Het voorbije joodse dordrecht

Chawwa Wijnberg, het relaas
van een Dordtse overlevende

* Mijn held

Overlijdensadvertentie

Een portretje van Mimi Gobits,
uit 1934.
Foto: Familiebezit

Een portretje van Abraham
(Bob) Wijnberg,
Chawwa's vermoorde vader.
Foto: Familiebezit


Chawwa Wijnberg is beeldend kunstenaar, dichter, columnist en bovenal: een overlevende van de oorlog. Haar vader Bob is gefusilleerd op de Leusderheide, haar opa en oma van moeders zijde, haar opa en oma van vaders zijde, werkelijk honderden familieleden van haar zijn vermoord in de vernietigingskampen. Maar Chawwa redde het, samen met haar moeder Mimi en oom Nol, die Chawwa onomwonden haar held noemt. Zij schreef er een roerende column over, waarin ze terugspoelt naar die dagen dat de oorlog over Dordrecht walste.

Die column wordt hier, met haar toestemming, herafgedrukt, omdat hij inzicht geeft in de genadeloze lotgevallen van de joodse familie Wijnberg uit Dordrecht. Om iets beter te kunnen begrijpen wie de voornaamste betrokkenen in de column zijn, de dramatis personae, worden zij eerst in kort bestek voorgesteld.

Overlijdensadvertentie

Mimi Wijnberg-Gobits, de moeder van Chawwa, gefotografeerd omstreeks 1950.
Foto: Familiebezit

Hotel
Abraham Wijnberg, zoals Bob officieel heette, werd in Groningen geboren, op 17 oktober 1913, als jongste kind van Mozes Wijnberg en Estella Cohen. Hij had twee zusters, Martha en Vrouwgien (die Fré of Zus werd genoemd). Zijn ouders verhuisden na hun huwelijk naar Zwolle, waar zij Hotel Wijnberg dreven, samen met Mozes’ broer Samuel.
         Mietje (Mimi) Gobits werd geboren in Den Haag, op 29 december 1914. Zij was het oudste kind van stoffeerder Samuel Gobits en Rebecca Leeuwin. Haar ouders hadden in Dordrecht twee goedlopende meubelzaken. De ene in het pand Voorstraat 294 (nu: 318). Daar woonden zij boven. Het andere bevond zich verderop, op Voorstraat 93 (123), waarin zij beiden sinds 1936 werkten. Het gezin was traditioneel joods. Alle feestdagen werden gevierd en het huishouden was koosjer.
         Hetzelfde gold voor het gezin Wijnberg, al hield zoon Bob zich niet bepaald aan de spijswetten. Hij was vooral geïnteresseerd in de linkse zionistische jeugdbewegingen, zoals zoveel joodse jongeren – net als zijn aankomende vriendin overigens.
            Begin jaren dertig ontmoetten Bob en Mimi elkaar tijdens een bijeenkomst van de Nederlandse Zionisten Bond. Zo begon klaarblijkelijk een romance, want tussen de 18- en 17-jarigen ontspon zich een correspondentie die bewaard is gebleven. Ze waren oorspronkelijk van plan naar Palestina te emigreren, maar het lukte Bob niet er vast werk te vinden en hij keerde terug. De jonggeliefden trouwden en kregen in de zomer van 1942, op 6 juli, hun eerste kind: Chawwa Hadassah Riwka.

Zestien dagen
Chawwa heeft haar vader nooit gekend. Hij heeft haar nog zestien dagen meegemaakt. Er is één fotootje waarop hij met zijn dochtertje in de armen staat. Als joods verzetsstrijder werd hij door de Duitsers gevangen genomen en een jaar later, op 29 juli 1943, doodgeschoten, op de Leusderheide bij Kamp Amersfoort. Hij werd begraven op de Amersfoortse begraafplaats Rusthof. Hij is gefusilleerd na een Duits militair proces, omdat hij als lid van de Ordedienst (OD) had deelgenomen aan het gewapend verzet.
            Als gevolg van die arrestatie moeten Mimi en Chawwa in juli 1942 onderduiken, wanneer Chawwa zestien dagen is. Zij komen terecht in Ilpendam, waar Oom Nol hen vlak na de oorlog kwam halen. Vanaf haar derde woonde Chawwa met haar moeder Mimi en haar oom Nol (Arnold Hartog Gobits, Dordrecht, 10 januari 1922) in het huis van Bob en Mimi aan de Vlietweg 26 (nu nr. 10), vlakbij het rangeerterrein. In haar column schrijft Chawwa daar allemaal over.

