Het voorbije joodse dordrecht
Chaim en Henriëtte Haber: nipt
teruggehaald uit de vergetelheid
* Vier curieuze documenten van het echtpaar Haber gevonden
Deze uitsnede van de unieke foto hieronder toont de gezichten van Chaim en Hanriëtte iets dichterbij. Er is geen andere foto van hen beschikbaar. |
Soms is er over iemand, op wat sobere persoonsgegevens na, verdrietig weinig te vinden in de annalen van de geschiedenis.
Dat geldt zeker voor Chaim Salamon Haber en Henriëtte Jacobs, een Dordts-joods echtpaar dat in een hoekpand aan het Steegoversloot een bontwinkel dreef, door hen trots ‘Het Bonthuis van vertrouwen’ genoemd.
Op dinsdag 10 november 1942, na een razzia die de Duitsers en hun politiële handlangers veertig joden opleverde, werden Chaim en Henriëtte opgepakt en opgesloten. Nog geen negen dagen later was Henriëtte in Auschwitz vernietigd. Haar man volgde op 29 februari, ergens in Midden-Europa, na jaren van zware dwangarbeid.
Nadat zij in Dordrecht uit het zicht waren geraakt, leek ook hun bestaan gewist. Chaim en Henriëtte lieten geen enkel spoor na. Hun winkel is opgeheven en verdwenen. Nabestaanden – directe of indirecte, verre of nabije – vinden allemaal de dood in de oorlog, op misdadige wijze. Niets is er nog te traceren dat het echtpaar ‘inkleurt’, typeert, kenmerkt.
Met hun arrestatie werden ze meteen de vergetelheid ingeduwd.
Toch zijn ze niet helemaal gezichtsloos opgelost in de anonimiteit. In de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) is – o, klein wonder en gelukkig toeval - een foto van Chaim en Haber en hun bonthuis aangetroffen. De foto is gemaakt in 1937 en het echtpaar staat er in vol ornaat op, voor de toegangsdeur, verlegen en ernstig poserend. Ze blijken allebei brildragend te zijn, da’s al één kenmerkend detail.
Juist die ene zeldzame foto, een aantoonbaar en zichtbaar bewijs van hun leven, is voor de redactie van deze website aanleiding geweest om naspeuringen te doen. Bedroevend weinig mag er van hen bewaard zijn gebleven, wie waren Chaim en Henriëtte verder wél? Hoe hadden zij hun leven ingericht voordat zij voortijdig de dood werden ingejaagd?
In dit verhaal: een foto verklaard.
Dit is de unieke foto van Chaim Habers bonthuis aan het Steegoversloot. |
Pools?
De nationaliteit van Chaim Salamon Haber heeft nogal voor verwarring gezorgd. Notities op zijn persoonskaart in het Rotterdamse gemeentearchief laten dat zien. Chaim werd geboren in Czudec, op 7 juni 1893. Dat klinkt nogal Pools, maar Czudec lag in Chaim’s jeugd in Oostenrijk. Op zijn kaart kwam dat ook eerst netjes te staan, met rode inkt: Oostenrijker. Later is dat doorgestreept en met potlood vervangen door ‘Pool’. Er staat bij: “Is volgens politie Pool”, met als datum 7-2-1936. En, dreigend: “Paspoort ingehouden”.
Daaronder staat nog een andere notitie, waaruit valt op te maken dat Chaim op 19 februari 1935 is genaturaliseerd, en daarvoor heeft “betaald”. Dus wat was hij nu: Nederlander, Pool of Oostenrijker? Het bizarre antwoord moet zijn: alle drie en geen van alle.
WO2-onderzoekster Aline Pennewaard licht dit toe: “Czudec was Oostenrijks toen Chaim ter wereld kwam. Maar tegenwoordig ligt het wel in Polen. In 1938 is Oostenrijk onder het Groot-Duitse rijk komen te vallen. Na 1941 werd van alle joden hun nationaliteit ongeldig verklaard.” Ze deden er gewoon niet meer toe.
Dit verklaart het stempel met het woord “Vreemd” dat op de achterkant van Chaim’s persoonskaart staat: hij was nu zonder nationaliteit komen te zitten. Hetzelfde stempel is te vinden bij de naam van zijn latere echtgenote Henriëtte. Door haar huwelijk met een statenloze man verloor zij haar Nederlandse nationaliteit. Pennewaard: “Zo ging dat toen nog met vrouwen.”
