NIEUWS

Barend Katan wordt herdacht met
straatnaambord op begraafplaats

Een pad op de algemene begraafplaats van Dordrecht, de Essenhof, heeft een straatnaambord gekregen: het Barend Josua Katanpad. Zoiets is in Dordrecht op een begraafplaats niet eerder gebeurd. Op vrijdag 20 januari is het blauwe bord officieel onthuld. Een verre neef en twee nichten van Katan, die de laatste rabbijn van Dordrecht is, waren aanwezig bij de plechtigheid.
        Eind 2022 zijn bij wandelpaden in het naburige Weizigtpark in stilte ook straatnaamborden aangebracht. Zij herinneren aan Árpád Weisz, de fameuze, Hongaars-joodse voetbaltrainer van DFC, en aan dra. Charlotte van Praag, een Dordts-joodse activiste. Deze borden moeten nog altijd officieel worden ‘ingewijd’.

Wethouder Merx en Martijn Katan geven elkaar de hand, nadat zij het doek van het straatnaambord hebben getrokken

Wethouder Merx (links) en Martijn Katan geven elkaar de hand,
nadat zij het doek van het straatnaambord hebben getrokken.
Foto Redactie Website

Toespraken
Aan de onthulling op de Essenhof ging een bijeenkomst vooraf in de Thuredrith Aula, die door tientallen belangstellingen werd bijgewoond. Drie sprekers hielden er toespraken waarin zij het leven van Barend Katan schetsten, of zij blikten terug op de vrijwel verdwenen joodse gemeenschap van Dordrecht. Tussendoor zong het Ivrietkoor Al Naharot liederen. Roerloos stil bleef het intussen op de joodse begraafplaats, die pal achter de algemene begraafplaats ligt.
        Wethouder Marc Merx vertelde dat eerder op de Essenhof al twee paden zijn vernoemd twee mensen, van wie de naam is verbonden met “een zwarte geschiedenis van onze stad”: de verzetsstrijders Lenie Dicke en Leendert Keesmaat. Ook deze straatnaamborden zijn nog niet officieel onthuld. Merx noemde Hans Berrevoets, de oud-journalist van De Dordtenaar, als degene die samen met de historicus drs. Kees Weltevrede op het idee is gekomen om paden namen te geven – namen van mensen “die iets betekend hebben in de stad”. “Het is goed om te herdenken en zichtbaar te maken wat eens was, zodat ook nieuwe generaties kunnen herdenken en leren.”
        Van de Dordts-joodse gemeenschap is “nog maar weinig” zichtbaar, vervolgde Merx. “Maar deze leeft wel voort door de verhalen, herdenkingen en zichtbare monumenten.” Hij noemde enkele voorbeelden van wat nog herinnert aan die gemeenschap.
        Zoals de joodse begraafplaats, die sinds 1979 wordt onderhouden door de gemeente. En de straatnaam vlakbij de afgebroken synagoge aan de Varkenmarkt, een straatnaam die er in 1984 kwam en verwijst naar de rabbijn: de Samuel Dasberghof. Dan is er het monument dat er in 1989 in het stadhuis kwam, ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse Dordtenaren. Of de lespakketten die basisscholen kregen, pakketten die zijn samengesteld naar aanleiding van de dagboeken van Jules Benedictus. Als jongen zat hij met gezinsleden ondergedoken in de Wijnstraat, op een plek die ‘achterboven’ werd genoemd.
        Tot slot verwees Merx naar de zes Stolpersteine die op 18 april 2017 bij het woonhuis van Barend Katan aan de Rozenstraat 22 zijn gelegd. Die steentjes kwamen er voor Barend Katan, zijn vrouw Rosa Katan-Duizend, hun kinderen Samuel, Joseph en Milkah en pleegzoon Ernst Jakob Hesdörffer. Zij zijn allen vermoord in Auschwitz.
        In totaal zijn uit Dordrecht 290 joden gedeporteerd, van wie er slechts vijf zijn teruggekeerd, sloot Merz af. Vijfenvijftig joodse Dordtenaren hebben de Holocaust weten te overleven.

