Het voorbije joodse dordrecht

Dordrecht bleek veilige schuilplaats voor
joodse circusdirecteur Georg Blumenfeld

Georg Blumenfeld en zijn echtgenote Berta

Dit is de enige foto die in archieven is aangetroffen van Georg Blumenfeld en zijn echtgenote Berta. De foto stond bij een interview met hen, in De Dordtenaar van 26 september 1957, ter gelegenheid van het 55-jarig huwelijksfeest.
Foto Krantenbank RAD

Circusdirecteur Georg Blumenfeld gold voor de Duitsers als een besmet persoon - in dubbel opzicht. Hij was woonwagenbewoner én hij was joods. Voor zijn vrouw, Berta Büttner, ging hetzelfde op. Zij was weliswaar niet joods, maar wel een woonwagenbewoonster, zo’n zigeunerin. En dan deugde je gewoon niet.
        Joden, woonwagenbewoners, homoseksuelen, lichamelijk- en geestelijk gehandicapten, vrijmetselaars, communisten, iedereen die anders geaard was, had geen recht op eigenheid. Al deze groepen mensen, oordeelden de nazi’s verbeten, dienden te worden vervolgd, vernietigd. Allemaal zijn het immers “minderwaardige elementen”, volgens de Germaanse rassenleer. Daar is de Tweede Wereldoorlog dan ook op uitgedraaid, op massale uitroeiing.
        Niettemin heeft Georg Blumenfeld, die zich in 1940 in Dordrecht was komen vestigen, de oorlog onbeschadigd weten te overbruggen. Vijf lange jaren hebben hij en zijn echtgenote in permanente angst moeten leven. Maar de verschrikkingen is ze bespaard gebleven. Zij konden de bevrijding net zo goed vieren.
        Wat ging er aan de komst naar Dordrecht van circus Blumenfeld vooraf, hoe is ’t het echtpaar in de naoorlogse tijd vergaan? Wie waren Georg en Berta Blumenfeld eigenlijk, waar kwamen ze vandaan? Een terugblik op twee artiesten, die hun legendarische circus in Dordrecht roemloos zagen eindigen.

komst van circus Blumenfeld naar Middelburg

Deze advertentie kondigt, in de Goessche Courant van 15.6.1901,
de komst aan van circus Blumenfeld naar Middelburg,
met een extra trein op vrijdag 21 juni.
Foto Krantenbank Zeeland

Dun
De naam van Georg Blumenfeld is in overheidsdocumenten dikwijls verkeerd genoteerd: als George, als Blumenfeldt en in een Dordts politiedagrapport zelfs als Beukenfeld. Maar dit is voluit zijn officiële naam: Georg Gerard Israël Blumenfeld. Hij is geboren in Plesch in Silezië, een voormalige Duitse provincie, nu liggend in Polen, op 31 augustus 1878.
        Wie zijn vader en moeder waren, bleef lang onopgehelderd. Het is nog niet zo eenvoudig om openbare geboorteakten uit Silezië te vinden. Maar in het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) werd een dun dossiertje aangetroffen over Blumenfeld, met een brief die de directie van De Komeet, het vakblad voor het amusementsbedrijf, op 5 juli 1940 vanuit het kantoor in Amsterdam stuurde naar de Inspecteur van Politie te Dordrecht.
        Daarin stond een veelzeggend zinnetje, dat aldus luidt: “De circus-houder Gerard Blumenfeld, die thans tijdelijk in Uwe Gemeente vertoeft, verzocht ons gisteren schriftelijk U te willen melden, dat het ons bekend is, hoe lang hij hier te lande reeds verblijft. Blijkens onze abonn.registers, reisde de familie Leopold Blumenfeld vanaf 1901 tot 1905 hier te lande en is genoemde L. Blumenfeld in 1905 te Middelburg overleden. De aanvrager G. Blumenfeld is hiervan een zoon.”
        Nu kon Georg Blumenfeld enigszins worden thuisgebracht.

openingsvoorstelling op 22 juni circus Blumenfeld

De openingsvoorstelling op 22 juni werd complimenteus besproken in een lang artikel in de Middelburgsche Courant (MC) van 25 juni. Hier is het eerste deel ervan.
Foto Krantenbank Zeeland

