Het voorbije joodse dordrecht

Alleen Flory Ella, de kleindochter van
Flora Hirschel, overleefde de Holocaust

de Varkenmarkt in 1862

Van de Varkenmarkt in 1862, toen Flora Hirschel in deze straat werd geboren, bestaan geen foto’s. Dit is een vroeg exemplaar, in het bezit van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD). De foto is volgens het RAD gemaakt tussen 1898 en 1902, en toont “bedrijvigheid met de handel in dieren” op de Varkenmarkt. Recht tegenover de plek waar een man en twee jongens naar de fotograaf staan te kijken, stond destijds al de synagoge. Bij de inwijding daarvan, in september 1856, heeft Flora’s vader Hartog Joseph nog als godsdienstleraar een gewichtige rol gespeeld.
Foto Beeldbank RAD (nr. 555_ 12478)

Ze staat er in haar eentje, maar de tragiek is groter dan zijzelf.
        Elders op deze website staan twee lijsten. Lijst 1 noemt de namen van alle in Dordrecht geboren joden, die uit Dordrecht zijn gedeporteerd. Lijst 2 somt de in Dordrecht geboren joden op, die uit een andere gemeente zijn afgevoerd naar de dood.
        Op die tweede lijst komt Flora Hirschel voor, geboren in Dordrecht op 27 augustus 1862. Haar is de helletocht naar het vernietigingskamp bespaard gebleven: Flora stierf al in het doorgangskamp Westerbork, op 1 augustus 1943, volgens de overlijdensakte om 17.20 uur, 81 jaar oud. Haar zoon Maurits Henri deed aangifte van haar dood. Flora is op 2 augustus in het kamp gecremeerd. De urn met as is later bijgezet op de joodse begraafplaats in Dieman, op veld U, rij 11, graf 4.
        Die ene Hirschel op Lijst 2 is niet de hele familie Hirschel. En Flora was allerminst de enige die het slachtoffer werd van de jodenhaat van de Duitsers. Wie in de ontstaansgeschiedenis van de familie Hirschel duikt, ontdekt niet alleen dat het complete gezin ooit negen kinderen telde. Maar stuit tevens op een drama dat smartelijk is, hartverscheurend: dertien leden van deze familie, direct en aangetrouwd, zijn in de oorlog omgebracht.
        Eén Hirschel heeft het wonder boven wonder overleefd: Flory Ella, een dochter van Maurits Henri, een kleindochter van Flora
(zie aanvulling *). Zij bevond zich al in Auschwitz, samen met haar moeder Frederika, maar Flory werd door een SS’er een andere kant opgestuurd dan haar moeder, en dát redde haar het leven.
        Samen met haar man, Philip Wagenaar, heeft Flory een nieuw leven kunnen opbouwen, in de Verenigde Staten. Ze is op 5 december 2012 overleden, 88 jaar oud. Niettemin blijft zij voor altijd degene, de enige, die genealogisch in direct verband stond met de Hirschels van Dordrecht.

Flora is geboren “des namiddags ten tien uren”

Flora is geboren “des namiddags ten tien uren”, blijkt uit de geboorteakte,
“in het Huis getekend letter A nr. 375 op de Varkenmarkt”.
Foto Collectie RAD 

