Het voorbije joodse dordrecht
De joodse familie Van Rees heeft
de Holocaust weten te doorstaan
* Nog meer overlevenden
* Foto van Louis van Rees gevonden
Vader Matthijs van Rees staat op dit groepsportret uit 1941, van docenten van het Joodsche Lyceum aan de Speelmanstraat in Rotterdam. Van andere gezinsleden is geen portret aangetroffen. |
Het Dordts-joodse gezin Van Rees heeft groot geluk gehad: alle vier de gezinsleden hebben de Holocaust overleefd.
Hoe en waar zij zich verborgen hebben gehouden, is nog altijd niet bekend. Maar twijfelloos staat vast dat vader, moeder én de twee kinderen Van Rees na de bevrijding ongedeerd tevoorschijn zijn gekomen. De volkerenmoord die de nazi’s waren begonnen, heeft ze niet getroffen.
Een gezin dat voltallig is ontsnapt aan de Holocaust, is op deze Stolpersteine-website exceptioneel. Toch moet een terugblikkend artikel over hen noodgedwongen kort blijven, juist omdat er zo weinig details voorhanden zijn over de oorlogstijd – de periode die zij zo glorieus hebben weten te doorstaan.
Aan de hand van openbare documenten is niettemin geprobeerd enigszins te beschrijven hoe het de familie Van Rees voor, tijdens en na de oorlog is vergaan. Dit is het resultaat.
Matthijs van Rees woonde vanaf november 1924 in een bovenwoning op de Voorstraat (links), op huidig nummer 200. Dat is boven dit grand café, bijna op de hoek met het Steegoversloot. Nadat hij gehuwd was met Sara (‘Suze’) Koekoek, betrok het echtpaar begin 1925 een hoekpand aan de Javastraat (rechts), op huidig nummer 47-49. |
Al veel eerder, in 1920, hadden Matthijs en Suze zich verloofd, blijkens dit bericht in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (NIW) van 5 november. Foto Delpher |
Hagenaren
Matthijs en zijn echtgenote Sara: geen van beiden zijn zij Dordtenaren, maar Hagenaren.
Matthijs van Rees is in de hofstad geboren op 14 oktober 1899, als zoon van Louis van Rees en Kaatje Mendel. Sara (‘Suus’ genoemd) Koekoek kwam ter wereld op 2 november 1901 als dochter van Nathan Koekoek en Esther Bloemkoper. Hij was wiskundeleraar en zij pianolerares toen ze verslingerd raakten aan elkaar. Er kwam een huwelijk van, op 24 december 1924, in hun beider geboortestad. Zij was 23 en woonde nog in Den Haag, hij was 25 en had emplooi gevonden op de Rijks Hoogere Burgerschool in Middelharnis. Hij woonde daar vanaf 11 februari 1924 op de Voorstraat, bij de weduwe Knops.
Dordrecht werd voor het echtpaar de nieuwe woonstad. Matthijs van Rees arriveerde er als eerste. Volgens de gezinskaart in het Regionaal Archief Dordrecht liet hij zich, komend van Goeree-Overflakkee, op 13 november registreren bij de gemeente. Hij ging wonen in Dordrecht, weer op een Voorstraat, op nummer 158 rood (nu: 200). Dat is een pand bijna op de hoek met het Steegoversloot. Van Rees werd in Dordrecht leraar aan het Johan de Witt-gymnasium.
Zijn echtgenote Sara meldde zich officieel per 3 januari 1925 in Dordrecht. Enkele dagen eerder, op 31 december 1924, had haar man al een woning voor hen beiden gevonden, in de Indische Buurt, op het adres Javastraat 27 (nu 47-49), ook een hoekpand. Ze konden zich nu settelen.
Het huwelijk werd gesloten in Den Haag, op 24 december 1924, zoals blijkt uit de huwelijksakte. |
Louis werd het eerste kind van Matthijs |
Zonen
Nog in hetzelfde jaar dat zij Dordtse was geworden, beviel Sara van het eerste kind, Louis, op 9 oktober 1925. Bijna vier jaar later volgde de tweede zoon, Nico, op 13 juni 1929.
In de tussentijd werkte vader Van Rees aan zijn proefschrift over wiskunde, zijn vakgebied. In 1928 promoveerde hij aan de Universiteit van Leiden op deze dissertatie, getiteld Analytische voortzetting van analytische functies en van reeksen van analytische functies.
In 1930 was voor het gezin Van Rees Dordrecht alweer voorbij. Per 31 januari verhuisde het naar Rotterdam, naar de Van Citterstraat 49b. Matthijs van Rees werd in deze stad leraar aan het Gymnasium Erasmianum, destijds gevestigd aan de Coolvest (nu Coolsingel).
Tien jaar later woedt er oorlog in Nederland; de jodenvervolging krijgt spoedig daarna een aanvang.
