Het voorbije joodse dordrecht
De joodse familie Schaap bleef
onontdekt in Dordrecht − tot nu
In april 1943 stokte het leven van Maurits Schaap in het concentratiekamp.
Hij is Dordtenaar geweest. Zo ook zijn vrouw Rachel en hun zoon Alfred. Zelfs zijn moeder, de weduwe Vrouwtje Schaap-Calo, heeft in de stad gewoond. Allen zijn zij vermoord − twee in Sobibor, twee in Auschwitz.
Toch komen zij als Holocaustslachtoffers geen van allen voor op Lijst 1 en 2 op deze website, van in Dordrecht geboren, in Dordrecht ondergedoken of naar elders vertrokken joodse Dordtenaren. De reden? Zij waren niet tijdens de oorlog woonachtig in Dordrecht. Ze waren vooroorlogse ‘voorbijgangers’ − en dan word je niet gesignaleerd. Bovendien zijn de familieleden Schaap maar heel kort Dordtenaar geweest. De stad was voor hen slechts een doorgangsplaats.
Niettemin worden Maurits, Rachel, Alfred en Vrouwtje hier met een artikel in de herinnering gebracht. Lang- of kortdurend, ieder Holocaustslachtoffer dat een band met Dordrecht heeft gehad, verdient het om op deze site te worden geboekstaafd.
Emanuel Elias Schaap in spoorweguniform en daarnaast zijn vrouw Vrouwtje Calo, in een onbekend jaar. Zij zijn de ouders van Maurits, die een tijdje Dordtenaar is geweest, net als zijn moeder. |
En ook hier andermaal Emanuel en Vrouwtje. |
Vader Emanuel overleed op 18 november 1916 in Nederland, 60 jaar oud. Hij is begraven …. |
Onzichtbaar
Lang niet iedere joodse Nederlander die Dordrecht ooit als woonstad heeft gekend, is eenvoudig te traceren. Dat vereist breed, volhardend archiefonderzoek, gesteld al dat alle verhuizingen in iemands leven digitaal tevoorschijn te halen zijn. Vrouwtje Calo is zo’n voorbeeld van een persoon die digitaal almaar onder de radar bleef − totdat de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen op haar stuitte. Vrouwtje heeft namelijk een tijdje in Dordrecht vertoefd. Daar op verder speurend, kwam naar boven dat zij in die tijd bij haar zoon, schoondochter en kleinkind inwoonde − nóg drie mensen die voordien ‘onzichtbaar’ zijn gebleven.
Vrouwtje Calo is een geboren Amsterdamse (18 februari 1864), die op 28 juni 1887 als 23-jarige trouwde met de 30-jarige Emanuel Elias Schaap (19 oktober 1856). Dat gebeurde in Kampen, zijn woonplaats. Emanuel was personeelslid van de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, een voorganger van de NS. Zijn functie als spoorwegambtenaar veroorzaakte dat hij en zijn gezin nogal eens hadden te verhuizen. Dat blijkt al uit de geboorte van hun eerste kind, Maurits, op 30 november 1888. Vrouwtje beviel van hem in Amsterdam.
Op Amsterdam volgde Oldenzaal − waar het gezin volgens de website ‘Oorlogsdoden Oldenzaal.nl’ woonde van november 1892 tot mei 1893, op het adres B 54. Vrouwtje werd volgens deze site ook wel Flora genoemd.
Nijmegen werd de volgende standplaats. Daar kwamen achtereenvolgens drie dochters ter wereld, met Regina (3 mei 1897) als eerste, gevolgd door Klara (ook wel: ‘Clara’; 15 juni 1899) en Sophia (2 maart 1903). Het uitgedijde gezin is lang in Nijmegen gebleven, in ieder geval totdat vader Emanuel stierf. Dat was op 18 november 1916, op 60-jarige leeftijd. Vrouwtje werd zodoende op 52-jarige leeftijd weduwe.