Drie gemeenten
Ze zullen het tevoren zo niet bedacht hebben, maar het pakte wel zo uit: Hartog en Altje kregen hun dertien kinderen in drie verschillende gemeenten.
        Geen van beiden komen ze er vandaan, maar in Oud-Beijerland begon het allemaal. Hartog Joseph Hirschel, geboren in Gouda op 10 mei 1827, trouwde op 27 april 1853, in zíjn woonplaats Gouda, met Altje Moses de Vries, geboren op 12 maart 1830 in het Oost-Friese Leer, net over de grens in Nedersaksen, Duitsland. Hij was 25 jaar oud; de bruid, soms in documenten ook Aaltje of Alida genoemd, 23.
        Bijna op de dag af een jaar later, op 13 maart 1854, kregen zij hun eerste kind, Joseph Hartog, omgekeerd vernoemd naar zijn vader. De bevalling was in Oud-Beijerland, waar het echtpaar intussen terecht was gekomen, waarschijnlijk als gevolg van Hartog Joseph’s beroep: godsdienstonderwijzer. In 1856, nog steeds in Oud-Beijerland, verscheen het tweede kind, Eva, op 14 januari 1856.
        Een halfjaar later vestigde het gezin zich in Dordrecht, op 14 juli 1856. Eerst werd wijk D 460 het woonadres; dat is de Spuistraat. Later betrokken ze huizen op het adres wijk C 1059 (Lindegracht) en C 1325 (Nieuwstraat). In de burgerlijke stand werd Altje genoteerd als zijnde afkomstig uit “Lans, Gron.”, maar haar geboortestad is toch echt Leer.

Leed in de familie Hirschel

Leed in de familie Hirschel: in 1859 was er ook al een Flora geboren, op 17 maart.
Dit kind stierf al na 14 dagen, meldde de ‘Dordrechtsche Courant’ op 5 april.
Drie jaar eerder was er ook al een dochter overleden, Eva, op 20 november 1856. De krant berichtte het op de 27ste.
Eva, nog geboren in Oud-Beijerland, is slechts tien maanden oud geworden.
Foto’s Krantenbank RAD

Aangedaan
Eva, het dochtertje, overleed op 20 november 1856. Ze is tien maanden oud geworden. In het navolgende jaar, op 22 maart 1857, kwam Benjamin ter wereld. Hij werd de eerste van de vier kinderen die Hartog en Altje in Dordrecht kregen. Flora volgde Benjamin op, op 17 maart 1859, maar haar was net als Eva geen lang leven beschoren. Flora stierf al na 14 dagen, op 31 maart 1859.
        Na Flora baarde Altje Mozes, op 18 juli 1860, en vervolgens op 27 augustus 1862 Flora nummer 2, de Flora die de hoofdpersoon van dit verhaal is. Bij haar geboorte woonde het gezin in huis A 375, dat is de Varkenmarkt. In deze straat wordt enkele weken later, op 12 september 1856, in de vrijgekomen, voormalige Vleeshal om 12 uur de nieuwe synagoge ingewijd. Hartog Hirschel speelt een belangrijke rol in het programma voor die dag.
        In het boek De verdwenen Mediene Dordrecht (Mieke Jansen, 1995) staat het te lezen – dat de dag om 06.30 uur begint met een dienst in de oude synagoge, vanaf 1739 gevestigd in het voormalig klooster Mariënborn, geleid door de “kort tevoren uit Dordrecht vertrokken” godsdienstleraar Levie G. Wanefried en diens opvolger Hartog Hirschel. “Hevig aangedaan”, schrijft Jansen, “verlaat men het oude gebouw ‘als gold het een afscheid van een trouwen vriend met wien men lief en leed had gedeeld’.” In vijf rijtuigen worden de Heilige Wetsrollen naar de nieuwe kerkekamer gevoerd, “begeleid door een talrijke schare”. Om 12 uur begint dan de feestelijke plechtigheid in de verbouwde Vleeshal.
        Toch blijft Hartog Hirschel niet in Dordrecht, waar de Nederlands Israëlitische Gemeente op dat moment zo’n 400 leden kent. Op 12 april 1863, na zeven jaar Dordt, vertrekt het gezin naar Amsterdam, de hoofdstad, om een voor de hand liggende reden: Hirschel is er beroepen. Met hun overgebleven vier kinderen betrekken Hartog en Altje een woning aan de Rapenburgstraat, op nummer 471.
        In Amsterdam worden er nog eens zeven kinderen geboren, van wie er twee na korte tijd overlijden: Louis (1.3.1865), Daniël (17.10.1866), Antoinette (30.3.1868), Frederika (28.3.1869), Elisabeth (10.7.1870 – 22.9.1870), David (29.4.1873) en Henri (29.4.1874 – 4.12.1875).

