Het voorbije joodse dordrecht

YouTube en het Holocaustmuseum in de VS openbaren meer over de Dordtse familie Kann

Familie Kann

Enkele voorwerpen uit de collectie: stempels en een inktpotje.
Bron: YouTube

Diep verscholen in de omvangrijke archieven van het United States Holocaust Museum in Washington liggen een paar zichtbaar bejaarde inktpotjes en stempels. Deze bescheiden verzameling heet officieel ‘The Gerry van Heel Collection’, en bestaat uit twaalf items. De collectie is in 2010 aan het museum geschonken door Elise Kann-Jaeger, een oud-Dordtse, die in 1955 naar de Verenigde Staten is geëmigreerd. Doordat het museum op zijn website uitvoerig toelicht wie deze Elise is, is nu tegelijk bekend geworden wat haar familie in de oorlog is overkomen. Dat viel eerder nauwelijks te reconstrueren.

Familie Kann

De vier kinderen van de familie Kann, v.l.n.r. Judith, Otto, Jacob en Elise, nog onbezorgd in de tuin aan de Hallincqlaan.
Bron: YouTube

Schot
Een ander hoofdstuk op deze website gaat over de heldendaad van Elise’s vader Jacob – over hoe hij, terwijl de trein Westerbork langzaam nadert, met zijn zoon Otto uit de wagon springt. Terwijl hij in de schouder wordt geschoten door Duitse wachten, gebiedt hij Otto te vluchten en geeft hem nog snel het nieuwe onderduikadres door. Vervolgens loopt Jacob de soldaten tegemoet, en zijn levenseinde: hij wordt gedeporteerd naar de moordfabriek Auschwitz. Maar zijn zoon is tenminste gered.
         Het gezin van Jacob en Dora Kann omvatte echter meerdere kinderen. Waar waren die? Slechts een enkel feit kon daarover worden gevonden, niet meer inhoudend dan dat zij, voorafgaand aan een razzia, met hulp van anderen waren verstopt. En dat was het. Maar dankzij een toevallige gift van Elise Kann aan het Amerikaanse holocaustmuseum, kan hier nu het volledige verhaal worden verteld.

Familie Kann

Elise Kann, op latere leeftijd met haar onderduikouders, Molly en Gerry van Heel.
Bron: YouTube

Kinderjuffrouw
Elise is in Dordrecht geboren, op 23 december 1930. Ze had nog een zusje (Judith, 28 juli 1934) en twee broers (Otto, 26 november 1929 en Jacob, 7 maart 1936). De familie woonde in een groot huis aan de Hallinqlaan, met bedienden en een niet-joodse kinderjuffrouw. Deze Nelly Kwikkers-Fortuin verving enigszins moeder Dora, die na de geboorte van Jacob tbc had gekregen en bedlegerig was geworden.
         In de zomer van 1942 deed de Duitse overmacht zich gelden: het wegvoeren van joden werd fanatieker en massaler. De drie jongste kinderen zaten op de joodse school in Dordrecht, Otto op de middelbare school in Rotterdam. Klasgenoten en leraren begonnen te verdwijnen. Op een dag was een schoolvriendin van Dora op bezoek bij de Kanns, de Eindhovense Molly van Heel. Zij drong er bij de familie op aan om onder te duiken. Alles zou dadelijk nog veel erger uitpakken, waarschuwde Molly. Jacob Kann weigerde eerst, maar gaf na een tweede bezoek toe.
         In november, gekleed in zoveel mogelijk kleren en zonder davidster, nam een tante, Joyce, de twee meisjes mee naar Eindhoven, in de trein. Daar werden ze ondergebracht bij Molly en haar man Gerry. De zesjarige Jacobus kwam terecht in Badhoevedorp, bij Noor en Hilde van Andel en hun vier kinderen. De huisarts van de Kanns, Eppo Meursing, regelde dat moeder Dora zolang werd ‘opgenomen’ in het ziekenhuis. Vader Jacob en zijn zoon Otto verstopten zich in het huis van de verpleegster van Dora, mevrouw Struys.

