Het voorbije joodse dordrecht
Ontdekking na speurtocht: twee kinderen van het
Dordtse gezin De Liver hebben de oorlog overleefd
* Jaap de Liver alsnog gevonden
* Bruidsfoto gevonden van Jacob en Jozina de Liver
Kleermaker Meijer de Liver, begin vorige eeuw: |
De pagina over het gezin Meijer de Liver op de betrouwbare website Joods Monument laat – spijtig genoeg – geen twijfel toe: er zijn geen overlevenden. Iedereen is dood, op drie verschillende data omgebracht in Auschwitz. Waar op andere pagina’s soms staat dat de echtgenoot of een kind de oorlog heeft overleefd, bevat deze pagina niet zo’n mededeling. Het gezin Meijer de Liver is niet meer.
Toch is de pagina niet correct, gelukkig niet. Twee gezinsleden, dochter Sophia en zoon Jaap, zijn aan de Holocaust ontsnapt. Beiden hebben na de oorlog nog een volwaardig leven kunnen leiden. Om onnaspeurbare redenen zijn die voortgezette levens niet in de – verder vaak zo pijnlijk precieze – administratie van Joods Monument terechtgekomen. Maar dát zij de oorlog hebben doorstaan, staat onwrikbaar vast, dankzij een curieus verlopen zoektocht.
Vrachtwagen
Drie personen waren al een poosje bezig om gegevens te vergaren over wat uiteindelijk allemaal leden van de familie De Liver bleken te zijn. Ze wisten niets van elkaars nieuwsgierigheid, en kenden elkaar ook niet.
Jet Kunkeler, een gepensioneerde journaliste van Trouw, wonend in Den Haag, vertelde de redactie van deze website dat zij in haar kinderjaren in Dordrecht woonde, op de Ferdinand Bolsingel 94 (nu: 136). En daar was op een dag in de oorlog ene Roosje “met een vrachtwagen” weggevoerd. Haar oudste zus Toos, zei Jet, had dit haar enkele jaren geleden verteld.
Maar wie was toch dat meisje? Hoe luidde haar achternaam? Hoe is het haar vergaan? vroegen Jet en haar zus zich al veel langer af. Indertijd woonden er nog enkele joodse families op de Singel, en twee van hun kinderen hadden namen die erop leken: Roosje Pinedo en Rozette Breemer. Maar deze meisjes konden niet het Roosje zijn om wie het ging: de leeftijd klopte niet. Roosje moest, dacht Jet, destijds ongeveer even oud zijn geweest als Toos, namelijk een jaar of tien.
Vooralsnog had haar speurtocht niets opgeleverd. Ook de redactie schoot geen spat op: als je geen naam weet, is zoeken moeilijk.
Rachel de Liver-Prins, al in 1936 overleden na een beroerte, |
Schoolreis
De redactie zelf stond zelf voor een ander raadsel. Zij had in een dossier een brief aangetroffen, die gericht was aan het stadsarchief, gedateerd 13 december 1988. Daarin corrigeerde ene F. Snieder-de Liver uit Rotterdam een bijschrift, dat in een boekje stond over het joodse leven in Dordrecht, bij een foto van een schoolreis in 1931. Rabbijn Dasberg was met enkele leerlingen naar Scheveningen gegaan en mevrouw bood behulpzaam aan “de juiste namen” te geven van die kinderen.
Zij wist die namen zo goed omdat zij erbij was geweest. Zij stond zelf ook op de foto, als Fia. Verderop werd nog een De Liver vermeld, Jaap, kennelijk familie van haar. Maar wie waren deze Fia en Jaap de Liver? Op gezins- en woningkaarten in het archief viel vrij vlot te achterhalen dat Fia voluit Sophia heet en inderdaad, zoals werd vermoed, een dochter is van Meijer de Liver. Zij is geboren op 21 april 1916, als eerste kind van vader Meijer (12 juni 1886, Nijkerk) en moeder Rachel Prins (17 februari 1888, Amsterdam). Over Jaap ontbreken burgerlijke-standsgegevens.