Onvindbaar
Aan het begin van de twintigste eeuw zijn de ouders al op leeftijd en hun kinderen volwassenen, en veelal ook getrouwd. Altje overlijdt op 25 februari 1903 in Amsterdam, ze is 73 geworden. Haar echtgenoot sterft vier jaar later, in 1907, op 15 juli, als 80-jarige.
        Via openbare archiefbronnen is nagegaan hoe het de kinderen is vergaan. Dat leek aanvankelijk slecht te lukken met twee van hen: Joseph Hartog, de eerstgeborene, en David, kind nummer 12. Van Joseph is tot de aankomst in Amsterdam nog terug te vinden dat hij deel uitmaakte van de familie, maar daarna raakte hij spoorloos. Hetzelfde gold voor David; ook hij was vooralsnog onvindbaar. Maar gedigitaliseerde vreemdelingendossiers van de Antwerpse politie, officieel geheten Belgique, Anvers, index de police de l'immigration, 1840-1930, en te vinden via de website ‘Familysearch’, brachten een beetje uitkomst. Daarin komt namelijk zowel Joseph als David als Benjamin voor.
        Deels dankzij die Belgische documenten kan hier nu toch een levensschets worden gegeven, de een korter dan de ander, van zeven Hirschels, in de chronologie van hun geboorte. Dit zijn ze:
 
Joseph, kind nummer 1, is in Antwerpen beland, samen met zijn vrouw Betje Velleman. Meer maken de vreemdelingendossiers over hen niet duidelijk. Maar de genealogische website van Tom Verwaijen (zie:
tomverwaijen.nl/homepagehartogisaacvelleman.html) geeft meer details. Joseph is volgens Verwaijen op 20 december 1898 in Antwerpen getrouwd met Betje Velleman, een dochter van Aäron Velleman en Jetje de Jong, geboren in Rotterdam op 5.12.1867. Betje is in 1942 in Antwerpen overleden, op 22 mei, 74 jaar oud. Van haar man Joseph heeft Verwaijen geen secure gegevens. Hij houdt het vaag op: “overleden voor” 1942, en hij werd “hoogstens 87 jaar”. Volgens Verwaijen is Joseph eerder getrouwd geweest met Matje van Stratum.

Diamantbewerker David, de op een na laatstgeborene van 1873 uit Amsterdam, blijkt op 15 april 1908 in Amsterdam getrouwd met Alida Hirschel (Amsterdam, 22.3.1880). Op 1 oktober 1903 arriveren zij vanuit de Tilanusstraat 53 in Amsterdam, in Antwerpen, waar zij op 29.7.1910 zoon Henri krijgen. Vader David overlijdt op 24 december 1936 in Deurne, waarna de weduwe Alida en haar zoon Henri weer in Antwerpen gaan wonen, per 8.9.1937, in een gemeubileerde kamer op het adres Kipdorp 13. Henri “voorziet in haar [zijn moeders, red.] levensonderhoud” als hotelbediende, noteert de politie in hun dossier. Hoe daarna het leven verliep van Henri, is niet bekend.

vreemdelingendossiers gevonden van de Antwerpse politie

Op een tip van de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen werden via de website ‘Familysearch’ vreemdelingendossiers gevonden van de Antwerpse politie, zie: zoekakten.nl/ndx4film.php?id=6040711.
In dossiers over leden van de familie Hirschel komen niet alleen enkele zeldzame pasfoto’s voor, maar ook persoonsdetails die eerder niet te vinden waren. Deze gegevens zijn verwerkt in onderstaande alinea’s. De eerste foto toont een uitsnede van het politiedossier, met zichtbaar, onder elkaar, de namen van Joseph, Benjamin en Blondina Hirschel. De tweede foto toont David Hirschel en zijn echtgenote Alida, die ook Hirschel van zichzelf heet. Foto 3 laat Blondina Hirschel zien, de dochter van Benjamin Hirschel en Rosette Hirschel-van Nierop. Op de laatste foto staat Rosette zelf.
Foto’s Uit Vreemdelingendossiers