Overlijdensadvertentie

Dichter, kunstenaar en overlevende Chawwa Wijnberg, tegenwoordig wonend in Zeeland.
Foto: Familiebezit

Academie
In Dordrecht gaat Chawwa naar School Stek. Zij studeert vervolgens aan de Academie voor Beeldende Kunst St. Joost in Breda en werkt tien jaar als beeldhouwer. Sinds 1990 maakt zij kleurenprenten in gemengde techniek, gedeeltelijk gebaseerd, zo meldt de biografie op de website www.chawwawijnberg.nl, op gedichten van anderen en haarzelf. Chawwa volgde vanaf 1984 poëzieworkshops van Elly de Waard. 
            In 1994 begint ze ook columns te schrijven, voor de opiniepagina van het Utrechts Nieuwsblad. Zij blijft dit doen tot 1997, en schrijft nog altijd columns, nu voor haar eigen site, waaraan verschillende details over haar familie en jeugd zijn ontleend. In januari 2003 wordt Chawwa Wijnberg aangesteld als eerste stadsdichter van Middelburg, waar ze sinds 2000 woont, met haar vrouw Marianne Gossije. In al haar werk is haar joodse achtergrond “een belangrijk en telkens terugkerend thema”.

Israël
De beide zaken van de familie Gobits zijn tijdens de oorlog door een Verwalter genaast. Na de oorlog slaagden Mimi en Nol erin de zaak op nummer 294 – na twee jaar procederen – terug te krijgen, beiden gaan er werken. In 1966 emigreert Mimi Wijnberg-Gobits naar Israël. Nadat zij op 12 juni in 1990 in Rehovot overlijdt, ontvangen Chawwa en Marianne een groot pakket uit Israël. Het blijkt Mimi’s ‘erfenis’ te zijn: meer dan driehonderd brieven “die de vrijwel volledige correspondentie vormen” tussen haar en haar geëxecuteerde echtgenoot Bob, en anderen. In albums, mapjes en dozen zaten bijgevoegd honderden foto’s, ook fotootjes uit de onderduikperiode.

De twee winkelpanden op de Voorstraat die de familie Gobits toebehoorden.

Het huidige,
grijze pand was nummer 294
(is nu: 318),
het glazen pand was 93 (nu: 123).

Panden op de Voorstraat

            Chawwa en Marianne hebben eerst alle brieven geordend en alles daarna gedigitaliseerd. “Dat was geen gemakkelijke opgave, omdat de afloop vanzelfsprekend bekend was”, schrijven ze op de website. Tussen de brieven zit ook post, “een schrijnende briefwisseling”, die Mimi en Bob elkaar stuurden toen zij met baby zat ondergedoken, en hij was opgesloten.
            “Voed mijn kind niet op met haat”, was Bob Wijnbergs wens. De uitspraak staat niet letterlijk zo in de brieven, maar geeft de kern van zijn verlangen weer.
            Niet met haat, maar met een andere eigenschap heeft Mimi hoogstwaarschijnlijk het leven weten te bedwingen: volharding. Op Chawwa’s website staat de anekdote dat Mimi op de lagere school te maken kreeg met “een schokkende uiting van antisemitisme”: de juffrouw van de zesde klas sloeg regelmatig haar hoofd tegen de muur van het klaslokaal, gewoon omdat die juffrouw er nu eenmaal antisemitische ideeën op nahield. De psychiater die Mimi van haar ouders moest bezoeken, leerde haar “dat zij zich nooit kapot mocht laten maken”.
            Zoals ze later zelf zei, is die les haar redding geweest tijdens de onderduik en haar na-oorlogs leven.

Vaders fiets
Nol Hartog Gobits ten slotte is oud geworden. In 2011 is hij overleden, op 4 maart, op 89-jarige leeftijd, in  Loosdrecht. Van het Dordtse gezin waaruit hij voortkwam, zijn hij en zijn zus Mimi als enigen in leven gebleven. Vader Samuel, moeder Rebecca en hun andere zus, de leerling-verpleegkundige Greta, werkzaam bij het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht ‘Het Apeldoornse Bos’, sterven alle drie in Auschwitz, op dezelfde dag: 19 november 1943. “Over de oorlog”, zegt Chawwa, “kon niet met hem gesproken worden.”

Hier is haar column over hem:

Mijn held
Oom Nol was mijn held. Als hij zei: “Kom maar”, sprong ik van vijf treden hoog van de trap af recht in zijn armen. In mijn oeverloos vertrouwen in hem was ik ook bereid om dat van bovenaan de trap te doen. Gelukkig hield hij me tegen, anders had hij wèl de oorlog maar mij niet overleefd.
            Vanaf mijn derde woonden Mamma – Nols grote zus – Nol en ik op de Vlietweg in Dordrecht. Net een gezinnetje. Els, Marinus en Janneke waren de buren. Kinderen van tante Elsje, de buurvrouw die ons op onderduiken stuurde.
            Over Els, het buurmeisje, zei Nol tegen Mam: “Die moet nog even in de wei.” Of hij het woord veulentje gebruikte herinner ik me niet. Hij is volgens mij zijn hele leven verliefd op Els gebleven.