Eén ezel
Leopold Blumenfeld, eigenlijk Levij (of Levy) geheten, is geboren in 1843, in Papenhausen, de Duitse deelstaat Nordrhein-Westfalen. Zijn vader heette Meyer Blumenfeld, zijn moeder Seta Hartog. Leopold was eerder getrouwd geweest met Caroline Hirsch, en hertrouwde als weduwnaar met Bertha Halmpslag. Over beide vrouwen zijn geen nadere gegevens voorhanden, maar vastgesteld is dat Caroline Georg heeft gebaard. Volgens de genealogische website ‘Geni’ had Leopold twee broers (Joseph en Moritz) en één zus (Mina).
        Leopold, woonachtig te Lippen, was eigenaar van circus L. Blumenfeld, en al rondtrekkend belandde hij in 1901 in Middelburg: hij was op toernee in Holland. In een advertentie in de Goessche Courant van 15 juni prees hij zijn circus trots en in gezwollen reclametaal aan: vrijdag 21 juni zou zijn “beroemd élite-gezelschap, bestaande uitsluitend uit tachtig kunstenaars van den allereersten rang, 60 der beste gedresseerde edelste raspaarden, 1 gedresseerde ezel” met een extra trein in Middelburg aankomen.
        Aan het Molenwater zou vervolgens nijver het circus, door Blumenfeld onbewimpeld “Duitschland’s oudste en beroemdste tent-circus” genoemd, worden opgebouwd, opdat zaterdag de 22ste om “8 uren” de openingsvoorstelling gegeven kon worden.
        Zo is het ook gegaan, maar de afloop was onaangenaam: Leopold Blumenfeld stierf de dag erna.

Zeldzaam
De Middelburgsche Courant (MC) berichtte over de openingsvoorstelling én over zijn dood. In een bespreking, gepubliceerd op maandag 25 juni, wordt kalm begonnen, met de constatering dat circusvoorstellingen “hier ter stede tot de groote zeldzaamheden behooren”. Het is “reeds heel wat jaren geleden dat een paardenspel van eenige betekenis hierheen kwam”. Dit, “en de goede roep die uitging van het circus Blumenfeld”, wettigden de verwachting dat de openingsvoorstelling druk bezocht zou worden, en inderdaad: “de groote tent was op alle rangen uitstekend bezet”.
        “Wat er te zien gegeven werd, verdient lof”, recenseert de krant, “en het publiek was dan ook niet karig met zijn applaus. Het circus beschikt over zeer goede kunstrijderessen en rijders, die sterke toeren op elegante wijze, schijnbaar al spelende, uitvoeren.” De acrobaten kregen complimenten, de clowns ook, de costumes, kortom, “alles bijeengenomen, mag een bezoek aan Blumenfeld’s paardenspel een aanbevelenswaardige avondvermakelijkheid worden genoemd.”
        Pas dan, helemaal onderaan het lange bericht, wordt het droevige nieuws gemeld, in een lange, tamelijk gecompliceerde zin. “De directeur van het circus, de heer L. Blumenfeld, dien wij Zaterdagavond, oogenschijnlijk kerngezond, den mooien Trakhener rashengst zagen voorbrengen, en de, door een zestal artisten, goed gereden slotmanoeuvre met opgewektheid zagen leiden, is Zondagochtend plotseling overleden. Morgen (Dinsdag) avond heeft er echter wêer eene voorstelling plaats.”
        Het concurrerend dagblad De Zeeuw bood iets meer details, op de 25ste. De “Extra-groote Voorstelling” op zondagavond was afgelast, de “Sport-voorstelling hedenavond” eveneens. “Helaas voor velen een groote teleurstelling”, veronderstelde de krant, eraan toevoegend: “Het lijk zal hedenmiddag naar Sleeswijk worden getransporteerd.”
        De voorstelling van dinsdag besprak de MC ook nog, in al even gulle termen: mooi, fraai, elegant, kleurig, sterk, vlug; alles was weer bewonderenswaardig. Ondanks het overlijden van Leopold Blumenfeld had het personeel zonder haperen voorbeeldig gepresteerd.

zondag 23 juni overleed circusdirecteur Levij Blumenfeld

Op zondag 23 juni overleed circusdirecteur Levij Blumenfeld plotseling, zoals de overlijdensakte laat zien.
Foto Zeeuws Archief