       Alida Hirschel echter duikt weer op in verband met Benjamin, kind nummer 3 en geboren Dordtenaar. Benjamin, ook diamantbewerker, blijkt de vader te zijn van Alida. Alida is dus destijds getrouwd met een oom, David.
        Benjamin Hirschel trouwde in Amsterdam eerst op 11.6.1879 met stadsgenote Judith Veerman (Amsterdam, 11.1.1855). Zij kregen één kind, die bewuste Alida, op 22 maart 1880.
Nadat Judith op 25 maart 1906 in Amsterdam was gestorven, hertrouwde Benjamin twee jaar later, in het Belgische Berchem, op 2.6.1908 met Rosette van Nierop (Amsterdam, 9.2.1886), van beroep werkster. Zodoende komen hij, en Rosette terecht in de Vreemdelingendossiers, alsook Blondina, de dochter die Benjamin en Rosette kregen in Borgerhout, op 2.4.1920. Alida werd nu haar stiefdochter.
        Op 25 mei 1926 overleed Benjamin in Borgerhout, 69 jaar oud. Twee jaar later kreeg Rosette van een naamloos gebleven man nog een dochter, Simone Jose (Deurne bij Antwerpen, 15.11.1928). Het meisje heet geen Hirschel, maar naar haar moeder, Van Nierop.
        Grote sprong voorwaarts in de tijd: met haar drie dochters, Alida, Blondina en Simone Jose, keerde Rosette in 1941 terug naar Nederland, naar Roosendaal. Ze ging er wonen in de Dokter Heijpstraat 18. Samen met Blondina en Simone is Rosette vermoord in Auschwitz, alle drie tegelijk op 3.9.1942. Stiefdochter Alida wordt als Holocaustslachtoffer ook vermeld op de herdenkingssite ‘Joods Monument’, maar van haar is een sterfdatum noch een locatie bekend. Verderop komt Alida nogmaals ter sprake. Vier doden in dit gezin.

Twee gebeurtenissen in het gezin van Flora

Twee gebeurtenissen in het gezin van Flora: nadat zij in augustus 1887 in Amsterdam was getrouwd met Henri Goudstikker, kreeg Flora als tweede kind Maurits Henri, in Bergen op Zoom op 30 maart 1893 (haar eerste kind Mozes Henri overleed al na twee dagen). In de krant ‘De Grondwet’ is de geboorte van Maurits Henri gemeld, op 9 april.
Haar echtgenoot Henri overleed ver voor de Tweede Wereldoorlog, op 2 december 1928, 72 jaar oud. In het ‘Algemeen Handelsblad’ van 3.12.1929 plaatste de familie een advertentie.
Foto’s Delpher

