Het voorbije joodse dordrecht
Vermaarde wondertrainer Árpád Weisz
na de oorlog in Dordt straal genegeerd
deel 1
Een portretfoto van de legendarische trainer Árpád Weisz. Dordrecht verwelkomde hem met groot enthousiasme toen hij werd aangetrokken als trainer voor DFC. Maar in de oorlog stak niemand nog een hand naar hem uit. |
Moet Árpád Weisz, de vermaarde voormalige toptrainer van Inter Milaan en FC Bologna, in Dordrecht nog geïntroduceerd worden?
Tegenwoordig niet meer. In Dordrecht, waar de loopbaan van Weisz noodgedwongen eindigde bij het kleine DFC, is zijn faam vrij algemeen bekend, net als in Italië, waar hij nog onverminderd een begrip en een legende is.
Maar Dordrecht heeft niet altijd willen weten dat het een succestrainer heeft gehuisvest. Vrij kort nadat deze Hongaarse jood naar Auschwitz was gedeporteerd, verdween hij resoluut uit het geheugen van de stad. Árpád Weisz had in juni 1939 DFC dan weliswaar voor de 1ste klasse weten te behouden, tot uitzinnige vreugde van het bestuur en het legioen, maar dit voorkwam niet dat na de oorlog Weisz volledig vergeten raakte. Zijn roem, zijn internationale prestaties, zijn status vergruisden.
In Italië, en zeker ook in zijn vaderland Hongarije, bleef men zich Árpád Weisz respectvol herinneren, in Dordrecht deed “iedereen alsof hij nooit had bestaan”. En die non-existentie duurde liefst zes decennia lang.
Arie Heijstek, archivaris (en oud-voorzitter) van DFC, ergerde zich hieraan. Toen hij begin deze eeuw samen met Ger Husen werkte aan een jubileumboek over de 125-jarige historie van DFC (1883-2008), ontdekte hij dat Árpád Weisz wel “doodgezwegen leek te worden in de vereniging”. In de boekenkast van de bestuurskamer staan “met militaire precisie, kaarsrecht en rug aan rug” eerdere jubileumboeken op de plank. Maar in de editie van direct na de oorlog, “kun je bladeren wat je wilt, de naam Árpád Weisz kom je niet meer tegen”, zag hij.
“Iedereen die in de oorlog is gesneuveld, vergast, gefusilleerd, verdwenen of gewoon overleden, wordt genoemd en herdacht in de eerste dienstmededelingen na de oorlog. Iedereen, behalve Árpád Weisz. Over hem vind je geen letter meer terug. Zo’n grote trainer…”
Heijstek ging op onderzoek uit en wist zo “stukje bij beetje” achter het levensverhaal van Árpád Weisz te komen. Hij schreef voor het jubileumboek een compleet hoofdstuk over de voormalige “wondertrainer”. En feitelijk werd dit het startschot voor een reeks van gebeurtenissen, die ertoe leidden dat Árpád Weisz terugkeerde in het geheugen van Dordrecht. Heijstek wekte de vergeten trainer weer tot leven, Árpád Weisz werd weer iemand.
Dus nee, in het hedendaagse Dordrecht hoeft Árpád Weisz niet meer geïntroduceerd te worden. Zijn naam ontmoet geen grote ogen van onwetendheid meer, men kent hem inmiddels − enigszins. Al zal Dordrecht lang niet zo massaal reageren zoals in het stadion van San Siro in januari 2013. De spelers van Internazionale en Bologna kwamen in een speciaal T-shirt het veld op. ‘Nee tegen racisme’ stond er in grote letters op, met daarboven een portret van Weisz. “In het stadion, waar Italiaanse voetballiefhebbers hem ooit vereerden als een profeet, ging iedereen nog één keer voor hem staan. Tienduizenden klapten hun handen stuk.”
Zoveel adembenemend eerbetoon is in Dordrecht hoogst ongewoon, en zal Árpád Weisz niet te beurt vallen. Maar een non-entiteit is Árpád Weisz niet meer in Dordrecht. In de DFC-kantine hangt sinds 2015 een glazen gedenkplaat voor Weisz, en in mei 2018 worden bij diens voormalige woning aan het Betlehemplein vier herdenkingssteentjes gelegd. Drie ervan zijn bekostigd door de Dordtse theatermaakster en danseres Patrizia Filia (in Savoie in 1953 geboren uit Sardijnse ouders), één door DFC.
