia Helena Weijl en hun dochters Esther Rosalina en Rosalina. De baby op de foto’s is Esther, geboren op 26 november 1928. Haar zus kwam (pas) ter wereld op 17 september 1932. Van dit gezin is in de oorlog niemand in leven gebleven. Vader Jacob (’s-Gravendeel, 10 juni 1897) werd vermoord in Gross Rosen op 7 februari 1945, moeder Sophia en de kinderen tegelijk in Auschwitz, op 19 november 1942, zie verhaal 97.
        Van Dooremalen trof nog meer onbeschreven foto’s van het gezin aan, allemaal verband houdend met het adres Reeweg-Oost 46. (Er woonden ook gezinnen Kleinkramer op de Singel 177 en op de Voorstraat 213; over hen verderop meer). Hoe de foto’s gekoppeld konden worden aan de Kleinkramers? Hun naam staat in de rand, en het adres van de opdrachtgever in het orderboek.
        De ‘Reeweg-foto’s’ zijn gemaakt op verschillende data, als eerste op 11 juli 1927 (zie in de beeldbank de nummers 309_8461-1 en 309_8461-2 en de direct daarop volgende nummers 309_8462_1 en 309_8462-2). Van de man zijn twee portretfoto’s gemaakt, van de vrouw eveneens. Deze twee mensen ogen ouder. Zij zijn vermoedelijk grootouders. Maar zijn het de ouders van Jacob of van zijn vrouw Sophia? Dit is niet vast te stellen.
        Een andere foto is van 7 maart 1929 (309_12363). Deze is makkelijk thuis te brengen. Gezien de datum is dit baby Esther Rosalina. Op nog een andere foto, van juni 1929 (309_12970) is Esther ietsje ouder te zien, in de armen van haar trotse moeder Sophia. Op de beeldbank is al langer een foto te vinden, van 20 september 1930 (309_16024), waarop Esther nog iets ouder staat, op de stoel bij haar vader. Bezoeker Robert Jan Noks stelt althans dat dit Jakob Kleinkramer is.
        Ten slotte is er nog een foto van Esther alleen, op 20 september 1930 poserend voor de fotograaf: nummer 309_16023.

Meier Lievendag en Mina van Straten

Een hele serie foto’s, verband houdend met de familie Kleinkramer op de Reeweg 46. Wie de twee oudere mensen zijn op de drie navolgende foto’s die verband houden met Reeweg 46, is (nog) niet achterhaald. Misschien haar grootouders?
Foto’s RAD (309_8461-1, 309_8461-2 en 309_8462-2)

Raadsel

Nathan Cohen en Isabella Schlicher

Nog meer Kleinkramers, op andere adressen in Dordrecht. De eerste drie foto’s worden genoemd in verband met het adres Singel 177. Maar wie de jongere man is, en wie de twee oudere mensen, blijft (nog) onopgelost.
Foto’s RAD (nr. 309_5054, 309_8085 en, 309_8076).



Bruintje Suzanna en Joseph Jacob Cohen

Het verlegen poserende jongetje heeft te maken met adres Voorstraat 213. Volgens de Dordtse historicus Kees Weltevrede is dit Hendrik Kleinkramer. Maar waarom staat in het orderboek dan een ander adres (Voorstraat 213), namelijk het adres waar het gezin Braadbaart woonde?
Foto’s RAD 309_9509

