NIEUWS
Brieven uit archief familie Meijer
afgestaan aan Kamp Westerbork
Frans H. Meijer, oud-Zwijndrechtenaar en oud-directeur van de Bibliotheek van Rotterdam, heeft correspondentie uit het familiearchief overgedragen aan het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. De archivalia behelzen 35 brieven, briefjes, kladjes en zelfs een logboekje. De documenten, die de periode 1938-1945 bestrijken, zijn afgestaan aan Kamp Westerbork, omdat dit kamp volgens Meijer “een centrale rol speelt in de stapel”. In het archief van Westerbork zijn “de originelen op de juiste plek”, vindt hij.
Dordrecht
De familie Meijer heeft een rechtstreekse band met Dordrecht, zoals is uiteengezet in verhaal 59 op deze Stolpersteine-website. De grootouders van Frans Meijer (Zwijndrecht, 1952) zijn Izaäk Herman Meijer en Sara Meijer-Braadbaart, die een slagerszaak hadden op de hoek van de Cornelis van Beverenstraat met de Adriaan van Bleijenburgstraat. Frans Meijer heeft ze niet persoonlijk gekend, want zijn grootvader stierf op 28 januari 1943 als 66-jarige in Westerbork, het voorportaal van de vernietigingskampen in Duitsland en Polen.
Zijn eigen vader, de apotheker Herman Izaäk Meijer, is geboren in Dordrecht als zoon van Izaäk en Sara, maar vestigde zich in Zwijndrecht, op het Veerplein, nadat hij was afgestudeerd in Groningen. Herman trouwde met Charlotta Rozeboom (Groningen, 6 juli 1904 – Auschwitz, 6 oktober 1944) en kreeg met haar op 25 juli 1935 als eerste en enige kind zoon Leo, die beroemd zou worden doordat Kamp Westerbork − waar Leo tijdens de oorlog twee jaar verbleef en die in Auschwitz tegelijk met zijn moeder is vermoord − in 2013 een kinderboek aan hem wijdde. Frans Meijer is een halfbroer van deze Leo: zijn vader hertrouwde na de oorlog met Nel Stam (Dordrecht, 1913).
Uitgetypt
In het familiearchief werden 35 brieven aangetroffen, die Frans Meijer samen met zijn nicht Lotty Duizend “allemaal zorgvuldig hebben gescand, overgeschreven en uitgetypt”, zoals hij desgevraagd toelichtte. “Bij elkaar is het een zeer uniek en waardevol document geworden. We hebben er zeker nieuwe feiten aan kunnen ontlenen.”
Hij schetst wat er is aangetroffen: “Op een enkele na zijn de brieven allemaal van onze directe familie. Met daarin uiteraard ook verwijzingen naar verdere familieleden. We hebben geen brief gevonden van de eerste vrouw van Herman Meijer, Charlotte Rozeboom. En natuurlijk geen van de eenjarige Ino Weissmann.”
Ter wille van de overzichtelijkheid heeft Meijer een illustratie gemaakt, die de samenstelling van de familie toont. De acht afzenders van de brieven zijn rood omkaderd, zie hiernaast.
![]() |
In dit overzicht van de familie Meijer zijn de acht afzenders van brieven die in het familiearchief zijn gevonden, rood omkaderd. Ook worden van de familieleden het geboorte- en overlijdensjaar genoemd. |
Drama
“In de brieven”, vervolgt Meijer zijn uitleg, “wordt het drama van het uiteenvallen van de familie Meijer en het innige verlangen naar snelle hereniging voelbaar. En tegelijk wordt grote twijfel uitgesproken over de goede afloop. En dat laatste blijkt terecht, want in 1945 zijn er nog maar vier van de tien familieleden over. Twee zijn overleden in Kamp Westerbork, vier zijn vermoord in Auschwitz.”
“Opvallend in de brieven is ook het omfloerste taalgebruik. ‘Kamp Westerbork’ heet ‘W’. ‘Gedeporteerd vanuit Westerbork naar de kampen’ wordt beschreven als ‘vertrokken’. En nergens wordt er gesproken over de ‘bezetters’. Het woord ‘oorlog’ wordt nooit gebruikt. Je leest soms alledaagse gebeurtenissen, en een enkele keer wat diepgaander beschouwingen. Sommige briefjes zijn niet meer dan snel geschreven kladjes, andere zijn veel langer. Het geeft een ongefilterde inkijk in hoe de tijd op dat moment zelf werd beleefd.”