Het voorbije joodse dordrecht

Rudolf Moses (12) vluchtte
vergeefs uit zijn vaderland

De Vier Winden Wijnstraat 137

In dit grote pand aan gene zijde van de Nieuwbrug
hebben zeven joden zich tijdens de Tweede Wereldoorlog verborgen kunnen houden, onder wie Rudolf Moses.
Toen hij er voor het eerst kwam, in oktober 1939,
was hij 12 jaar oud en kon hij nog onbevreesd in de stad rondlopen. De foto is gemaakt in de jaren dertig.
Pand en ook de brug zijn later in de 20ste eeuw ingrijpend gerestaureerd.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD, nummer 555_20517)

Wie was hij eigenlijk?
        Op 18 februari 2015 werd er pal naast de deur van het grote pand ‘De Vier Winden’ aan Wijnstraat 137 eerbiedig een Stolperstein in de stoep gemetseld voor Rudolf Moses. De wezenlijke persoonsgegevens over deze joodse jongen uit Duitsland waren bekend – dat hij geboren is in Krefeld op 19 juni 1927 en dat hij is omgebracht in Auschwitz op 31 januari 1944. Zestien jaar was Rudolf pas toen zijn leven moedwillig werd beëindigd.
        Rudolf was eind jaren dertig door zijn ouders uit zijn vaderland weggestuurd. De opkomst van al die brullende nazi’s beangstigde ze. Het voornemen was om door te reizen naar de Verenigde Staten. Mozes ging alvast vooruit, zijn ouders zouden volgen.
        In Nederland werd de jonge Rudolf van het ene naar het adres doorgestuurd. Via Zevenaar, Rotterdam, Wijk aan Zee en Gouda kwam hij uiteindelijk terecht in Dordrecht, bij de familie Benedictus – die zich verborgen hield in ‘De Vier Winden’. Hier zou hij zolang wachten op zijn ouders. Maar die zijn nooit gekomen. En in plaats van in Amerika belandde Rudolf in Auschwitz, het oord des doods.
        Al dit voorgaande wisten diegenen niet toen in 2015 ter nagedachtenis van Rudolf Moses dat treurige struikelsteentje werd geplaatst – in bijzijn van Jules Benedictus, die destijds zelf nog een kind van twaalf was. Pas nu, zeven jaar later, is het ervan gekomen om onderzoek te doen naar de achtergrond van de jonge Rudolf Moses.
        Dordrecht telde voor en in de oorlog honderden joden, het schrijven van een biografische schets over hen vordert gestaag, zij het langzaam. In dit verhaal, met vertraging: het wel, maar vooral tragische wee van een Duits vluchtelingenkind. Wie was Rudolf eigenlijk?

Kristallnacht
Zonder Miriam Keesing was het nauwelijks gelukt. Deze historisch onderzoekster heeft jarenlang uitgeplozen wat met de tweeduizend joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk is gebeurd, die in reactie op de Kristallnacht (9 november 1938) naar Nederland vluchtten. Ongeveer eenderde van hen is doorgereisd naar Engeland, de VS en Palestina. Zo’n twaalfhonderd kinderen, constateerde Keesing, bleven hier. En van hen heeft de helft het overleefd.
        Rudolf Moses was zo’n vluchtelingenkind. Dankzij documenten die Keesing vond, kan in dit verhaal worden gereconstrueerd hoe het deze jongen is vergaan nadat hij Nederland bereikte, op 26 januari 1939. Die gegevens zijn opzoekbaar op de website Dokin.nl, die Keesing is begonnen onder de vlag van de stichting Duitse Oorlogskinderen in Nederland. De website is alleen Engelstalig. Het ontbrak Keesing aan “tijd en middelen” om er een Nederlandstalige versie van te maken. Mensen die moeite hebben met het Engels, biedt ze excuses aan.
        Nog een opmerking vooraf: de documenten over Rudolf Moses, die brieven behelzen, staan in het openbare deel van Keesings database. Daarin worden de kinderen genoemd die in kampen zijn omgebracht of anderszins zijn gestorven tijdens de Shoah. Dit is bij Rudolf het geval. Informatie over kinderen die de oorlog hebben, of zouden kunnen hebben overleefd, is alleen te vinden in het afgesloten deel van de site, de secure zone. Wie daar toegang toe wil krijgen, moet een gebruikersnaam en wachtwoord aanvragen. Zo’n verzoek wordt niet meteen ingewilligd, maar door Keesing persoonlijk overwogen.

