Het voorbije joodse dordrecht

Sophie Cohen de Heer bleef als enige
over van de negen Dordtse zussen
* ‘Het was zo’n lieve vrouw’

Grietje en de jongere Marianne

Grietje (links) en de jongere Marianne poseren met zichtbaar plezier voor de fotograaf, in omstreeks 1892.
Foto's RAD (nrs. 552_304713 en 552_304714)

Ze stond er alleen voor.
        Nadat de oorlog was uitgewoed, de doden waren geteld en de balans kon worden opgemaakt, bleef Sophia Cohen de Heer alleen over.
        Alle zussen met wie zij de oorlog was ‘ingegaan’, bleken wreed vermoord, zo ook haar vader. Het gezin Cohen de Heer, dat in Dordrecht aan Boomstraat 22 rood huisde, was verpletterd. Sophia moest zich nu in haar eentje zien te redden.
        Dit verhaal had in oorsprong een heel andere aanleiding: nieuwsgierigheid naar de studiofoto’s waarop twee meisjes Cohen de Heer, Grietje en Marianne, zo aandoenlijk poseren. Die foto’s, hierboven te zien, zijn oeroud, want gemaakt in 1892. Ze stonden groot in het boek De Verdwenen Mediene (1995), dat gaat over de vrijwel geheel vernietigde joodse gemeenschap in Dordrecht.
        Ze nemen de pagina’s 72 en 73 in beslag en de ogen van de lezer worden meteen naar Grietje en Marianne getrokken, doordat zij je zo wakker en vrolijk aankijken. De foto’s maken indruk en doen je afvragen: wie waren zij eigenlijk? Hoe zijn hun levens verlopen? Het boek maakt een belangstellende er niets wijzer over.
        Een lange speurtocht heeft geleid tot dit verhaal. De einduitkomst is verdrietig. De twee meisjes bleken deel uit te maken van een groot joods gezin, van wie slechts één lid aan de moordzuchtige Duitsers is ontsnapt: Sophia.
        Zij is inmiddels overleden. Ze is te ruste gelegd op de joodse begraafplaats aan de Achterweg in Dordrecht.
        Haar steen is niet, zoals gebruikelijk, alleen aan haar gewijd. Er staat een ongewone zin op, die ervan getuigt dat Sophia haar zussen en vader bij leven aldoor moet hebben gemist: “Deze steen is tevens ter nagedachtenis van haar gedurende de jaren 1940-1945 omgekomen familieleden.”
        Sophia Cohen de Heer bleef in dubbel opzicht alleen achter: ze was ongehuwd. Ze laat niemand na.

De eerste Sophia overleed al na zo'n 14 dagen

De eerste Sophia overleed al na zo'n 14 dagen. In de Dordrechtsche Courant van 17 november 1888 wordt het gemeld in de rubriek 'Burgerlijke Stand'. Twee jaar later wordt de tweede Sophia geboren,
die 89 jaar zal worden.
Foto Archieven.nl

Negen kinderen
Het zat vader en moeder Cohen de Heer aanvankelijk mee.
        Mozes Cohen de Heer (Dordrecht, 9.4.1863) en Sientje van Baale (Amsterdam, 15.2.1859) kregen kort na hun huwelijk in 1884 vlot na elkaar twee dochters: Grietje (2.11.1885) en Marianne (29.11.1886), de meisjes die jaren later zo trots en fier zouden poseren in de studio van Jozef M. Weber aan het Steegoversloot 13. Daarna ging het mis: een derde dochter werd geboren, Sophia, op 31 oktober 1888. Ze stierf na veertien dagen, op 15 november 1888. Haar dood kwam in de lokale krant te staan.
        Maar het echtpaar zette door. Het wilde kennelijk dolgraag meer kinderen om zich heen. Zes zijn er ten slotte gekomen, allemaal meisjes, niet één zoon: Flora (23.12.1889), Sophia (29.12.1891), Betje (13.06.1894), Sara (15.06.1896), Grietje (07.02.1899) en Rosalie (19.02.1901). Zoals te lezen valt, was er naast een tweede Sophia een tweede Grietje: het meisje links op de studiofoto is al piepjong overleden, op 10 april 1895, negen jaar oud – zo’n drie jaar dus nadat die schattige foto’s zijn gemaakt.
        Mozes Cohen de Heer oefende verschillende beroepen uit: winkelier in schoenwaren, koopman en zuiveraar van huizen en schepen. Hij was daarnaast voorzitter van de plaatselijke EHBO en secretaris van de Maatschappij tot Nut der Israëlieten in Nederland, afdeling Dordrecht.
        Gedurende de eerste huwelijksjaren verhuisden hij en zijn vrouw geregeld, maar altijd binnen de binnenstad – van Nieuwkerksplein 10, naar de Voorstraat 95 en 98, naar de Nieuwstraat 88 en terug naar de Voorstraat 75 rood, om te eindigen in de Boomstraat, op nummer 22 rood, een pand dat is afgebroken voor de verbreding van de straat en de Boombrug.

