Het voorbije joodse dordrecht
Jacob Nathans verborg zich jaren
angstig in z’n donkere huiskamer
De woning op nummer 21 van de Jacob Catsstraat, |
In de oorlog heeft de Dordts-joodse Jacob Nathans in feite al z’n tijd doorgebracht in de donkere huiskamer – uit angst voor de Duitsers.
Jacob Nathans woonde in de Jacob Catsstraat in Oud-Krispijn, op nummer 21. Hij was van geloof Portugees-Israëlitisch, zijn echtgenote Clasina Ridderhof Nederlands Hervormd. Zij waren zogezegd gemengd getrouwd. Maar op hun gemeentelijke archiefkaart hebben zij hun beider kerkgenootschap op enig moment laten doorstrepen en vervangen door ‘geen’. Was dit gebeurd om de Duitsers af te leiden?
Het echtpaar Nathans, dat kinderloos is gebleven, heeft de Tweede Wereldoorlog weten te overleven, Jacob dus grotendeels door zich te verstoppen in zijn donkere huiskamer. Hij had zich toch al zo “beschaamd en vernederd” gevoeld de gele ster te moeten dragen. Hij deed pogingen om deze te verbergen door de pand van zijn colbertjasje om te slaan en zijn arm daarover heen te houden.
Dat deze feiten in 2024, bijna tachtig jaar na de oorlog, alsnog bekend worden is te danken aan Huibert Ponsen (1917-2000), een neef van Jacob Nathans. Hij zette zijn herinneringen aan oom Jacob en tante Clasina op papier en dat artikel is in 1989, 35 jaar geleden, gepubliceerd in het (inmiddels opgeheven) kwartaalblad Kwartaal & Teken, een uitgave van het Dordtse Gemeentearchief.
Deze publicatie is onlangs door de redactie van deze Stolpersteine-website herontdekt en daaruit wordt hier nu dankbaar geciteerd.
Een terugblik op twee voltooide levens.
De geboorteakte van Jacob Nathans. Hij kwam er wereld als zevende kind op zondag 8 juni 1879, om elf uur ’s avonds. |
Een foto van een jonge, nog ongetrouwde Jacob Nathans. |
Zeven
Jacob Nathans was het zevende kind dat Daniel Nathans kreeg met Matje Peper. Dit echtpaar was op 3 januari 1866 getrouwd in Amsterdam. Hij was destijds venter en 31 jaar oud, zij werkster en 29 jaar. Daniel is geboren in Arnhem op 7 januari 1834, zijn echtgenote kwam ter wereld in Amsterdam op 4 juni 1836.
Aan het eind van hun huwelijksjaar, op 18 november 1866, beviel de Nederlands-Israëlitische Matje in Arnhem van een eerste baby, maar deze bleek levenloos (Namen Nescio). Daarna kwamen er deze kinderen, ook allen in Arnhem, in deze chronologisch volgorde: 2. Anna (9.10.1867), 3. Nathan (22.11.1869), 4. Hendrika (19.11.1871), 5. Namen Nescio, levenloos (14.3.1874), 6. Simon (11.6.1875) en tot slot Jacob (8.6.1879).
Bij de geboorte van Jacob was zijn vader geen venter meer, maar orgeldraaier.
Acht en twintig jaar later trouwde Jacob zelf, in Dordrecht op 21 november 1907, met de 22-jarige Dordtse Clasina Ridderhof. Zij is een dochter van Huibert Ridderhof (Dordrecht, 31.1.1851 – Dordrecht, 19.6.1909: 58) en Teuntje Jonkers (Dordrecht, 26.9.1847 – Dordrecht, 21.10.1914: 66). Jacob was ondertussen kermisreiziger geweest, los werkman en zou daarna koopman worden.
Jacob Nathans is op deze foto zo te zien bezig met het repareren van een stoommachine, die de stoomcarrousel aandreef. |
Op 23 november 1907 vestigde Jacob zich, komend uit Arnhem, in Dordrecht, eerst (inwonend) aan het Matena’s Pad. Twee dagen eerder was hij in Dordrecht getrouwd met Clasina Ridderhof. |
Het bruidspaar Nathans, gefotografeerd door de fotograaf H.J. Mühlhaus
aan de Singel 96 in Dordrecht. |
Minimaal
Hun huwelijk vormt de start van het artikel van Huibert Ponsen – die zelf eerst werkzaam was als kantoorbediende, maar later journalist werd.