Miriam Keesing tijdens Open Joodse Huizen, in mei 2022

Deze foto van Miriam Keesing is genomen toen zij tijdens Open Joodse Huizen, in mei 2022, sprak in de Grensstraat in Amsterdam, in het woonhuis van haar grootouders. Dezen hebben een vluchtelingenkind in huis genomen en zetten zo onbedoeld 69 jaar later het onderzoek van Miriam naar joodse vluchtelingenkinderen in gang.
Privéfoto

Familie?
Rudolf Moses is op 19 juni 1927 geboren in Krefeld, een stad die op zo’n 36 km afstand van Venlo is gelegen in de deelstaat Noordrijn-Westfalen. Zijn moeder is Erna Heymann (Duisburg, 14 december 1897), zijn vader Max Moses (Moers, 18 oktober 1891). Hoewel zijn ouders eerder hebben gewoond in het nabijgelegen Krefeld-Uerdingen am Rhein, woonde het gezin in Krefeld zelf, in de Germaniastrasse op nummer 39, toen de nazi’s joden begonnen op te jagen, eind jaren dertig. Max en Erna besloten dat het veiliger was hun kind weg te sturen, naar het nog onbezette Nederland.
        Miriam Keesing meldt op haar website dat het echtpaar Moses in Nederland niemand kende, en dat het zelf ook overwoog om te vluchten. “Notes upon arrival in the Netherlands: No family in NL. Want to go to US. Waits for parents to be ready. Father is real estate agent”, schrijft zij.
        Die lezing is een andere dan aangetroffen werd in een mededelingenblad van de zogenoemde Villa Merländer Verein. In deze villa, gelegen aan Friedrich-Ebert-Straße, is sinds 1991 het NS-Dokumentationszentrum van Krefeld ondergebracht. In nummer 23 van 2011 is een overzicht gepubliceerd van “Die deportierten und ermordeten jüdischen Kinder und Jugendlichen aus Krefeld”. En in de enkele zinnen over Rudolf staat juist: “Er wurde von seinen Eltern zu Verwandten nach Rotterdam geschickt.”

Quarantaine-inrichting Beneden Heijplaat

Nadat Rudolf op 29 januari 1939 vanuit Krefeld in (het nog veilige) Nederland was aangekomen,
verbleef hij eerst in Hotel Jansen in Zevenaar. Daarna werd hij naar de Quarantaine-inrichting Beneden Heijplaat gebracht, gevestigd in de Quarantaineweg.
Foto Collectie Dienst Gemeentewerken (nummer AO 95)

brief van Maurits Prins

De brief van Maurits Prins, waarin hij de minister van Binnenlandse Zaken vraagt of Rudolf,
zoon van een kennis van Prins, bij hem de Paasdagen mag doorbrengen.
Foto’s Collectie-Keesing