Georg Blumenfeld volgde zijn vader op als directeur

De voorstellingen van zondag en maandag werden afgelast, maar dinsdag ging de show weer door, getuige dit bericht uit de MC van 27.6.1901. Georg Blumenfeld volgde zijn vader op als directeur.
Foto Krantenbank Zeeland

Opvolger
Niet in 1905, zoals ‘De Komeet’ abusievelijk meedeelde, maar in 1901 dus verloor het internationaal opererende circus zijn directeur, op de 23ste juni - volgens de Zeeuwse overlijdensakte overigens om elf uur ’s ochtends, op 58 jarige leeftijd. Zijn zoon Georg volgde hem op. Dat was vanzelfsprekend: zijn vader Leopold had het circus van diens vader overgenomen. De nieuwe generatie vervangt de vorige; zo ging dat.
        Over wat er tussen Middelburg in 1901 en Dordrecht in 1940 vervolgens is gebeurd, is vrijwel geen materiaal te traceren. Veilig aangenomen mag worden dat het circus zich van stad naar stad verplaatste, dwars door Europa; circussen trekken immers rond.
        Dankzij twee bronnen kan dit gat in de tijd een beetje gedicht worden. De ene bron is het vervolg van de brief van ‘De Komeet’. De andere behelst de rubriek ‘Aan de grote klok’ in het dagblad De Dordtenaar van 2.9.1957. Hierin schetst de ‘klokkenist’ in grote lijnen het wel en wee van Georg Blumenfeld en zijn vrouw Berta, in een bescheiden interview dat belangwekkende feiten bevat. Er wordt dan ook hier grif uit geciteerd.
        Berta heet voluit Berta Pauline Büttner. Zij is als dochter van Oswald Büttner en Rosina Gnieser geboren in het Duitse Breslau, op 9 april 1876. Zij is geen joodse. Op de gezinskaart in het Dordtse archief staat in de kolom ‘Kerkgenootschap’ de afkorting ‘Dev’, wat Duits-Evangelisch betekent. Bovendien komt zij – een nevenbewijs - niet voor in het bestand van het Centraal Registratiebureau voor Joden; haar man wel.

driedaags Circus Festival in de Dordtsche Manege aan de Vest

Eind juni 1940 was er een driedaags Circus Festival in de Dordtsche Manege aan de Vest. Van de manege wordt hier een foto getoond, gemaakt in 1926, met voor de ingang ene inspecteur G. van Zeben te paard.
Foto RAD (nr. 552_321905)


Georg Blumenfeld deed mee aan het driedaags Circus Festival in de Dordtsche Manege aan de Vest

Georg Blumenfeld deed mee aan het driedaags Circus Festival in de Dordtsche Manege aan de Vest, zoals het artikel uit deDordrechtsche Courant (DC) van 27.7.1940 meldt.
Knipsel uit Krantenbank RAD

Balletmeisje
In zijn rubriek meldt de klokkenist over haar, dat zij een dochter is “van gewone burgers”. “Zij kon op haar zeventiende de drang naar het circus niet meer weerstaan en ging weg van huis. Zij was een van de weinigen buiten het circusgeslacht die werkelijk slaagde. Reeds vroeg vertoonde zij kunsten te paard en trad zij op als balletmeisje.”
        Over de jonge jaren van Georg, geboren “als zoon van Joodse ouders”, tekent de klokkenist op: “Al heel vroeg werd hij door zijn vader meegenomen naar diens circus, waar hij zich na enige tijd zeer bedreven toonde in het paardrijden. Het was niet het eerste het beste circus waarin de jonge Blumenfeld als jong artiest verscheen. Zijn grootvader was voortgekomen uit een oud circusgeslacht, waartoe ook de familie Strassburger behoort, en hij had de naam Blumenfeld tot een bekende in de circuswereld gemaakt.”
        Berta en Georg, beiden jonge circusartiesten, ontmoetten elkaar in die circuswereld en trouwden op 2 oktober 1902 in de Duitse havenstad Husum, een jaar na het overlijden van zijn vader Leopold. “Daarna brak”, volgens de klokkenist, “een tijd van groot geluk aan. Het circus kwam in vele landen en de heer Blumenfeld, die zijn vader als directeur was opgevolgd, en zijn jonge vrouw beleefden een groot aantal jaren van harde, doch zeer veel voldoening gevende arbeid.”