Flora nummer 2, kind nummer 6, ook een Dordtse. Flora trouwde in Amsterdam, op 3.8.1887, met Henri Goudstikker (Bergen op Zoom, 24.8.1856). Zij kregen in Bergen op Zoom drie kinderen: 1. Mozes Henri (20.4.1889, die na twee dagen overleed, op de 22ste), 2. Maurits Henri (30.3.1893) en 3. Alida (23.4.1892).
        Koopman Maurits Henri Goudstikker trouwde op 20.11.1923 in Amsterdam als 30-jarige met de 22-jarige Frederika Duijzend (Amsterdam, 25.8.1901). Dit huwelijk leidde tot twee kinderen, kleinkinderen dus van de Dordtse Flora: Flory Ella (Amsterdam, 28.11.1924) en Henri Jacob (Amsterdam, 16.9.1927).
        Henri Goudstikker heeft de Holocaust niet hoeven meemaken. Hij overleed al in 1928, 72 jaar oud, in Amsterdam. Maar zijn vrouw Flora, zijn twee kinderen, zijn schoondochter en één van zijn twee kleinkinderen vielen ten prooi aan de nazi’s.
        Flora is de bejaarde dame die zich in kamp Westerbork bevond, wachtend op de dinsdagtrein naar de vernietigingskampen. Maar zij overleed nog in het kamp, de gasdood is haar niet overkomen. Op 1 augustus 1943 ontsliep ze, 80 jaar oud. Haar zoon Maurits Henri, ook al aanwezig in Westerbork, kwam haar overlijden aanmelden.
        Een jaar later was ook Maurits Henri zelf heengegaan, geroutineerd vermoord in Auschwitz, op 1 oktober 1944, 51 jaar oud. Zijn echtgenote Frederika volgde precies een week later, op de 8ste, 43 jaar oud. Hun zoon Henri Jacob ontkwam evenmin aan een vroegtijdige dood. Hij eindigde in het Extern Kommando Praag, op 17.8.1945, 17 jaar oud. Van dit gezin was er nu nog één over, Flory Ella. Zij is op het nippertje in Auschwitz uit de gaskamer gebleven. Verderop vertelt haar latere echtgenoot Philip Wagenaar erover. Vier doden, één overlevende.

Flora Goudstikker-Hirschel overleed op 80-jarige leeftijd

Flora Goudstikker-Hirschel overleed op 80-jarige leeftijd, terwijl zij in het doorgangskamp Westerbork wachtte op de trein naar een vernietigingskamp. Haar zoon Maurits Henri kwam de volgende dag aangifte doen van haar overlijden, dat gebeurde op 1 augustus 1943, om 21.25 uur, zoals de overlijdensakte vermeldt. Ruim een jaar later, op 1 oktober 1944, werd Maurits Henri vergast, in Sobibor.
Foto Kamp Westerbork

Louis, kind nummer 7, overlijdt in Atwerpen, op 28 maart 1903, 38 jaar oud. Hij wordt begraven op de joodse begraafplaats in Muiderberg.

Nu verder met: Daniël, kind nummer 8,, een Amsterdammer: hij trouwde op 15.2.1898 in Zaandam met Anna Levinson (Bergen op Zoom, 30.9.1866). Eén kind kwam voort uit dit huwelijk: Carolina (Amsterdam, 3.1.1899). Moeder Anna overleed in 1932 in Amsterdam, op 29 juli, 65 jaar oud. Haar man en dochter zijn vergast in Auschwitz, tegelijk op 28 september 1942, hij 75 jaar oud, zij 43. Twee doden.

Antoinette, kind nummer 9, sterft in Antwerpen, op 12 juni 1936. Zij wordt begraven op de joodse begraafplaats net over de grens met Nederland, in Putte.

Frederika, kind nummer 10, Amsterdamse: zij trouwde op 8.8.1895 met Juda Bolle (Amsterdam, 30.4.1872), een diamantklover. Geen kinderen bekend. Frederika pleegde zelfmoord in de oorlog, op 27.3.1943, “onder druk van de omstandigheden”, zoals dit heet. Juda is vermoord in Sobibor, op 7.5.1943. Twee doden.