Quarantaine
Wat hier ook van zij, Rudolf arriveerde volgens navorsingen van Miriam Keesing op 26 januari 1939 in Zevenaar, waar hij zolang even in hotel Jansen kon verblijven. Op dat moment was hij overigens per twaalf jaar oud. Twee dagen later werd hij naar Rotterdam gestuurd, naar de Quarantaine-inrichting Beneden Heijplaat, die was gevestigd in de Quarantainestraat, op nummer 1. Deze instelling was eigenlijk bedoeld voor het in afzondering verplegen van zieke scheepsbemanningen, maar voor dat doel is het terrein echter nooit gebruikt.
        Eén iemand wist van de komst van Rudolf naar Rotterdam: de heer Maurits Prins uit Dinxperlo. Hij schreef op 13 maart 1939 een brief naar de minister van Binnenlandse Zaken, opgedoken door Miriam Keesing. Prins stelde zich voor als een tapijtfabrikant en noemde Rudolf “een zoontje van goede kennissen van hem”. Geen familie dus van “Rudi”, maar een goede bekende.
        Maurits Prins verzocht Zijne Excellentie of “Rudi”, van wie hij wist dat deze zich bevindt in “het Joodsche Vluchtelingenkamp Quarantaine-Station Rotterdam-West”, “gedurende de joodsche Paaschdagen bij ondergeteekende deze dagen mag vieren”? Prins vroeg dit “met des te meer vrijmoedigheid, waar hij er van overtuigd is – zonder aan het kamp iets af te doen – dat hij hier juist gedurende deze feestdagen meer huiselijkheid zal vinden”, “temeer waar ondergeteekende twee kinderen heeft in de leeftijd van Rudi Moses, die zelf 11 jaren telt”.
        Terzijde meldt Prins de minister dat hij enige maanden geleden “circa 3 weken op bezoek is geweest bij een oom en tante van Rudi in Palestina”. Hij zou Rudi daar “graag een uitvoerig ooggetuigeverslag van willen geven, ook al omdat deze oom en tante “bereid zijn hun neef in huis op te nemen”. En Prins zou in dat geval “gaarne” de kosten van vervoer, onderhoud “en wat er verder nog bij zou komen” voor zijn rekening nemen.
        Hij belooft tot slot om Rudi “weer op tijd” af te leveren bij het Quarantainestation en “zich te onderwerpen aan eventueel Uwe Excellentie te stellen voorwaarden”.
        Een en al vriendelijkheid in de brief, maar of de minister Maurits Prins tegemoet is gekomen, blijft onbekend. Van een reactie zijnerzijds is geen archiefstuk gevonden.

Emmahuis in Wijk aan Zee

Rudolf mag blijkbaar niet naar de heer Prins, want hij wordt op 1 maart 1939 vanuit Rotterdam
doorgestuurd naar het Emmahuis in Wijk aan Zee, een kindervakantie- en herstellingsoord.
Foto Collectie-Keesing

het Burgerweeshuis in Gouda

Na Wijk aan Zee volgt op 3 april 1939 als nieuwe verblijfplaats voor Rudolf het Burgerweeshuis in Gouda.
Foto Collectie-Keesing

Garantie
Op 1 maart 1939, zoveel is wel duidelijk, verhuisde Rudolf Moses van Rotterdam naar Wijk aan Zee, naar het Emmahuis aan de Relweg 39. Dit was een kindervakantie- en herstellingsoord, in de jaren vijftig een sanatorium. Daar kon hij terecht tot 3 april. Op die dag belandde Rudolf in het Burgerweeshuis van Gouda, aan de Spieringstraat op nummer 1.
        Over dit nieuwe tijdelijke verblijfsoord vond Keesing twee documenten. Het ene is een brief van het Vluchtelingenbureau van het ministerie van Binnenlandse Zaken, gedateerd op 19 oktober 1939. Daarin deelt het bureau mee aan het Comité voor Bijzonder Joodsche Belangen (Lijnbaansgracht 366, Amsterdam) dat de minister dat Rudolf op 30 oktober wordt ontslagen uit het weeshuis en dat hij “onder garantie van Uw comité” kan worden opgenomen in het gezin van Emanuel Benedictus, wonend aan de Wijnstraat 87 in Dordrecht.
        Het twee document is van het Vluchtelingenbureau en bevestigt in feite de vrijlating van de vluchteling Moses.

Brief van Vluchtelingenbureau van het ministerie van Binnenlandse Zaken

Het Vluchtelingenbureau van het ministerie van Binnenlandse Zaken deelt op 19 oktober 1939 mee
aan het Comité voor Bijzondere Joodsche Belangen dat Rudolf van Gouda naar Dordrecht mag,
waar hij zal worden opgevangen door Emanuel Benedictus.
Foto Collecte-Keesing

monument symboliseert het zogenoemde Kinderstransport

Bij het spoorwegstation Friedrichstrasse in Berlijn is deze bronzen beeldengroep te zien, van joodse kinderen op de vlucht voor de nazi’s. Het monument symboliseert het zogenoemde Kinderstransport. Ook in Hoek van Holland, Gdansk, Liverpool en Londen zulke monumenten geplaatst, alle gemaakt door de architect en kunstenaar Frank Meisler, die zelf een van de ongeveer tienduizend joodse kinderen was, van wie door het Kindertransport het leven is gered.
Foto Redactie Website