In twee verhalen wordt nog meer bekendheid gegeven aan Árpád Weisz. Onderstaand wordt beschreven hoe hij, zijn vrouw en twee kinderen in Dordrecht geraakte, en hoe Heijstek Árpád Weisz uit de vergetelheid haalde. In het tweede deel vertellen twee hoogbejaarde Dordtenaren wat zij met vooral de kinderen Weisz hebben meegemaakt.
Oud-DFC-voorzitter en –archivaris Arie Heijstek op het DFC-terrein. Hij heeft ervoor gezorgd dat er in Dordrecht en bij DFC eerherstel kwam voor Árpád Weisz. “Weisz werd doodgezwegen.” |
Revolutionair
Arie Heijstek kreeg in februari 2013 bezoek van Michel van Egmond, een journalist van Voetbal International die zich nadien zou ontpoppen als bestsellerauteur, met Gijp, Kieft en Geen Genade. Van Egmond liet Heijstek terugblikken op hoe naoorlogs DFC Árpád Weisz uit de eigen voetbalgeschiedenis had verwijderd. Dit interview is later in 2013, samen met reportages en columns, gebundeld in het boek Het pak van Louis van Gaal (uitgeverij VI) en citaten daaruit zijn hierboven gebruikt voor de inleiding.
Hoewel het jubileumboek ten tijde van het vraaggesprek met Van Egmond alweer vijf jaar oud was, betoonde Heijstek in zijn terugblikkende gesprek met Van Egmond zich nog onverminderd ontsteld – over het langdurige zwijgen van DFC, zijn DFC, over Árpád Weisz. Hoe kon deze internationaal fameuze trainer, die werd bejubeld als vernieuwer, als “de eerste Mourinho”, als iemand die in status vergelijkbaar was met Rinus Michels, als “een revolutionair op voetbalgebied” − hoe kon deze redder van DFC in Dordrecht worden gedegradeerd tot een verwaarloosbare schim?, klaagde hij hartgrondig.
Heijstek spaarde zichzelf niet. Hij kende het gezicht van Árpád Weisz vertelde hij Van Egmond, want in de kantine hing jarenlang een elftalfoto waar hij op stond. “Ik ben zestig jaar lid van de club. Toch ben ook ik jarenlang die foto gepasseerd, zonder te weten hoe groot de trainer die erop stond afgebeeld, eigenlijk was.” Hij schudde verbaasd het hoofd: “Er werd door niemand aandacht aan Árpád Weisz besteed. Niemand wist iets over die man te vertellen.”
De boosheid van Heijstek over dit doodzwijgen heeft z’n nut gehad. Zijn toorn zette hem aan tot een onderzoek, tot dat hoofdstuk en de resultaten daarvan veroorzaakten “een hausse aan herdenkingen”, zoals Van Egmond het omschrijft.
Het elftal van DFC voor de tribune op het voetbalveld aan de Markettenweg, in 1939. Árpád Weisz staat achteraan, als eerste van rechts. Andere personen die op de foto voorkomen, zijn onder anderen masseur Bart Brugman, Joop Groen, Henk Jas, Ger Schleicher, Dick Bergeijk, Piet Pluimert, Nico Zwaan en Koos van Dalen. |
In de Dordrechtsche Courant van 28 januari 1939 worden (oud-)leden van DFC, donateurs en andere sympathisanten opgeroepen een bijdrage te storten in het trainersfonds, opdat Árpád Weisz in dienst kan worden genomen als trainer. |
Schildje
Heijstek lichtte in het jubileumboek, dat in 2008 verscheen, “de doopceel van Weisz”, en bereikte daarmee dat Árpád Weisz werd teruggezet in het geheugen van de club en de stad. Zijn zoektocht naar informatie bracht daarnaast teweeg dat vanuit Italië de journalist Matteo Morani hem benaderde. Die was bezig het levensverhaal van Árpád Weisz samen te stellen, een boek dat in 2007 in eerste druk is verschenen onder de titel Dallo Scudetto ad Auschwitz (Van de landstitel naar Auschswitz) en met als ondertitel, Voita e morte di Árpád, allenatore ebreo (Leven en dood van Árpád, joodse trainer – uitgeverij Aliberti Editore). Een scudetto is een schildje in de Italiaanse tricolore groen-wit-rood, dat alleen landskampioenen op hun shirt mogen dragen.
