Het voorbije joodse dordrecht

Echtpaar dat in oorlog niet wegkeek,
postuum geëerd door Yad Vashem

Familie Jansen

Gé Jansen, een van de nog levende kinderen van het echtpaar Jansen, toont de medaille van Yad Vashem, die zijn ouders hebben gekregen voor hun onderduikhulp.
Foto Natalie Shatashvili

In de Israëlische ambassade in Den Haag is woensdag 10 april de Yad Vashem-onderscheiding postuum uitgereikt aan een Dordts echtpaar dat in de oorlog acht joodse onderduikers in huis heeft genomen: Joseph (‘Joop’) Jansen en Gijsbertha Christina Maria (‘Bertha’) Jansen-Boelrijk. Ambassadeur Aviv Shir-On overhandigde de bijbehorende medaille en het certificaat aan Gerardus Maria (‘Gé’) Jansen, een van de twaalf kinderen van het echtpaar Jansen.
        Al in juni 2018 maakte Yad Vashem bekend dat het Joop en Bertha Jansen erkent als redders van joden. Pas in april 2019 volgde de ceremonie. Het echtpaar heeft de eretitel ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’ gekregen. De onderscheiding wordt toegekend aan “niet-joodse mannen en vrouwen, die joden hebben gered, met inzet van hun eigen leven en vaak ook dat van hun huisgenoten”. Tijdens de ceremonie noemde David Simon, voorzitter van de stichting Vrienden van Yad Vashem Nederland, Joop en Bertha “heldhaftige redders die niet wegkeken, maar hielpen”.
        Hulp aan joden tijdens de bezetting was in Nederland uitzonderlijk, benadrukte Simon. Hij haalde de cijfers aan die prof. Jacques Presser heeft gepresenteerd in zijn tweedelige boek De Ondergang. “Vijf percent was dapper en bood hulp aan joden. Vijf percent was heel fout en gaf joden aan bij de Duitsers. Negentig percent keek de andere kant op en sloot de ogen voor wat er om hen heen gebeurde.”
        Van de 140.000 Nederlandse joden bleken er in mei 1945 102.000 vermoord. Simon: “Percentueel was dat het hoogste aantal van alle West-Europese landen.”

Zus
Aanvankelijk zouden medaille en certificaat worden overhandigd aan een ander nog levend kind van Joop en Bertha, Theresia Gerarda (‘Trees’) Jansen, geboren op 16 augustus 1927 en tegenwoordig wonend in Zuidhorn. Zij had “immers vele jaren via e-mail” contact onderhouden met Ans Roessel-Duits en dier dochter Tanja Wood-Roessel. Maar Trees “is helaas niet meer in staat hier aanwezig te zijn”, vertelde haar broer Gé (12.9.1931).
        Elders op deze website staat een uitgebreid verhaal over hoe Joop en Bertha, behalve aan hun eigen twaalf kinderen, ook nog eens onderdak boden aan acht joden, zie: verhaal Familie Jansen.
        Het speelde zich allemaal af in hun beddenzaak, een groot pand met veel etalages op de hoek van de Voorstraat en de Ruitenstraat. Het langst hebben Jacques Duits en zijn echtgenote Cato Duits-de Vries er doorgebracht, tweeëneenhalf jaar. Twee van hun kinderen, Ans en Jaap, doken ook onder in het winkelpand, maar gingen na een jaar hun eigen weg. Een derde kind, Loes, verbleef tijdens de oorlog in Australië.
        Het complete gezin Duits heeft de oorlog overleefd. Ans trouwde na de oorlog met Paul Theodoor Herman Roessel, en kreeg met hem in Amsterdam dochter Tanja Zora Hendrine. In 1954 emigreerde dit gezin naar Amerika. Tanja, nu Wood geheten, is degene geweest, die begin 2017 pogingen deed om het echtpaar dat haar moeder en haar grootouders zo ruimhartig heeft helpen onderduiken, in aanmerking te laten komen voor de Yad Vashem-onderscheiding. Yad Vashem besloot ertoe na grondig onderzoek.
        Andere joodse onderduikers die zich bij het rooms-katholieke gezin Jansen mochten verstoppen, waren Paula Straus-Mannsbach, Abraham Simon Kleinkramer en zijn vrouw Henriëtte Sophia Kleinkramer-Roos en de baby Marjootje.