collage van 14 portretjes van het gezin van Mozes en Sientje Cohen de Heer

In de collectie van het Joods Historisch Museum (JHM) bevindt zich deze gemonteerde groepsfoto,
een collage van 14 portretjes van het gezin van Mozes en Sientje Cohen de Heer.
Wie wie is, is niet bekend bij het JHM. De collega dateert van circa 1935.
Foto JHM


persoonskaart uit het Rotterdamse gemeentearchief

Deze persoonskaart uit het Rotterdamse gemeentearchief toont het begin van de omzwervingen die Sophie Cohen de Heer maakte als kinderjuffrouw.
Komend uit Dirksland (1912) verlaat ze Rotterdam (1915)
om een nieuwe betrekking in thuisstad Dordrecht te beginnen.
Foto Gemeentearchief

Vertrek
Sommige van de zeven overgebleven kinderen verlieten Dordrecht. Flora trouwde met Aron Henry Nieweg (Bierum, 1895) en vestigde zich in Delfzijl, waar dochter Rebekka Sientje (1924) en zoon Mozes (1925) ter wereld kwamen. Sara werd de echtgenote van de Pool Fajwel Garbar (Warschau, 1897) en koos Den Haag als woonplaats. Marianne raakte verliefd op Hartog Cohen (Dordrecht, 1885) en stichtte met hem een gezin in Dordrecht, op Kromhout 133 rood. Sientje werd hun enige kind; het is geboren op 20 augustus 1921.
        Sophia bleef alleenstaand en trok weg uit Dordrecht. Uit gezinskaarten in diverse archieven is de route te herleiden die Sophia (ook wel Sofie en Sophie geheten) in de voor-oorlogse jaren heeft afgelegd. Ze leek een rusteloos leven te leiden, maar dat is schijn. Het heeft te maken met haar beroep. Sophia was kinderjuffrouw; zo’n baan doet je rondzwerven.
        Dit waren haar tijdelijke standplaatsen: komend uit Dirksland op Goeree-Overflakkee, ging ze in 1912 in Rotterdam werken, tot 1915. Ze keerde even terug naar Dordrecht, naar de Nieuwstraat 55, maar trok in datzelfde jaar naar Den Haag, waar ze tot 1917 bleef, om vervolgens kort in Wassenaar te werken en daarna weer langer (1917-1930) in Den Haag. Hierna dook ze nog op in Rijswijk en in 1932 opnieuw in Den Haag.
        Bij de aanvang van de Tweede Wereldoorlog is dit het beeld van het gezin Cohen de Heer: moeder Sientje was decennia eerder al overleden, op 24 juli 1920. Vader Mozes, al 77 jaar oud, woonde nog thuis, aan de Boomstraat, samen met drie van zijn dochters: winkeljuf Bets, huishoudster Grietje en boekhoudster Rosalie. Ze wisten het niet, maar hun aanstaande dood lag al te sluimeren.

Bets Cohen de Heer overlijdt op 7 november 1941

Bets Cohen de Heer overlijdt na
langdurig lijden,
bericht Het Joodsche Weekblad
op 7 november 1941.