Nu vastgesteld is dat in ieder geval Sophia tot het gezin De Liver behoorde, groeide de verwondering bij de redactie. Want op de pagina over dit gezin bij het Joods monument komt geen Sophia voor – niet als oorlogsslachtoffer noch als overlevende. Over een ‘Jaap’ is helemaal niets te vinden. Hoe was dit gezin eigenlijk samengesteld?
Diezelfde pagina sprak duidelijke taal over de andere gezinsleden. Zoon Mozes (26 april 1922, Dordrecht) is vermoord op 30 september 1942, dochter Rosette (14 mei 1924, Dordrecht) op 11 december 1942, vader Meijer in het jaar erop, op 26 februari 1943.
Deze Rosette deed de redactie denken of dit dan misschien de Roosje is die Toos in die vrachtwagen had zien vertrekken?
De echtelieden Meijer en Rachel De Liver, |
Grote oren
Intussen bekommerde zich nog een derde persoon om de familie De Liver. Dat bleek toen de redactie op goed geluk in de beeldbank van het Dordtse archief naging of er foto’s aanwezig zijn van Rosette de Liver. Dat is het geval, en meer nog: onder die foto schrijft ene J. Molendijk dat hij informatie verwelkomt over Sophia en Jaap de Liver. Hoezo dat?
Achter J. Molendijk blijkt Koos Molendijk te schuilen, die woont in Ouderkerk aan de IJssel. Hij vertelt desgevraagd de toedracht: in 2011 is hij “stap voor stap” begonnen wetenswaardigheden te verzamelen over “een verdwenen joodse familie”, de familie De Liver. De aanleiding is dat dit gezin in het bovenhuis woonde van het pand dat eigendom was van Koos Molendijks grootouders, die zelf in het benedenhuis verbleven. Dit waren opa Adrianus (Janus) Molendijk (overleden in 1962) en oma Anna Bastiaantje de Zeeuw (1951).
Kleinzoon Koos Molendijk was amper twee jaar oud, toen in 1942 de bovenburen werden weggehaald. “Wat wist ik eigenlijk van die familie? Bijna niets.” Hij herinnert zich alleen maar de verhalen die na de oorlog werden verteld, gesprekken die hij stiekem hoorde op verjaardagen, als ooms en tantes spraken over de joodse bovenburen. “Kleine potjes hebben grote oren.”
Nu, stukken ouder en geneigd meer terug dan vooruit te blikken, wilde hij persoonlijk het fijne weten van die familie De Liver. Daarom was hij een speurtocht begonnen en vandaar die oproep op de website van het stadsarchief.
Drie mensen zaten zo, onafhankelijk van elkaar, met allerlei prangende vragen, over een en dezelfde familie.
Sophia de Liver in 1939, |
Steentjes
En toen dook er bij de Dordtse werkgroep Stolpersteine, beheerder van deze website, een oude e-mail op, al van maanden eerder, en verstuurd door Rosette Goedhart-Snieder. In haar e-mail vroeg deze Rotterdamse of herdenkingssteentjes gelegd konden worden voor haar opa Meijer de Liver, haar oom Mozes (ook wel Max genoemd) en haar tante Rosette. De e-mail was toegevoegd aan de steeds langer worden lijst van locaties voor Stolpersteine. Mevrouw Goedhart zou bericht krijgen zodra er afdoende geld is om de steentjes aan te brengen, schreef de werkgroep haar. Haar e-mail kwam in een ordner terecht.
Maar de e-mail kwam terug in de herinnering en de redactie informeerde voorzichtig bij mevrouw Goedhart of zij dan misschien een dochter is van de onvindbare Sophia? En ook of zij meer kon vertellen over Jaap en Roosje en Max en vader Meijer?
Jet Kunkeler kon inmiddels iets meer over de mysterieuze Roosje melden. Zij had een uitvoerig telefoongesprek gehad met ene Gerda Zijderveld, dochter van “onze” bakker op de Singel, en bovendien: als kind bevriend met Jet’s zusje Toos. Gerda had een uitstekend geheugen, liet Jet weten, en was met de achternaam van Roosje op de proppen gekomen: De Liver. Roosje had een broer die Max heette, zei Gerda ook nog.