Clasina, licht Ponsen toe, was een zuster van zijn moeder, zij was kortom een familielid van Huibert. En dan meldt deze: “Het echtpaar ging toen inwonen bij haar ouders in het Matena’s Pad 7d. Clasina’s vader was stoker op een Rijnsleepboot; haar beide broers, die ook thuis woonden, waren smid. Het inkomen was uiterst bescheiden, de behuizing minimaal, ook voor die tijd.”
“Jacob en Clasina (tante Sien)”, vervolgt hij, “reisden samen naar de kermissen in Frankrijk (vóór de Eerste Wereldoorlog) en in Nederland. Zijn werk bestond o.a. uit het bedienen en zo nodig repareren van de stoommachine die energie leverde voor een stoomcarrousel. Tante Sien werkte dan in het huishouden van de eigenaar van de draaimolen, de heer Benner. Oom Jacob en tante Sien hadden een goed huwelijk; ze waren liefdevol voor de kinderen van de familieleden, doch bleven zelf helaas kinderloos.
“Oom Jacob sprak vloeiend Frans, iets waarop hij ook in latere jaren heel trots was. (…) Dat hij overigens volstrekt ongeletterd was, heb ik als kind nooit beseft. Hij was een rijzige figuur, een sterke man met een knap gezicht.” Eerder hadden Jacob en Clasina op de Blekersdijk gewoond, op nummer 18 rood, later op nummer 10 van de Waterbeekstraat. Op 29 december 1922 verhuisden zij opnieuw, nu naar de Jacob Catsstraat. Daar is het ook waar Huibert Ponsen zijn verhaal vervolgt.
De Dordtse archiefkaart van het echtpaar Nathans, voor- en achterzijde, |
Het winkeltje in de voorkamer van het echtelijk huisje aan |
Klein
“In de jaren twintig”, schrijft hij, “kreeg het echtpaar de kans een eigen winkel te beginnen, een kans die onmiddellijk werd aangegrepen. Oom Jacob huurde een klein huisje in de Jacob Catsstraat nummer 21, eigendom van dezelfde heer Benner, die ook de ‘baas’ was van de draaimolen. Dit huisje werd ingericht als winkel voor huishoudelijke artikelen: serviesgoed, potten en pannen, zeep, ‘eau de cologne per maat’ en speelgoed.
“De voorkamer werd winkel met toonbank, de achterkamer huiskamer en in de achtertuin stond de schuur met een deel van de voorraad. Op zolder werd geslapen. Daar stond ook de rest van de voorraad.
“Ten minste eenmaal per maand trok oom Jacob met een lange handkar beladen met handelswaar naar het platteland rondom Dordrecht om daar z’n spullen aan de man – of beter gezegd aan de vrouw – te brengen. Z’n inkopen deed hij zelf en hiervoor reisde hij per trein naar Rotterdam. (…) Door lange dagen te werken en onvoorstelbaar zuinig te leven, kon het echtpaar voldoende sparen om het huis, waarin de winkel was gevestigd, te kopen.”
Jacob kwam in de oorlog te staan op een lijst van “in Dordrecht ansässigen Juden mit ihrer Adressen”, |
Angst
De oorlog breekt uit, de bezetting brengt volgens Huibert Ponsen voor Jacob en Clasina “onpeilbare angst en verdriet”. “In het eerste jaar van deze fase van zijn leven kwam hij ons nog wel eens in Amsterdam bezoeken. Ik was nog niet getrouwd en woonde nog bij mijn ouders.”
Dit waren sigarenhandelaar Adrianus Wilhelmus Ponsen (Dordrecht, 18 mei 1891) en Teuntje Ridderhof (Dordrecht, 22 november 1892). Zij woonden in de oorlogstijd, vanaf 10 december 1942 in de Molenbeekstraat, op nummer 34 huis in Amsterdam. Huibert is midden in de oorlog, op 20 januari 1942, in Amsterdam getrouwd met Johanna Elisabeth Zoomers (Amsterdam, 20 maart 1917).
Uit die benauwende, angstwekkende oorlogstijd herinnert Huibert zich, schrijft hij, “heel goed hoe beschaamd en vernederd” zijn oom Jacob “zich voelde de gele ster te moeten dragen, en de pogingen die hij deed om deze te verbergen door het pand van zijn colbertjasje om te slaan en zijn arm daarover heen te houden.