Zinnetje
Op Joods Monument, het digitale monument voor alle omgebrachte Nederlandse joden, staat bij de persoonspagina voor Mozes Cohen de Heer een onthutsend zinnetje. Het is aan deze website toegevoegd door een bezoeker. Die zin luidt: “Het gezin Cohen de Heer weigerde onder te duiken, om anderen niet in gevaar te brengen. Zij werden door twee landwachters opgehaald.”
         Bronnen worden niet genoemd, maar als de mededeling feitelijk correct is, zegt de zin veel over de zelfopoffering van Mozes Cohen de Heer. Hij heeft zichzelf en zijn drie dochters weggecijferd, om anderen te vrijwaren van gevaar.
        Feit is, en dat is traceerbaar, dat deze principiële houding hun het leven heeft gekost. Volgens de gedigitaliseerde politierapporten uit de periode 1942-1948 zijn Mozes, Rosalie en Grietje op dinsdag 10 november 1942 opgepakt en op het hoofdbureau van politie in bewaring gesteld. Bets ontbreekt hier: zij was al overleden. Zoals blijkt uit een advertentie in Het Joodsche Weekblad van 7 november 1941, stierf zij op 30 oktober 1941 “na langdurig lijden”.
        Er is een ooggetuige geweest van het afvoeren van de bejaarde Mozes en zijn twee dochters, namelijk de heer M.C.M. (Thijs) Schless. Hij, vlakbij wonend, zag het als achtjarige gebeuren, en het voorval heeft hem nooit losgelaten. In 2014 vertelde hij dit de werkgroep Stolpersteine in Dordrecht, en ook dat hij overwoog om in de Boomstraat herdenkingssteentjes voor het gezin Cohen de Heer te laten plaatsen. Hoewel de heer Schless begin 2015 is overleden, is dit er postuum alsnog van gekomen. Op dinsdag 5 oktober 2021 zijn bij nummer 28 van de Boomstraat Stolpersteine geplaatst voor Mozes, Grietje en Rosalie Cohen de Heer. Eén van de drie steentjes is betaald, ofwel geadopteerd, door de partner van Thijs Schless, Léon Stroekxs van den Broek. “Thijs”, vertelde Léon, “voelde een warme betrokkenheid bij het joodse volk en zijn geschiedenis. Zo heeft hij ook een boom laten planten in Israël, na het overlijden van zijn vader Friedrich Wilhelm Schless in 1974.” De twee andere steentjes zijn bekostigd door buurtgenoten.
        De Duitsers hielden ongenadig huis. Alle Cohen de Heers die in voorgaande alinea’s zijn genoemd, zijn vermoord – op slechts één na: Sophie.
        Mozes eindigde in Auschwitz, op 15 december 1942; Grietje eveneens, op 19 november 1942 samen met Rosalie. Marianne, dat andere kwiek kijkende meisje op de foto, vond gruwelijk de dood in Sobibor, op 23 juli 1943, zo ook haar man. Hun dochter Sientje, zelf in de oorlog nog getrouwd met Elias van Beugen (Onstwedde, 1915), was daar enkele dagen eerder al vergast, op 9 juli, samen met haar echtgenoot.
        De gezinnen van Flora en Avron en van Sara en Fajwel – allemaal vakkundig weggemaakt.

de heer en mevrouw Schouten

Dit zijn de heer en mevrouw Schouten, de mensen
bij wie Fie Cohen de Heer ondergedoken zat.
Foto Familiebezit

Geliefd
Alleen Sophia, de kinderjuffrouw, heeft het overleefd. Dat gegeven kwam al snel te voorschijn in de archieven. Maar waar heeft zij zich verborgen kunnen houden? Wie hebben het aangedurfd deze joodse vrouw te beschermen?
        Kranten worden in toenemende mate digitaal doorzoekbaar. En zo kwam de overlijdensadvertentie van Sophia te voorschijn. Zij blijkt op 17 januari 1981 te zijn gestorven, 89 jaar oud. De advertentie is ondertekend door de families Schouten en Hogerwerf uit Zwijndrecht. Zij schrijven dat Sofie, “onze onvergetelijke geliefde vriendin, in volle vrede van ons is heengegaan”. Maar wie zijn zij? Wat was hun rol in het leven van Sophia Cohen de Heer?
        Andere krantenberichten, opgedoken door de Dordtse onderzoekster Erica van Dooremalen in het Nieuw Israëlitisch Weekblad, tonen aan dat Sophia bij leven in Israël gulhartig verschillende bomen heeft laten planten. In 1966 voor de EHBO in Dordrecht, bij het 50-jarig bestaan. En in navolgende jaren voor het echtpaar J. van Namen-Hey (ter gelegenheid van hun 60-jarig huwelijk), voor mevrouw C. Beerents-Weyel (haar 75ste verjaardag), voor de heer L. de Bruyn (zijn 25-jarig jubileum) en ten slotte nog een in 1972, ter nagedachtenis van mevrouw Aagje Schouten-Scheurwater, die overleed op 28 mei 1972, op 44-jarige leeftijd.
        Sophia Cohen de Heer was een meelevende, vrijgevige, betrokken vrouw, zoveel is wel duidelijk. Maar een verband met haar onderduikperiode was niet eenvoudig te vinden.

