‘Dordrecht’ bezoekt de Stolpersteine-werkplaats
in Noord-Berlijn

‘Elke letter, elk cijfer wordt met
de hand in het plaatje gebeiteld’

citaat van Gunter Demnig

Het citaat van Gunter Demnig, tweetalig op een bord te lezen in het Huis van de Wannseeconferentie.


Nieuwe steentjes in de bestelauto

Nieuwe steentjes in de bestelauto waarmee Demnig
grote delen van het jaar dwars door heel Europa rijdt.

Demnig in karakteristieke houding

Demnig in karakteristieke houding:
gaten gravend in stoepen en straten,
in dit geval is hij aan het werk op de Dordtse Voorstraat.

Nu we het weten, overrompelt de ontroering ons.
        Hoe worden Stolpersteine nu eigenlijk gemaakt? Die vraag beheerste mij als lid van (en verslaggever namens) de Dordtse werkgroep Stolpersteine al vanaf het allereerste begin. In feite gaat de nieuwsgierigheid nog verder terug, naar begin deze eeuw, toen ik in Berlijn, bij de ingang van de Hackeschen Höfe, mijn allereerste Stolperstein zag. Ik struikelde er bijna over, en dacht verwonderd: ‘Wat is dit in vredesnaam?’
        Twintig Europese landen weten het inmiddels: Stolpersteine zijn die eenvoudige, doeltreffende herdenkingssteentjes die in de nabijheid van joodse huizen in het trottoir worden gemetseld. Ze bevatten karige personalia: naam, geboortejaar, vernietigingsoord, sterfjaar. Om de tekst op de messingplaatjes te kunnen lezen, moet je een buiging maken - en daarmee eer je de overledene.
        Gunter Demnig (1947), een Keulse kunstenaar, is de uitvinder ervan. Hij is de zoon van een Wehrmacht-soldaat. In het Haus der Wannsee Konferenz, waar op 20 januari 1942 de eindoplossing voor het Jodenprobleem (Endlösung) werd besproken, hangt een citaat van hem, groot aangebracht op een bord in dit hedendaagse museum. “Ik weet het niet”, staat er. “Soms probeer ik er niet aan te denken waar mijn vader aan meegedaan kan hebben.”
        Begin 2016 heeft Demnig, grotendeels persoonlijk, al meer dan 57.000 Stolpersteine gemetseld, in gans Europa. Week in week uit rijdt hij in een rode bestelauto, volgeladen met tientallen fonkelnieuwe steentjes, van het ene naar het andere land, meerdere gemeenten zoveel mogelijk combinerend tijdens een tournee. Als het gat gegraven is, en de Stolperstein vastgezet en nog eens schoongepoetst, kijkt hij ergens terzijde bescheiden toe hoe zich vervolgens een dikwijls emotionele ‘begrafenis’ voltrekt.
        Met Demnigs steentjes worden de slachtoffers, zeven decennia na hun gewelddadige, anonieme vernietiging, niet alleen alsnog herdacht. Zijn vinding heeft daarnaast òòk een vloedgolf veroorzaakt – in harten en hoofden, en dat leidde tot een ongekende hoeveelheid initiatieven: websites, werkgroepen, archiefonderzoek, brochures, boeken, tijdschrift- en krantenartikelen, tv-documentaires, speciale wandelroutes, lesprogramma’s op scholen, gedichten, aanvullende monumenten en reünies van straat-, buurt- en lotgenoten.
        Lokaal en internationaal heeft Demnig onbewust gezorgd voor hernieuwde aandacht voor het joodse leed.
        Maar hoe komen die veelbetekende steentjes, die nog dagelijks in tal groeien, nu tot stand? Een kleine, persoonlijke reportage.

De werkplaats

De werkplaats is gelegen in deze onvermoede, nog maar kortgeleden opgeleverde nieuwbouwwijk.

De werkplaats

Dit is ’m dan: de garage waarin handmatig de gerenommeerde Stolpersteine worden gemaakt.