Emanuel en Vrouwtje samen (in ongeveer 1910). |
De lofzang op Emanuel Schaap, in een spoorwegblad bij zijn 21-jarig ambtsjubileum. |
Vrouwtje in circa 1935. |
Opgewekt
Vrouwtje was een voorbeeldige, empathische “ras-echte ambtenaarsvrouw”. Zo complimenteus wordt zij althans beschreven in een artikel dat is geplaatst op de website ‘Joods Monument’. Te oordelen naar het oud-Nederlandsch lijkt het stuk te zijn gepubliceerd in een spoorwegtijdschrift bij een ambtsjubileum van medewerker Emanuel Schaap.
Het heet daarin dat Vrouwtje haar man “met opgewekt, gezond optimisme heeft gesteund en ter zijde gestaan gedurende een 21-tal jaren van zijn ambtenaarsleven”. Flora, vervolgt het, “behoort tot die gelukkige naturen die het leven niet zwaarder opnemen en niet zwaarder bekijken, dan het verdiend. Ze weet te lachen met de blijden en te treuren met de door het noodlot geslagenen. En ook dáárvan weet het Nijmeegsch spoorweg-personeel te verhalen. Het heeft haar onvermoeid zien dansen op de feesten van “het Vliegend Wiel”, maar haar ook leeren bewonderen als de weldoende liefderijke troosteres in de huizen waar de dood offers geeischt had”.
“Aan ziektebedden van gewonde arbeiders en in de huizen van zwaar beproefde weduwen, wist ze te toonen haar plicht te kennen als de vrouw van haren man: den Ambtenaar. Mevrouw Schaap is de ras-echte ambtenaars-vrouw, die het verdient in deze jubileumsdagen met haren verdienstelijken echtvriend de hulde te deelen, die men hém toegedacht heeft. Ze zijn beide, Schaap en zijn vrouw, nog jong genoeg om een reeks gelukkige jaren in het blijde vooruitzicht te hebben en te mogen hopen op een zonnige levensherfst en -winter.”
Maar dit heeft dus niet zo mogen zijn. Emanuel Schaap overleed voortijdig.
De drie kinderen Schaap: Emanuel Maurits (1913), Alfred (1924) en Meijer (1914). |
Moeder Rachel Schellevis. |
Duitsland
Maurits, haar eerste kind, was toen al een getrouwd man. Op 14 februari 1912 hadden hij en Rachel Schellevis (Amsterdam, 19 maart 1888) elkaar in Amsterdam het ja-woord gegeven. Vrij kort hierna werden de eerste kinderen geboren, in Nijmegen: Emanuel Maurits (7 januari 1913) en Meijer (20 december 1914). Daarna verhuisde het gezin naar Kleef, dat niet ver van de Nederlandse grens vandaan ligt. Waarom het naar Duitsland vertrok, is niet bekend. Maar het zal allicht, zoals indertijd te doen gebruikelijk was, hebben samengehangen met het beroep van Maurits. Hij was een bedrijfsleider.
In Kleef verscheen er nog een derde kind: Alfred, op 4 februari 1924. Op 23 september 1933 dook het gezin weer op in Nijmegen, om daar in de Van Heutszstraat 27 te blijven tot maart 1939.
Maurits was inmiddels technieker geworden. In Zwijndrecht kon hij als zodanig aan de slag bij de VOZ, de Verenigde Oliefabrieken Zwijndrecht. Het gezin vestigde zich daarom per 21 maart aan de overkant, in Dordrecht (door de website ‘Oorlogsdoden Oldenzaal’ trouwens ‘Dorth’ genoemd) − op nummer 9 van de Jan Vethkade, in de vrij nieuwe wijk Krispijn. Alleen Alfred, de laatstgeboren zoon, vergezelde zijn ouders. De twee andere zonen, twintigers inmiddels, woonden elders.
