Het voorbije joodse dordrecht
Betje Hartog: haar Dordtse grafsteen
is er nog, zijzelf is allang vergeten
* Helena Koster-Hartog: toch niet zo spoorloos
De grafsteen voor Elisabeth (‘Betje’) Hartog op de joodse begraafplaats in Dordrecht. In het Hebreeuws staat er: |
Kort nadat ook voor Nederland de Tweede Wereldoorlog begon, stierf de joodse Elisabeth Hartog − op 16 mei. Ze heeft niets meegekregen van de Holocaust, onvoorstelbare gruwelijkheden zijn haar bespaard gebleven.
Ligt het aan die ‘vroegtijdige’ dood, dat haar naam niet voorkomt op de herdenkingssite Joods Monument? En daardoor niet op de twee lijsten van Dordts-joodse oorlogsslachtoffers op deze Stolpersteinesite, lijsten die grotendeels zijn gebaseerd op de gezaghebbende gegevens van ‘Joods Monument’?
De redactie van ‘Joods Monument’ schrijft op haar site dat in het Monument álle personen zijn opgenomen, die tussen 10 mei 1940 en 8 mei 1945 “vanuit Nederland zijn gedeporteerd en omgebracht” − óók degenen die in deze periode “binnen de Nederlandse landsgrenzen zijn omgekomen”. En deze omschrijving, benadrukt zij, “omvat ook personen die op een natuurlijke manier zijn overleden”.
Elisabeth Hartog is zo’n overledene. Maar zij is ongenoemd gebleven. Een vreemde omissie, die misschien nog hersteld wordt. ‘Joods Monument’ is immers “nooit af”, meldt de redactie. Vanaf de start in 2005 zijn er door historici, nabestaanden en websitebezoekers tienduizenden aanvullingen gedaan*.
Betje Hartog, zoals zij veeleer werd genoemd, heeft niet alleen niet te lijden gehad van de jodenvervolging, zij heeft ook niet geweten van het wrede lot dat haar familieleden is overkomen tijdens de bezettingsjaren. En dat is maar goed ook: aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren álle nog overgebleven verwanten er niet meer, op twee stiefnichten na: Helena Koster-Hartog en Anna Estella Rozendaal-Hartog. De overigen waren door de nazi’s doorgestreept.
In dit verhaal wordt geprobeerd de onbekend gebleven Betje Hartog een gezicht te geven. In woorden althans, niet in beelden, want er is geen enkele foto van deze Dordtse gevonden. Ook wordt beschreven wat zich voor en in de oorlog heeft afgespeeld in de joodse familie Hartog, die vanuit het dorp Mijnsheerenland in de Hoeksche Waard neerstreek in Dordrecht.
Een verhaal als een saluut aan, en tevens een kennismaking met, een vrouw die weggestreept lijkt te zijn uit de geschiedenis − en mét haar bijna al haar verwanten.
Burgerlijke-Standsgegevens van de familie Hartog uit het Dordtse archief. De kinderen die Machiel (soms ‘Magiel’) Hartog had gekregen met Hester Boers, zijn allen geboren in zijn geboortedorp Mijnsheerenland. |
Het beigekleurige pand van Mix Snack op de Voorstraat, het tweede van rechts, is het eerste woonhuis geweest van de familie Hartog, toen die op 1 mei 1876 in Dordrecht kwam wonen. |
Zeven
Alle kinderen die vleeshouwer Machiel Hartog kreeg met Hester Boers, drie dochters en vijf zonen, kwamen er ter wereld in Mijnsheerenland, wat met Machiel zelf ook het geval was. Hij werd er geboren op 29 januari 1829. Zijn echtgenote Hester kwam uit een naburige regio, IJsselmonde. Haar geboorteplaats is Ridderkerk, haar geboortedatum 9 augustus 1838. De twee trouwden in Ridderkerk, op 8 juni 1860, ze scheelden tien jaar in leeftijd. Hij was 31, zij pas 21. Wat achteraf opvalt aan het gezin dat zij stichtten, is dat de dood altijd in de buurt rondzwierf.