Inter Milaan en FC Bologna wijdden plaquettes aan hem, DFC zelf ten slotte ook, in 2015, dankzij de bemoeienissen van Heijstek. “Het kon in mijn ogen niet zo zijn”, zei hij in mei 2017 tijdens een lezing in de Dordtse Ontmoetingskerk, “dat Weisz in Italië tot een fenomeen is uitgegroeid en wij bij DFC geen enkel aandenken aan hem hadden.”
Er gebeurde nog meer. De staatsomroep Rai Due zond in januari 2015 een documentaire uit over Árpád Weisz, een film die deels werd opgenomen in Dordrecht. Op de website ‘Abseits.at’, bekend als Das Hintergrundportal für Österreichischen und internationalen Fußball, verscheen in augustus 2015 een uitvoerig achtergrondverhaal over Árpád Weisz van Marie Samstag, met als kop ‘Die letzten Tage des Árpád’, als deel 3 in de serie ‘Kicker unterm Hakenkreuz’.
Het bedrijf ‘Tuindorp Films Haarlem’ maakte ook een bescheiden film over Árpád Weisz, waarin tijdgenoten van hem, ondertussen overleden, aan het woord kwamen. Op YouTube is deze nog terug te zien: https://www.youtube.com/watch?v=H9gOzsTWb4M
Arie Heijstek beweert niet dat hij overal persoonlijk de hand in heeft gehad. Maar hij zei ook tegen Van Egmond: “U denkt toch niet dat dat toeval is?”
Árpád Weisz en zijn vrouw en twee kinderen komen op 16 februari 1939 aan in Dordrecht. Op het station worden zij hartelijk verwelkomd. Links staat DFC-voorzitter Willem van Twist. De Dordrechtsche Courant (DC) berichtte de volgende dag over de ontvangst, met deze foto. |
In het verslag laat de verslaggever van de DFC alle objectiviteit varen. Hij schrijft te hopen dat Weisz erin ‘moogt slagen’ dat hij van DFC weer de ‘gevreesde ploeg van weleer’ maakt. |
Dordrecht
Terug nu naar de hoofdpersonen, het betreurde gezin Weisz.
Volgens de gezinskaart in het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) kwam het pas op 16 oktober 1939 in Dordrecht te wonen (op het adres Betlehemplein 10a rood). Maar dit klopt niet helemaal: het gezin Weisz bevond zich namelijk al veel eerder in de stad, zo blijkt uit het hoofdstuk van Heijstek – waaruit hier wordt geciteerd. Een tweede bron is de reportage van Van Egmond.
Heijstek meldt dat Árpád Weisz in januari 1939 Italië moest verlaten, op de vlucht voor dictator Benito Mussolini. Het gezin belandde in een hotel in Parijs, vanwaar Árpád Weisz “brieven schreef, in de hoop onderdak te vinden bij een club buiten Italië”, aldus Van Egmond. Door bemiddeling van sportbestuurder Karel Lotsy kwam Weisz terecht bij DFC, dat in degradatiegevaar verkeerde. Árpád Weisz werd begin 1939 aangesteld als trainer, volgens Heijstek werd hij daarmee “de tiende buitenlandse trainer van DFC”.
Op donderdagmiddag 16 februari 1939 arriveerde het gezin al in Dordrecht. DFC-voorzitter Willem van Twist verwelkomde de familie op het station. De Dordrechtse Courant (DC) plaatste de volgende dag prominent een foto van deze ontvangst en raakte in het allerminst objectieve verslag een beetje buiten zichzelf van blijdschap. Het leek wel alsof er een internationale grootheid in de stad was aangekomen – wat feitelijk natuurlijk ook zo was.
In opeenvolgende korte zinnen schreef de DC opgewonden: “Árpád Weisz. Met vrouw en kinderen. Stralend van plezier, popelend van activiteit. Om DFC nieuw leven in te lezen en haar te redden van dreigende ondergang. O zeker, het bestuur van DFC rekent daar niet op. Zijn communiqué was duidelijk, helder als glas:
‘Het degradatiegevaar zal met de komst van Árpád Weisz niet geweken zijn.’ Natuurlijk niet. Maar kijk eens in de harten van die bestuurderen, die in strijd zoo bescheiden in hun verwachtingen zijn!”
