Het voorbije joodse dordrecht
Plots verdwenen Dordts echtpaar Fedor en
Piroska Jacob na 75 jaar ‘teruggevonden’
* Fedor Jacob stond eerst onder schuilnaam in overlijdensakte
* ‘Het waren superlieve mensen’
Paula Rath en Jacob Jacob, de ouders van Fedor, |
Gerrit Wildeman, ver in de tachtig, vraagt het zich al zeven decennia regelmatig af: “Wat is er toch gebeurd met Fedor en Rossi Jacob, onze joodse buren in de Frans Lebretlaan?”
Wildeman (Zwijndrecht, 1928) was pas twaalf toen hij aan het begin van de oorlog, op zondag 12 mei, met zijn ouders, zijn zussen Jenny (14) en Joke (10), en in gezelschap van Fedor en Rossi, met de fietsen aan de hand, naar de binnenstad liep.
In Krispijn, hun aller woonwijk, vochten de Duitsers met Nederlandse troepen. Fedor Jacob stelde voor om naar Gerzon op de Voorstraat te gaan, waarvan hij bedrijfsleider was. De kelder daar bood meer veiligheid dan thuis; bovendien vreesde Jacob voor plunderingen. Hij wilde checken hoe het warenhuis er voorstond.
Alles liep goed af, gelukkig, maar een halfjaar later waren Fedor en Rossi Jacob spoorloos verdwenen. Sindsdien stelt Gerrit Wildeman zich nieuwsgierig die vragen: Waar zijn ze gebleven? Wat is er van ze terechtgekomen? “Ze hebben niet eens afscheid genomen”, staat hem nog zo bij.
In 2013 legde Wildeman de kwestie voor aan de redactie van deze website. Zou zij iets te weten kunnen komen over zijn vroegere buren? Aanvankelijk leverde de zoektocht bitter weinig op, behalve dat triest stemmende feit dat Fedor Jacob op 3 maart 1945 is omgekomen bij het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag.
Maar over zijn vrouw, voluit Piroska Frajmovics geheten, viel geen spoor te ontdekken, laat staan over Fedor’s familie.
Nu, twee jaar later, is het bij een hernieuwde zoekpoging gelukt het levensverhaal rond te krijgen. Dat is mede te danken aan de amateur-streekhistoricus Theo Seijs uit Boxmeer, die los van de Dordtse redactie, ook bezig was naspeuringen te doen naar de familie Jacob. Dit onderzoek, waarmee hij in 1990 begon, moet de geschiedenis aan het licht brengen van de joden in het Land van Cuijk. (Fedor’s vader stamt uit deze streek.)
Toen de redactie en hij met elkaar in contact kwamen, raakte de legpuzzel compleet.
Gerrit Wildeman kan enigszins gerustgesteld zijn: Rossi Jacob heeft na de oorlog nog een volwaardig leven kunnen leiden. Al is zij haar baby Magdalena, van wie Wildeman tot voor kort volstrekt geen weet had, door die oorlog verloren.
Piroska Frajmovics wordt afgestaan door haar moeder, zo blijkt uit deze Haagse persoonskaart, |
Fedor Jacob trouwt met Piroska, |
West-Duitsland
Fedor Jacob is een half Duits half Nederlands. Zijn vader Jacob Jacob heeft de Nederlandse nationaliteit, want is geboren in Boxmeer, op 21 januari 1871. Maar zijn moeder, Paula Rath, is een volbloed Duitse, want geboren in Geldern, op 19 juni 1880.
Het is in dit West-Duitse gehucht, op zo’n twintig kilometer afstand van Venlo gelegen, waar Jacob en Paula in 1907 trouwden en waar alle vier de kinderen Jacob ter wereld kwamen – om vervolgens allemaal in Nederland hun bestaan op te bouwen, op de vlucht voor de nazi-terreur. Herbert verscheen als eerste zoon, op 17 januari 1909. Richard volgde, op 5 september 1910. De derde werd Fedor, op 20 september 1911. Otto sloot af, op 20 januari 1919.
Piroska Frajmovics, de Hongaarse met wie Fedor op 10 april 1940 in Den Haag zou trouwen, heeft een ingewikkelder voorgeschiedenis.
Zij is in Boedapest geboren, op 6 april 1915. Wie haar ouders waren, valt via Nederlandse bronnen niet vast te stellen. Haar ouders, of in ieder geval haar moeder, hebben Piroska afgestaan. Op de persoonskaart van Piroska in het Haagse gemeentearchief staat deze handgeschreven notitie: “Afstand door de moeder en naamsverandering van de Weeskamer te Budapest, 10-7-1925.”