Noord-Berlijn
Bij een bezoek van Demnig aan Dordrecht had de verslaggever hem brutaalweg om het adres van de werkplaats gevraagd. Het was bekend dat de Stolpersteine in Berlijn worden vervaardigd, aber wo? Demnig noteerde het adres met een potlood op een papiertje. We moesten ons maar melden bij Michael Friedrichs-Friedlaender, in de Noord-Berlijnse wijk Französisch-Buchholz. Hij schreef er een straat bij - zonder evenwel een nummer te noemen. Misschien wist hij het niet uit zijn hoofd; misschien was het een kort straatje.
        Twee beelden zetten zich bij voorbaat vast in het hoofd van de verslaggever, die begin 2016 met zijn vrouw hoopvol op pad ging, zittend in een metrorijtuig van de Berlijnse S2 naar Blankenburg. In het ene beeld visualiseerde hij de werkplaats als een aftands, want Oost-Duits bedrijfsgebouw, in het andere zag hij de messingplaatjes machinaal gestanst worden.
        Allebei mis.
        Om onnodige toeloop te voorkomen, blijft het adres hier onvermeld. Maar ontgoochelend was de straat wel toen wij ’m naderden: overal om ons heen spiksplinternieuwe woningen, zichtbaar nog maar een enkel jaar daarvoor betrokken, en hypermodern. Waar nu woont Friedrichs-Friedlaender? De straat is behoorlijk lang en heeft een hoefijzervorm, er staan tientallen woningen.
        Brievenbus voor brievenbus werd zorgvuldig geïnspecteerd op de opgegeven naam, van tuin naar tuin lopend. Het moet een vreemd gezicht zijn geweest: twee vreemde snuiters die zigzaggend door een nieuwbouwwijk lopen te neuzen.
        Ten slotte, in een uithoek, hoorde een van ons geklop, terwijl tezelfdertijd de brievenbus de correcte naam toonde. Opnieuw een ontnuchterende aanblik: geen fabrieksgebouw, geen vervallen bakstenen werkruimte, maar een strak-witte garage, vasstgeklonken aan het huis. Door de ramen waren twee mannen te zien, geconcentreerd lawaai makend met handbewegingen. Ze droegen beiden koptelefoons, als oorbeschermers.

het raam van de garagedeur

Door het raam van de garagedeur zijn twee mannen te zien, met koptelefoons op.

Stapels bestelformulieren liggen klaar

Stapels bestelformulieren liggen klaar om verwerkt te worden.

Gefunden
We klopten op de deur. Een man met een vriendelijk gelaat doet open: Michael Friedrichs-Friedlaender zelf. Terwijl wij nog opgewonden “Wir haben Sie gefunden” stamelen, trekt hij ons de garage binnen. “Wees welkom”, drukt hij ermee uit.
        Groot is de werkplaats niet, zien we als we rondkijken, maar groot is ook een Stolperstein niet. Alles wat nodig is voor de productie ervan, heeft hier genoeg ruimte: zakken cement, verpakkingsmaterialen, bakken met restanten messing, een tafel voor de koffiepauze, allerlei gereedschap en prominent tegen de zijmuur: de werkbank.
        Hier worden volgens een nauwkeurige methode de plaatjes gestanst die Europa in zijn hart gesloten heeft. Een internationaal, inmiddels fameus, piepklein monument van tien bij tien centimeter maakt zijn zegetocht vanuit deze simpele garage. Al direct bij het begin van de demonstratie die Michael geeft, wordt duidelijk dat van machinaal stansen volstrekt geen sprake is. Mijn vooroordeel blijkt nergens op gebaseerd. Alles wordt door hem en zijn twee collega’s simpel met de hand gedaan,maar met toewijding.
        Dat is de ontroering die ons gaandeweg overrompelt.
        Hoe verloopt nu de werkwijze? Michael Friedrichs-Friedlaender, een beeldhouwer van beroep, heeft in zijn hoek van de werkbank een typemachine gemaakt. Dezse bestaat uit beiteltjes met op de kop een van de negen cijfers, een punt of komma en alle letters van het alfabet. Ze staan rechtovereind voor zijn neus, in een houten houder. Voor de Griekse Stolpersteine heeft hij beitels waarmee hij het Griekse alfabet in het metaal kan slaan.
        Voor elk nieuw plaatje pakt Michael een voorgesneden stuk messing van 10 bij 20 cm. Met een lineaal en zwarte pen brengt hij daarop, gecentreerd, de lijnen aan waarbinnen de cijfers en letters van het joodse slachtoffer moeten komen te staan. Hij zet het metaal met een ijzeren staaf vast op zijn werkblad, en pakt een beitel, om vervolgens per letter, per punt of cijfer, de personalia in het plaatjes te kunnen timmeren.
        Naast hem ligt een ontzagwekkende stapel A4-tjes, met de teksten voor de steentjes die besteld zijn. Het moeten er honderden zijn. Stolpersteine-werkgroepen in heel Europa weten dat deze teksten via een bepaald format digitaal opgestuurd horen te worden naar Demnigs assistente Anne Thomas. De teksten op de steentjes mogen variëren, maar de keuze is beperkt. De Stolpersteine zijn in hoofdzaak bedoeld voor vermoorde joden; daar komt het op neer. Slechts na enig soebatten is heel soms een steentje toegestaan voor een familielid dat in de oorlog een natuurlijke dood is gestorven, thuis, in een ziekenhuis of in het doorgangskamp.