Familie Kann

De persoonsbewijzenvervalsers Molly en Gerry van Heel op jongere leeftijd.
Bron: YouTube

Christelijk
Molly en Gerry gaven de meisjes een andere naam, een christelijke: Kan. De kinderen woonden in de kelder, waar twee slaapkamers waren, en een geheim kamertje. Omwonenden kregen te horen dat de kinderen uit Rotterdam kwamen. Hun ouderlijk huis was gebombardeerd, vader tewerkgesteld in Duitsland, moeder gehospitaliseerd. Elise en Judith bezochten een christelijke school. Het hoofd ervan wist de toedracht.
         Voor Dora werd het op den duur te gevaarlijk in het ziekenhuis. Zij werd naar Huizen overgebracht, waar zij evenwel op 4 juni 1944 stierf. Haar man en haar zoon Otto werden ontdekt bij de andere familie waar ze intussen waren ondergedoken, en op transport naar Westerbork gesteld. De kleine Jacob kwam de oorlog betrekkelijk zorgenvrij door.
         Op 18 september 1944 werd Eindhoven al bevrijd, door de 101ste Airborne Division van het Amerikaanse leger. Elise durfde haar vrienden nu te vertellen dat ze joods was. Ze sloot zich aan bij de padvinders, en ging vluchtelingen helpen. Nadat heel Nederland was bevrijd regelde Molly, die voor het Rode Kruis werkte, dat Elise en haar zusje Judith naar de grootmoeder van moeders zijde konden, Juliette Spanjaard-Polak in Hengelo. Juliette had zelf ook moeten onderduiken, maar kon nu terugkeren naar huis. Haar man Isaac was tijdens zijn onderduik overleden.
         Jacob, de jongere zoon, werd in Hengelo herenigd met zijn zusjes. Zijn ‘onderduikouder’ Noor van Andel bracht hem er op een fiets zonder banden, uit Badhoevedorp. Weer bij elkaar vernamen de kinderen tot hun grote schrik welke familieleden intussen waren omgekomen: hun vader, hun moeder, hun grootouders van vaders kant: Jacobus Kann en Anna Daniels (beiden in Theresienstadt), grootvader Isaac en twee ooms, Maurits met zijn vrouw, en Johann.

Familie Kann

Elise Kann, als kind keurig poserend met schoolschrift, waarschijnlijk in het ouderlijk huis.
Bron: YouTube

Vervalsen
Elise Kann trouwde na de oorlog met Jacques Jaeger en vertrok in 1955 naar Amerika. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Haar zuster Judith emigreerde in 1960 naar Israël, trouwde met Habib Bar-Kochba, en kreeg met hem vijf kinderen. Molly en Gerry van Heel zijn altijd in contact gebleven met de twee meisjes, totdat zij stierven: Molly in de jaren negentig, Gerry eind 1999.
         Blijkbaar is tijdens deze omgang op een keer de verzameling overhandigd, die nu te zien is in het museum in Washington. De twaalf voorwerpen omvatten zowel metalen als rubberen stempels, inktrollers, een potloothouder met rood potlood, een stempelkussen en diverse inktpotten met paarse, donkerblauwe, rode en zwarte inkt. Al deze voorwerpen zijn veelvuldig gebruikt door Gerry en Molly: zij waren deskundige vervalsers van identiteitsbewijzen en andere persoonsdocumenten.
         Het echtpaar, dat vloeiend Engels, Frans en Duits sprak, verborg in huis niet alleen de meisjes Elise en Judith, maar ook andere joden, Engelse piloten en Nederlandse officieren. Drie keer kort op de bel drukken betekende: veilig volk. En naast dat al vervalsten zij doorlopend papieren. Gerry had daartoe ergens officiële identiteitsbewijzen gestolen en Duitse stempels – met nazi-emblemen of het opschrift ‘Gemeente ’s-Gravenhage’. Gerry maakte zijn eigen inkt, en een verzetsmaat van hem, Johan, werkte in het geheime kamertje in de kelder.
        

YouTube
De ‘Gerry van Heel Collection’ wordt omschreven op de website van het museum, zie: http://collections.ushmm.org/search/catalog/irn42228. Maar, heel eigentijds, is er op YouTube een mini-documentaire over te zien, waarin curator Susan Snyder vertelt waartoe de collectie heeft gediend. Het filmpje is op 24 mei 2012 op deze website geplaatst en duurt zo’n vijf minuten. Tussen de opnamen zitten verschillende foto’s van leden van de familie Kann en van de onderduikgezinnen. Sommige van die beelden worden bij dit artikel getoond. Bekijk deze video:

 

http://www.youtube.com/watch?v=ybuH1Eso9kA.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'