Piroska’s achternaam is op dit document doorgestreept en vervangen door Polak. Zij blijkt te zijn geadopteerd door Jacob Polak (Steenwijk, 10 april 1884), een kantoorbediende en later accountant te Den Haag, en zijn vrouw Magda Berrman (Göteborg, 21 juni 1887). In Magda’s woonplaats zijn zij op 15 februari 1914 getrouwd; in Den Haag is het huwelijk herbevestigd.
Dit is de voormalige hoekwoning van Fedor en Piroska Jacob, |
Pleegouders
Wanneer Piroska door hen is opgevangen, is niet bekend. Misschien was het meisje wel een van die 150.000 vermagerde Hongaarse kinderen die na de Eerste Wereldoorlog voor een vakantie bij Nederlandse pleegouders zijn ondergebracht, om op kracht te komen. De kinderen waren ondervoed en sterk verzwakt. Een deel van hen, mogelijk zo’n vijftienduizend, is volgens de website Vijfeeuwenmigratie nooit teruggegaan, naderhand met een Nederlandse man getrouwd en daarmee Nederlander geworden.
Of dit opgaat voor Piroska is onzeker. Vaststaat wel dat zij al begin jaren twintig met haar adoptieouders, die in 1921 al eens een paar maanden in Londen verbleven, in 1922 tijdelijk naar Nederlands-Indië migreerde, naar Weltevreden, een voorstad van Batavia.
Op de website Delpher, die historische kranten toont, zijn hierover minstens vier berichten te vinden, uit de NRC en Het Vaderland. Eerst wordt gemeld dat een “J. Polak en mevr. Polak en k.” op 29 april 1922 uit Amsterdam met het schip ‘Vondel’ zijn vertrokken, dan dat zij op 1 september 1923 vanuit Batavia terugkeren naar Nederland, met de ‘Jan Pieterszoon Coen’. Dat kind moet Piroska zijn; er is geen ander kind van Jacob en Magda Polak bekend.
Eerst gaan ze vanaf 17 oktober 1923 in Den Haag op de Valkenboschlaan 3 wonen, vanaf 4 maart 1924 wordt de Jacob Mosselstraat 42 het definitieve nieuwe woonadres.
Twee foto's die het exterieur en het interieur van Gerzon |
Dordrecht
Een sprong in de tijd: samen met Piroska, ook wel Rossi of Roska genoemd, belandt Fedor Jacob op 26 april 1940 in de Frans Lebretlaan 31 (nu: 13) in Dordrecht, een hoekhuis.
Fedor is eerder al ‘verkooper’ bij de NV Gebr. Gerzon’s Modemagazijnen in Rotterdam geweest, de stad waar hij op 6 april 1937 kwam te wonen, aan de Breitnerstraat 35a, komende uit Amsterdam. Inmiddels is hij opgeklommen tot bedrijfsleider van het Dordtse filiaal, dat zich aan de Voorstraat 248-250 bevindt. Zo’n veertien dagen voordat hij in zijn nieuwe baan in Dordrecht begint, is Fedor getrouwd, in Den Haag, met zijn Piroska, op 10 april 1940.
Op de Frans Lebretlaan maakt het jonge stel kennis met hun buren, de familie Wildeman, die woonde op nummer 29 (nu: 11), ook een hoekhuis, aan de andere zijde van de Clementstraat. Moeder Huiberdina Wildeman-Den Hollander “moederde een beetje” over Fedor en Rossi, herinnert zoon Gerrit zich. Hij beschrijft het echtpaar: “Rossi was knap, slank en niet al te groot. Fedor had een kaal voorhoofd.”
Vooral heugt hij zich het ligbad in hun woning. Gerrit Wildeman was er verzot op. “Ik mocht graag lang in bad liggen.”
Twee weken na hun komst, raakt Dordrecht volop verwikkeld in de oorlog. Wildeman: “Duitse soldaten waren gedropt bij Amstelwijck om zich bij de bruggen over de Oude Maas te nestelen. Die wilden ze behoeden voor opblazen.” Dichterbij, in Wildemans eigen wijk Krispijn, werd gevochten. “De kogels vlogen je om te oren.”