Kindertransport
Dit heen en weer sturen van Rudolf was een uitvloeisel van merkwaardig overheidsbeleid. Hierover schreef Josta van Bockxmeer op 5 mei 2015 een artikel op de website van het Duitslandinstituut in Amsterdam. Daarin deed ze verslag van wat Miriam Keesing een dag eerder in Amsterdam had verteld over het onbekende lot van gevluchte, joodse kinderen − een lot dat Keesing immers met onderzoek in kaart had gebracht.
        Niet veel landen zaten te springen om vluchtelingenkinderen, vertelde Keesing in de lezing. Een uitzondering was Engeland, dat er zo’n achtduizend accepteerde. Deze zogenoemde ‘Kindertransporten’ vanuit Das Dritte Reich naar Londen waren “beroemd” en zijn volop geboekstaafd. Dat sommige, andere Europese landen ook oorlogskinderen verwelkomden, is volgens Keesing grotendeels onbekend.
        Nederland was zo’n gunstig voorbeeld, al ging het niet van ganser harte. Eind jaren dertig bestonden er zo’n vijftig opvangkampen voor joodse kinderen uit Duitsland en Oostenrijk, aldus het verslag van Van Bockxmeer. “Hoewel de Nederlandse regering in het begin alleen kinderen wilde toelaten die familie hadden in Nederland, mochten de kinderen niet bij hun familie wonen. Families die een kind naar Nederland wilden halen, moesten vijftig gulden per maand betalen voor hun onderhoud, toen veel geld.”
        “Het beleid was op ontmoediging gericht en niet op integratie”, verklaart Keesing. Toch: kinderen die illegaal naar Nederland kwamen, werden volgens haar niet teruggestuurd.
        Op 24 april 2014 is Keesing al eens geïnterviewd over haar onderzoeksresultaten, voor een programma van NPO Start. En daarin vertelde ze, zoals hierboven gemeld, dat van de 2000 kinderen die naar Nederland kwamen, “een deel” is doorgereisd naar de VS, Engeland en Palestina. Kinderen die het geld niet hadden om door te reizen, kwamen eerst in opvanghuizen terecht. En “daarna”, schrijft NPO in een toelichtend bericht, “werden ze van het ene naar het andere adres gestuurd, omdat de Nederlandse regering vond dat hun verblijf slechts tijdelijk moest zijn”.
        Nog een verhelderend citaat over het Nederlandse overheidsbeleid, uit het artikel van Van Bockxmeer: “De opvang van de kinderen en ook van volwassen vluchtelingen na de Reichspogromnacht was een verandering van het Nederlandse toelatingsbeleid voor Joodse vluchtelingen. Dat was vanaf 1935 steeds strenger geworden. Na de Anschluss van Oostenrijk in 1938 kondigde minister van Justitie Carel Goseling zelfs aan alle vluchtelingen terug te willen sturen. Alleen bij acuut levensgevaar wilde hij een uitzondering maken. De dreigende deportatie naar een concentratiekamp viel daar niet onder.”

persoonskaart van Rudolf Moses uit het Dordtse archief

De persoonskaart van Rudolf Moses uit het Dordtse archief, voor- en achterzijde.
De gemeente registreerde zijn komst op 3 november 1939.
Foto’s RAD

arrestantenkaart van Rudolf

De arrestantenkaart van Rudolf.
Na een jarenlang geheim verblijf in het pand aan de Wijnstraat,
wordt hij op 29 juli 1943 ontdekt en gearresteerd door de beruchte Groep 10,
een verzameling politiële jodenjagers.
Foto Stadsarchief Rotterdam