“Gerda woonde tegenover de familie De Liver en zag een keer dat Max tijdens een huiszoeking op het dak was geklommen”, gaf Jet door. Zij was er nu “praktisch zeker” van dat Roosje Rosette is. “Over Max heb ik tot dusverre niets kunnen vinden en ook niet over de moeder uit het gezin.”
Een zeldzame foto van Roosje (rechts), |
Verbanden
Mevrouw Goedhart beaamde korte tijd later dat Sophia de Liver haar moeder is. En toen viel alles op z’n plek. Knellende vragen konden worden beantwoord, hiaten opgeheven, verbanden gelegd. Roos Goedhart kreeg van de redactie de adressen door van Jet Kunkeler en Koos Molendijk (met hun toestemming), zodat zij desgewenst contact kan leggen met hen.
Het ontroerde Roos dat meerdere mensen zich met haar familie bezighielden, en eerlijk gezegd schrok ze er ook enigszins van. Maar nadat ze hiervan hersteld was, kwam zij op een dag uit eigen wil met haar man naar Dordrecht om de redactie van deze website te voorzien van familiefoto’s, privédocumenten en een aangrijpend boekje (meer daarover straks), waaruit hier dankbaar wordt geciteerd. Ook liet ze zich trots fotograferen en stemde ze in met dit artikel.
Jet Kunkeler, op de hoogte gebracht, stond versteld van wat er aan informatie over de familie boven water was gekomen. Met name is ze er “blij over dat van de familie De Liver toch nog een dochter de oorlog heeft overleefd”. Ook een zoon, Jaap, is heelhuids uit de oorlog gekomen, maar dat was haar op dat moment nog niet bekend.
Koos Molendijk zond de redactie nu rap een rapportage met zijn eerste bevindingen. Daaruit valt meteen af te leiden dat ook hij niet weet waar Jaap is gebleven. Zijn naspeuringen hebben Molendijk niet meer opgeleverd dan dat Jaap, ook wel Jacob genoemd, tijdens de oorlog is ondergedoken bij een boer in Werkendam en dat hij later met de dochter van die boer is getrouwd.
Een oom van Koos Molendijk, Dick (1923-2008), heeft Jaap na de oorlog “nog ontmoet en gesproken”, in Werkendam. Bij die gelegenheid heeft Dick Molendijk “de schilderijen teruggegeven”, die Meijer de Liver tijdens de oorlog via ramen aan de achterkant in bewaring had gegeven aan de benedenburen, opa en oma Molendijk. Meer had Koos Molendijk niet over het latere leven van Jaap de Liver kunnen vinden.
Om dit gelijk af te ronden: ook Roos Goedhart niet. “Ik heb oom Jaap voor het laatst gezien toen ik nog kind was”, zegt zij, geboren in 1946. Zij weet niet wanneer Jaap is geboren, evenmin of hij nog leeft. Zij acht de kans hierop klein, overigens. Jaap is na haar moeder geboren, als tweede kind van Meijer en Rachel, “in 1917, 1918 of daaromtrent”. De reden van al deze onwetendheid: “Mijn moeder en haar broer zijn na de oorlog uit elkaar gegroeid. Het contact tussen hen is verwaterd, dus ik heb echt geen informatie.”
Mozes de Liver, ook wel Max genoemd, kreeg in 1942 een oproep om zich te melden voor Polen en ging. Daarmee raakte Sophia voorgoed haar "liefste broer" kwijt. Deze foto van Mozes is gemaakt bij Foto Beerman op het Vrieseplein op 2 januari 1942, toen Mozes op de Singel woonde, op nummer 110. In de fotocollectie van het Regionaal Archief Dordrecht bevindt zich nóg een foto van Mozes, die identiek is maar als nummer heeft: 309_34904. |
Rugzak
Over Roosje, het meisje naar wier lot de Kunkelers zo benieuwd waren, heeft Koos Molendijk meer opgedolven, voornamelijk dankzij de vrouw van zijn oom Dick, Rie Molendijk-van der Singel. Deze tante Rie, overleden in 2012, kende de familie De Liver. Als kind woonde zij aan het Kromhout en ruilde zij voor haar moeder dikwijls boeken om bij boekhandel Breemer op het Steegoversloot. De familie De Liver woonde naast deze boekhandel, op nummer 50. “Bij mooi weer stonden of zaten deze mensen bij de voordeur” en zo leerde Rie de gezinsleden kennen.