Aula begraafplaats

In de aula, waar drie sprekers spraken, werd achter hen op een groot tv-scherm een afbeelding getoond van rabbijn Barend Katan. Ook was er een foto te zien van leden van de sportvereniging ‘Hakadoer’, waarvan Katan de voorzitter was, en van de zes struikelstenen die in Dordrecht zijn gelegd voor vijf leden van het gezin Katan en van een inwonend pleegkind.
Foto Redactie Website

Pettenmaker
Dr. Martijn Katan, gepensioneerd hoogleraar voedingsleer, wees de aanwezigen erop dat Barend Katan deze vrijdag precies 118 jaar geleden is geboren, in Rotterdam op 20 januari 1905. Zijn vader was van eenvoudige komaf. Hij was pettenmakersknecht, zoals zijn grootvader loopknecht was geweest en zijn overgrootvader lootjesverkoper. De andere grootvader van Barend Katan, naar wie hij was vernoemd, was smid. Met andere woorden, zei Martijn Katan: “Onder de Katans vond je geen geleerden, ook niet in mijn tak.”
        Barend Katan was anders. “Hij ging naar Amsterdam, waar hij de zware studie voor rabbijn voltooide. Met 27 jaar werd hij (in 1932) aangesteld als rabbijn van Dordrecht.” In de tak waartoe Martijn Katan behoort, “had niemand van hem gehoord”. “Toen ik dertig jaar geleden ontdekte dat we een rabbijn in de familie hadden en het aan mijn moeder vertelde, zei ze: ‘Wat jammer dat mijn vader dat niet heeft geweten. Dan had hij heel anders tegen Richard aangekeken.’”
        Dat legde Martijn Katan uit. Richard Katan was zijn vader en haar man. Toen deze Richard “voor de oorlog bij mijn moeders vader kwam en om haar hand vroeg, vond haar vader hem maar niks. Haar vader was een vrome jood en deze Katan die met zijn dochter wilde trouwen, geloofde nergens in. Als hij had geweten dat er een rabbijn in de Katan-familie was, had hij daar anders tegenaan gekeken. Voor een rabbijn had hij meer respect dan voor welke minister en burgemeester dan ook.”

Martijn Katan

Martijn Katan is van “een heel andere tak” van de Katans, maar toch verwant aan Barend Katan:
“Bij ons had niemand van hem gehoord.”  
Redactie Website

Moeder
De Katans van Martijns zijde hadden dan niet van Barend Katan gehoord, de moeder van Martijn Kantans vrouw Emma wel. Die moeder, Nelly Leviticus geheten, kwam namelijk uit Dordrecht, zij heeft rabbijn Katan gekend. “Haar naam en die van haar zusters en broers komen voor in zijn dagboek. Rabbijn Katan was ook voorzitter van de joodse sportvereniging Hakadoer in Dordrecht, waar haar broer Harrie bij voetbalde.”
        Barend Katan “leek voorbestemd voor de vergetelheid”, toen hij op 30 april 1943 werd vergast. In dat verband moest Martijn Katan denken aan een couplet uit het gedicht ‘De Partisanen’ van A. den Doolaard: “Wie over 25 jaar / Als straten naar ministers heten / Kent nog de man die heeft gesmeten / Die eerste bom, in ’t eerste jaar?”
        “Barend Katan smeet niet eens met bommen”, zei Martijn Katan. “Hij deed op bescheiden wijze goed voor zijn gemeente. Wie zou zich hem over 25 jaar nog herinneren?” Maar zie: tachtig jaar later is er een wethouder, die “een straat, vooruit, een pad” doet heten naar Barend Katan. De wethouder vervult daarmee volgens Katan wat joden een mitswe noemen. “Een mitswe is een gebod, en tegelijk een goede daad.” Behalve wethouder Merx bedankte Katan ook nadrukkelijk de werkgroep Stolpersteine, die probeert de gedachtenis aan joodse Dordtenaren levend te houden.
         Twee van degenen die in de aula naar Katan luisterden, was nichten van hem, Evelien Ehrlich-Katan uit Voorburg en Nataly Katan uit Vleuten. Gevraagd hoe zij en hijzelf verwant zijn aan Barend Katan, legde Martijn Katan naderhand in een e-mail uit: “Evelien is de jongste dochter van mijn vaders broer Elkan Katan. Evelien en ik zijn dus neef en nicht. Zij is een nicht in de 4de graad van rabbijn Barend Katan: de overgrootvader van rabbijn Katan was een neef van de overgrootvader van Evelien (en van mij). Evelien heeft nog twee zussen en een broer, maar die wonen allemaal in het buitenland. Nataly is een nicht in de 3de graad van Evelien en van mij, en in de 4de graad van Barend Katan.”