Zoldertje
Rudolf kon terecht in Dordrecht, bij de familie Benedictus. Maar dit adres zou in de oorlog allerminst veilig blijken.
        De joodse familie Benedictus bestond uit vader Emanuel Benedictus (Dordrecht, 6.6.1888), moeder Greta Bolle (Den Haag, 1.4.1897) en hun kinderen Suze (25.10.1923) en Jules Henri (10.4.1928). Al ver voor de oorlog woonde zij in het grote patriciërshuis van Jan Burger aan de Wijnstraat, op de eerste etage, aan de voorkant. Emanuel Benedictus was een commissionair in effecten. In de oorlog verstopten de familieleden zich in hetzelfde huis, naar een achterhuis, een zolder boven het magazijn van een smederij, zie verhaal 90 op deze Dordtse site.
        Later kwamen er op dat ‘Jodenzoldertje’ nog drie onderduikers bij: mr. Elisabeth van den Berg (Oud-Beijerland, 5.7.1906), Stijntje Elisabeth den Hartog (Dordrecht, 14.12.106) en Rudolf Moses. Volgens de persoonskaart die over Rudolf is aangelegd door de gemeente, kwam hij op 3 november 1939 naar Dordrecht. Eerst heeft hij dus nog vrijelijk kunnen rondlopen in de Dordtse binnenstad. In de oorlogstijd moest hij zich noodgedwongen verborgen houden in dat grote pand.
        Op 29 juli 1943 werd Rudolf gearresteerd. Hij had een horloge om, sleutels bij zich en in zijn portemonnee zat ƒ 4,92, staat op de Rotterdamse arrestantenkaart die over hem is aangelegd. Zijn beroep? Hij was “studeerend”.
        Politieagenten van de Rotterdamse Groep 10 hadden hem in Dordrecht weten te vinden. Deze groep was verantwoordelijk “voor het opsporen en arresteren van joden, communisten, verzetsdeelnemers, illegale werken en onderduikers in Rotterdam, Dordrecht, Gouda en de Zuid-Hollandse eilanden”. De ploeg bestond uit zo’n “dertig tot vijftig fanatieke nationaalsocialisten die opereerden vanuit het bureau Haagseveer”, aldus de website Oorlogsbronnen.

Arolsen Archiveskaarten van Rudolf Moses

Van Rotterdam wordt Rudold afgevoerd naar Kamp Vught, waar hij op 10 september 1943 aankomt.
Foto Arolsen Archives

Arolsen Archiveskaarten van Rudolf Moses

Op 15 november 1943 wordt Rudolf weer verplaatst, nu naar Kamp Westerbork. En daarvandaan is hij op een onbekende dag gedeporteerd naar het concentratiekamp Stutthof in Polen. Ten slotte is hij doorgetransporteerd naar Auschwitz, om daar te kunnen worden vermoord op 31 januari 1944.
Foto’s Arolsen Archive

Ziek
In eerste instantie werd Rudolf overgeplaatst naar Kamp Vught, op 10 september 1943. Hij kreeg Häftlingnummer 7233. Op zijn gevangenenkaart, gevonden in het Duitse archief van nazi-slachtoffers in Bad Arolsen, staat dat hij voor aankomst in Vught ziek was geweest. Op 15 november 1943 gaat hij op transport, nu naar Kamp Westerbork. Als beroep is inmiddels ingevuld dat hij “electriciën” was.
        Intussen verscheen – rijkelijk laat – in het Algemeen Politieblad van 29 oktober 1942, nr. 43, een opsporingsbericht over Rudolf. De Sicherheitspolizei te ’s-Gravenhage verzocht daarin “opsporing en aanhouding” van Rudolf Moses, “woonachtig in Dordrecht aan de Wijnstraat 87-rood”.
        Op enig moment is Rudolf vanuit Vught gedeporteerd naar Konzentrationslager Stuffhof. Wanneer dat is gebeurd, is niet achterhaald. Op de persoonskaart van Rudolf in de cartotheek van de Joodsche Raad staat anders dan gebruikelijk geen datum.
        KL Stutthof lag in noordoostelijk Polen, vlakbij de Oostzee en op 34 km buiten de stad Danzig, in het dorp Stutthof (nu: Sztutowo). Het is het eerste concentratiekamp dat de nazi’s op 2 september 1939 buiten het vooroorlogse Duitsland in gebruik namen, stelt Wikipedia, en het laatste dat werd bevrijd, op 9 mei 1945.
        In het Arolsen-archief is de Hinweiskarte van Rudolf Moses bewaard gebleven, maar deze meldt al evenmin wanneer hij er aankwam en hoe lang hij er is gebleven. Feit is dat hij op 31 mei 1944, dus ruim een halfjaar na zijn vertrek uit Vught, in Auschwitz is vermoord. Rudolf was inmiddels 16 geworden.