Ten slotte nogmaals David, de laatstgeborene, kind nummer 12. Hijzelf is hiervoor al aan de orde gekomen, dit keer betreft het vooral zijn vrouw Alida. David trouwde als 34-jarige op 15.4.1908 in Amsterdam met zijn nicht Alida, de eerder genoemde dochter van Benjamin en Judith. Op de gezinskaart in het Stadsarchief van Amsterdam staat dat het echtpaar nadien in Antwerpen zowel als in Parijs heeft gewoond, steeds terugkerend naar Amsterdam. David was diamantslijper; dat zal de reden geweest van de omzwervingen.
        David stierf in Deurne bij Antwerpen op 24.12.1936. Alida is, zoals al is gemeld, een Holocaustslachtoffer, maar van haar weet Joods Monument net zomin als de Oorlogsgravenstichting waar haar overlijden zich heeft voltrokken.
        Het raadsel kon evenwel na nauwgezet zoeken worden opgelost. Alida blijkt zich te hebben bevonden in de Belgische kazerne Dossin, een doorgangskamp in Mechelen.
        Over de 24.906 joden en 351 zigeuners die via dit kamp zijn afgevoerd is een vierdelig, drietalig standaardwerk uitgebracht, voorzien van 18.500 portretfoto’s. De publicatie heet Mecheln-Auschwitz, 1942-1944, de Namenlijst van gedeporteerden, en is uitgegeven door het Joods Museum van Deportatie en Verzet (JMDV) en uitgeverij Academic & Scientific Publishers (ASP)/VUBPRESS. Slechts 1337 van de gedeporteerden overleefden de hel van Auschwitz.
        Alida niet. Zij is op 15 januari 1943 met Transport XVIII naar Auschwitz overgebracht en daar vermoord, denkelijk enkele dagen later. Eén dode.

Flora is begraven op de joodse begraafplaats in Diemen

Flora is begraven op de joodse begraafplaats in Diemen; misschien heeft haar zoon Maurits Henri dit nog kunnen regelen. 
Foto Website ‘Het Stenen Graf’

Oogarts
Flory Ella Goudstikker, de dochter van Maurits Henri en de kleindochter van Flora uit Dordrecht, kwam ongeschonden uit de oorlog – als enig overgebleven verwant van de Hirschels.
        Hoe was dat haar gelukt? Wat had zij beleefd?
        Zelf kan zij de vragen niet beantwoorden, overleden als zij is op 5 december 2012. Maar haar man, Philip Wagenaar, negentiger inmiddels, kan het in haar plaats vertellen. Philip Wagenaar, geboren op 26 december1924 in Amsterdam, is de zoon van Eliazar Wagenaar (Amsterdam, 10.11.1891) en Henriëtte Hillesum (Amsterdam, 3.6.1899), en de broer van Salomon (Amsterdam, 1.11.1926).
        Hij is gevonden via het internet, doordat hij een gedetailleerd, autobiografisch verhaal over zijn oorlogsbelevenissen heeft geschreven voor het tijdschrift International Travel News. In 1995 begon hij voor dat blad een column te schrijven, getiteld “The Discerning Traveler”. Nadat Flory en hij in 1983 met pensioen waren gegaan − hij als oogarts, zij als anesthesiologe –, gingen zij verwoed reizen, fietstochten makend van twee maanden in Europa, liftend “all over te world”. Als columnist zat hij daardoor niet verlegen om inspiratie.
        Zijn oorlogsbelevenissen zijn, uiteraard in het Engels, te lezen via deze link:
intltravelnews.com/columnists/philip-wagenaar
Maar daarin staat niet hoe Flory de oorlog doorkwam. Desgevraagd gaf Philip Wagenaar per e-mail welwillend een toelichting.
        “Flory was al een jaar in Westerbork, waar ze werkte als verpleegster. Ik geloof dat haar moeder daar ook was. Flory en haar moeder Frederika werden naar Theresienstadt overgebracht, en vandaar naar Auschwitz. In Auschwitz kreeg Flory’s moeder te horen dat zij naar rechts moest (of misschien links), in de richting van de verbrandingsinstallaties. Flory wilde met haar moeder meegaan, maar de SS’er zei dat zij de andere kant op moest.
        “Flory bleef twee weken in Auschwitz, waarna ze naar een werkkamp werd gestuurd. Daar werkte ze in abominabele omstandigheden. Ze overleefde. Haar broer Henri Jacob stierf als gevolg van tyfus in een kamp [in Praag]. Ik weet niet wat er met haar vader Maurits Henri is gebeurd [vergast in Sobibor]. Flory praatte niet veel over haar oorlogservaringen.”