Dapper
Tijdens de bijeenkomst in de ambassade vertelde Gé Jansen dat de kinderen Jansen het “altijd bijzonder dapper hebben gevonden” dat hun ouders “de stap hebben aangedurfd” om joden te huisvesten. De ouders “hebben dit niet zomaar eventjes bij een kop koffie beslist”, vertelde Gé. Joop en Bertha raadpleegden vooraf “onze parochiegeestelijken en ook de ondergrondse”. Was deze onderduikhulp wel verantwoord?
        Dat was het en daarna “is een jawoord spontaan gegeven” − zoals ook gebeurde toen Paula Straus, een Duitse jodin, Joop Jansen in zijn beddenwinkel eens iets van haar wanhoop liet blijken. Er was nog “maar één optie”, zei ze, als in Nederland hetzelfde zou gebeuren als in Duitsland, tijdens de Kristallnacht van 9 op 10 november 1938. Duitse joden werden toen massaal aangevallen en verdreven, hun woningen, synagoges en bezittingen in brand gestoken. Zou zoiets in Nederland plaatshebben, dan restte volgens Paula alleen nog: de gaskraan openen. Waarop Joop Jansen zei: “Kom dan nog maar eens terug voor een bed.”
        Aan het verblijf van de onderduikers kleefden risico’s. Gé Jansen gaf er een paar voorbeelden van. Eén ervan betrof een brand. De overburen kwamen waarschuwen dat er boven de winkel brand was. De theedoek waarmee het gasstel in het keukentje was afgedekt, had vlamgevat. De vlam leek weliswaar uit, maar ging weer branden toen de gasdruk hoger werd. Het behang begon al te branden. Er werd alarm geslagen, vooral bij de joodse onderduikers. Zij moesten direct gaan schuilen. Toen het hoofd van de brandweer wilde weten wat de oorzaak van de brand was, kreeg zus Trees “natuurlijk de schuld” − hoewel ze onschuldig was.

Lenen
Erna Zwart-Cohen had even later een iets andere lezing over wat Joop en Bertha tot hun belangeloze hulp aan voortvluchtige joden dreef.
        Enige uitleg: mevrouw Zwart is een kleindochter van Sal Duits, die weer een broer is van Jacques Duits, een van de acht onderduikers. Jacques en Cato Duits zijn met andere woorden een oudoom en oudtante van haar. Meerdere leden van de familie Duits waren aanwezig tijdens de ceremonie. Erna Zwart hield namens hen een toespraak.
        Zij vertelde eerst een anekdote: dat de joodse familieleden voor de oorlog op vrijdagavond bijna altijd bij elkaar kwamen, de broers Sal en Jac met hun respectieve vrouwen Daatje en Cato. “Die avonden waren bij de een of bij de ander. Er werd om een uur of acht begonnen met thee en veel koekjes en chocolaatjes, daarna een stuk fruit. Sterke drank werd er nooit geschonken; dat deed men in die dagen nog niet bij mijn familie. Om een uur of half elf ging men huiswaarts.”
        Dit ritueel heeft de familie Duits na de oorlog “gelukkig nog jaren kunnen voortzetten”. Erna Cohen en haar zusjes Lily en Claasje waren “er soms bij”. De ouders van deze meisjes, Bernard Cohen en Elisabeth Cohen-Duits, zijn in Auschwitz vermoord. Twee dochters, Lily en Erna werden na de oorlog in huis genomen door hun grootouders, Sal en Daatje Duits. “Claasje, mijn jongste zusje, is tijdens de oorlog bij vrienden ondergebracht; zij is daar na de oorlog ook gebleven.” 
        Jacques Duits, de broer van Sal, had op de Blekersdijk zijn advertentiebureau. Voor de oorlog, vertelde Erna Zwart, ging hij op de fiets zijn klanten af. “Auto’s waren zeldzaam in die tijd.” Zo, al fietsend, kwam hij voor de oorlog ook bij de heer Jansen langs, “die in de loop van de jaren ook een vriend van hem was geworden”. Joop Jansen was een jaar of vijftien jonger dan Jacques Duits.

Onderduik
Daarna zette zij uiteen hoe de onderduik tot stand was gekomen, althans, zoals zij het zich herinnerde.
        “Op een dag kwam de heer Jansen bij oom Jac in de zaak. Hij vroeg of oom Jac hem geld kon lenen. Het antwoord was: ‘Ik wil je geen geld lenen, ik wil het je wel geven.’ Wat toen gebeurd is, weet ik niet, wel dat de vriendschap altijd is gebleven. Waar het geld voor nodig was, weet ik natuurlijk ook niet.” Jaren later kon Joop Jansen zijn vriend Jacques een wederdienst bewijzen. “In 1942, toen de joden moesten onderduiken, was het de heer Jansen die bij oom Jac op de stoep stond met de woorden: ‘Jullie kunnen met het hele gezin bij mij onderduiken.’ En zo is het gegaan.
        Joop Jansen (Zaandam, 4 augustus 1893) is op 4 oktober 1962 overleden, 69 jaar oud. Zijn vrouw Bertha (Delft, 7 augustus 1892) stierf op 9 juli 1973, 80 jaar oud.

gezinskaart van Van der Hilst

De bijeenkomst in de ambassade werd bijgewoond door leden van de families Jansen en Duits.
In het midden, gekleed in een rood jasje, staat Erna Zwart-Cohen, die namens de familie Duits een toespraak hield.
Ietsje verderop links staat Gé Jansen, met de medaille.
Foto Natalie Shatashvili