Kaatje was het eerste kind dat Hester baarde, op 20 maart 1861. Het zou maar achttien jaar leven, het eindigde op 12 maart 1880 in Amsterdam. Daarna volgde Hartogus, op 29 november 1862. Hem was al evenmin een lang leven gegund. Na 20 jaar overleed hij op 26 juni 1883. Betje werd het derde kind, haar moeder beviel van haar op 26 maart 1865. Na haar verscheen Emanuel, op 23 oktober 1866. Hij zou maar negen jaar oud worden, hij stierf in Dordrecht op 4 augustus 1876.
Kind nummer vijf werd Rozetta (21 september 1868), gevolgd door Herman (29 juli 1870), die slechts kort deel uitmaakte van het gezin. Hij stierf al na achttien dagen, op 15 augustus 1870. Een jaar later verscheen Salomon, op 17 oktober 1871. De baby die na hem werd geboren, op 29 september 1873, kreeg weer de naam Herman, hij werd vernoemd naar zijn eerdere broertje.
Een maand na de komst van deze Herman de tweede ging moeder Hester heen. Zij overleed op 31 oktober 1873, nog pas 35 jaar oud. Machiel, die achterbleef met zes kinderen, redde het blijkbaar niet alleen. Hij hertrouwde een jaar later, nog altijd in Mijnsheerenland, op 7 november 1874 met Eva Roeper, een Amsterdamse jodin (11 juni 1835). Het leeftijdverschil tussen hem en de bruid was kleiner nu, zes jaar: Machiel was 45, zij 39.
Met zijn tweede echtgenote kreeg Machiel nog eens drie kinderen, twee jongens en een meisje. Zij werden in de ogen van zijn eerste kinderen de stiefkinderen, oneerbiedig gezegd behoorden zij tot de tweede leg.
De familie Hartog heeft in de jaren twintig van de vorige eeuw een tijd onder meer op de Varkenmarkt gewoond, |
Dordrecht
Ook bij Eva werd Machiel al spoedig geconfronteerd met een sterfgeval. Benjamin, het eerste kind dat Eva Machiel nog in Mijnsheerenland schonk op 5 oktober 1875, zou het maar veertien maanden volhouden. Hij ging heen in Dordrecht op 22 december 1876. De twee navolgende kinderen kwamen ter wereld in Dordrecht, de stad waar het gezin zich op 1 mei 1876 vestigde.
Het eerste woonadres in die stad had volgens de gezinskaart uit het Regionaal Archief Dordrecht als nummer D15. Dit staat voor de Voorstraat. Het desbetreffende pand bestaat nog steeds, al heeft het nummer zich als gevolg van omnummeringen gewijzigd, van D15 in 259 zwart tot het tegenwoordige 321. Dat ’t het correcte woonhuis is, blijkt aan de hand van de perceelcode in het Kadaster: H 639. Het is het tweede pand links van de Vriesestraatsteiger, staande in de Vriesestraat, zie nevenstaande foto. Het gezin is er niet blijven wonen, de gezinskaart noemt nog wel zeven andere adressen, zoals C 874, C 1126, A 310, Tolbrugstraat 15 rood, Doelstraat 8 en Varkenmarkt 26 en 22.
Maar het was wel in dat Dordrecht dat de twee laatste kinderen van Machiel en Eva werden geboren. Hun ouders zijn er niet meer weggegaan. De ene nakomeling is Abraham (31 maart 1877), de andere Sara (4 juli 1878). Volwassenen zouden zij beiden worden, een huwelijk zouden zij aangaan, onbekommerd lang leken hun levens zich in voorspoed en geluk te ontwikkelen. Totdat de Duitsers Nederland aanvielen, en joden gingen afmaken.