Flory Ella is, zoals deze Amsterdamse gezinskaart laat zien, een dochter van Maurits Henri Goudstikker en Frederika Duijzend

Flory Ella is, zoals deze Amsterdamse gezinskaart laat zien, een dochter van Maurits Henri Goudstikker en Frederika Duijzend. Flory is de enige verwant van de familie Hirschel die de Holocaust heeft weten te overleven. In Auschwitz wees een SS’er haar een andere kant op dan haar moeder, en zo ontsnapte zij aan de gaskamer.
Foto Stadsarchief Amsterdam.


Flory E. Goudstikker ontmoette op de universiteit in Amsterdam Philip Wagenaar

Na de oorlog ontmoette Flory E. Goudstikker op de universiteit in Amsterdam Philip Wagenaar, ook een kampoverlevende. Zij verloofden zich in december 1947, zoals het ‘Algemeen Handelsblad’ meldde op 9.12.1947. Twee jaar later gingen de beide studenten medicijnen in ondertrouw, op 16.11.1949, aldus de aankondiging in het ‘Nieuw Israelitisch Weekblad’ van 11.11.1949. Het echtpaar ging wonen op de Prinsengracht, maar emigreerde een jaar later naar de VS.

Veewagens
Philip Wagenaar, orthodox-joods opgevoed, was ook al in Westerbork, al kende hij toen Flory nog niet. Een samenvatting van zijn oorlogsrelaas.
        In Amsterdam, lopend over het Jonas Daniël Meijerplein, was hij eens een man tegengekomen, die, de gele jodenster ziend, tegen Philip zei: “Ik ben een treinmachinist, ik vervoer veewagens vol joden naar Auschwitz, waar iedereen wordt vergast. Als ik jou was, zou ik onderduiken.” Philip vertelde het zijn ouders, maar zij besloten zich niet te verstoppen.
        Op een nacht kwamen de Duitsers. Philip en zijn vader werden in een vrachtwagen geladen. Zijn moeder mocht thuisblijven, omdat haar voet door een ongeluk vervormd was. Ook zijn broer werd met rust gelaten. In veewagens kwamen ze in Westerbork aan. Philip kreeg er een idee. Hij ging zich als een gek gedragen, woest bewegend met zijn armen en benen, “als een dronkenlap onder invloed van heroïne”. Iedereen keek naar hem. De dokter, die iedereen nakeek, stuurde hem naar het ziekenhuis in het kamp.
        De vertoning hielp. Philip en zijn vader mochten naar huis.
        Op een dag kwamen de schreeuwende Duitsers weer in de straat. De Wagenaars woonden in de Spinozastraat, op nummer 7. Weer deed Philip zich voor als een gek, wat de SS’ers ontregelde. Ze verdwenen, maar kwamen de volgende avond terug. Philip en zijn broer hoorden hen naar boven komen. De mannen liepen naar de kamer waar zich hun vader, moeder en grootmoeder ophielden. Philip en Salomon glipten de deur uit en verstopten zich.
        De volgende dag liepen ze terug naar huis, het was er stil. Zijn vader, moeder en grootmoeder waren verdwenen.
        Philip en zijn broer pakten ieder een koffer in en verlieten Amsterdam. Philip, blond met blauwe ogen, kwam terecht in de Noordoostpolder, en werkte er op een vervalste identiteitskaart als ‘Jan van Vliet”, totdat het er onveilig werd. Daarna dook hij onder bij verschillende “vriendelijke mensen”, die voor hem zorgden. Na de bevrijding ging op zoek naar zijn broer, die hij vond bij een priester. Omdat Salomon nogal joods oogde, had hij 2,5 jaar binnen moeten blijven.
        “In de oorlog”, schrijft Philip, “ben ik tien directe familieleden kwijtgeraakt, en honderden indirecte.” Van een zo’n verwant, die in Bergen-Belsen vermagerd was van 130 kilo naar 31, hoorde hij dat zijn vader Eliazar op 12 maart 1945 in Bergen-Belsen is overleden, vier weken voordat dit kamp werd bevrijd, en zijn moeder nog korter voor de bevrijding, op 29 maart.