De drie dochters van weduwe Vrouwtje waren intussen ook al onderdak. Regina (22) was op 29 juli 1919 in Nijmegen getrouwd met de 30-jarige Bernard Gerrit Vogelsang (Veen, 19 maart 1889) – die vóórdat hij op 18.09.1890 werd erkend, overigens Bernard Gerrit Vos heette. Klara (19) trouwde op 25 juli 1918 in Amsterdam met de 26-jarige kantoorbediende Fredrik Albert Alberts (Ambt Hardenberg, 13 oktober 1891). En Sophia (‘Fie’) koos op 7 december 1921 in Elst Anthonie (‘Anton, Tom’) Mol (Amsterdam, 7 januari 1899) tot de hare. Hij was luitenant, later kolonel en ten slotte kapitein van de Topografische Dienst.
De drie kinderen Schaap: Emanuel Maurits, Alfred en Meijer, hun moeder, Rachel Schellevis met vader Maurits erbij, maar jaren ouder. |
Op 21 maart 1939 ging het gezin Schaap vanuit Nijmegen in Dordrecht wonen, aan de Jan Vethkade op nummer 9 (nu: 5). Op de foto is dat het hoekhuis rechts. |
Deze foto toont, in april 1973, de nummers 9 tot en met 13 van de Franschelaan, nu Henri Polaklaan geheten. Het grote pand in het midden heeft de nummers 11, 11a, 11b en 11c. Huize Frank was gevestigd op de nummer 11 en 11a. |
Amsterdam
Oudste zoon Maurits was niet alleen met zijn gezin naar Dordrecht verhuisd. Zijn moeder, de weduwe Vrouwtje, was meegekomen vanuit Nijmegen. Met z’n vieren woonden zij aan de Jan Vethkade. Krap een jaar later was hun Dordtse tijd voorbij. Maurits, zijn vrouw Rachel, zoon Alfred, maar óók moeder Vrouwtje trokken naar Amsterdam, op 23 april 1940 – ruim vier weken voordat in Nederland de oorlog zou losbarsten. Gevieren vestigden zij zich in de Biesboschstraat, op nummer 40 III.
Zonder dat te weten, trad in Amsterdam hun laatste levensfase in.
Alfred, de meegekomen zoon, was het eerste gezinslid dat slachtoffer werd van de Holocaust. Hij werd in Auschwitz vermoord, 18 jaar oud, op 30 september 1942.
Vrouwtje Calo was het volgende slachtoffer. Volgens de website ‘Oorlogsdoden Oldenzaal’ was zij in december 1940 nog verhuisd naar Huize ‘Frank’ aan de Plantage Franschelaan 11-11a (nu: Henri Polaklaan) te Amsterdam. Samen met veertien andere bewoners werd ze door de Duitsers uit dit “ritueel pension voor dames en heeren” weggehaald. Op 4 februari 1943 kwam Vrouwtje aan in Kamp Westerbork, waarvandaan ze op 9 februari op transport ging naar Auschwitz. Daar werd zij drie dagen later omgebracht, op 12 februari 1943. Ze is 78 geworden.
Ten slotte zijn in Sobibor, op 16 april 1943, de levens beëindigd van zowel Maurits als Rachel, 54 en 55 jaar oud. Zij waren ook eerst naar Westerbork getransporteerd, op 6 februari 1943, en vervolgens op 13 april per trein naar het oosten gereden.
De gezinskaarten van het gezin van Maurits Schaap (voor- en achterzijde) en die van zijn moeder, de weduwe Vrouwtje Calo, laten zien dat zij tegelijk in Dordrecht aankwamen en een jaar later, op 23 april, kort voor het begin van de oorlog, tegelijk verhuisden naar Amsterdam, naar de Biesboschstraat 40 III. |
De drie zussen van Maurits Schaap: Regina, Klara en Sophia, kwamen ook levend uit de oorlog. Regina is overleden op 16 april 1957 in Amersfoort en begraven in Utrecht. |
Gered
Wonder boven wonder zijn de drie zussen van Maurits: Regina, Klara en Sophia, allen in leven gebleven. Ze hebben zich weten te redden, zo ook hun echtgenoten. Hoe hen dat is gelukt, is via openbare bronnen niet te reconstrueren. Maar onderduiken zal een factor zijn geweest.