Hester Boers overleed in Mijnsheerenland op 31 oktober 1873, nog pas 35 jaar oud. Waar zij is begraven, is niet achterhaald. De Hoeksche Waard kent twee joodse begraafplaatsen, in Strijen en Oud-Beijerland, maar daar heeft zij geen graf gekregen. Na een jaar hertrouwde weduwnaar Machiel Hartog met de 39-jarige Eva Roeper uit Amsterdam. Zij overleed in Dordrecht op 29 juni 1914, op 79-jarige leeftijd. Dit is haar grafsteen. |
|
Zes jaar eerder was Machiel Hartog gestorven, |
Adresboek
Terug naar Betje Hartog, de nummer drie van de in totaal elf kinderen die Machiel bij zijn twee echtgenotes verwekte. Zij is, zo leidt de geraadpleegde Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen af uit lokale adresboeken, in eerste instantie blijven wonen in het huis van haar vader en stiefmoeder Eva, ook nadat die waren overleden − in ieder geval tot 1925. Haar vader sterft op 22 juli 1908, in de leeftijd van 79 jaar; haar stiefmoeder zes jaar later, op 29 juni 1914, ook 79 jaar oud.
Op de Varkenmarkt, de straat waar de plaatselijke synagoge stond, heeft Betje op enig moment blijkbaar het winkeltje van haar stiefmoeder overgenomen. In het adresboek van 1916 staat tenminste dat zij winkelierster was, “in melk enz.” Ze houdt dit zo’n tien jaar vol. Na 1924 komt zij in de adresboeken als zelfstandig winkelierster niet meer voor. Dit komt overeen met haar archiefkaart, waarop staat dat zij per 26 augustus 1925 verhuisde naar de Voorstraat 47 (nu: 59).
Keer op keer vertrekt ze vervolgens naar nieuwe adressen, die zich overigens allemaal in de binnenstad bevinden. Het zijn: Gravenstraat 24 rood (per 5 april 1928), Voorstraat 71 boven (21 mei 1928), Varkenmarkt 74 (16 november 1931), opnieuw de Voorstraat 71 boven (7 maart 1932), Distelsteiger 2 rood ( 6 november 1933) en ten slotte de Voorstraat 101 (nu: 131). Op ten minste twee van deze adressen was een broodbakkerij (Voorstraat 71) en een zeefdrukkerij (Distelsteiger 2 hoek Voorstraat 131) gevestigd. Dit doet vermoeden dat zij er wellicht als personeelslid heeft gewerkt, maar zeker is dit niet.
Afgezien van de wisselende woonadressen is over Betje Hartog verder weinig anders te melden. Zij bleef ongetrouwd, dat staat vast, maar ze bewoog zich in Dordrecht als een van die talrijke naamlozen, die bescheiden, in stilte en onopgemerkt hun leven leiden, buiten de annalen van de geschiedenis.
Betje Hartog bleef ongehuwd. Blijkens haar persoonskaart, voor- en achterzijde, woonde zij op het laatst op |
Rozetta overleed op 21 februari 1941, 72 jaar oud, in Dordrecht. |
Citaat
Hoe stond de familie ervoor vlak voordat de Duitsers op 10 mei 1940 Nederland binnenvielen? En wat gebeurde er vervolgens?
Eind jaren dertig waren van de elf kinderen Hartog er zes nog in leven: Betje, Rozetta, Salomon, Herman, Abraham en Sara. Hoe verliepen hun levens?
Betje, de hoofdpersoon van dit verhaal, sliep zes dagen na tien mei in, op de 16de om half elf ’s avonds. Haar overlijden werd de 17de aangegeven door de 66-jarige Emanuel Hartog uit Dordrecht. Dat was niet haar broer; die was immers al jong gestorven. Het is een familielid, oorspronkelijk afkomstig uit ’s-Gravendeel. Betje werd onder haar officiële naam Elisabeth begraven op de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg. In het Hebreeuws wordt op de grafsteen een regel uit Prediker 3:8 geciteerd, die zou kunnen refereren aan de heersende bezetting: “Een tijd van oorlog, en een tijd van vrede.” Daaronder staat in het Nederlands: “Hier rust onze lieve zuster”.
Rozetta, de zus na haar, is misschien aanwezig geweest bij de uitvaart. Zij leefde toen in ieder geval nog. Maar zeven maanden later werd zij op dezelfde begraafplaats ter aarde besteld. Op ‘Joods Monument’ valt te lezen dat Rozetta “al voor de oorlog is overleden”, maar dit klopt niet.* Zij stierf op 21 februari 1941, op 72-jarige leeftijd.