Sophia Cohen de heer in september 1977

Een zeldzame foto van Sophia Cohen de heer,
gemaakt in september 1977, kort na de geboorte
van Mirjam Kleijwegt, een dochter van Elly Kleijwegt.
Foto Familiebezit

woning aan de Paul Krugerstraat 45 zwart

Deze woning aan de Paul Krugerstraat 45 zwart (nu: 51) was
Sophie's laatste woonadres in Dordrecht, voor haar overlijden.
Foto Redactie Website

Tuinder
Uiteindelijk loste de overlijdensadvertentie voor Aagje Schouten in Trouw, bij toeval gevonden, het raadsel op. Eén van diegenen die de advertentie mede hadden ondertekend, was mevrouw I. A. Schouten-Schenkel in Hellevoetsluis. Zij is na 43 jaar nog volop in leven. Zij kon alles in perspectief plaatsen; zij wist alles een plek te geven.
        Ida Anthonia is geboren in 1934, en tja, helaas, zij is de enige die het nog kan vertellen, zegt ze met spijt in haar heldere stem. Alle overigen van haar generatie zijn overleden.
        Ida was de echtgenote van Dick Schouten. En Dick (1927-2003) op zijn beurt was de jongste van de acht kinderen Schouten die in de Zwijndrechtse polder Pieterman aan de Develweg woonden: drie meisjes, vijf jongens. Daar, op nummer zes later nummer 194 geworden, hadden vader Piet Schouten en moeder Suzanne van Houwelingen een groot tuindersbedrijf.
        Aagje Scheurwater, licht Ida toe, woonde in bij de Schoutens. Zij was getrouwd met een van de vijf zonen, ook Piet geheten. Deze Piet zat in de ondergrondse, net als zijn broers Ad en Clement. Zij werkten samen met Piet Hogerwerf, die volgens Ida zo’n beetje het hoofd van het verzet in Zwijndrecht was. Het was via de ondergrondse dat Sophia Cohen de Heer bij de Schoutens kwam onderduiken. “Zij hebben dat voor haar geregeld.”

        [En wellicht had haar zus Rosalie er ook nog mee te maken. Zij werkte als boekhoudster bij Distilleerderij Krul in de Doelstraat in Dordrecht. “Daar ontstond een verzetsgroep ten bate van onderduikers”, meldt een andere bezoeker van de website Joods Monument, red.]

Minstens drie jaar is Sophia er gebleven. Ida: “Ze zat gewoon in huis. Ze was daar zogenaamd om mevrouw Schouten te helpen met de huishouding. Die had hartklachten; ze heeft een hartinfarct gehad.” De aanwezigheid van Sophia is des te opmerkelijker als je verneemt dat in de grote schuur die aan het tuindershuis was aangebouwd, Duitsers ingekwartierd zaten. “Maar die hebben blijkbaar niets doorgehad.” En op de zolder van het woonhuis verbleven soms ook nog een Engelse piloot en andere tijdelijke onderduikers.

Sophie Cohen de Heer liet regelmatig in Israël bomen planten

Sophie Cohen de Heer liet regelmatig in Israël bomen planten als
cadeau voor mensen of organisaties die haardierbaar waren.
Berichten in het Nieuw Israëlitisch Weekblad getuigen daarvan.
In 1972 kwam er bijvoorbeeld een boom voor mevrouw Schouten-Scheurwater, in 1967 voor het 60-jarig huwelijk van het echtpaar
J. van Namen-Hey, in 1966 voor het 50-jarig bestaan van de EHBO.
Foto's Delpher