De persoonskaart van Chaim Haber toont verwarring bij de gemeente Rotterdam: |
Ervaren
Van Chaim’s Oostenrijkse achtergrond is niet meer bekend dan wie zijn ouders waren: Chaskel Dawid Haber en Ryfka Rachel Krim.
Al ver voordat Hitler zijn nazisme stichtte in Duitsland, was Chaim Haber naar Nederland gekomen. Op 8 september 1920 vestigde hij zich in Rotterdam, komend uit Frankfurt. Zijn entree staat dus los van de jodenvervolging die zich ging manifesteren. Maar hij zou er even zo goed het slachtoffer van worden.
Zevenentwintig was hij nu, en bontwerker. Hij trok in bij de weduwe De Groot, die aan de Goudsesingel woonde, op nummer 93b. Klaarblijkelijk huurde hij er een kamer. Na dit eerste adres volgden verschillende verhuizingen, om de zoveel jaar: naar Oppert 92a, de Spiegelnisserkade 8b, de Kettingstraat 16a, de Witte de Withstraat 45a en ten slotte naar de Dijkstraat 1, waar in 1927 introk bij ene De Witte.
Verderop in deze laatste straat, op nummer 119a, begon hij een bontwinkel. De exacte startdatum is niet gevonden, maar advertenties in het Rotterdamsch Nieuwsblad (RN) duiden erop dat 1925 het meest waarschijnlijke beginjaar is. Op 15 september van dat jaar plaatst hij een oproep: of bontwerksters, bekwame of aankomend, zich bij hem willen komen melden. Ze kunnen “vast werk tegen hoog loon” krijgen.
In 1925 is zijn werkadres nog de Kettingstraat, in latere annonces noemt hij steevast de Dijkstraat. De teksten van de advertenties variëren. In de ene roept hij op: “Laat Uw bont repareeren en moderniseren aan een vakkundig adres.” In een andere zoekt hij “een vlugge bontwerker en spijkerjongen, voor massawerk”. Of hij vraagt “knipsters, naaisters en leerlingen” zich bij hem te melden voor het maken van “damesconfectie voor Den Haag”. Men is zaterdags vrij en het reisgeld wordt vergoed.
In nog een advertentie presenteert hij zich als een “ervaren bontwerker”; bekend met voorkomende bontwerkzaamheden. Hij vraagt om “huiswerk”, aldus het RN van 17 april 1930.
Een advertentie van Habers Rotterdamse tijd, uit de Dordrechtsche Courant (DC) van 16.10.1933, |
Chocolade
In Brielle is op 26 december 1898 Henriëtte Jacobs geboren, het meisje dat decennia later de eega van Chaim wordt. Zij is het tweede kind van Michel Jacobs (Den Briel, 8 januari 1858) en Rosette (of: Rozette) Coppens (Den Bosch, 13 november 1865). Hun eerste kind werd Emanuel (13 oktober 1897) en na Hëtte kwam er nog Wilhelmina Helena Paulina (31 augustus 1900).
Michel Jacobs was van beroep koopman. De meeste joden in Den Briel waren kleine venters of winkeliers, constateerde Riet de Leeuw van Weenen-van der Hoek uit Zuidland, die onderzoek doet naar de joodse bevolking van Voorne-Putten. “Ze verkochten van alles: chocolade, brillen, koffie, horloges. Ze waren bakkers, slagers, kruideniers”, vertelde ze het Algemeen Dagblad in 2009.
Joden, met andere woorden, waren niet weg te denken uit Den Briel. Tenminste niet in de eervorige eeuw: in 1865 waren er bijvoorbeeld 110. Samen met hun geloofsgenoten in Geervliet, Heenvliet, Zuidland, Zwartewaal en Hellevoetsluis vormden ze de joodse gemeente van Voorne-Putten.
In de vorige eeuw vielen de joden wél weg te denken: “Alle joodse inwoners van Brielle zijn tijdens de bezetting gedeporteerd en vermoord”, meldt het Joods Historisch Museum in Amsterdam op zijn website. “Het interieur van de synagoge is vernield en de inboedel is verdwenen. (...) In 1947 wordtde joodse gemeente van Brielle bij die van Rotterdam gevoegd.”
De aankondiging van de ondertrouw, uit het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 29.7.1904. |
Rotterdam
Michel Jacobs verliet in 1909 met zijn gezin Den Briel. Dat gezin was inmiddels anders samengesteld. Zijn vrouw Rosette was overleden op 25 januari 1904. Zeven maanden later, op 15 augustus 1904, hertrouwde Michel in Harlingen met Lea van Messel, die in deze Friese stad was geboren, op 12 november 1867. Op 29 juli waren ze volgens de aankondiging in het Nieuw Israëlitisch Weekblad al in ondertrouw gegaan.