Leni kwam om voor mij te zorgen, terwijl Mam en Nol in de Zaak werkten. De zaak van hun ouders, die in de oorlog op naam was gezet van een NSB-er. Twee jaar moesten ze procederen tegen de Nederlandse staat om hun bezit weer op hun naam te krijgen. De leeggeroofde meubelzaak Lewin.
            Maar Nol hield niet van de zaak en niet van zaken doen. Hij wilde een radioman worden. Zijn kamer in ons huis was er één met tangetjes die overal voor konden dienen. Wel duizend dacht ik, en snoeren en lampen en knopjes en allemaal dingen waar ik niet aan mocht komen. Zelfs het kleine motortje van mijn kinderstofzuigertje (net een echte Remington) had oom Nol nodig. Nou, dat vond ik wel gemeen.

Overlijdensadvertentie

Nol Gobits, de broer van Mimi, op jongere leeftijd.
Foto: Familiebezit

Allemaal grote mensen die van dat ene kindje hielden dat de oorlog had overleefd. Net als zij. Wij leefden nog. Het werd een drukke boel in dat huis op de Vlietweg, met veel feestjes en luid lachen in die naoorlogse tijd.
            Nol trouwde met zijn Els toen zij achttien was en hij achtentwintig. Mam trouwde met de vader van Hansje en zij werd mijn grote stiefzuster. Leni was het pleegzusje. Vrienden van Nol, Koos en Ineke van Donkelaar. Vrienden van Hansje en van Mam en van Leni. Jazz werd gedraaid, veel plezier. Gelach, door elkaar praten, Mam speelde op de piano met kranten achter de bassen, net alsof ermee gedrumd werd. Iedereen rookte. Sigaretten, blikje Players en losse sigaretten achter de boeken in de kast en wijn, denk ik.

Leni en Hansje, ook al overleden. En nu Nol, hun nagedachtenis zij tot zegen. En vroeger is nu echt voorbij. Een voorbij tijdperk.

            Dat kleine lachje van Nol was zijn grootste troef. Ik had er alles voor over om dat lachje te krijgen. Zijn mondhoek krulde net een beetje omhoog, zijn ogen glansden. Hij zei nooit veel. Zeker niet over de oorlog. Behalve een paar jaar geleden toen hij opeens aan me vroeg of ik wel wist hoe mamma en ik uit Ilpendam, waar Mam en ik ondergedoken zaten, naar Dordrecht waren gekomen? De trein? dacht ik.
            “Nee”, zei Nol, “treinen reden toen nog niet. Ik ben jullie komen halen uit Dordrecht op vaders fiets.” Een Held, mijn oom Nol, ik zei het al.

Na een hongerwinter en vreselijke armoe in zijn onderduikgezin kwam hij op de fiets in Ilpendam aan. Later vertelde hij trots dat hij de pap met klonten roomboter en de bruine-bonenschotel had gegeten en er niet ziek van geworden was! Onverwoestbaar, mijn oom Nolletje. Hij is een nacht of misschien twee blijven slapen en toen met een koffer vastgesjord op de fiets, Mam erbovenop en ik bij haar op schoot naar Dordrecht gereden. In één dag.
            Die fiets van “vader” had de oorlog overleefd. Die fiets wel, de ouders niet. Toen Nol met Els trouwde wilde ik het buurmeisje geen tante noemen. En ik zei dus tegen oom Nol dat ik ook Nol wilde zeggen. En het mocht. Vast weer met dat kleine lachje.

En een andere keer ook voor de kleine Janine. We kwamen net uit Israël en mijn schoonouders en Els en Nol stonden tot mijn grote vreugde op Schiphol. Janine van drie met haar schattige blonde krulletjes zat op mijn arm en vloekte voluit: “GVD, het regent niet.” Ze had van een goede vriend van ons een parapluutje gekregen. En wij hadden haar regen beloofd. In Holland regent het altijd. Mijn schoonouders keken verwijtend. Maar Nol had dat lachje, en mijn kleine verlegen dochter strekte haar armpjes uit naar haar nog onbekende oudoom Nol.

            De laatste keer dat ik hem vroeg of hij zich iets herinnerde zei hij hard en boos: “Nee.” Herinneren was taboe. Uitleggen van technische dingen kon hij eindeloos en geduldig. Over fotografie en over de computer. Vertellen over vroeger deed hij niet. Weten over vroeger wilde hij ook niet. Hij was de laatste die iets had kunnen vertellen over onze grootouders. Maar hij kon het niet. Mijn werk las hij niet omdat ik nogal eens iets oprakel. Maar hij printte wel die stukjes uit voor Els.
            Ik wou dat ik de herinnering aan dat lachje kon inlijsten.



(Chawwa Hadassah Riwka Wijnberg-Gossije, geboren in Dordrecht op 6 juli 1942, is op 21 december 2019 overleden, in Middelburg, op 77-jarige leeftijd.)

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'