Met ingang van 1 september 1941 mochten in Rotterdam joodse scholieren niet meer naar hun eigen openbare school. Ze werden door de Duitsers verplicht om naar het Gemeentelijk Lyceum voor Joodsche Leerlingen te gaan, dat voor dit doel was opgericht. De school werd deels ondergebracht in de Jeruzalemstraat, deels in de Speelmandwarsstraat op nummer 7. Dit laatste gebouw werd volgens de website ‘JoodsErfgoedRotterdam’ in 1939 “nog gebruikt als school voor Lager Onderwijs”. De bovenverdieping ervan “was weggebombardeerd”.
De Dordtse archiefkaart van het gezin Van Rees, voor- en achterzijde. |
In Rotterdam ging de familie wonen in de Van Citterstraat, op nummer 49b. |
Oorspronkelijk gaf Matthijs van Rees les op het |
Inschrijving
In april 1942 konden leerlingen zich in dit schoolgebouw laten inschrijven, volgens een bericht in Het Joodsche Weekblad van 17 april 1942, op dinsdag 21 en woensdag 22 april, van 9-12 en van 2-4 uur. “Bij de opening”, meldt de website terugblikkend, “telde de school zo’n 150 leerlingen. In mei 1943 werd de school opgeheven. Steeds meer leerlingen vertrokken, in het beste geval na onderduik, maar meestal door deportaties. Het leerlingenaantal was in maart 1943 teruggelopen naar 12, waarna de school in mei gesloten werd.”
Op dit Joods Lyceum werd Matthijs van Rees − volgens een bericht in het Rotterdamsch Nieuwsblad van 11 december 1941− aangesteld als leraar in de wis-, natuur- en werktuigkunde. Hij was overigens niet de enige (voormalige) Dordtenaar die toetrad tot het docentenkorps. De burgemeester benoemde er ook Dordtenaar mr. Emanuel Hamburger tot leraar in de geschiedenis, staathuishoudkunde en staatsinrichting (zie op deze site verhaal 38) en dr. Juda Joseph Vleeshouwer tot leraar in de scheikunde (zie verhaal 78).
Alle leraren en leraressen werden slechts tijdelijk in dienst genomen, zo ook de rector dr. S. Wijnberg. Van de docenten is een groepsportret bewaard gebleven, dat is indertijd geplaatst in het Nieuw Israëlitisch Weekblad en dat is aangetroffen in de beeldbank van het Joods Historisch Museum (zie hiernaast). Van Rees wordt in de krant correct ‘Van Rees” genoemd, in de beeldbank per abuis “Ten Rees”.
Dit zijn de persoonskaarten uit het archief van de Joodsche Raad van vader en moeder Van Rees en hun zonen Louis en Nico. Op alle kaarten staat hetzelfde, namelijk dat zij zich op 11 juni 1945 in België bevonden. |
Notities
Vervolgens valt alles stil. Wat er gebeurde met het gezin Van Rees, is niet te traceren. Ook JoodsErfgoedRotterdam moet zich beperken tot: “Hoe Matthijs en zijn zonen door de oorlog kwamen is (nog) niet bekend.” De volgende zin op die website springt al naar juni 1945.
[Op 27 juni 2023 is de desbetreffende tekst aangepast en uitgebreid. Nu staat er: “Het gezin is tijdens de oorlog gevlucht naar Wallonië en heeft zo de oorlog overleefd. Bij Nico is op de archiefkaart aangetekend dat hij in juni 1945 in België zat, net zoals bij zijn broer Louis en zijn vader. Nico werd in België ondergebracht in een katholiek jongensinternaat aan de Belgisch-Franse grens, red.]
Merkwaardig is dat het lot van Sara, de vrouw van Matthijs, is weggelaten. Daar is geen reden toe. Sara van Rees is niet omgebracht of gescheiden; zij was er nog altijd. Dat blijkt ook uit de persoonskaart van haar uit het archief van de Joodsche Raad. Op die kaart staan precies dezelfde notities als op de kaarten voor haar man en hun kinderen.
Enerzijds is er de datum “29 jul 1942” gestempeld, anderzijds valt er op alle vier de kaarten te lezen, in rood handschrift: ‘in België 11/6/45”. En dan is er onderaan in blauw handschrift nog genoteerd: “21.7.47 thans Noordsingel 21 R’dam”. Het enige dat afwijkt, is een extra handgeschreven aantekening op de kaart van Matthijs van Rees, luidende: “Marie Agnes 4.8.45” (daarover verderop meer).
Nergens wordt op de persoonskaarten Westerbork vermeld of een ander (concentratie- of vernietigings)kamp. De kaarten ‘vertellen’ met andere woorden dat de gezinsleden Van Rees allemaal ondergedoken zijn geweest, en na de bevrijding weer zijn opgedoken. Ze zijn uit handen van de nazi’s gebleven.