“Omdat oom Jacob ‘gemengd gehuwd’ was zoals dat toen heette, is hij niet op transport naar Westerbork gesteld. Wel werd hij gedwongen zich geheel uit zijn winkel terug te trekken. Ten slotte durfde hij zich nauwelijks meer op straat te vertonen. Mijn vader, die hem in die latere bezettingsjaren weleens ging opzoeken in Dordt, vertelde na terugkeer in Amsterdam dat oom Jacob in feite al z’n tijd doorbracht in de donkere huiskamer. Tante Sien verkocht geleidelijk de handelsvoorraad en deze werd nooit meer aangevuld.”
De Amsterdamse archiefkaart van Huibert Ponsen, de neef die in het Dordtse archiefblad in 1989 een alleszins bruikbaar en verduidelijkend verhaal schreef over zijn oom Jacob. Huibert is in januari 1951 met zijn gezin naar Amerika vertrokken. |
Huibert keerde inbegin jaren zeventig terug naar Nederland. |
Blind
De oorlog was voorbij, de bevrijding kon worden gevierd. Ponsen meldt dat oom Jacob en tante Sien dit feest in mei 1945 lijfelijk meegemaakt hebben. “Hij was toen de oudste inwoner van de Catsstraat en reed mee op de bok van een soort praalwagen, genaamd Huize Cats.”
In de jaren daarna “werd zijn gezichtsvermogen steeds slechter en uiteindelijk was hij praktisch geheel blind. Zijn vrouw verzorgde hem en leidde hem door de duisternis waarin hij moest leven”.
Aan het slot van zijn artikel schrijft Huibert Ponsen dat hij zijn oom Jacob “nog eenmaal” heeft bezocht, samen met zijn kinderen, die toen nog peuters waren: de zonen Johannes Wilhelmus en Huibert Dick Ponsen. Dat was eind 1950, “toen mijn gezin naar de Verenigde Staten van Amerika verhuisde en wij afscheid gingen nemen van de familie in Dordt”.
Het gezin Ponsen is volgens de Amsterdamse archiefkaart op 22 januari 1951 geëmigreerd naar Washington. Huibert is er economist geworden bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), hij bleef er van 1951 tot 1974. Hij is daarna teruggekeerd naar Nederland, om er van 1974 tot 1981 te werken op het ministerie van Financiën.
Huibert Ponsen is overleden in 2000 (83), zijn vrouw Elisabeth in 2009 (92). Beiden zijn begraven, samen met hun 20-jarige zoon Huibert Dick (1947-1967), op de begraafplaats Westerveld in Driehuis. Op hun gezamenlijke grafsteen staat bij Huibert zelfbewust: “Een betere econoom dan andere journalisten, een betere journalist dan andere economen.”
Jacob Nathans is op 16 mei 1962 om 22 uur overleden in Dordrecht, 82 jaar oud, zoals deze overlijdensakte laat zien. |
Overleden
En hoe is het Jacob en Clasina ten slotte vergaan?
Jacob Nathans is op 16 mei 1962 overleden, in de ouderdom van 82 jaar, “na een langdurige ziekte”, zoals de overlijdensadvertentie vermeldt. Hij is op 21 mei begraven op de Algemene Begraafplaats in Dordrecht. Destijds woonde Clasina nog in het huis aan de Jacob Catsstraat; ze is daar tot in 1969 blijven wonen. Op 18 maart van dat jaar verhuisde zij naar het rusthuis ‘Eureka’ aan de Burg. de Raadtsingel, op nummer 91. Krap twee jaar later stierf zij daar, op 28 januari 1971, in de leeftijd van 85 jaar.
De broers en zussen van Jacob, althans de vijf (van de zeven) die in leven zijn gebleven, waren decennia eerder al overleden: Nathan Nathans (kind nr. 3) op 22 maart 1920 (50 geworden) in Heerlen, Anna (nr. 2) op 11 mei 1922 (54) in Apeldoorn, Hendrika (nr. 4) op 22 september 1935 (63) in Arnhem, Jacob (nr. 7): zie hierboven en Simon (nr. 6) op 7 oktober 1951 (76) in Arnhem.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'