Flory Ella Wagenaar-Goudstikker en haar man Philip

Dit zijn pasfoto’s van Flory Ella Wagenaar-Goudstikker en haar man Philip. Ze zijn geplaatst bij een verhaal van Philip over zijn oorlogsperiode, op de website van International Travel News. Flory, kleindochter van de Dordtse Flora Goudstikker-Hirschel, is overleden op 5 december 2012. Haar echtgenoot, 93 in 2017, is nog volop in leven.
Foto’s ITN

Visum
Pas na de oorlog leerde Philip zijn geliefde kennen, Flory. Hij had aan de Universiteit van Amsterdam al 2,5 jaar scheikunde gestudeerd toen hij overschakelde op medicijnen. En daar ontmoette hij “a delightful medical student”, Flory Goudstikker.
        “Hij trouwde met haar in 1949 en ging wonen aan de Prinsengracht, in een appartement op de vijfde verdieping. Vrijwel meteen vroegen ze een visum aan voor de Verenigde Staten, dat ze na negen maanden ontvingen. Waarom de VS? Om twee redenen, antwoordt Philip per e-mail.
        ““Ten eerste waren de Russen vlakbij, en wij voelden er niets voor om onder Russische bezetting te moeten leven. En ten tweede waren er te veel dokters in Nederland; velen keerden terug uit Indonesië.”
Philip schreef in Amerika 45 universiteiten aan, of hij er zijn medische studie kon komen voltooien. Uiteindelijk werd hij aangenomen door de Universiteit van Illinois in Chicago. Hij studeerde er af in 1953, en vertrok toen naar New York, om zich daar aan de State University in Brooklyn te specialiseren in oogheelkunde. In 1959 vestigden Flory en hij zich in Seattle, hij als oogarts, zij als anesthesiste. Zij kregen drie kinderen Paul, Marion en Audrey, die weer zes kleinkinderen voortbrachten.
        “Na zijn pensionering ging het echtpaar niet alleen over de wereld trekken, Philip gaf intussen ook lezingen over de Holocaust en medische hypnose. Ze hadden zich net in Seattle bij een woongroep voor senioren aangesloten en een cruise van 75 dagen geboekt, toen Flory stierf.
        “Nog een laatste vraag aan weduwnaar Philip Wagenaar, 93 jaar inmiddels: heeft Dordrecht nog betekenis voor Flory, die immers kleindochter is van een voormalige Dordtse?
        ““Dordrecht zei haar he-le-maal niets”, reageerde hij.

[*Aanvulling
Ruim een jaar nadat bovenstaand verhaal was geplaatst, stuurde eind 2018 Christelle Bouman een waardevolle aanvulling. Zij wijst erop dat er nóg een overlevende is. Gelukkig maar. Het is Henri Bolle, de zoon van Frederika en Juda Bolle. Zijn bestaan was de redactie niet bekend, reden waarom hij in het verhaal niet wordt genoemd. Op basis van beschikbaar archiefmateriaal meldde de redactie zelfs dat er van Frederika en Juda “geen kinderen bekend” zijn. Dit is wat Christelle Bouman nu corrigeert.
Henri Bolle is het enige kind, zo blijkt, dat het echtpaar Bolle kreeg, op 23 februari 1920 in Amsterdam. Hij trouwde met Maria Kerremans, de overgrootmoeder van Christelle Bouman, en de moeder van haar oma Simone.
“Maria en Henri zijn”, schrijft mevrouw Bouman, “in 1942 succesvol gevlucht naar Zwitserland, weliswaar onder zeer zware omstandigheden en met omzwervingen.” Tot de bevrijding heeft dit echtpaar daar in een vluchtelingenkamp gezeten. Henri Bolle is in 1955 overleden.]

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'