Na de oorlog is nog een derde kind geboren, Marie Agnes, op 4 augustus 1945. |
Gecremeerd
Net zomin als na te gaan is wat zich rond het gezin Van Rees in de oorlogstijd heeft afgespeeld, is te vinden hoe het de vier familieleden ná de oorlog is vergaan. Er zijn alleen wat details gevonden, die fragmentarisch een idee geven van hun verdere levensloop.
De website ‘JoodsErfgoedRotterdam’ is gaan speculeren. Citaat: “Waarschijnlijk kreeg Matthijs, net na de oorlog met een tweede echtgenote op 4 augustus een dochter, Marie Agnes.”
Dit is onzin. Marie Agnes is geboren in de tijd dat het gezin Van Rees in België zat, vanaf 11.6.1945 tot 21.7.1947. Zij is ‘gewoon’ een nagekomen, naoorlogs kind. [In een herziene versie van het verhaal is de zin over de tweede echtgenote verdwenen, red.]
Dat Marie Agnes een kind is van Matthijs en Sara alias Suus, blijkt uit de overlijdensadvertentie voor Suus van Rees-Koekoek, geplaatst in de NRC van 5 mei 1971. Daarin wordt Maria Agnes genoemd (als M.A. Haft-van Rees) en daarin staat: “Op 3 mei overleed nog vrij onverwachts mijn innig geliefde Vrouw, onze lieve Moeder, behuwdmoeder en Grootmoeder”, ondertekend door M. van Rees in Rotterdam (Matthijs), L. van Rees (Louis) en E. van Rees-v.d. Bergh en kinderen in Hoogerheide, N. van Rees (Nico) en J.H. van Rees- ’t Hoft en kinderen en ten slotte M.A. Haft-van Rees en L.L. Haft in Leiden.
Suus van Rees is “in alle stilte” gecremeerd, overeenkomstig haar wens.
De ouders van Matthijs zijn beiden in de oorlog overleden, vader Louis op 9 februari 1942 (82), moeder Kaatje op 29 oktober 1942 (85). Of hun dood met de oorlog had te maken, is niet vast te stellen. |
Slachtoffer
Terug naar de bezettingstijd.
Het gezin Van Rees mag de Holocaust hebben overleefd, toch zijn er twee familieleden tijdens de oorlog overleden: de ouders van Matthijs, beiden in hetzelfde jaar 1942.
Zijn vader Louis stierf in Den Haag op 9 februari 1942, op 82-jarige leeftijd, zijn moeder Kaatje Mendel enkele maanden later, ook in Den Haag, op 29 oktober, als 85-jarige. Het echtpaar woonde op den duur in de Primulastraat, op nummer 29.
Of hun dood direct of indirect te maken heeft gehad met het Duitse bewind, is niet na te gaan. De overlijdensakte rept er in ieder geval niet over. En hun namen worden niet genoemd op ‘Joods Monument’, het online monument voor de “meer dan 104.000 mensen die in Nederland als Joden werden vervolgd en de Holocaust niet overleefden”. Dat betekent dat Louis en Kaatje niet worden erkend als Holocaust-slachtoffers.
En de ouders van Sara, de schoonouders van Matthijs? Haar vader, de vleeshouwer Nathan Koekoek (Den Haag, 11.4.1874), is wel een regelrecht slachtoffer van de nazi-gruwelen geworden. Hij werd omgebracht in Auschwitz, op 26 februari 1943, 68 jaar oud. Sara’s moeder Esther Bloemkoper (Amsterdam, 9.1.1875) is al dit leed bespaard gebleven. Zij overleed al voor de oorlog, op 17 september 1937 in Den Haag, als 62-jarige.
***
Terug naar de bezettingstijd.
Na de bevrijding bleek het gezin Van Rees nog intact (zie evenwel het kader hieronder).
Maar wat er in navolgende decennia rondom de familieleden is gebeurd, is niet eenvoudig uit te zoeken, eenvoudigweg omdat er weinig informatie over te vinden is.
Het enige dat viel vast te stellen is dat het gezin vanaf 11 juni 1945 een poos in België heeft gewoond, zo’n vijftien maanden, en dat in die tijd dochter Marie Agnes is geboren. Volgens hun Joodsche-Raadkaarten ging het gezin na terugkeer in Nederland in Rotterdam wonen, aan de Noordsingel 21. ‘JoodserfgoedRotterdam’ houdt het erop dat Marie Agnes in Eindhoven is geboren, nadat België en het zuiden van Nederland waren bevrijd.
Moeder Sara overleed zoals gemeld als eerste, in 1971. Vader Matthijs stierf enkele jaren daarna, ook in Rotterdam, op 18 juli 1974. Hij is 74 geworden. Hij heeft evenmin een volwaardig graf gekregen: Matthijs is vier dagen later gecremeerd, volgens het overlijdensbericht in de b van 20 juli 1974, in het Crematorium Rotterdam-Zuid. De beide echtelieden woonden tot hun overlijden op het adres Schiedamsevest 99.
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'