Rozetta was in de vorige eeuw, op 24 juni 1890, in Dordrecht getrouwd met Hendrik Breemer (Dordrecht, 13 januari 1868). Vijf kinderen kwamen voort uit deze echtverbintenis, allen te Dordrecht: Hester (24 april 1891), Kaatje (23 september 1892), Eva (8 november 1894), Levie Nathan (29 juli 1896) en Elizabeth (24 april 1902). Van hen overleefde alleen Elisabeth Eijl-Breemer de oorlog, tot 8 juli 1993. De andere vier kinderen Breemer werd allen in Sobibor vermoord, op een en dezelfde dag: 9 juli 1943.
Vader Hendrik, voorheen eigenaar van een kledingmagazijn op de Voorstraat, leefde als weduwnaar met zijn oudste dochter Hester, een ongetrouwde modiste, op de Singel, op nummer 229. Over dat pand is een apart artikel op deze website geplaatst, verhaal nummer 105. Hendrik overleed krap zeven maanden na zijn vrouw Rozetta, in Dordrecht, op 16 september 1941, 73 jaar oud. Hester werd bij een razzia op 10 november 1942 opgepakt, samen met nog vier joden die zich in haar huis verstopt hielden. Niemand van de vijf gearresteerden bracht er levend vanaf.
De familie Breemer komt ook voor in andere verhaal nummer 4 en verhaal nummer 68.
De overlijdensakte voor Betje Hartog. Haar dood werd aangegeven door ene Emanuel Hartog. |
Een groepsportret met leden van de Dordtse familie Breemer, gemaakt in de jaren dertig. Mogelijk betreft het de viering van het 25-jarig bestaan van confectiezaak Breemer aan de Voorstraat. Als tweede van rechts staande is Hendrik Breemer te zien, de echtgenoot van Rozetta Hartog. Rozetta zelf moet ook op de foto staan, maar wordt in het bijschrift van het RAD niet aangeduid. |
Dit is Clara Hartog, de ene helft van de tweeling. Zij is omgebracht in Auschwitz, op 21 januari 1943. Van Leonora, de andere helft, ontbreekt elk spoor. Oudste zus Anna Estella heeft de Holocaust weten te doorstaan. Zij is in 1973 overleden. |
Buitenland?
Hoe verging het de andere familieleden?
Vleeshouwer Salomon Hartog trouwde op 12 juni 1900 in Lekkerkerk met Mariana Sellie David van Blankensteijn (Lekkerkerk, 13 april 1874). Het joodse echtpaar ging wonen in Den Haag, in de Weimarstraat 1 en kreeg daar drie kinderen: Anna Estella (15 maart 1903) en de tweeling Clara en Leonora (25 mei 1907). De Tweede Wereldoorlog heeft Salomon noch Mariana hoeven meemaken. Moeder Mariana overleed op 59-jarige leeftijd in Arnhem, op 21 maart 1933; Salomon op 67-jarige leeftijd op 14 april 1939 in Den Haag. Beiden zijn begraven op de joodse begraafplaats daar.
De ongehuwde verkoopster Clara, de ene helft van de tweeling, is vermoord in Auschwitz, op 21 januari 1943, 35 jaar oud. Leonora, de andere helft, trouwde op 21 augustus 1939 in Den Haag met de handelsreiziger Leo Levin (Den Haag, 29 april 1903). Het echtpaar is sindsdien niet meer aan te treffen in archivalia. Maar het wordt ook niet vermeld op ‘Joods Monument’, dus waarschijnlijk is het voor de oorlog naar het buitenland vertrokken.
Anna Estella heeft de oorlog overleefd, zoveel is zeker. Zij trouwde in Den Haag op 15 juni 1926 met Philip Rozendaal (Borculo, 3 november 1899). Philip overleed op 60-jarige leeftijd in zijn woonplaats Arnhem op 15 maart 1960. Anna stierf dertien jaar later, op 22 januari 1973, 69 jaar oud, ook in Arnhem. Beiden zijn begraven op het joodse gedeelte van de lokale begraafplaats Moscowa, dat volledig apart ligt en is afgescheiden met een hekwerk. Bezoek is alleen mogelijk na afspraak.