Christelijk
Toch, vervolgt ze, “werd Sophia zoveel mogelijk op de achtergrond gehouden. Want je kon aan haar zien dat ze jodin was. Dat ze nooit door de mand is gerold, is wonderlijk.” Het gezin Schouten was “erg christelijk”, zegt Ida, die zelf in 1955 met zoon Dick trouwde, en via Vlaardingen en Rotterdam in Hellevoetsluis belandde. “Er werd veel over de bijbel gesproken, ook met Sophie. Maar zij respecteerde dat altijd.” Ze voegt toe dat ondanks alle oorlogsspanningen “er ook veel gelachen” is in huize Schouten. “Ze is door de familie helemaal opgenomen.”
        Wat was Sophie voor vrouw? “Een intellectuele”, zegt Ida gedecideerd. “Ze is, meen ik, gouvernante geweest. Het was een hele fijne vrouw.”
        Volgens woonkaarten in het Dordtse archief verlaat Sophie op 17 oktober in 1947 Zwijndrecht, om neer te strijken in haar geboorteplaats Dordrecht, op de Merwekade 26. Opnieuw trekt ze steeds naar andere adressen, maar nu blijft dit beperkt tot Dordrecht. Ze verhuist naar de Voorstraat 90, naar de Veststraat 9 en ten slotte naar de Paul Krugerstraat 45 (nu 51).
        Al die tijd is zij volop met de familie Schouten blijven omgaan. “Oh ja, ze heeft heel erg contact gehouden. Bij alle trouwerijen was zij aanwezig. Ook bij ons is ze verschillende keren op visite geweest. We hadden allemaal veel contact met haar, en ze was overal altijd bij.”
        Twee dochters van Pie, een van de drie zusjes Schouten, bezochten Sophie in Dordrecht tot op het laatst wekelijks, om de beurt. De ene heet Elly (‘Elsje’) Kleijwegt-Baan (1944), de andere Suze (‘Suzanne’) Blacquière-Baan (1941). Elly vertelt dat Sophie behoorlijk leed onder haar eenzaamheid. “Ze had soms last van een depressie, en dan mocht je niet bij haar op bezoek komen.”
        In haar laatste levensjaar verhuisde Sophie Cohen de Heer naar een joods verzorgingstehuis in Rotterdam, achter Blijdorp. “Ze had er naar uitgekeken dat ze onder haar eigen mensen zou zijn. Maar het is haar erg tegengevallen. Ze kon er niet aarden.* ” Na krap een jaar overleed ze. Misschien heeft de wederzijdse trouwe omgang met haar onderduikfamilie haar getroost. Verder had ze immers niemand om op terug te vallen. Ze stond er alleen voor in het leven; haar eigen familieleden waren haar afgenomen. Maar ze is alle omgebrachte Cohen de Heers niet vergeten. Op haar grafsteen heeft ze bewust ruimte laten vrijhouden voor een eerbetoon aan hen, een hommage van één zin. Bij haar hebben zij altijd hun plaats gehouden.

In januari 1989 overlijdt Sofie Cohen de Heer

In de Rotterdamse editie van Het Vrije Volk van 21 januari 1981 wordt haar overlijden ook vermeld:
Sophie bracht haar laatste levensjaar door in een joods tehuis in Rotterdam.

In januari 1981 overlijdt
Sofie Cohen de Heer,
"in volle vrede".
Deze advertentie stond in
De Dordtenaar.

De grafsteen voor Sophie,
op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
Foto Erica van Dooremalen

[* Begin 2021 beaamde een goede bekende van Sophie Cohen de Heer, Jacques Marc (‘Jack’) Cohen uit Capelle aan den IJssel, dat het verblijf in het verzorgingshuis zijn ‘tantie Fietje’ inderdaad flink tegenviel. “Helaas was haar laatste tijd daar kwelling voor haar. Zij had het er niet naar d’r zin”, berichtte hij de redactie van deze website.
        Jack Cohen (Dordrecht, 24 maart 1948) is een zoon van Helena Meijer en Ies Cohen, zijn grootouders waren Marc Meijer en Esther Barkelau. Tante Fietje was geen directe familie van hem of zijn grootouders. Maar, vertelde hij, toen Sophie alleen terugkwam uit de oorlog, “wilden mijn grootouders per se iemand helpen en dat werd tante Fietje. Elke vrijdagavond en elke sjabbat was Sophie bij mijn grootouders aan de Vest. Zij hebben altijd voor haar verzorgd.”
        Hij vervolgt: “Ik ben opgegroeid met tante Fietje. Als kind heb ik lange tijd bij mijn opa en oma gewoond in verband met de ziekte van mijn moeder. Sophie Cohen was er dan maar twee dagen in de week, maar voor mijn gevoel was zij er altijd bij. Vandaar dat Sophie een tante was voor mij. Tantje Fietje was, mede door haar gouvernantschap in het Den Haag van voor de oorlog, een echte dame geworden, die net niet bekakt was, maar als een echte dame uitblonk. Het huisje waarin ze woonde, in de Paul Krugerstraat in Dordrecht, was ook van mijn opa, als onderdeel van het “verbond” dat zij met haar hadden. Ik heb veel van haar gehouden.”]