De vader van Gerrit, ook Gerrit geheten, was op vrijdag 10 mei bezorgd teruggekeerd, zoals gewoonlijk met de fiets, uit Den Bosch. “Daar had hij een handeltje, en er was geen telefoon.” Zondag 12 mei, de derde oorlogsdag, stelde buurman Fedor voor om niet thuis, in de doorzonwoning, te blijven te midden van alle oorlogsgeweld, maar om te gaan schuilen in de veel veiliger, want steviger kelder van Gerzon. Fedor wilde sowieso controleren of het warenhuis niet leeggeroofd was. “Hij maakte zich zorgen om z’n pand, dat grote winkelruiten had. Hij was bang voor plunderingen.”
Gerrit Wildeman (1928), de vroegere buurjongen |
Witte vlag
De beide gezinnen gingen op pad, met beddengoed en proviand op de fietsen geladen. Via de Bosboom Toussainstraat bereikten ze de Krispijnseweg. Daar lag, achter het station, een lege vlakte, een landingsveld voor Duitse parachutisten. Overal lagen nog achtergelaten parachutes. “Je wist niet of er misschien nog Duitsers waren, dus liep je zekerheidshalve met een witte zakdoek over die vlakte, naar de Dubbeldamseweg.” Ze staken de spoorlijn over, en kwamen via de Blekersdijk en Vriesestraat op de Voorstraat uit, ongedeerd. “In de binnenstad werd al niet veel meer geschoten.”
Nadat de families de nacht in de grote kelder hadden doorgebracht, zagen zij de volgende ochtend een witte vlag wapperen op de Grote Kerk. Dordrecht, begrepen zij, had zich overgegeven. Wildeman: “De Duitsers waren heer en meester in Dordrecht. Er was nu voor ons geen reden meer om weg te blijven, dus zijn we subiet teruggegaan naar de Frans Lebretlaan.” Er was oorlogsschade: twee ruiten kapot, het tuinmuurtje in elkaar geschoten en in de zijgevel van het huis zat een granaatinslag.
Met dit voorval, voor de jonge Gerrit een soort avontuur, houdt zijn herinnering aan de familie Jacob op. Opeens – “Het zal een halfjaar later zijn geweest” – waren Fedor en Rossi verdwenen. “Wij wisten helemaal niet waar ze waren. Ze waren er plotseling niet meer. Ze hebben geen afscheid genomen.”
Gerrit Wildeman ontwikkelde zich tot project-ingenieur bij Visser & Smit in Papendrecht, kreeg kinderen en is inmiddels weduwnaar. Maar de mysterieuze verdwijning van Fedor en Rossi Jacob is hem altijd blijven dwarszitten, zeker naarmate hij ouder werd. Wat is er toch in vredesnaam met die mensen gebeurd? Hij weet alleen dat Piroska de oorlog heeft overleefd. “Mijn oudste zus Jenny heeft haar toevallig een keer op straat zien lopen en gesproken, in Den Haag.”
Maar wat er verder rondom de voormalige buren is gebeurd, weet hij niet.
Archieven
Met behulp van de onderzoekers Theo Seijs uit Boxmeer en Erica van Dooremalen uit Dordrecht, en puttend uit verschillend archiefmateriaal, is het gelukt een en ander na te pluizen. Het resultaat is afgrijselijk – zoals de oorlog ook was.
Fedor en Piroska zijn na hun onverwachte vertrek uit Dordrecht gaan wonen aan de Nicolaas Beetslaan 6 in Voorburg. Zij namen er schuilnamen aan, volgens zowel Seijs als de website Joods Monument. Fedor noemde zich Anton Lammers, zijn vrouw Leni de Jonge. Zogenaamd waren ze allebei afkomstig uit Batavia. Seijs: “Tijdens de oorlog kon de bezetter toch niet controleren of zij echt in Nederlands-Indië geboren zijn.”
Het voortvluchtige echtpaar had inmiddels een kind, Magdalena. Het is nog in Dordrecht geboren, op 25 december 1940. Piroska moet dus zwanger zijn geweest toen ze nog op de Lebretlaan woonde, maar Gerrit Wildeman herinnert zich dat niet. “Ik heb nooit van een baby geweten; het is een complete verrassing voor me.”
Magdalena verbleef niet bij haar ouders. Fedor en Piroska brachten haar onder bij Fedor’s ouders, Jacob en Paula, in Rotterdam. Maar zoals te vrezen viel, werden zij opgepakt bij een razzia. Volgens Theo Seijs namen Jacob en Paula Magdalena mee naar Kamp Westerbork. Daar is het kind ook overleden, op 17 december 1942, nog geen twee jaar oud.
Vergast
De rest van de familie bleef werkelijk niets bespaard.