Terug naar Dordrecht. Net als zijn zus Rozetta trouwde ook Herman Hartog een Breemer: Hendrika, op 18 november 1897. Het gebeurde in Dordrecht. Hij was toentertijd 24, Hendrika ietsje ouder, 26 (Dordrecht, 28 april 1871).
Het echtpaar − dat op 1 februari 1926 verhuisde naar Den Haag, naar de Jan van Riebeekstraat 58 − bleef kinderloos. Beiden werden in de oorlog door de Duitsers om het leven gebracht, Herman op 15 december 1942 in Auschwitz, 69 jaar oud; zij bijna een jaar later, in hetzelfde kamp, op 22 oktober 1943, 72 jaar oud. Herman was bij leven een winkelier in herenkleding. Hij had een zaak op de Voorstraat 292 (later: 316) en 286 rood (312).
De Rotterdamse gezinskaart van Abraham en Anna, voor- en achterzijde. Zij kregen drie kinderen, allen dochters. Van de vijf gezinsleden heeft alleen Helena de oorlog overleefd, de anderen zijn vermoord. |
Documenten over en uit het leven van broers en zussen van Betje Hartog. Haar stiefbroer Abraham verloofde zich op 5 november 1898 met de Dordtse Anna Cohen, aldus het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (NIW). |
Helena Koster-Hartog, de overlevende, kreeg met Leo Koster dochter Anna Paulina, bericht de ‘Voorwaarts’ op 26 augustus 1931. |
Winkelchef
Abraham en Sara, de laatsten die hier beschreven worden, waren een stiefbroer en stiefzus van Betje Hartog. Zoals Betje aan het begin van de oorlog stierf, stierven Abraham en Sara in de loop van die oorlog.
Het lukte ze niet om te ontsnappen aan de Holocaust. Alleen een dochter van Abraham, Helena, wist te overleven, samen met haar twee dochters, Annie en Bep.
Abraham Hartog, winkelchef bij een kledingmagazijn, trouwde op 23 april 1904 in Dordrecht met Anna Cohen (Dordrecht, 4 augustus 1875). De volgende dag vestigden zij zich in Rotterdam, in de Korte Hoogstraat op nummer 14. Drie kinderen kregen zij, allen in Rotterdam: Helena (13 augustus 1909), Eveline (11 januari 1912) en Bertha (26 mei 1913).
Op Helena na is dit gezin in de oorlog door de Duitsers verwoest. Abraham, Anna en dochter Eveline zijn alle drie op 9 november 1942 vergast in Auschwitz, respectievelijk 65, 67 en 30 jaar oud (zie *).
Eveline was ongetrouwd nog. Onderwijzeres Bertha daarentegen had nog maar net een partner, sinds 15 oktober 1942: de bontwinkelier en latere controleur van de Joodsche Raad Alexander Frederik van Dam (Amsterdam, 6 april 1900). Van Dam was eerder getrouwd geweest met Roza Hes, hij scheidde op 19 februari 1940. Alexander en Bertha woonden in de Leidschestraat 92 huis.
In de oorlog belandden beiden in het Franse doorgangskamp Drancy. Dit betekent, noteert ‘Joods Monument’, dat zij een poging hebben ondernomen om naar veiliger oorden te ontkomen, maar werden opgepakt en gevangengezet. Vanuit Drancy, het Westerbork van Frankrijk, zijn Alexander en Bertha op 11 februari 1943 met transport no. 47 naar Auschwitz gedeporteerd, om daar tegelijk te worden omgebracht op 14 februari, 42 en 29 jaar oud.
Helena bleef nu als enige van dit gezin over, daarover verderop meer.
De gezinskaart, voor- en achterzijde, laat zien dat Leo en Helena in 1933 nog een dochter kregen, Bertha Eveline. |
Moeder Helena is naar Auschwitz getransporteerd geweest, maar wist te overleven, evenals haar dochters, die ondergedoken zaten in Nederland. Deze kaart van Helena is afkomstig uit het Arolsen-archief in Bad Arolsen, waar zich ’s werelds grootste archief bevindt van slachtoffers en overlevenden van het naziregime. |
Frankrijk
Abraham’s zus Sara werd ook de regie over haar leven ontnomen.