De krant zweepte de lezers op. Misschien zou DFC het met Weisz toch nog redden in de 1ste klasse. DFC verdient het anders wel. De DC: “Per slot van rekening is DFC de eerste de beste niet. Zij kan immers bogen op een roemrijk verleden van meer dan 55 jaren, zij heeft toch een prachtige traditie hoog te houden! 35 jaren achtereen is zij eerste-klasser! Wie kan haar dat nazeggen? Niemand! Dat unieke record moet gehandhaafd blijven. Misschien kan Árpád Weisz daar toch nog voor zorgen. Misschien!”
Het dagblad sloot af met een emotionele, vermanende oproep. “Maar dan is het noodig, dat alle spelers, niet een uitgezonderd – verstaat gij het – zich naar zijn aanwijzingen gedragen. Dan moeten fuifjes en dergelijke, die prettig en verleidelijk zijn, wijken voor de hoogere belangen, die nu gediend moeten worden. De levensbelangen van DFC, die in benarde positie verkeert. Árpád Weisz, welkom in Dordt. Moogt gij er in slagen van DFC weer de gevreesde ploeg van weleer te maken, geducht om haar kracht, geprezen om haar sportmanschip en fairness.”
Het staat er niet met zoveel woorden, maar in wezen moest Weisz zo’n beetje de eer van zowel DFC als van de stad redden. Er stond veel op het spel.
Volgens de gezinskaart kwam het gezin Weisz per 16 oktober 1939, komend uit Bologna, op het adres Betlehemplein 10a rood te wonen. Dit is niet correct. De familie kwam al in februari naar Dordt. Het is niet bekend waar zij in de tussenliggende maanden heeft verbleven. |
Commotie over Weisz in de Dordrechtsche Courant. Gaat hij nu alweer weg? vroeg de krant zich af op 10 juli 1939. Ruim twee weken later was er heuglijk nieuws: de verblijfsvergunning voor Weisz is verlengd. |
Vergunningen
Hoezeer hij ook werd gewenst, de indienstname van Árpád Weisz verliep niet bepaald soepel. Árpád Weisz “kreeg alleen maar een werkvergunning tot 15 augustus 1939”. En dát pas nadat DFC-voorzitter Willem van Twist zich middels een persoonlijke borgstelling van duizend gulden (“een voor die tijd kapitaal bedrag”) garant had gesteld, tegenover de directeur van de Rijksdienst der Werkeloosheidsverzekering en Arbeidsbemiddeling.
DFC riep intussen leden, oud-leden, donateurs en andere sympathisanten indringend op om een bijdrage te geven voor het zogenoemde trainersfonds. “Want men weet het,”, lichtte de Dordrechtsche Courant op 28 januari 1939 toe, “een nieuwe trainer is geëngageerd. Árpád Weisz, een oefenmeester van erkende kwaliteiten, zal naar Dordt komen om jong en oud DFC de fijne knepen van de voetbalkunst bij te brengen en om daardoor te voorkomen dat DFC in de toekomst nogmaals in zulke moeilijkheden als waarin zij thans gewikkeld is, komt.” De krant refereerde aan de dreigende degradatie.
Het is Árpád Weisz gelukt om DFC in de 1ste klasse te houden. De club won in zijn laatste wedstrijd thuis, op 11 juni 1939, van UVV. DFC was gered, haar reputatie intact gebleven. Als beloning kregen de spelers een trip naar Duitsland aangeboden, zo rapporteert Heijstek verder in het jubileumboek. “Het DFC-bestuur was heel tevreden over trainer Árpád Weisz en wilde hem ook graag behouden voor het nieuwe seizoen 1939-1940.”
DFC ging pogingen doen om voor hem een nieuwe verblijfsvergunning te verkrijgen. Dat ging niet vanzelf. De Dordrechtsche Courant citeerde op 10 juli gealarmeerd uit het clubblad van DFC, onder de kop: ‘Gaat Weisz nu al weer weg?’ Terwijl het clubnieuws nog getuigde “van de vreugde over het behouden eersteklasserschap”, publiceerde het tevens “een artikeltje van den voorzitter”, Willem van Twist, die meedeelde dat “de kans zeer groot is dat de verblijfsvergunning van den nieuwen trainer Árpád Weisz niet zal worden verlengd”. De krant leefde mee: “Dit zou een strop zijn voor DFC, want er is hier voor Weisz nog heel veel werk te verrichten! Hopelijk komen de autoriteiten dan ook nog tot andere gedachten.”