Weduwe
In 1931 zijn Georg en Berta met hun circus in Nederland geweest. Dat staat vast. In haar brief aan de Dordtse politie verklaart de directie van ‘De Komeet’: “In het begin van 1931 kwam Gerard Blumenfeld met zijne vrouw wederom naar Nederland en heeft hij toen als compagnon van wed. R. Kinsbergen-Schuitevoerder voor het eerst weer hier te lande circus-voorstellingen gegeven.”
        In het mapje in het Dordtse archief bevindt zich het Duitstalige ‘kontrakt’ dat Circusunternehmer Blumenfeld sloot met deze weduwe, een Circusbesitzerin. De overeenkomst is opgesteld op 28 maart 1931, door haar ondertekend in Emmen, door hem in het Duitse Prum. Het contract betreft het Reisesaison 1931; beiden reizen dan zusammen in Holland. Zij levert Zelt, Stall, Licht und alle beibehörenden, hij zorgt voor 4 Ponies und 1 Esel. De kosten van staangeld, reclame, muziek, transport en personeel worden gedeeld, zo ook de opbrengst. De leiding berust bij hen beiden, en zo zijn er nog zo wat afspraken.
        Hoe het na dit seizoen verder ging? In de brief van ‘De Komeet’ staat afsluitend over Georg Blumenfeld alleen nog dit: “Nadien was hij nog eenige tijd bij circus Roberti en heeft verder geregeld alleen en voor eigen rekening zijn zaak gedreven, zonder Nederland weder te verlaten. Evenals zijne ouders vroeger, heeft ook hij steeds aan ons bureau alhier zijn permanent adres voor correspondentie en officieele stukken, betreffende de pasverlenging, wagenvergunning (woonwagenwet) enz.”

woonwagen aan de Spuihaven bij de boogjes. Wellicht is het de woning van Blumenfeld

Deze zeldzame foto uit 1942 uit toont een woonwagen aan de Spuihaven bij de Boogjes.
Wellicht is het de woning van Blumenfeld.
Foto RAD (nr. 555_10252)

Hitler
1933: Duitsland raakt in de ban van het nationaal-socialisme. Hitler grijpt de macht. Mensen die op enigerlei wijze afwijken van zijn rassennorm worden opgejaagd, achtervolgd, ingesnoerd, ontrecht; ze worden, kortom, prooi. Wat zich in deze jaren dertig afspeelt in Duitsland, Blumenfelds vaderland, is een voorafschaduwing van wat in Nederland zijn beslag krijgt: onversneden haat tegenover ‘mindere’ mensen.
        Georg en Berta, zo vertelden zij de rubricist van De Dordtenaar, vluchten Duitsland uit. “Zij vluchtten met achterlating van heel de kostbare en moeizaam bijeengegaarde circusinventaris, de grote tent, de stallen, de beesten, alles. Het echtpaar vindt in Dordrecht een schuilplaats.”
        Wanneer precies het echtpaar in Nederland aankwam, is niet te achterhalen. In Dordrecht arriveerden zij, volgens de zogeheten gezinskaart, op 9 augustus 1940, toen de Duitsers al volop heersten in dit land. De Dordrechtsche Courant (DC) meldt de nieuw ingekomenen op 13.8.1940 in de rubriek ‘Van komen en gaan’: “G.G.I. Blumenfeld en gezin N.I., paardenspelhouder i.e. woonwagen p.a. Boogjes 25rd van Duitschland.” Een gezin houdt in dat er kinderen zijn, maar daar is uit archivalia niets van gebleken. Het echtpaar was kinderloos en is dat gebleven.
        Georg Blumenfeld was kennelijk niet alles kwijtgeraakt in Duitsland. In de DC van ruim een maand eerder, 27 juni 1940, is een verslag gepubliceerd van het circusfestival, dat gedurende drie dagen plaatshad in de Dordtsche Manége aan de Vest. Blumenfeld was een deelnemer, zo blijkt uit dit citaat: “Ook mr. Blumenfeld oogstte met zijn groote en kleine rasponnies veel succes. Op de geringste bewegingen van zijn zweep reageerden de paardjes onmiddellijk en toonden daardoor op duidelijke wijze hun aanhankelijkheid jegens hun meester.”
        Hij was dus eerder al in Dordrecht, maar verbleef misschien ongeregistreerd tijdelijk zolang ergens in de stad met zijn woonwagen. Want dát Georg en Berta in een woonwagen leefden, is buiten twijfel.