Zij huwde in Amsterdam op 27 december 1912 met koopman Samuel Pesaro (Ouderkerk aan de Amstel, 2 januari 1878), allebei 34 jaar oud. Vier kinderen kwamen er, allen in Amsterdam, waar het gezin op het laatst woonde aan de Swammerdamstraat 3 I. Het waren de tweeling Mozes en Eva Hanna (22 juli 1913), Hanna (28 januari 1916) en Rosetta (19 september 1917). Rosetta overleed al op 17 november 1917, na bijna twee maanden.
Dit gezin is volledig vermoord, in Auschwitz, op verschillende data: Sara op 15 december 1942 (64), Samuel op 19 februari 1943 (65), Mozes op 1 oktober 1942 (29) en Eva Hanna en Hanna op dezelfde dag, 28 september 1942, 29 en 26 jaar oud.
Alle directe nakomelingen van Machiel, Hester Boers en Eva Roeper waren er aan het eind van de oorlog niet meer. Ze waren op natuurlijke wijze gestorven of wreedaardig vergast. De originele Mijnsheerenlands-Dordtse familie Hartog was opgehouden te bestaan.
Alleen Anna Estella Rozendaal-Hartog was, zoals hiervoor gemeld, nog in leven, plus Helena Hartog. (En Leonora Levin-Hartog, maar dit is niet vast te stellen.)
Allebei zijn Anna en Helena kleinkinderen van Machiel en Eva. Hoe Anna Estella zich de Duitsers van het lijf had weten te houden, is niet bekend, want niet gedocumenteerd. Hoe Helena daarin slaagde, met haar dochters Annie en Bep, kan echter enigszins worden gereconstrueerd.
Helena Hartog trouwde op 10 juli 1930 in Rotterdam met koopman Leo Koster (Rotterdam, 11 juni 1907). Aanvankelijk woonden zij in de Adrien Mildersstraat op nummer 88a, vanaf 26 maart 1932 aan de Schiedamseweg 11en ten slotte per 27 september 1933 aan de Groene Hilledijk, op nummer 234b. In de tussentijd werden er twee kinderen geboren, twee meisjes: Anna Paulina (‘Annie’, 23 augustus 1931) en Bertha Eveline (‘Bep’, 17 juni 1933).
Wat het gezin Koster in de oorlog is overkomen, valt hier te schetsen dankzij Yad Vashem, de Israëlische herdenkings- en onderzoeksinstelling in Jeruzalem.
De Haagse gezinskaart van Salomon, voor- en achterzijde. Hij trouwde met Mariana Sellie David van Blankensteijn en kreeg met haar drie kinderen: Anna Estella, Clara en Leonora. |
Salomon Hartog, een zoon van Machiel en zijn eerste vrouw Hester, heeft de oorlog niet meegemaakt. Hij overleed op 14 april 1939, 69 jaar oud. Hij is begraven op de joodse begraafplaats in Den Haag. |
Medaille
Yad Vashem heeft namelijk om ene Annie van der Goot de onderscheiding ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ te kunnen geven voor haar hulp aan joden, gebeurtenissen moeten uitzoeken. Er bleek dit: Annie Diaz-van der Goot (Nijmegen, 21 mei 1901) woonde zolang bij haar zus de econoom dr. Willemijn (‘Lil’) van der Goot, getrouwd met professor economische geschiedenis dr. Nicolaas Wilhelmus Posthumus, in hun woning in Noordwijk aan Zee.
Annie was daar alleen met haar dochter Liesbeth (1930), haar man, de journalist Luigi Giuseppe Diaz had geen kans gezien om het bezette Frankrijk te verlaten.
Vroeg in 1942 weigerde Leo Koster in Rotterdam zijn fiets af te staan. Hij werd daarop thuis gearresteerd en afgevoerd naar Mauthausen, waar hij op 14 oktober 1942 werd vermoord, 35 jaar oud.