Drie weken later kon de DC melden: ‘Árpád Weisz blijft’. “Langen tijd” was het onzeker geweest of Árpád Weisz nog lang “in ons land” werkzaam kon blijven, zo bouwde de krant in de editie van 29.7.1939 de spanning op. “Met angst en vreeze zag men reeds naar het oogenblik uit dat uit Den Haag de boodschap zou komen: de werkvergunning wordt ingetrokken.”
Máár: “Gelukkig echter blijkt men te pessimistisch van verwachtingen te zijn geweest, want gisteren mocht het bestuur van DFC het bericht ontvangen, dat haar trainer hier mag blijven.” Árpád Weisz kon weer aan het werk. De DC: “Hij kan nu dus rustig voortwerken aan den opbouw van een goed elftal, waarmede hij voor en tijdens de degradatiewedstrijden van twee maanden geleden reeds is begonnen.”
In oktober dat jaar betrok het gezin Weisz de woning aan het Betlehemplein, officieel althans. Waar het voor die tijd zolang had verbleven, sinds die dag in februari dat het op het station aankwam, is niet bekend. Misschien heeft de familie Weisz ergens kunnen logeren.
In dit blok aan het Betlehemplein woonde de familie Weisz, vanaf oktober 1939. De woning bestaat nog altijd. De gezinsleden moesten de trap oplopen om de bovenste woning te kunnen bereiken. Links bevond zich hun huis. |
Op 2 augustus 1942 wordt de familie Weisz “op last van de Duitsche politie” uit de woning aan het Betlehemplein verwijderd, waarna het pand wordt verzegeld. De arrestatie wordt met twee regeltjes bijna terloops vermeld in het dagrapport van de politie, tussen de melding van een bekeuring voor wielrijden zonder voor- en achterlicht en de melding dat agent De Leeuw vandaag niet in dienst kan treden, omdat zijn vrouw bevallen is. |
Voordat het in kamp Westerbork werd opgesloten, is het gezin Weisz nog op diezelfde 2de augustus afgeleverd geweest in kamp Amersfoort, zoals deze brief laat zien. |
Árpád Weisz met zijn zoon Robert op het DFC-terrein, in 1941. Robert speelde in het jeugdteam, zijn vader was als gevolg van verbodsbepalingen van de Duitsers werkloos. |
Oorlog
Dan wordt ook Nederland meegezogen in de Tweede Wereldoorlog. Duitsland lijft het in mei 1940 in. Voor Árpád Weisz veranderde er de eerste tijd “vooralsnog niets”, signaleert Heijstek.
“Maar”, vervolgt hij, “begin januari 1941 begonnen onder andere de verzekeringsmaatschappijen te vragen of er iets bekends was omtrent de verblijfsvergunning” − die immers op 31 december 1940 was afgelopen. Joden werden intussen steeds meer werden ingesnoerd met verbodsbepalingen. Het land moest Judenrein worden, verlangden de nazi’s. Zou voor Weisz een arbeidsverbod gaan gelden?
Toch niet, nog niet althans. Op 13 februari 1941 kon DFC-penningmeester A. Rouffaer meedelen dat de verblijfsvergunning voor Árpád Weisz wederom was verlengd. Van Twist stond wederom garant voor de trainer.
Op 15 september 1941 is het evenwel definitief afgelopen voor Árpád Weisz. DFC krijgt het verbod opgelegd om hem nog langer te werk te stellen, een arbeidsverbod. De commissaris van politie verklaart in een brief aan het DFC-bestuur, “dat op grond van de verordening van 15 september 1941 betreffende het optreden van Joden in het openbaar, Árpád, trainer bij Uwe vereniging, niet aanwezig mag zijn op een terrein, waar een voor het publiek toegankelijke wedstrijd wordt gespeeld. Voorts raad ik U ten sterkste aan geen Jood in dienst Uwer vereniging te nemen of te houden, daar zulks onder de huidige omstandigheden voor Uwe vereniging zeer nadelige gevolgen kan hebben.”
Rouffaer verzoekt daarop de verzekeringsmaatschappij de Nationale Nederlanden van 1845 om per 15 november 1941 alle verzekeringen voor Árpád Weisz “buiten werking te stellen en teveel betaalde premie te restitueren”. DFC gaat op zoek naar een andere trainer; dat wordt Wim de Bois. De werkloze Árpád Weisz is nu afhankelijk geworden van collectes en gulle giften van DFC’ers”, “die zich zijn lot nog aantrekken”. Zijn zoon Robert (ook wel ‘Roberto’ en ‘Robbie’ genoemd) speelt “wedstrijdjes op de DFC-terreinen aan de Reeweg-Oost, vader Árpád Weisz is meestal als toeschouwer aanwezig”.