Regina en haar man, de administrateur en procuratiehouder Bernard Vogelsang, zijn na dertig jaar huwelijk gescheiden, op 12 oktober 1949. Regina stierf op 16 april 1957 in Amersfoort, op 59-jarige leeftijd. Zij is begraven in Utrecht, op de 3de begraafplaats Tolsteeg aan de Maansteenweg 1. Zij had met Bernard één dochter gekregen. Flora Antonia Vogelsang, op 30 mei 1921 in Sabang (Indonesië).
Klara Schaap stierf op 29 augustus 1987 als 88-jarige in Nijmegen. Haar ex, Fredrik Albert Alberts, overleed als 72-jarige in Haarlem, op 19 juni 1964. De echtgenoot van Sophia, Anthonie Mol, is in 1957 gestorven, in IJsselstein, op 31 maart. Hij was toen 58. Sophia zelf is blijven leven tot 30 december 1978, in IJsselstein. Zij is 76 geworden.
En die twee andere kinderen van Maurits en Rachel, Emanuel Maurits en Meijer? Ook zij zijn levend uit de Tweede Wereldoorlog gekomen.
De Amsterdamse kaart van het gezin van Maurits Schaap. Op 12 juli 1943 zijn vader Maurits, moeder Rachel en zoon Alfred naar “Duitschland” afgevoerd. Zij zijn alle drie vermoord, Maurits en Regina in Sobibor, Alfred (en ook zijn oma Vrouwtje) in Auschwitz. |
Volgens de Amsterdamse kaart van Vrouwtje Calo is zij op 4 december 1940 verhuisd naar de Franschelaan 11. Op dit adres was het joodse pension ‘Frank’. |
De Biesboschstraat, met links bij het blauwe verkeersbod, nummer 40. |
Emanuel
Emanuel is na de oorlog, op 5 juli 1945, getrouwd met Leentje Levie (Arnhem, 2 juli 1915).
Aan het begin van de oorlog woonde hij in de Biesboschstraat 40 III. Dit kan erop duiden dat zijn ouders en grootmoeder na hun vertrek uit Dordrecht bij hem zijn gaan inwonen. Op 10 juli 1943 werd hij in de bevolkingsadministratie genoteerd als onvindbaar (VOW, Vertrokken Onbekend Waarheen). Meestal wijst dit op onderduiken.
Na de bevrijding kwam hij op 27 juni 1945 tevoorschijn, en ging wonen in de Diezestraat, op nummer 34 huis, samen met zijn vrouw Leentje. De laatste opmerkingen op hun gezinskaart zijn dat er een baby is geboren (Gilberte Rose Schaap, in 1946) en dat het gezin op 6 september 1952 is geëmigreerd naar het Duitse Kleef, in de familie een bekende stad. Hoe ’t het gezin daarna is vergaan, is niet te achterhalen. Emanuel Maurits was aanvankelijk administrateur van beroep, daarna vertegenwoordiger.
Huize Frank adverteerde na het begin van de oorlog nog volop in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (op 10 mei 1940, op 14 juni en op 12 juli). Maar ook nog aan het einde van 1940, op 28 december, in het ‘Algemeen Handelsblad’. ‘Ook in deze tijd’, staat er, is het pension nog het beste in Amsterdam voor bejaarde dames en heren. Later in de oorlog werden alle bewoners er door de Duitsers weggehaald. |
Huisknecht
Meijer Schaap, de broer van Emanuel en Alfred, heeft meerdere beroepen gehad. Op zijn eveneens Amsterdamse gezinskaart wordt vermeld dat hij verkoper manufacturen was, huisknecht en grossier in textiel. Hij vestigde zich op 25 april 1934 in Amsterdam, en verbleef op verschillende adressen voordat hij op 3 augustus 1937 voor iets langere tijd in de Sarphatistraat terecht kon, op nummer 133 huis.