‘Het was zo’n lieve vrouw’

Halverwege 2022 meldde zich bij de Dordtse werkgroep Stolpersteine een voormalig buurmeisje van Sophia (‘Sophie’) Cohen de Heer, uit de tijd dat Sophie in de Paul Krugerstraat woonde, op toenmalig nummer 45 (nu: 51). Het is Mieke Hoogmoed-Verhagen, een dochter van Charel Verhagen (overleden 29.3.2022) en Martha de Wit (overleden 23.5.1989).

Krugerstraat 57

Dit is de woning, rechts van de lantaarnpaal op nummer 57 van de Paul Krugerstraat, waar Mieke Verhagen in haar kindertijd woonde.
Foto Website Funda 

        Mieke was een jaar of zes oud toen Sophie Cohen de Heer in de Paul Krugerstraat kwam wonen, het laatste woonadres voor haar overlijden op 89-jarige leeftijd op 17 januari 1981. “Sophie was zo’n lieve vrouw”, schreef Mieke (1967), die met haar ouders en broer John (1964) woonde op huidig nummer 57. “Zij woonde in het benedenhuis. Vroeger had je nog van die schuiframen. Ik klopte op het raam en dan deed ze ’t raam open. Ik ben nooit bij haar binnen geweest, [het contact verliep] altijd via dat raam.”
        “Soms lakte ze mijn nagels”, volgde Mieke Hoogmoed in haar e-mail aan de werkgroep. “Ik vond dat prachtig. Met Kerst nodigde mijn moeder haar altijd uit. Mijn moeder vertelde het verhaal van mevrouw Cohen, en dat ze niemand meer had.”
        Zoals in verhaal 80 op deze website te lezen is, woonde het gezin van Mozes Cohen de Heer en (de al in 1920 overleden) Sientje van Baale in de Boomstraat op nummer 22 rood. Van de oorspronkelijk negen dochters waren er aan het begin van de oorlog nog vier. Twee van hen (Grietje en Rosalie) zijn samen met hun vader Mozes vermoord, een (Bets) is in Dordrecht is overleden. Alleen kinderjuffrouw Sophie bleef in leven.

Mieke en John Verhagen

Op deze drie foto’s staan Mieke Verhagen en haar broer John.
Foto’s Privébezit

School
“Ik weet nog”, vertelde Mieke, “dat als we het op school hadden over de oorlog, ik nooit durfde te vertellen dat er een joodse vrouw bij ons in de straat woonde. Stel je voor dat ze haar alsnog op kwamen halen.” Een jaar voor haar overlijden verhuisde Sophie naar een joods verzorgingstehuis in Rotterdam, achter Blijdorp. Mieke: “Ook toen zijn mijn moeder en ik en nog een buurmeisje met de trein bij haar op bezoek geweest. Ik was een jaar of dertien toen ze overleed.”
        Mieke schreef dit aan de werkgroep, nadat zij op de website het levensverhaal over haar voormalige buurvrouw Sophie had ontdekt, in juni 2022. “Zo fijn dat ik nu haar geschiedenis kon lezen”, was haar reactie. “Ik had geen foto van haar, maar nu kon ik haar weer zien. Heel indrukwekkend.”

Mieke's ouders

Op deze foto staan Mieke's ouders. Zij vierden in 1988 dat zij 25 jaar getrouwd waren.
Foto’s Privébezit

Getrouwd
Een “leuk detail” dat ze nog prijsgeeft, is dat in het voormalige huis van Sophie “jaren later een jongen kwam wonen, met wie ik 32 jaar getrouwd ben geweest!”. Tot haar trouwen met deze man, in 1988, is Mieke Verhagen in de Krugerstraat gebleven. Daarna vestigde zij zich met hem elders in Dordrecht. Een jaar later overleed haar moeder en verhuisde haar vader. Haar ouders waren in 1963 in de Krugerstraat gaan wonen.
        Op verzoek van de werkgroep stuurde Mieke, die nog altijd Dordtse is, enkele privé-foto’s toe. Op een ervan (nummer 4) staan haar ouders, die in 1988 25 jaar getrouwd waren. Op de foto’s 1, 2 en 3 staan Mieke’s broer John en zijzelf in de Paul Krugerstraat.





< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'