“Roosje was een mooi meisje met donker haar en krullen”, vertelde Rie bij leven haar neef Koos. Haar echtgenoot Dick “had eerst een oogje op Roos”, wist ze, ze waren even oud. Adrie Molendijk (1935), een neef van Koos, vulde aan dat hij eens op bezoek was bij opa en oma Molendijk op de Singel en op een zomerdag in de oorlog, achter in de keuken, onder anderen Roosje zag staan. “Roosje stond tegen het aanrecht geleund en schreeuwde en huilde en riep: ‘Wat hebben wij gedaan dat ze ons zo achterna zitten?’”
In de loop van 1942 was het zover. Het gezin werd afgevoerd (moeder Rachel was al in 1936 overleden, op 16 oktober, aan de gevolgen van een beroerte). In de herinnering van Rie waren de kinderen Roosje en Mozes als eersten aan de beurt. “Aan hen was verteld dat ze in Polen een mooi leven zouden krijgen. Ze gingen dus na hun oproep enthousiast naar kamp Westerbork”, vertelde zij.
Mozes, de timmerman, was volgens tante Rie keurig gekleed. “Zijn vader, een kleermaker, had een mooi pak voor hem gemaakt van stof waar uniformen van militairen werden gemaakt. Moos was een goede toekomst beloofd in Polen. Zijn vader wilde dat hij er dus netjes uitzag.” Roos had een rugzak bij zich.
Rosette (Roosje) de Liver, gefotografeerd in 1939, vermoord in 1942. "Waarom zitten ze ons zo achterna?" |
Transport
Behalve Mozes en Roos wordt op 10 november ook Sophia’s vader gearresteerd, die terechtkomt in Westerbork, in barak 67. In februari 1943 wordt hij doorgestuurd naar Auschwitz en daar meteen bij aankomst vergast. In Westerbork belandt ook Meijer’s schoonmoeder, Rosette Prins-Polak (1862), in barak 68. Zij en haar man, Jacob Prins (1864), woonden oorspronkelijk vlakbij in Dordrecht, maar Rosette (naar wie overigens Roos de Liver is vernoemd), bevond zich al in Amsterdam, in het verzorgingstehuis Joodse Invalide, toen zij werd afgevoerd. Zij eindigde in Sobibor, op 13 maart 1943, tachtig jaar oud; Jacob stierf in Amsterdam, in de Invalide, op 14 november 1940.
Meijer de Liver heeft, doordat hij wat langer in Westerbork ‘verbleef’, een briefwisseling kunnen onderhouden met het thuisfront in Dordrecht: de achtergebleven Sophia. Ook opoe Prins stuurde briefkaarten.
Sophia, dit ter toelichting, was al voor de oorlog, in september 1939, getrouwd met de niet-joodse Joseph Gerardus (Jo) Snieder. Haar vader had zich “hevig verzet” tegen het huwelijk, maar de kantonrechter gaf toestemming. Dat Sophia, die zichzelf “eigenzinnig” noemde en die vond dat het joodse geloof haar “als het ware in een harnas sloot”, trouwde met een katholiek, is later haar redding geweest.
Berooid als Sophia en Jo waren, huurden ze aanvankelijk “een paar gemeubileerde kamers” in Rotterdam. Ze waren “verliefd en gelukkig”. Tijdens het bombardement op Rotterdam, in mei 1940, werd hun huis compleet vernield. Jo, die net na het bombardement de straat kwam ingelopen, verkrampte en “kon zich niet meer verroeren van schrik”. Het echtpaar verliet de “smeulende stad en trok naar Dordrecht, naar een etage aan de Cronjéstraat 10. Daar werd op 14 oktober 1941 Michel (Micky) geboren. Vader Meijer draaide blijkbaar bij. “Hij is stapelgek op zijn kleinzoon.”