vooraanzicht van de Boogjes in 1931

Deze foto laat het vooraanzicht zien van de Boogjes, in 1931, met rechts het nog onbeschadigde huisje,
dat op de foto van 1942 in haveloze staat is.
Foto RAD (nr. 555_400487)


Het echtpaar Blumenfeld, komend uit Duitsland, vestigt zich in Dordrecht

Het echtpaar Blumenfeld, komend uit Duitsland, vestigt zich in Dordrecht, deelt de DC mee op 13 augustus 1940 en gaat met de woonwagen staan de Boogjes, op het adres 25 rood.
Foto Krantenbank RAD

Registratie
In Nederland kwam de vervolging van woonwagenbewoners al snel op gang. Blumenfeld, ook nog jood, werd niet de rust gegund die hij in Nederland dacht te vinden.
        Volgens de website archievenwo2.nl, een wegwijzer naar alle archieven over de Tweede Wereldoorlog, is het registreren van alle in Nederland aanwezige woonwagen- en woonschipbewoners “begin 1941” begonnen. In eerste instantie was dit vooral nog bedoeld om deze mensen onder controle te kunnen houden.
        In Dordrecht ving het registreren veel eerder aan. Op 9 september 1940 ontving de gemeente een regeringstelegram. Of zij de “zigeuners en rondtrekkende woonwagenbewoners” die zich in Dordrecht ophielden, maar op 10 september wilde evacueren. Als daar assistentie van de Ordnungspolizei bij nodig is, moest de gemeente het even melden. En of zij ook een overzicht wilde sturen van “het aantal te evacueeren personen”, beval J.G. Amiabel, namens de procureur-generaal van het gerechtshof in Den Haag, in het telegram.
        Die opgave kwam er, en zit ook in het RAD-dossier over Blumenfeld. Zoals de gemeente een lijst maakte van alle panden “bewoond door J.” (joden), heeft ze ook keurig alle woonwagenbewoners gecatalogiseerd, compleet met adres, gezinssamenstelling en andere bijzonderheden. Er bleken toentertijd meerdere locaties voor woonwagens in de stad te zijn: op het Moorenhof bij de Hellingen (twee), bij het Geldelozepad (twee), het Spoordok (één), de Zeehaven (zes), bij de Dubbeldamseweg (twee) en ten slotte aan de Boogjes (zes).
        Op deze laatste plek stonden Georg Blumenfeld en zijn vrouw. Zij hebben nummer G. 4653. “Beiden zijn van Duitsche nationaliteit. Hij trekt steun”, meldt de lijst over hen.
        Klaarblijkelijk heeft de politie niet alle woonwagens hoeven weghalen. Het is onbekend hoe het precies verlopen is, maar de gemeente stuurde in ieder geval een telegram met de mededeling: “Heden twee woonwagens met totaal 11 personen geevacueerd, assistentie ordnungspolizei niet nodig,” aldus politiecommissaris Meijer. Twee van negentien.

gezinskaart van Georg en Berta Blumenfeld

De gezinskaart van Georg en Berta Blumenfeld. Hij is joods (NI), zij Duits-Evangelisch (DEv).
Van kinderen is geen sprake.
Foto RAD

Weggescholen
Hoe en waar Georg en Berta de vijf oorlogsjaren zijn doorgekomen, is onduidelijk. Het enige dat zonneklaar is, is dat ze het hebben gered.
        In de rubriek ‘Aan de grote klok’ in De Dordtenaar van 1957 wordt de oorlogsperiode met slechts één vage zin weergegeven: “Weggescholen voor het ook in ons land loerende gevaar van arrestatie en wegvoering naar een concentratiekamp, leefde het [echtpaar] die vijf bange jaren door.”
        Twee voorvallen hebben zich in elk geval voorgedaan in die tijd, zo blijkt uit archiefbescheiden.
        Op 25 augustus 1943 is de Dordtse politie opgedragen, door de Politiepresident te ’s-Gravenhage, om Pauline Blumenfeld, “wonende Boogjes 25”, de vrouw van Georg dus, mee te delen dat zij zich op 31 augustus tussen 9 en 12 moet vervoegen bij de Sicherheitspolizei in Den Haag. Ze zal niet gegaan zijn, valt te veronderstellen; van een gevangenschap is althans niets gebleken.
        En op zaterdag 1 april 1944 is volgens een politiedagrapport “de Jood Georg Gerard Blumenfeld, kermisexploitant won. Boogjes 25rd”, aangehouden. Reden? Hij “droeg geen ster”. Blijkbaar durfde Blumenfeld het aan om zich nog op straat te begeven, zij het dan zonder de jodenster.
        Na overleg met de Feldgendarmerie blijft hij in bewaring, noteert de politie, “ter beschikking van de Pol.Pol.” Maar later die dag, om 17 uur, wordt hij “na overleg” met de Politieke Politie heengezonden. Waarom staat er niet bij, maar hij heeft hiermee groot geluk gehad. Als jood én als woonwagenbewoner liep hij alle gevaar gedeporteerd te worden Meer meldingen zijn er verder niet over Georg en Berta.