Jacob en Paula werden vergast in Auschwitz, beiden op 26 januari 1943. Hun zonen Herbert en Otto waren op dat moment al vernietigd, eveneens in Auschwitz, allebei op 30 september 1942. Otto was nog in Kamp Westerbork getrouwd met Louise Sara Goldsteen (Rotterdam, 14 april 1914), op 2 augustus 1942. Zij stierf op dezelfde dag als haar man, en ook in Auschwitz – net als haar vader, moeder en zus.
Er was nog een zoon, Richard Jacob. Ook hij was getrouwd, op 12 februari 1941 in Amsterdam, met Paulina Jansje Hoogstraal (Assen, 7 maart 1913). Op 16 juli 1943 vonden ze gelijktijdig de dood, in Sobibor.
Fedor Jacob stierf als laatste van zijn nu volledig vermoorde familie. Op 3 maart 1945 kwam hij om bij het verwoestende bombardement op het Haagse Bezuidenhout. RAF-piloten dropten door een tragische coördinatiefout bommen boven deze woonwijk, in plaats van boven een V2-raketinstallatie van de Duitse bezetter in het Haagse Bos.
Niemand is nu nog in leven, op Piroska na.
Het blijkt dat zij na de oorlog nog een redelijk normaal leven heeft kunnen leiden.
Op 27 december 1946 hertrouwde ze, met Jacques François van der Leeuw (Den Haag, 18 maart 1913). Uit dit huwelijk kwamen twee kinderen voort: Ingrid (Den Haag, 2 juli 1947) en Patricia (Den Haag, 10 augustus 1949). In 1951, op 31 mei, scheidden Piroska en Jacques, die zou overlijden op 1 november 1996. Drie jaar later, op 5 juni 1954, trouwt zij nog eens, nu met Willem van Iersel (Rijkswijk, 12 december 1926). Ook dit huwelijk wordt ontbonden, op 9 juni 1958.
In de Dordrechtsche Courant van 28 december 1940 wordt de geboorte van Piroska's dochter, Magdalena, bekendgemaakt. De baby leeft nog geen twee jaar. Zij sterft in Kamp Westerbork, op 17 december 1942, en ligt begraven in Assen. |
Jacob Polak, de pleegvader van Piroska, overlijdt op 16 februari 1963. De overlijdensadvertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad op 1 maart 1963 vermeldt de kinderen die Piroska tijdens haar tweede huwelijk zijn geboren, Ingrid en Patricia. |
Magda Berrman, de pleegmoeder, sterft vijf jaar later, op 13 oktober 1968 (NIW 18-10-1968). |
Drie van Breda
Op 6 september 1983 sterft Piroska, 68 jaar oud.
Haar adoptieouders waren al veel eerder heengegaan. Jacob Polak op 16 februari 1963 (78 jaar oud), Magda Berrman op 13 oktober 1968 (81). Ze liggen begraven op de Joodse begraafplaats in Wassenaar.
Ook zij hebben de oorlog dus overleefd, maar dat was ternauwernood. Dit valt af te leiden uit de verklaring die Magda Berrman heeft afgelegd in februari 1972, tijdens een hoorzitting op het Binnenhof. Een commissie uit de Tweede Kamer hoorde onder anderen vertegenwoordigers van joodse organisaties, die protesteerden tegen de mogelijke vrijlating van de Drie van Breda, de oorlogsmisdadigers Josef Kotälla, Franz Fischer en Ferdinand aus der Fünten.
Bij die gelegenheid bleek dat Magda en haar man op de zogenoemde Barneveldlijst stonden, waardoor zij vrijgesteld dachten te zijn van maatregelen tegen joden. Maar de SS’er Kling, zo verklaarde Magda, trok deze bescherming in, en arresteerde het echtpaar desondanks. Ze werden overgebracht naar Westerbork; feitelijk waren ze dus al op weg naar hun dood. Dat is op de valreep voorkomen.
Maar zo konden zij meemaken dat hun Hongaarse pleegdochter Piroska zelf kinderen kreeg – hùn kleinkinderen zeg maar.
De pleegouders van Piroska, Jacob Polak en Magda Polak-Berrman, liggen beiden, |
In oktober 2019 ontving de redactie van deze Stolpersteine-site uit het niets een alleraardigst bericht van Gert Klein Hesseling, over Fedor en Piroska Jacob – het echtpaar dat in het verhaal hierboven is geportretteerd. Klein Hesseling wilde graag vertellen hoe zijn moeder, Leentje van Oudheusden, altijd met genegenheid is blijven denken aan de Jacobs. Spoken |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'