Naar dit Dordtse adres nu stuurde Meijer en opoe Prins trouw briefkaarten. Sophia zond brieven terug, en liet haar vader ook pakketten met wasgoed en voedsel toekomen. Alle correspondentie over en weer is bewaard gebleven. Na Sophia’s overlijden, op 8 februari 1998, kwam deze in handen van Sophia’s oudste zoon Michel. Hij heeft een boekje mee samengesteld, waarin “mooie herinneringen aan een bijzonder mens’ zijn geboekstaafd.
In deze uitgave staat een briefkaart van Meijer de Liver afgedrukt, die aangrijpend is. Meijer schreef deze op de dag dat hij naar Auschwitz werd overgebracht, op 23 februari 1943. “Lievelingen!”, liet hij ‘Dordrecht’ weten. “Ik moet op transport. Moed houden en op God vertrouwen. Je liefhebbende vader en opa.”
De voormalige woning van de familie De Liver aan de Singel, |
Maison
Meijer de Liver was, zoals al is aangestipt, kleermaker, en niet zomaar een. Hij dreef zelfstandig een dames- en herenkleermakerij, die hij een grootse naam gaf: Maison de Liver. Uit het boekje over Sophia de Liver en uit gedigitaliseerde, historische kranten valt te herleiden dat hij in Dordrecht op verschillende adressen heeft gewoond. Hij begon op het Steegoversloot 50. Op dit adres werd ook Sophia geboren, als eerste kind, een kind bovendien “waar al vijf jaar met smart op was gewacht”. (Het echtpaar trouwde op 9 augustus 1911, in Den Helder.)
In juli 1934 verhuisde de handelszaak naar Voorstraat 64 (nu: 86); in mei 1937 naar de Voorstraat 261 (323). Kennelijk woonde het gezin in die tijd elders, want Sophia meldt in het boekje dat zij, “tot ik een jaar of tien was”, in een huis op de Voorstraat 143 (185) leefde. Er was een grote woonkamer, met daaraan verbonden een serre die uitkeek op de Voorstraatshaven. In januari 1939, aldus het Handelsregister, werd de zaak van Meijer verplaatst van de Voorstraat 261 naar de Ferdinand Bolsingel 110 rood (174); de bovenetage die de laatste woning van de familie zou worden.
Over haar broer Jaap zijn dan geen na-oorlogse gegevens bekend geworden, over Sophia’s verdere leven zelf kan ten slotte nog dit bericht worden.
Doordat zij gemengd gehuwd is, krijgt zij, opgeleid als lagere-schoolonderwijzeres, in september 1942 een vrijstelling van de tewerkstelling. Haar man Jo wordt gearresteerd wegens jodenbegunstiging. Bij het verhoor vraagt de Sicherheitsdienst hem “van die Jodin te scheiden”; dat zou zijn strafmaat verlichten. Hij weigert, omdat hij begreep dat Sophia dan gedeporteerd kon worden. Via kamp Amersfoort komt hij in december 1942 terecht in kamp Vught, om op 10 mei 1943 te worden vrijgelaten.
De briefkaart die vader Meijer de Liver nog naar Dordrecht verzond |
Jodenster
Maar in januari 1945 sloeg Jo na een razzia alsnog op de vlucht, nota bene naar Duitsland. Via Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland belandde hij in Frankrijk, om al gauw na de bevrijding “in levende lijve” weer in Dordt te verschijnen.
Volgens haar dochter Roos is Sophia, die lang alleen achterbleef met Micky, gedurende de oorlog “met rust gelaten”. “Maar ze was wel bang en ze is veel thuis gebleven.” Ze droeg de verplichte jodenster, totdat een goede kennis zei: “Doe die ster af”, wat ze deed. In het boekje staat over deze periode: “Niet-joodse kennissen waren veelal bang mij te ontvangen. Ik droeg immers een ster! Slechts twee niet-joodse vrienden (Wil en de familie Schoonen) hebben mij nooit in de steek gelaten en me steeds geholpen, iets dat ik nooit zal vergeten.”