Opvallend is dat ook hij op 17 mei 1940 opdook in de Biesboschstraat 40 III, bij zijn ouders dus. Iedereen kroop kennelijk destijds bij elkaar. Enkele maanden later, op 4 september, vertrok Meijer naar de Rijnstraat 74 II. Zijn volgende adres wordt pas op 5 september 1945 de Diezestraat 34 huis, waar iets eerder zijn broer Emanuel was gaan wonen.
Er is dus een administratief gat van vijf jaar − wat in zijn geval ook wel zal samenhangen met de onderduik. En dat zal gebeurd zijn in gezelschap van zijn vrouw Margaretha Gaarkeuken (Haarlem, 14 september 1913), want met háár was hij midden in de oorlog, op 16 april 1942, in Amsterdam getrouwd. Meijer en Margaretha betrokken in januari 1947 een woning aan de Velasquezstraat 21 huis. Vervolgens vertrokken zij in mei 1954 naar de Michelangelostraat 23 huis.
Meijer is op 21 mei 1990 overleden, op 75-jarige leeftijd. De weduwe is daarna op 1 november in Amsterdam aan het Rondeel 87 gaan wonen. Zeven jaar na haar man overleed ook Margaretha, op 23 juli 1997, 83 jaar oud. Van kinderen was blijkens de bevolkingsadministratie geen sprake.
Meijer Schaap, een zoon van Maurits en Rachel, heeft de oorlog overleefd. Hij stierf in Amsterdam in mei 1990, toont de archiefkaart. |
Foto’s
Op de website ‘Joods Monument’ − die alle Nederlandse Holocaust-slachtoffers noemt en herdenkt, met verhalen en herinneringen die worden aangeleverd door familieleden, historici of bezoekers – zijn twee foto’s gevonden, afgestaan door ene Ian Beardsell: van Emanuel Elias Schaap samen met zijn vrouw Vrouwtje, en van Vrouwtje alleen. Maar er is ook een bericht geplaatst van Claire. Zij noemt Vrouwtje haar overgrootmoeder en Klara haar oma.
Van alle vier kinderen die Emanuel en Vrouwtje kregen, somt ze in dat bericht enkele persoonsgegevens op, bijvoorbeeld dat de ‘Dordtse’ Maurits “ome Mau” werd genoemd, en Regina “tante Gien”. En dan sluit ze af met deze lichtelijk geheimzinnige zinnen: “Ik ben e.e.a. aan het uitzoeken en hoop een nadere aanvulling te kunnen geven. Ik ben blij dat ik haar gegevens waarover nooit gesproken werd, heb kunnen aanvullen. Zo is zij niet meer alleen.” (‘Haar’ betreft vermoedelijk haar oma Klara, red.)
Nog een overlevende was zoon Emanuel Maurits. Hij is in september 1952 met zijn vrouw Leentje Levie en kind Gilverte Rose naar Kleef geëmigreerd. |
Een geschilderd portret van Vrouwtje Schaap, gemaakt door Marjolein Hasenbos. |
Dramatisch
Aansluitend werd Marjolein Hasenbos benaderd. Ook zij heeft op ‘Joods Monument’ iets bijgedragen over de familie, namelijk dat stukje over de jubilerende spoorwegman Emanuel, haar overgrootvader. Marjolein reageerde terstond.
En toen kwam er ineens een verrassende, toch wel enigszins dramatisch ontknoping, die tegelijk verduidelijkt wat Claire heeft bedoeld. En wie Ian Beardsell is.
Ze reageert eerst op wat Claire op ‘Joods Monument’ schreef. “Zij bedoelt met haar uitspraak dat ze de joodse traditie eer aandoet door haar overgrootmoeder Vrouwtje voort te laten leven in de herinnering van de levenden. Ik heb dat gedaan door een portret van haar te schilderen.” Dat portret staat hiernaast afgebeeld.