Met Lea als nieuwe moeder trokken de Jacobsen naar Rotterdam, op 28 juni 1909. Het geslacht Jacobs bestond nu niet meer in Brielle.
Zelf schonk Lea weduwnaar Michel nog twee kinderen, Louis en Berendina (genoemd naar Lea’s moeder). Maar een lang leven was deze kinderen niet gegund. Louis stierf al na vier dagen, op 31 maart 1913; Berendina na dertien jaar, op 31 juli 1918. Michel had nu alleen nog de kinderen uit zijn eerste huwelijk over.
Henriëtte, nummer twee, had in Rotterdam Chaim Haber leren kennen. Het stel trouwde op 9 april 1930. Op de trouwakte kwam deze opmerking te staan: “Bruidegom is Poolsch onderdaan.” Nog op diezelfde dag werd hun beider adres Dijkstraat 119a, de locatie van de bontwinkel.
Michel, de vader van Henriëtte, overleed twee jaar later, 74 jaar oud, op 29 december 1932. Nu werd Lea weduwe.
De trouwakte van Michel Jacobs en zijn tweede vrouw Lea van Messel, van 15 augustus 1904. |
De DC van 17.9.1936: Haber en zijn vrouw |
Dordrecht
Nog eens vier jaar later verlieten Chaim en Henriëtte Rotterdam, op 14 september 1936. Dordrecht werd nu het geografisch centrum van hun leven. Zij startten op de hoek van het Steegoversloot 57 (nu: 73) en het Augustijnenkamp een bontwinkel.
Chaim prees zijn vakmanschap en zijn waren sindsdien met grote regel aan in kleine advertenties in de Dordrechtsche Courant. Hij hield dat vol tot begin 1940, toen hij en zijn vrouw, zonder daar erg in te hebben, hun ondergang onafwendbaar tegemoet gingen.
De advertenties varieerden opnieuw. Op 27 november 1936 heet het dat in ‘Het Bonthuis van vertrouwen’ alle bontwerken “in eigen atelier worden vervaardigd”, en dat zowel de goedkoopste als de beste soorten er in voorraad zijn – bontmantels zowel als kragen en taschmoffen. Op 3 februari 1940 stelt het bonthuis: “Het is heden tijd voor uw bontjas te laten repareeren en moderniseren. Een speciaal adres hiervoor is Ch. S. Haber, Steegoversloot 57.”
Kort daarna zou ‘het heden ook tijd’ worden dat de joden buiten de maatschappelijke orde werden geplaatst.
Op dinsdag 10 november 1942 was het zover. Chaim en Henriëtte belandden als weerloze gevangenen, als af te danken joden, in de cel op het politiebureau, samen met tientallen lotgenoten. Er lag nu minder vòòr dan achter ze.
Zes dagen later, op 16 november, werden Chaim en Henriëtte van kamp Westerbork op transport gesteld naar Auschwitz. Deze trein, benadrukt onderzoekster Aline Pennewaard, maakte deel uit van de zogenaamde ‘Kosel-transporten’. “Dit houdt in dat de trein in Kosel stopte en dat alle mannen in de leeftijd van 15 tot ongeveer 50 jaar de trein moesten verlaten. Zij werden in werkkampen in Opper- en Neder-Silezië geplaatst.”
De rest van de trein, met vrouwen, ouderen en kinderen, reed door naar Auschwitz, naar de gaskamers. Henriëtte verliet er het leven op 19 november, drie dagen later. Chaim kwam ergens anders terecht, in Silezië, maar stierf evengoed, op 29 februari 1944.
De advertentie van 4.9.1937 is er een van de vele |
Verkeerd
Ze verdwenen in het niets. Hun winkel was hun afgepakt en zou nooit heropend worden. Zelfs het bestaan van de winkel is niet naspeurbaar, meldt archiefonderzoekster Erica van Dooremaalen. “Vreemd is dat ik in het bedrijfsregister van Zuid-Holland Habers naam of die van zijn zaak niet terug kan vinden.” Het bonthuis ontbreekt ook in de schaarse overzichten van voorgoed verdwenen, vooroorlogse Dordts-joodse middenstanders.
Kinderloos als Chaim en Henriëtte waren gebleven, waren er geen directe nabestaanden.