Na de terugkeer van haar man kan Sophia weer “een heel kleine beetje gelukkig” zijn. Maar het is geluk vermengd met onrust: Waar is haar familie?, vraagt ze zich angstig af. Een bericht van het Rode Kruis bevestigt haar “sombere voorgevoelens”. De “onvoorstelbare waarheid” raakt haar diep: vader, broer en zus zijn allen dood. Als zij er veertig jaar later in een dagboekje over schrijft, noteert ze: “Ik heb het nog steeds niet verwerkt en dit zijn wonden die nooit meer kunnen genezen.”
Dit was het label dat Maison de Liver |
Een nieuwe Roos
Vrij snel na het einde van de oorlog verhuist het echtpaar Snieder naar Rotterdam. Jo en Sophia “dachten er goed aan te doen weer een Roos en Max op de wereld te zetten”, en dat gebeurde ook. Jo kreeg een baan, en in 28 maart 1946 beviel Sophia van Roosje, genoemd naar haar vermoorde zus. Op 4 juli 1947 kwam Max ter wereld (en op 25 maart 1953 Mario).
Jo leed onder zijn concentratiekampervaringen, was rusteloos en verkaste geregeld van werkgever. Op 28 maart 1955 overlijdt hij, nog geen 41 jaar oud. Sophia stond nu “alleen op de wereld, met vier jonge kinderen”.
Ze liet zich echter niet kleinkrijgen, pakte de akte L.O. te voorschijn en toog naar het stadhuis in een poging een baan te krijgen. Ze werd met open armen ontvangen; op 6 juni 1955, 39 jaar oud, begon haar schoolloopbaan. ’s Nachts had ze het te kwaad van het verdriet om Jo, overdag werkte ze keihard. Na enkele mislukte relaties ontmoette zij Ad Gebuis en met hem beleefde ze goede jaren. Sophia overleed in 1998 in Dordrecht, als 81-jarige op 8 februari.
Roos Goedhart-Snieder, de dochter van Sophia de Liver: |
Dagboeken
Haar dochter Roos zegt met trots dat haar moeder “altijd heeft geschreven”. “Na haar overlijden vonden we dozen vol met dagboeken. Daaruit kon het herinneringsboekje worden samengesteld. Ook stuurde Sophia regelmatig ingezonden brieven naar Het Vrije Volk, over uiteenlopende onderwerpen.“Ze was een felle, een echte rooie, niet op haar mondje gevallen.”
Behalve dan over de oorlog. Daarover uitte ze zich spaarzaam. “Mijn moeder heeft ons wel verteld over de verschrikkingen van de oorlog, maar ze heeft ons zo min mogelijk willen belasten met die wereld van afschuw en gruwelijkheden. Ze heeft wel geprobeerd om ons zonder haat op te voeden en ik vind dat dit aardig is gelukt.”
Blijft over die ene vraag: Waarom ontbreken haar moeder en Jaap als overlevende op de website Joods Monument. Roos Goedhart weet het niet. “Kennelijk is het door niemand ooit doorgegeven.”
Ze gaat het rechtzetten, al was het maar om haar moeder recht te doen.
Dick Molendijk, de jongen die ooit een oogje had op Roosje, heeft pas in november 1987 de definitieve data geweten waarop Roosje, Mozes en vader Meijer in Auschwitz zijn omgekomen, vertelt zijn dochter Marijke van 't Hoff-Molendijk uit Spijkenisse. "Bij zijn bezoek aan Israël in dat jaar las hij in het herdenkingsoord Yad Vashem hun namen en hun overlijdensdatum. Het heeft hem toen diep geraakt dat Roosje en Mozes zo kort nadat ze waren weggevoerd, al zijn omgebracht."
Het verhaal over de familie De Liver kan worden gecompleteerd: ‘verloren zoon’ Jaap is teruggevonden.
Jacob de Liver leek onvindbaar. Na de bevrijding dook hij nog even op bij zijn in Dordrecht wonende jongere zus, Sophia Snieder-de Liver, en dat gaf haar “wel even vreugde”. Maar in navolgende jaren vervluchtigde het contact. Sophia’s dochter Roos zag oom Jaap sinds haar kinderjaren niet meer. Naspeuringen liepen vast; het enige dat bekend was dat hij in de Biesbosch, bij of in Werkendam, tijdens de oorlog bij een boer is ondergedoken geweest en diens dochter heeft getrouwd. |
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'