Marjolein legt verder uit dat zij een kleindochter van Regina Schaap is. En dat Claire Mulder en Ian Beardsell kleinkinderen zijn van de andere dochter, Klara. Deze drie afstammelingen van een en dezelfde familie kenden elkaar aanvankelijk totaal niet. Marjolein: “Wij hebben elkaar gevonden doordat we allemaal op zoek waren naar onze familieleden. Onze ouders hebben allemaal over onze joodse afkomst gezwegen. We vonden elkaar, doordat we toevallig allemaal met onze stamboom aan de gang gingen.”
Zelf was Marjolein ook verbaasd: Dordrecht? Dat de familie Schaap daar heeft gewoond, wist zij niet. “Weet u zeker dat het om dezelfde familie Schaap gaat?”, vroeg ze. En: “Ik wil natuurlijk graag weten wanneer en op welk adres ze in Dordrecht gewoond hebben.” Als bewijsstukken stuurde de redactie haar per ommegaande de gedigitaliseerde gezinskaarten uit het Dordtse archief toe, en daarna dit artikel.
Ze was er blij mee. “Nu snap ik hoe de vork in de steel zit.” Zelf was ze op de genealogische website ‘My Heritage’ eens begonnen aan het samenstellen van een stamboom, maar die bleef “grofmazig”: er viel nog veel uit te pluizen.
De drie zussen van Maurits Schaap: Regina, Klara en Sophia, overleefden allen de oorlog. |
Foto’s
Marjolein bood bereidwillig aan om in oude albums op zoek te gaan naar familiekiekjes. Dat kon wel even duren, waarschuwde ze. Ze lagen bij haar thuis door elkaar in een grote doos, die doorgenomen moest worden. Maar ze zou wat exemplaren uitzoeken en toesturen. Misschien zaten er wel foto’s uit Dordrecht bij, maar “dat herken ik dan niet”.
Die foto’s waren de halve wereld overgegaan, vervolgde ze. “Vermoedelijk zijn ze naar Indonesië verstuurd in brieven of meegegeven tijdens verlof. Een oudoom van mijn grootvaders kant heeft de foto’s na de oorlog uit het oude huis van mijn grootouders gehaald en mee naar Nederland genomen.”
Na de dood van haar moeder Flora, vond Marjolein de foto’s in haar huis. “Ze wilde nooit foto’s laten zien. Zei dat ze ze niet kon vinden… Waarschijnlijk was ze bang dat we vragen zouden gaan stellen als we de foto’s zouden zien.”
Ze gaf ze nog wat details door over verschillende familieleden. “Mijn moeder nam me weleens mee naar mijn oud-tantes Sophie en Klara. Met Sophie had ze een sterke band.”
Sophie en ook haar zus Regina “trouwden allebei met niet-joodse mannen en gingen in Indonesië hun geluk beproeven. Daar overleefden zij de Tweede Wereldoorlog en de Japanse concentratiekampen. Klara heeft in Nijmegen de oorlog overleefd, omdat haar ex-man Alberts in de gemeenteregistratie de ‘J’ uit het bevolkingsregister heeft weten te krijgen. Dit zegt Claire. Ik weet niet waar zij dat heeft uitgevonden.”
Samen met deze Claire Mulder, die in Leiden woont, en met Ian Beardsell, die in Canada woont net als zijn zus Carla, heeft Marjolein het gezin van de ‘Dordtse’ Maurits Schaap weten te reconstrueren. Claire heeft daarnaast geprobeerd te achterhalen wat er met de overlevende kinderen van Maurits en Rachel is gebeurd (Emanuel Maurits en Meijer). “Maar zij zijn inderdaad niet te vinden. Misschien zijn ze van naam veranderd, zoals de Engelse tak van de familie nu Sharpe heet.”
[Met medewerking van Erica van Dooremalen]
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'