Meteen na de arrestatie van haar man slaagde Helena er in om onderduikadressen voor haarzelf en haar kinderen te vinden, ieder ergens anders. Maar de locaties bleken onveilig, Helena en Bep werden verraden. Helena werd overgebracht naar Auschwitz, Bep kwam terecht in de crèche tegenover de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. Daar werd zij uitgesmokkeld. Via Mies Boissevain, een vriendin van ‘smokkelaarster’ Hester van Lennep, kregen Annie, Willemijn en Nicolaas het verzoek om Bep in huis te nemen. Dat deden zij zonder aarzelen.
Bep Koster is tot aan de bevrijding in Noordwijk gebleven, reden voor Yad Vashem om de drie reddende volwassenen op 16 maart 2008 te eren met een onderscheiding. Dit gebeurde postuum, de betrokkenen waren alle drie al overleden: Willemijn (Pretoria, 2 mei 1897) op 16 januari 1989 in Amsterdam (91), Nicolaas (Amsterdam, 26 februari 1880) op 18 april 1960 in Bussum (80) en Annie op 31 januari 1976 (74).
Het zusje van Bep, Anna Pauline, bleek na de oorlog ook in leven. Ook zíj had zich weten te redden in de onderduik. En hun moeder kon zich bij hen voegen: Helena keerde terug uit “de kampen” waarin zij volgens Yad Vashem opgesloten was geweest. Bep ervoer de hereniging met haar moeder als traumatisch, zij was erg gehecht geraakt aan haar pleegfamilie. Pas nadat het trauma milder werd, werd het contact met de families Posthumus en Diaz hersteld.
Herman, de broer van Rozette, trouwde ook een Breemer, Hendrika. Dit is hun Dordtse gezinskaart, voor- en achterzijde. Zij verhuisden in 1926 naar Den Haag en werden beiden in de oorlog in Auschwitz vermoord. |
Voorzichtig
Merkwaardig is evenwel dit: Helena Koster-Hartog, de stiefnicht van Betje Hartog, is sindsdien spoorloos. In openbare bestanden is nergens te vinden waar zij en haar kinderen na de oorlog zijn gebleven. Op lijsten in het Joods Historisch Museum in Amsterdam staat Helena geregistreerd als overlevende − althans dat beweert het United States Holocaust Memorial Museum in Washington, dat zich op zulke lijsten zegt te baseren.
Maar de redactie van ‘Joods Monument’ is voorzichtiger. Zij schreef op 7 april 2016 op de herdenkingspagina voor Leo Koster: “Van een of meer mensen in dit gezin hebben wij niet kunnen vaststellen of zij de oorlog al dan niet overleefd hebben. Hun naam is niet teruggevonden op lijsten van overlevenden, maar wij hebben hen ook niet met zekerheid kunnen terugvinden in In Memoriam [het duizend pagina’s tellende boek uit 2012 met de namen van 17.694 voorheen, grotendeels anonieme omgebrachte Nederlandse joodse, Sinti- en Roma-kinderen, red.] Zij zijn in het monument als ‘overlevend’ aangeduid en hun naam is niet vermeld.”
Ook naspeuringen van de Dordtse Stolpersteinesite-redactie hebben geen enkele helderheid opgeleverd over het verblijf of het eventuele overlijden van Helena, Annie en Bep. Net als bij Betje Hartog is mist neergedaald over hun bestaan.
[Met medewerking van Erica van Dooremalen]
* Inmiddels heeft de redactie van ‘Joods Monument’ dit gecorrigeerd.
[* Inmiddels is Elisabeth Hartog per 7 september 2020 alsnog toegevoegd aan 'Joods Monument' en gekoppeld aan haar familie, zie: joodsmonument.nl/nl/page/641045/elisabeth-hartog]
* In het Duitse Arolsen-archief is de gezinskaart gevonden van Abraham, zijn vrouw Anna en hun dochter Evelina. Daaruit blijkt dat zij op 6 november 1942 op transport zijn gesteld, zie de potloodaantekening. Er staat ook genoteerd dat zij op 10 november zijn vervoerd, maar het transport is blijkbaar vervroegd. Dit blijkt ook uit het feit dat zij alledrie op 9 november al zijn vermoord in Auschwitz. Het gezin kwam, enkele weken eerder, op 10 oktober 1942, aan in Kamp Westerbork.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'