Van links naar rechts: Nataly, Martijn en Evelien Katan

Drie Katans bij het straatnaambord voor Barend Katan. Van links naar rechts: Nataly, Martijn en Evelien Katan.
Foto Leo Stolk

Priegelig
Terug naar de bijeenkomst.
        Kees Weltevrede, na het overlijden van Arij Boogerman de nieuwe voorzitter van die werkgroep, haalde als de historicus die hij is, vooral belangwekkende historische gegevens over het leven van Barend Josua Katan op. De nieuwe rabbijn van Dordrecht, opvolger van de landelijk beroemde en gewaardeerde Samuel Dasberg, betoonde zich vóór de oorlog een enthousiasmerende, energieke, ideeënrijke man; en in de bezettingstijd bovenal een moedig man.
        Weltevrede leidde dat af uit het dagboek dat Katan bijhield van 29 juli 1938 tot november 1941. “In een priegelig handschrift”, vertelde Weltevrede, “noteerde hij in een soort telegramstijl zijn activiteiten, waardoor er een prachtig inzicht ontstaat, bij het lezen of liever ontcijferen daarvan, in de Joodse gemeenschap en de problemen die daar bestonden. Zoals het opvangen van Joodse vluchtelingen uit vooral Duitsland. In de Nederlandse Joodse wereld werd het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen en het nauwverbonden Comité voor Joodse Vluchtelingen opgericht.
        “In Dordrecht is Katan een van de initiatiefnemers, samen met leden van de kerkenraad, om alhier ook activiteiten te ondernemen door opvang van vluchtelingen en het ophalen van geld. Dordrecht beloofde duizend gulden per jaar te geven. Hij ondernam ook actie tegen het opkomend antisemitisme. Hij belde in maart 1939 diverse dominees in Dordrecht en aan het eind van de maand was er een bijeenkomst van een aantal kerken in het kader van de godsdienstige herbewapening. In april 1940 realiseerde de gemeente zich dat er een aanslag op de synagoge mogelijk was. De kerkenraad overwoog om de wetsrollen onder te brengen bij particulieren.”
        De betrokkenheid van Barend Katan bij de gewone gemeenteleden blijkt ook uit het dagboek. “Hij bezocht ze veel in geval van ziekte en overlijden, maar ook tijdens verjaardagen en feesten en hij bezocht de gemobiliseerde soldaten in Wieldrecht en Willemstad.” In de gemeente zag Katan het als zijn taak om vooral de jeugd te inspireren voor het jodendom. “Hij stimuleert dat door veel activiteiten in de jeugdsjoel. We zien hem ook bij de voetbal- en korfbalvereniging Hakadoer in de Jacob Catsstraat op 31 oktober 1932.”