Dordtse overlijdensakte van Rudolf Moses

De Dordtse overlijdensakte van Rudolf, opgemaakt op 29 september 1951.
Foto RAD

pagina’s over vader Max, moeder Erna en Rudolf in het Duitse Gedenkbuch van nazi-slachtoffers

De pagina’s over zijn vader Max, zijn moeder Erna en Rudolf in het Duitse Gedenkbuch
van nazi-slachtoffers laten zien waar en wanneer zij zijn omgebracht.
Foto’s Bundedsarchiv

Israël
Hij zal het vermoedelijk niet hebben geweten, maar zijn ouders waren toen al bijna twee jaar dood.
        Max Moses en zijn vrouw Erna zijn tegelijk op 27 oktober 1941 opgesloten in het ghetto van Litzmannstadt (Łódź), in het geannexeerde deel van midden-Polen. Ergens in september 1942 werden zij doorgetransporteerd naar het vijftig kilometer noordelijker gelegen Vernichtungslager Kulmhof (Chelmno), waar zij werden omgebracht. In het zogeheten Gedenkbuch in het Bundesarchiv, dat de Opfer der Verfolgung der Juden unter der nationaalsozialistischen Gewaltherrschaft in Deutschland 1933 – 1945 herdenkt, is de datum oningevuld gebleven. Max en Erna zijn respectievelijk 45 en 51 jaar oud geworden.
        En de mede-bewoners van Rudolf in de Wijnstraat?
        De familie Benedictus heeft de oorlog in haar geheel weten te overleven. Vader Emanuel is op 11 oktober 1953 op 65-jarige leeftijd overleden, zijn vrouw Greta Bolle is daarna naar Israël gegaan en is daar in 1989 overleden. Zoon Jules stierf in Rotterdam op 28.10.2020, op 92-jarige leeftijd, Suze (‘Suus’) Migdali-Benedictus emigreerde eveneens naar Israël en stierf er als 93-jarige op 22 juni 2017. Stijntje den Hartog vertrok ook naar Israël. Zij overleed in Haïfa op 18 maart 1975 (68).
        Elisabeth (‘Bets’) van den Berg ten slotte is 88 jaar oud geworden. Zij ging heen op 18 maart 1995, in Rotterdam, waar zij kantoor had gehouden. Van den Berg is er begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad. Haar grafsteen, nog niet te zien op de website ‘Het Stenen Archief’, is ook ter nagedachtenis van haar ouders Jakob en Alida: Bets was hun enige kind.

***

Op Rudolf na hebben alle joodse onderduikers in het pand aan de Wijnstraat de Holocaust weten te overleven. Op 18 februari 2015 is ter gedachtenis aan Rudolf in de stoep bij dat gebouw een Stolperstein gemetseld. Dit gebeurde in bijzijn van Jules Benedictus, die Rudolf in die oorlogstijd heeft leren kennen.

plechtigheid op 18 februari 2015, toen er een Stolperstein werd geplaatst voor Rudolf Moses. Gesproken heeft Jules Benedictus

plechtigheid op 18 februari 2015, toen er een Stolperstein werd geplaatst voor Rudolf Moses

Beelden van de plechtigheid op 18 februari 2015, toen er een Stolperstein werd geplaatst voor Rudolf Moses,
vlak naast de toegangsdeur van dat pand aan de Wijnstraat. Op de eerste foto staat bij de microfoon Jules Benedictus,
die Rudolf heeft gekend en meegemaakt in de oorlogsperiode. De twee andere foto’s tonen de aanwezigen en het steentje.
Foto’s Perry Bos






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'