Árpád Weisz raakt “langzaam maar zeker uit beeld in Dordrecht”, schrijft Van Egmond in dramatische bewoordingen. “Eerst verdwijnt hij uit de kleedkamer en van het trainingsvelden daarna ook steeds meer uit het geheugen van de club. De redder van DFC 1, de visionair die in Italië met zijn tactische inzichten als een van de grondleggers van de wereldtitel van 1938 wordt gezien, is in enkele maanden van wondertrainer gereduceerd tot anonieme toeschouwer bij de jeugdwedstrijdjes van zijn zoon.”
Op zondag 12 augustus 1942 is het zover. Dordrecht moet jodenvrij worden, af en aan worden joodse inwoners uit hun huizen gesleurd en op transport gezet, in eerste instantie naar kamp Westerbork. Zondagochtend vroeg zijn de gezinsleden Weisz aan de beurt. De woning wordt verzegeld, het politierapport meldt de aanhouding bijna terloops.
Tegenover Michel van Egmond oordeelde Arie Heijstek er hard over dat DFC geen enkele moeite heeft gedaan om de familie te redden, bijvoorbeeld door ze te laten onderduiken. In het jubileumboek repte hij niet over deze labbekakkerigheid. “DFC had relatief veel rijke mensen in de club, bijvoorbeeld voorzitter Willem van Twist, maar kennelijk heeft niemand zich geroepen gevoeld dat geld te gebruiken om Árpád Weisz en zijn gezin te beschermen. Het is verbazingwekkend dat iedereen hem zo gemakkelijk heeft laten oppakken. Dat er helemaal geen verzet is geweest. DFC heeft destijds ontzettend veel moeite gedaan om hem binnen te halen. Maar er werd geen hand uitgestoken toen hij werd opgepakt.”
“Ook Karel Lotsy was een vermogend man. In de notulen van bestuursvergaderingen kun je lezen dat hij de club vaak duizenden guldens tegelijk leende. Hij was, in tegenstelling tot zijn latere reputatie van collaborateur, nota bene de man die verantwoordelijk was voor de komst van Árpád Weisz. Maar ook hij deed niets om deportatie te voorkomen. Terwijl hij een van de machtigste mannen in het Nederlandse voetbal was en in die jaren op veel gebieden invloed wist uit te oefenen. Het is bij mijn weten nooit gebeurd.”
Heijstek wil maar zeggen: de houding van DFC in de oorlog staat wel in erg schril contrast tot het warme welkom dat Weisz vóór de oorlog kreeg.
***
Ilona Weisz, de echtgenote van Árpád, en hun twee kinderen Robert en Klara, werden binnen acht weken routineus vergast, in Auschwitz, op 5 oktober 1942. Árpád zelf moest nog in leven blijven, om dwangarbeid te verrichten. Hij werd hiertoe op het perron van Auschwitz afgezonderd van zijn gezin. Anderhalf jaar later, op 31 januari 1944 in de ochtend, stierf ook hij, uitgeput en uitgemergeld. Volgens Marie Samstag van de Oostenrijkse voetbalsite Abseits was de doodsoorzaak een drievoudige: tuberculose, ondervoeding en een gebroken hart. Hij had zich letterlijk doodgewerkt, zoals de nazi’s dat graag zagen.
De wondertrainer van weleer was niet meer. Maar in Dordrecht lag daar op dat moment niemand wakker van. Er trad een oorverdovende stilte in – die zestig jaar zou voortduren.
De voetballoopbaan van Árpád Weisz Dit overzicht geeft weer hoe de carrière van voetballer en trainer Árpád Weisz is verlopen. De gegevens zijn afkomstig van websites als Exilarchiv.de, Arbeits.at en Wikipedia.org. Ook is gebruikt gemaakt van publicaties over Árpád Weisz van Michel van Egmond en Arie Heijstek. Hoe Árpád tot voetbal komt, is niet bekend. In haar artikel over Árpád Weisz veronderstelt Maria Samstag van Arbeits.at dat het bij hem ging zoals met de meeste kinderen: leg een geïmproviseerde voetbal voor hun voeten en de geschiedenis neemt z’n loop.
Trainer
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'