Moedig
Sprekend over de bezettingstijd, schildert Kees Weltevrede hoe onbevreesd Barend Katan zich in de oorlog opstelde tegenover de Duitsers.
        “Katan is secretaris van de Nederlands Israëlitische Gemeente (NIG) en lid van de Joodse Raad. In die functies probeert hij zoveel mogelijk een vraagbaak te zijn voor de gemeenteleden, bij al de vertwijfeling en onzekerheid die ontstond door de maatregelen die de Duitsers invoerden via de verordeningen. Zelf is hij als docent ontslagen aan de gymnasia waar hij werkte [in Dordrecht, Gorkum en Tiel].”
        In zijn afscheidsbrief aan zijn leerlingen in Gorkum schrijft hij: “Je weet dat ik het prettig vond jullie les te geven en dus kun je je voorstellen wat de ontheffing voor mij betekent. Maar als ik jullie een laatste clandestiene les mag geven, is het deze: Als men overtuigd is dat G’d de wereld leidt en dat men van Hem het goede en het kwade moet accepteren, en als men later dikwijls begrijpt en leert inzien welk goeds begrepen was in het kwade, dan leert men de lijfspreuk van een groot joods geleerde tot de zijne maken en leert men onder alle omstandigheden zeggen: Gam ze letobah, d.i. ook dit ten goede. Jullie wens ik: tsilchoe richboe, weest voorspoedig en gaat uit.”
        Katan schikte zich juist niet willoos naar de Duitsers. Hij verweerde zich zoveel als mogelijk, wat in die tijd levensgevaarlijk was. Weltevrede geeft er meerdere voorbeelden van.
        “Volgens Max van Huiden [een joodse Dordtenaar die de oorlog overleeft, red.] was Katan een man met een onuitputtelijke werklust. Maar hij bleek óók een uitzonderlijk moedig man te zijn. Niet alleen onderhield hij contacten met de bezetters en stapte hij hun bureaus binnen met niet meer uiterlijke onrust dan iemand die vandaag bij de belastinginspecteur moet verschijnen. Hij probeerde zoveel mogelijk het jodendom te verdedigen, zoals in de zaak van het ritueel slachten. De bezetter verbood dat onder het mom van Vermeiden von Tierquälerei beim Viehslachten. Katan kreeg het voor elkaar om met een soort oplossing te komen in de vorm van een bepaald apparaat. Hij bezocht daartoe alle joodse slagers in de omgeving.”

Joodsche-Raadkaart van Barend Josua Katan

De Joodsche-Raadkaart van Barend Josua Katan,
afkomstig uit het nazi-archief in Bad Arolsen,
laat zien dat hij op 21.11.1942
in kamp Westerbork aankwam,
en op 16.2.1943 is afgevoerd,
naar Auschwitz.
Foto Arolsen Archives











Niet-joden
Toen de bezetters het de joden onmogelijk maakten om hun kinderen naar de gewone scholen te sturen, zette hij zich in voor een joodse school in Dordrecht, somt Weltevrede op. En: “Bij de onteigeningen van de bedrijven door zogenaamde Verwalters stond hij de joodse ex-eigenaren bij. In Dordt zijn 32 joodse zaken geliquideerd. Toen joodse mensen niet meer naar de film, een concert of andere voorstellingen konden, organiseerde hij thuisconcerten in woningen van joden.”
        En toen, opeens, liep het mis.
        “In een poging de wetsrollen en de belangrijke en kostbare voorwerpen uit de synagoge onder te brengen bij niet-joden, zoals bij dominee W.W.M. Meynen van de Julianakerk en bij de natuursteenhandelaar Piet Vermaat, vonden de overijverige Dordtse politieagenten een briefje bij de familie Duits, die bij de arrestatie was ontsnapt, met de namen van de mensen die betrokken waren bij het onderbrengen van de kostbaarheden. De agenten Evers en Lukassen arresteerden samen met de SD de hele kerkenraad in de week van 4 november. Allen zijn ze in 1942 of 1943 vermoord in Auschwitz. Barend Joshua Katans vrouw en kinderen zijn gearresteerd op 12 november en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Als represaille voor een verzetsactiviteit bij de textielfabriek Hollandia Kattenburg zijn ze op transport gesteld naar Auschwitz, waar ze vermoord werden op 23 november. Barend Joshua trof dat lot op 30 april 1943.”

JR-kaarten Barend Katan

In hetzelfde archief bevinden zich ook deze vier kaarten, de eerste twee en laatste twee horen bij elkaar.
Op de kaarten zijn allerlei gegevens over Barend Katan genoteerd.
Foto’s Arolsen Archives