De ‘typemachine’ van Michael Friedrich-Friedlaender

De ‘typemachine’ van Michael Friedrich-Friedlaender. Met klemmen zijn teksten voor nieuwe steentjes vastgezet.
In een houten blok staan de beitels met cijfers en letters klaar. Op de werkbank ligt het werkblad
waarmee Michael het stuk messing vastklemt, om precies tussen de lijntjes en gecentreerd de tekst te kunnen hameren.


Ook Griekenland heeft de Stolpersteine ontdekt

Ook Griekenland heeft de Stolpersteine ontdekt.
Michael heeft er speciale beitels
voor gemaakt.

In vorm
Nadat Michael zijn werk heeft afgerond, gaat het plaatje naar zijn buurman, Rainer Schütte. Hij snijdt en vouwt de plaatjes in vorm, op de afmeting 10 bij 10 cm. Naast de rand die hij erin buigt, laat hij op twee van de vier hoeken een groter stuk messing zitten. Die hoekranden zullen zich straks hechten in het beton dat aan de plaatjes wordt bevestigd. Schütte draagt ook oorbeschermers, het werk van beide mannen is vrij luidruchtig.
        Achter hen, verderop in de garage, werkt Asigora Schwelkert. Hij is degene die de messingplaatjes van Schütte krijgt aangereikt, en ze op hun kop onderin een langwerpige houten mal legt, met veertien afgepaste bakken erin. Hierin wordt het vloeibare beton gegoten, steeds twee mallen vol per dag. Nadat het beton is gehard, worden de steentjes eruit gehaald en de messingplaatjes nog eens zorgvuldig gepoetst.
        De Stolpersteine zijn nu klaar om Europa in te trekken. Als Gunter Demnig in de buurt is, bijvoorbeeld in Berlijn, komt hij ze zelf halen. Alle andere steentjes gaan per koerier naar Keulen, naar Demnigs woonplaats, in pakketten van 18 stuks, die 40 kilo wegen. Of ze worden vooruitgestuurd naar de werkgroepen die (bij uitzondering) de steentjes zelf mogen (laten) leggen, een zogenoemde Selbstverlegung, of waar Demnig ze zal komen ophalen.


voorbeeld van een stuk messingplaat

Een voorbeeld van een stuk messingplaat, met daarop aangegeven
de lijntjes waarbinnen de letters en cijfers horen te staan.
Emma Meijer was een joodse kantoorbediende uit Oldenzaal,
die op 3 september 1943 in Auschwitz is omgebracht.

Michael Friedrichs-Friedlaender

Michael Friedrichs-Friedlaender, de koptelefoon op om de oren te beschermen, beitelt nieuwe namen in het messingplaatje.

Rainer Schütte

Koffiepauze voor Rainer Schütte, de man die de plaatjes in vorm vouwt. Naast hem liggen de zakken cement waarmee de plaatjes in beton worden verankerd.

Installatie
De eerste Stolpersteine, vijftig stuks, plaatste Demnig in de Oranienstrasse in de Berlijnse wijk Kreuzberg, in 1996, toen nog als een tijdelijke kunstinstallatie. Het idee om er een permanent project van te maken, ontstond in 2000. Steven Robins, professor sociologie en antropologie in Zuid-Afrika, maakte in Berlijn kennis met de experimentele Stolpersteine, terwijl hij op zoek was naar sporen van zijn voorouders, de familie Robinski. Hij wilde weten wie de steentjes had geïnitieerd en kwam terecht in het Kreuzberg Museum, zo valt te lezen in het boek Stolpersteine in Berlin: 12 Kiezspaziergänge (in 2013 uitgegeven door Aktives Museum Faschismus und Widerstand en de Koordinierungsstelle Stolpersteine).
        Het museum bracht Robins in contact met Demnig. Robins zei dat hij twee steentjes voor zijn voorouders wilde laten maken, voor Siegfried en Edith Robinski, in de Naunynstrasse 46. Of dat mogelijk was?
        Zo is het allemaal begonnen. De twee steentjes voor de Robinski’s gelden nu als de eerste officiële exemplaren.
        In aanvang maakte Demnig de Stolpersteine zelf. Maar naarmate de steentjes grotere bekendheid kregen, en de bestellingen explodeerden, hield hij dat niet meer vol. In 2005 ontstond zijn samenwerking met Friedrichs-Friedlaender, een kunstenaar die het liefst met metaal werkt. Een gezamenlijke kennis bracht de mannen met elkaar in contact. Demnig kwam naar de (toenmalige) losse werkplaats van Michael in Berlijn en liet bij wijze van proef honderd steentjes maken.
         Het resultaat beviel. Sindsdien legt Demnig zich “alleen nog” toe op zijn tijdrovende, tamelijk uitputtende rondreizen door Europa. Michael, wiens echtgenote trouwens ook kunstenaar is, heeft zijn werkplaats inmiddels verlaten. Die werd in huur te duur. Toen hij toch een nieuw huis liet bouwen, bouwde hij er een garage aan vast, die nu dienst doet als werkplaats.