Lea, de stiefmoeder van Henriëtte, woonde ten tijde van de oorlog in Amsterdam, in de Grieseldestraat 16 II. Ook zij ontkwam niet aan de nazi’s; ze werd met vereende krachten omgebracht in Sobibor, op 30 april 1943. Haar naam staat op het monument ‘Schaduwkade’, tussen de namen van 199 andere joodse bewoners van de Nieuwe Keizersgracht.
Spijtig genoeg is haar naam alleen verkeerd gespeld. Zij heet hier Lea Jacobs-van Mossel, terwijl zij toch werkelijk Van Messel heet, zie de geboorteakte op deze websitepagina. De fout is waarschijnlijk ontstaan doordat de initiatiefnemers zich baseerden op de website Joods Monument. Daar wordt ze ook Van Mossel genoemd. De beheerders van de site is op de slordigheid gewezen.
Broer
Nog één ander familielid van Henriëtte had iets over het vooroorlogse leven van het gezin Jacobs kunnen vertellen, haar broer Emanuel. Maar Emanuel is ook vermoord. Hij was in Rotterdam getrouwd, op 7 juni 1923, met Judith Israel (Rotterdam, 16 december 1899), en hij was vader van drie kinderen: Helena (12 augustus 1925), Henry (12 april 1928) en Berendina (1 maart 1943).
Dit hele gezin is vernietigd. Emanuel en Henry in Sobibor op een en dezelfde dag, 11 juni 1943. Judith met haar dochter Berendina: ook in Sobibor, ook op één dag, 2 juli 1943. Helena eindigde in Auschwitz, op 30 september 1942.
En hiermee hield het op. Over Wilhelmina, de zus van Henriëtte, ontbreekt ieder spoor. Maar zij was van 1900; zij zal niet meer in leven zijn.
Werkelijk niemand is er nog gevonden die Chaim en Henriëtte kan schetsen. Ook Riet de Leeuw van Weenen-van der Hoek moet helaas meedelen dat zij over Henriette “niets” kan vinden, los van de gegevens uit bevolkingsregisters. Chaim en Henriëtte - ze zijn schijnbaar radicaal uitgegumd. Alsof ze afgesneden zijn van hun verleden.
Zo oogt Habers winkelpand tegenwoordig. |
Steentje
De foto in het Dordtse archief heeft ze een beetje tot leven gewekt. Door die opname kregen ze een gezicht.
Maar is er nog iets meer: de huidige bewoners van het pand waarin de bontwinkel was gevestigd, Cees Timmerman (1960) en Ester Weber (1971), willen bij hen voor de deur een Stolperstein laten metselen.
Timmerman is de eigenaar van DeliCees, het restaurant dat tot voor enkele jaren geleden in hetzelfde pand te vinden was. Inmiddels is het verplaatst naar de Lange Geldersekade, naar een statig gebouw aan de voet van de Grote Kerk. Twaalf jaar woont Timmerman al op het Steegoversloot, zijn zaak heeft er acht jaar gezeten.
“Toen we destijds”, vertelt hij, “aan het verbouwen waren om er een restaurant van te maken, kwam er een oudere dame langs die ook in het pand had gezeten met een schoenhandel, Dingemans. Zij vroeg of ik tijdens de verbouwing een schat had gevonden. Volgens haar ging net na de oorlog in de buurt het gerucht dat Haber er vlak voor zijn deportatie een hoeveelheid geld en juwelen had verstopt. Ik heb niets gevonden.”
Terug
Het was Cees Timmerman die de Dordtse werkgroep Stolpersteine wees op het bonthuis van Chaim Haber, een nering die de werkgroep tot dan volslagen onbekend was. Timmerman is hiermee de aanstichter van dit verhaal.
Waarom precies wil hij Chaim en Henriëtte eren met een herdenkingssteentje?
“Al heel mijn leven”, vertelt hij desgevraagd, “ben ik begaan met het lot van de slachtoffers van de Holocaust. Als dan blijkt dat een voormalig bewoner van je pand daar ook onder heeft geleden, komt het wel erg dichtbij. Als ik de verhalen op de website lees (en ik heb ze allemaal gelezen), en je loopt in de binnenstad langs de panden waar de desbetreffende personen hebben gewoond, wordt het veel tastbaarder en ook triester.... Deze slachtoffers verdienen het herdacht te worden.”
Chaim en Henriëtte mochten dan bijna voorgoed vergeten zijn, met het steentje komen zij weer terug in het geheugen van de stad.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'