Tekening uit het Dordtse archief uit 1959 van Oscar van der Avoort

Tekening uit het Dordtse archief uit 1959 van Oscar van der Avoort,
die een beeld geeft van het woonwagenkampje op het Moorenhof.
Illustratie RAD (nr. 552_230395)

Razzia
Dat de nazi’s op ongekend grote schaal joden vernietigden, is doorgedrongen. Maar hoe verliep de vervolging van woonwagenbewoners? Het gezaghebbendste boek daarover is geschreven door dr. B.A. Sijes van het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, in samenwerking met vijf doctoraalstudenten geschiedenis. Vervolging van zigeuners in Nederland 1940-1945 heet de uitgave, die verscheen in 1979.
        Sijes stelt dat de “definitieve oplossing” van het ‘zigeuner-vraagstuk’ in Nederland werd ingezet met een grote razzia op 16 mei 1944 in vrijwel het gehele land. Drie dagen later werden de opgepakten, tegenwoordig als Sinti en Roma aangeduid, vanuit kamp Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz, “waarheen reeds zigeuners uit andere landen waren gedeporteerd”.
        Nietsvermoedende mensen werden in overvolle treinen gepropt, die vanuit alle windrichtingen naar Assen reden. Daar moesten de gearresteerden overstappen in de trein naar Westerbork. In totaal kwamen met deze transporten 565 personen aan, van wie 308 beneden de leeftijd van 21 jaar. De groep bestond uit 260 asocialen en 305 zigeuners. Sijes: “Hoe het onderscheid tussen ‘zigeuners’ en ‘asocialen’ tot stand kwam, welke maatstaf daarvoor werd genomen, weten wij niet.”
        Wisten de zigeuners bij hun aanhouding en tijdens het transport in de regel niet wat hun boven het hoofd hing, na aankomst werd “dat al duidelijker”. “De aanblik van wachttorens, machinegeweren, prikkeldraad, barakken, geüniformeerde Duitsers en gesterde Joden lieten nauwelijks ruimte meer voor illusies.”
        De arrestanten moesten bij aankomst in de rij gaan staan ter identificatie. Al hun meegenomen bezittingen, ook geld en sieraden, werden in beslag genomen. Alles zou worden teruggegeven, werd verteld. Daarna volgde de ‘medische keuring’ en werden ze kaalgeschoren en ontluisd, “een voor de zigeuners bijzonder schokkende en vernederende gebeurtenis”.
        De 260 asocialen zijn vrijgelaten; ze waren volgens de nazi-leer geen echte zigeuners. En van de overige 305 zijn er 64 niet gedeporteerd. Het overgrote deel van die vrijgelaten zigeuners behoorde volgens Sijes tot twee families. De rest is afgevoerd naar Auschwitz, op 19 mei, in een trein, waarmee tegelijk, maar gescheiden van hen, ook nog 208 joden naar Auschwitz vertrokken en 238 joden naar Bergen-Belsen. Volgens het Rode Kruis zijn na de oorlog slechts 31 zigeuners teruggekeerd in Nederland.
        Na de razzia in mei 1944 zijn er, voor zover Sijes weet, geen zigeuners meer gearresteerd.