Asigora Schwelkert

Asigora Schwelkert legt de gevouwen plaatjes op hun kop in een houten mal, waarin plaats is voor veertien steentjes.
Hij vult de vakken met het cementmengsel en laat alles een nacht drogen.

plaatjes worden nog eens schoongepoetst

De plaatjes worden nog eens schoongepoetst en klaargelegd voor verzending. Elk pakket telt 18 steentjes en weegt 40 kilo.


Michael toont een los plaatje

Michael toont een los plaatje. Soms worden er messingplaatjes
zonder steen gemaakt, voor mensen die zo’n plaatje
als herinnering in huis willen hebben.

Taakverdeling
Friedrichs-Friedlaender is al net zo in de ban van het project Stolpersteine als Demnig. Hij geeft geduldig en op zachtmoedige toon uitleg. Hij vertelt dat hij alleen nog op zaterdag uitrust, alle andere dagen wijdt hij aan de steentjes. “Ik begin al op zondag met de voorbereidingen voor de nieuwe week, zodat Rainer en Asigora op maandag gelijk aan de slag kunnen. Wij hebben een strikte taakverdeling, van werk dat op elkaar moet aansluiten.”
        Hij is betrokken; het leed van de joden raakt hem diep. Al die almaar aanwassende stapels bestelformulieren stompen hem niet af, integendeel. Regelmatig doet hij zijn eigen research naar de mensen die op de plaatjes worden genoemd. “Ik weet veel meer dan op de formulieren staat.” Vooral het lot van kinderen ontregelt hem. Hij noemt een school in Griekenland, met meer dan 100 kinderen, die allen werden afgeslacht. “Als ik daarover iemand iets vertel, krijg ik telkens kippenvel. Kijk maar,” zegt hij, zijn mouw opstropend.
        Per dag kunnen ze gedrieën niet meer dan 28 steentjes aan. Per jaar komen ze zo tot zesduizend exemplaren. In het boek is Michael de vraag voorgelegd of die messingplaatjes niet beter met een machine gemaakt kunnen worden. Zou dat niet veel makkelijker zijn? “Absoluut niet”, protesteerde hij. “Al die slachtoffers waren individuen, net zo individueel moet ieder steentje zijn. Ik stans elke letter, elk cijfer afzonderlijk. Alhoewel het vrij hard werken is, is het voor mij belangrijk om het zo te doen.”
        Hij vindt ook dat deze nadrukkelijk trage, en verzorgde manier van werken nog best goed te doen is, hier in deze simpele garage. Maar dat wordt anders, geeft hij toe, als ook Polen de Stolpersteine ontdekt en met bestellingen komt. “Dan is het niet meer te overzien”, zegt hij, hoofdschuddend. In Polen is 90 procent van alle joden vernietigd; drie miljoen doden eiste de Holocaust daar.
        In de werkplaats blijft het overigens niet bij steentjes alleen. Zo nodig worden er ook langwerpige struikeldrempels gemaakt. Dit is een uitbreiding van Demnigs concept van ‘sociale sculpturen’, speciaal bedoeld voor gebouwen waarin meerdere joden woonden, zoals ziekenhuizen of bejaardencentra. En op verzoek maakt de werkplaats ook af en toe losse plaatjes zonder beton, voor mensen die in huis een ‘steentje’ willen kunnen koesteren, soms als herinnering. Het zijn een soort dekseltjes, die volgens Michael vooral naar verre buitenlanden worden gestuurd. “Complete steentjes opsturen wordt anders veel te kostbaar, door het gewicht van het beton.”

****

Dit zijn twee van de eerste vijftig steentjes

Dit zijn twee van de eerste vijftig steentjes die Gunter Demnig in 1996
aanbracht in de Berlijnse wijk Kreuzberg.
De Stolpersteine vormden toen nog een kunstinstallatie.
(Alle foto’s: Redactie Website

De rondleiding is voorbij. We stappen op. Bij de deur zegt Michael ten afscheid: “Als je ziet hoe Stolpersteine worden gemaakt, is dat veel indrukwekkender dan wanneer je alleen maar zo’n steentje in je hand hebt, toch?”
        Even later klinkt weer dat nijvere geklop, met iedere beitelslag weggevaagde joden terugstansend in de herinnering, tot de waardigheid die zij ooit bezaten.