Dan nu de andere gezinnen Kleinkramer.
        Drie foto’s zijn er die verband houden met het adres Singel 177. Hier kwam in februari 1925, komend uit ’s-Gravendeel, Simon Kleinkramer (Strijen, 5.2.1858) te wonen, samen met zijn tweede vrouw Mathilda Kalker (Woudrichem, 10.8.1867), zie op deze site verhaal 97.
        De drie foto’s die worden toegeschreven aan de Singel laten respectievelijk een jongere man zien, en twee oudere mensen. Zijn de laatsten misschien Mathilda en Simon? Is de jongere man één van de tien kinderen die Simon heeft gekregen met zijn eerste echtgenote Esther van Vollenhoven (Den Haag, 30.3.1861 – ’s-Gravendeel, 26.2.1902)?
        Bij gebrek aan verhelderende gegevens blijft dit een raadsel.
        Een laatste ‘Kleinkramer-foto’ is die van dit schuchter kijkende jongetje (nummer 309_9509 in de beeldbank, nummer 9509 in het orderboek). In het orderboek staat slechts: Kleinkramer, Voorstraat 213. De foto is gemaakt op 17 december 1927.
        Op de website van het Dordtse archief schreef Kees Weltevrede, lid van de werkgroep Stolpersteine, dat dit Hendrik Kleinkramer is, geboren in Dordrecht op 27 mei 1925. “Hij woonde op de Voorstraat 281.” Dit was de oude nummering, tegenwoordig is dit nummer 343. Hendrik is samen met zijn vader Ruben Salomon (’s-Gravendeel, 3.4.1893), moeder Eva Breemer (Dordrecht, 8.11.1894) en zijn jongere broertje Simon (Dordrecht, 30.8.1928) in Sobibor vermoord, allemaal op een en dezelfde dag: 9 juli 1943.
        Deze familie Kleinkramer had inderdaad een woning en winkel (in baby-artikelen en manufacturen) op nummer 281. Maar de foto noemt als adres Voorstraat 213 (nu: 271). Dat is een ander adres; daar woonde schilder-decorateur Ph. J. Braadbaart met zijn gezin. En de naam Braadbaart wordt op dezelfde dag genoemd in het orderboek van Beerman, bij opname nummer 9508.
        Dit is verwarrend, want hoe zit het nu? Is het jongetje wel een Kleinkramer? Of toch een Braadbaart? Vooralsnog blijft dit mistig.

Haardracht

Rebecca Stad en Louis Sons

Drie foto van Cornelia Jacoba Cohen, een Holocaust-overlevende. De eerste twee foto’s zijn onbeschreven in de beeldbank gevonden, de derde was al bekend en hielp zo de vrouw op de eerste twee foto’s te identificeren.
Foto’s RAD (nrs. 309_20738-1 en 309_20738-2 en 309_15937).

Nog twee onbeschreven foto’s die Van Dooremalen aantrof, bij de nummers 309_20738-1 en 309_20738-2, zijn die van een vrouw. In het orderboek staat bij 26 februari 1933 over opname 20739: Cohen, Voorstraat 27.
        Ditmaal is het de redactie van deze site die de vrouw wist te identificeren. Zij werd onmiddellijk herkend van een foto die is gebruikt voor verhaal 249. Hoewel het een andere foto is (nr. 309_15937 en gedateerd op 6 september 1930), is de vrouw onmiskenbaar dezelfde, zie haar typerende haardracht (zij het gespiegeld nu). Zij is Cornelia Jacoba Cohen, geboren op 30 augustus 1900 als dochter van Joseph (soms ‘Jozeph’ en ‘Jos’) Cohen en Bruintje van Geuns.
        Koopman Joseph Cohen had een metaalhandel Jos. Cohen, die aanvankelijk was gevestigd op de Voorstraat, op nummer 27 zwart. Daarvoor woonde hij op nummer 12, blijkt uit een advertentie in de ‘Dordrechtsche Courant’ (DC) van bijvoorbeeld 15.3.1912. Voor “inkoop van alle voorkomende zaken” kon men bij hem terecht.
        In de DC van 18.6.1932 is het adres Voorstraat 27 geworden. Dat staat in een bericht over “vervallen aansluitingen” van de telefoondienst. Dit zal ermee te maken hebben dat Joseph Cohen op 19 juli 1931 is overleden, 60 jaar oud. Hij werd begraven op het Israëlitisch kerkhof aan de Achterweg. Zijn enige zoon Meijer Michiel zette de metaalhandel voort, op de Staart, aan de Maasstraat.
        Meijer Michiel was niet het enige kind van het echtpaar Cohen. Er waren daar ook nog de drie dochters Rozetta (Dordrecht 31.8.1897), Johanna (Dordrecht, 24.11.1898) en Cornelia Jacoba (Dordrecht, 30 augustus 1900). Cornelia van de ene helft van de tweeling, Meijer de andere helft.
        Hoe het zo zeker is dat de vrouw op de foto’s Cornelia is? Dat staat naast die ene foto op de beeldbank (nr. 309_15937, gedateerd op 6 september 1930).
        Mevrouw C.L. Roos-van ’t Hof uit het Groningse dorp Tolbert schreef in 2010 dat de dame op deze afbeelding Cornelia is, en zij weet dat omdat Cornelia “familie is van mijn echtgenoot”. Cornelia heeft de oorlog overleefd. Zij is op 14 april 1990 in Dordrecht overleden, 89 jaar oud.




Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 4 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 5 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 6 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 7 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 8 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 9 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 10 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 11 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 12 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 13 >

Verder naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 14 (slot) >

< Terug naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 2

< Terug naar De onontdekte foto’s van Dordtse joden in het archief: aflevering 1


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'