Na de oorlog gaat het echtpaar Blumenfeld met de woonwagen aan de overkant van de Spuihaven wonen, op het Moorenhof

Na de oorlog gaat het echtpaar Blumenfeld met de woonwagen aan de overkant van de Spuihaven wonen,
op het Moorenhof, dat niet meer bestaat. De plattegrond toont de ligging van het hof.
Foto Erica van Dooremalen

Ziek
Volgens gedigitaliseerde Dordtse woonkaarten (zie dordtenazoeker.nl) kwamen Georg en Berta in 1947 weer tevoorschijn, althans ambtenaren noteerden toen weer hun verhuisbewegingen.
        Op 8 mei 1947 kwam op hun kaart te staan dat zij via het adres Hellingen 144 (nu: 160) waren te bereiken. Het echtpaar was met andere woorden verhuisd, van de Boogjes naar de overkant van de Spuihaven, naar het Moorenhof. Dit hofje was gelegen tussen de Hellingen en het Geldelozepad, en is in de jaren zestig van de vorige eeuw volledig gesloopt. In het archief bevinden zich twee tekeningen van woonwagens op dit terrein, zoals er ook een foto is van een woonwagen aan de Boogjes, uit 1942 - misschien wel die van Blumenfeld.
        Georg en Berta zijn ongetwijfeld veel eerder dan 1947 weer aan de slag gegaan. Iets daarover wordt ontvouwd in De Dordtenaar. “Toen de oorlog voorbij was, spanden zij zich opnieuw in om hun oude werk op te nemen. Zij begonnen een ponney-baan, hard werkend met de gedachte, dat zij twee van de weinigen van hun volk waren die dit nog konden doen. Toen werd de heer Blumenfeld ziek. Door de zware lichamelijke arbeid in het circus, raakte hij invalide. Dordt werd toen weer een toevluchtsoord voor het echtpaar.”
        Georg en Berta verplaatsten zich van nu af aan alleen nog binnen Dordrecht, steeds met de woonwagen, die ‘Winterwijk 73’ heette, of gewoon: nummer H. 9386. Op het Moorenhof bleven ze tot 27.5.1948. Daarna volgde vanaf die datum tot 30.10.1954 een plek dichterbij, “per adres Spuiweg 20 rood”. Op die 30ste oktober gingen ze weer terug naar het Moorenhof 5, om er tot 29.4.1961 te blijven.
        Toen de krant het echtpaar in 1957 sprak, woonde het nog in de woonwagen, de foto van hen is binnen gemaakt.

Tekening uit het Dordtse archief uit 1962 van Adrie Mouthaan

Tekening uit het Dordtse archief uit 1962 van Adrie Mouthaan,
die ook een beeld geeft van het woonwagenkampje op het Moorenhof.
Illustratie RAD (nr. 552_260029)

Sober feest
Waarom eigenlijk kwam er een journalist bij hen op bezoek? De reden was een klassieke: op 2 oktober aanstaandezouden Georg en Berta, tachtigers inmiddels, hun 55-jarig huwelijksfeest vieren. De klokkenist meldt dat hij het echtpaar niet kent. Hij introduceert ze als “totaal onbekende Dordtenaren”, hoewel ze “vroeger met roem overladen” waren.
        Het huwelijksfeest gingen ze “heel stilletjes” vieren. Die soberheid had als oorzaak de Tweede Wereldoorlog. Waarna Georg en Berta, “zonder opsmuk, soms aarzelend”, de verslaggever iets vertelden over die tijd, over hun levensgeschiedenis. “En met dat verhaal rechtvaardigden zij volkomen die schijnbare onverschilligheid voor hun huwelijksfeest”, vond de klokkenist.
        Rondtrekken was er niet meer bij, voortaan zouden Georg en Berta in Dordrecht blijven, vertelden zij. “Hier hoopt het”, sloot de journalist af, “in rust de laatste jaren te slijten. Ondanks de grote slagen die het leven het echtpaar heeft toegediend, is het dapper gebleven. Dapper en moedig om te ijveren voor een klein beetje geluk in deze dagen. De gezellige inrichting van de woonwagen die hun tehuis is, getuigt daarvan.”

***

        Veel rust is Berta niet gegund geweest. Zij overleed twee jaar later, op 29 mei 1959, 83 jaar oud. Haar man Georg zou nog tot de 29ste april 1961 in de woonwagen blijven wonen, om daarna een huis te betrekken in de Steltenstraat, op nummer 15. Op 20 augustus 1964 verhuisde Georg Blumenfeld voor de laatste keer, nu naar het rusthuis ‘Eureka’ aan de Burg. de Raadtsingel 91. Hier eindigde zijn leven, op 14 mei 1965, 86 jaar oud.
        Met hem stierf ook het vermaarde circus Blumenfeld. Er was niemand meer die het kon voortzetten.



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'