Het voorbije joodse dordrecht
Roosje Zwart was al 90, maar
dat deerde de Duitsers niets
* Overzicht familie Zwart
* Overzicht familie Den Hartog
In het smalle huis in het midden van de eerste foto, tweede van links en met toenmalig nummer 9 beneden, |
Een foto van de hedendaagse Varkenmarkt, gemaakt in juli 2018. |
Wat zal zij zich alleen en verlaten hebben gevoeld. En wat zal ze bovenal angstig zijn geweest.
Rond Roosje Zwart was het voornamelijk stil. Haar ouders waren al in de vorige eeuw overleden. Haar twee broers en haar zus waren al decennia dood. Haar echtgenoot David den Hartog was zij al in 1918 kwijtgeraakt, ook alweer lang geleden. Kinderen hadden zij niet gekregen. Roosje leefde een leven in eenzaamheid.
Hoogbejaard was zij al in de Tweede Wereldoorlog, toen zij zich samen met nog enkele joden een tijd verborg in een pand aan de Singel in Dordrecht. Ze werd later niettemin op een ander, onbekend adres in Dordrecht gevonden en afgevoerd naar Kamp Westerbork, waar ze op 27 februari 1943 arriveerde. Na enkele dagen, op 2 maart, werd Roosje in een trein geladen. Ze zal bang zijn geweest, zich afvragend wat haar toch stond te wachten.
Negentig was ze, normaal een uiterst respectabele leeftijd. Maar leeftijden deden er niets toe voor de nazi’s. In hun ogen waren joden er alleen maar om vernietigd te worden, hoe jong of oud ze ook waren. En dus overkwam het ook de stokoude Roosje: ze werd meedogenloos vermoord, op 5 maart 1943.
De pagina waarmee de website ‘Joods Monument’ Roosje den Hartog-Zwart in de herinnering houdt, is vrij kaal. Er wordt alleen vermeld waar en wanneer zij is geboren en is overleden, verder haar voorlaatste adres: Varkenmarkt 9 onder. Dat is alles. De reden dat er zo akelig weinig over haar bekend is? “Deze persoon”, verklaart Joods Monument, “was alleenstaand of van deze persoon is geen gezinsverband bekend of kon niet worden gereconstrueerd.”
Maar zo leeg was haar leven nu ook weer niet. Roosje heeft familieleden gehad, ze heeft schoonbroers en schoonzussen meegemaakt, ze heeft zich omringd geweten door buren, geloofsgenoten en kennissen. En misschien bezocht ze wel de synagoge, die recht tegenover haar woonhuis stond.
In dit verhaal wordt gereconstrueerd hoe en met wie Roosje Zwart zich door haar leven heeft bewogen – totdat, inderdaad, de tijd aanbrak dat de stilte ging overheersen.
De pagina uit het Dordtse bevolkingsregister van de familie Zwart, |
Augustus
Roosje kwam uit Alblasserdam, waar zij op 22 augustus 1852 is geboren. Haar echtgenoot, David den Hartog, kwam van de overkant. Hij is geboren aan gene zijde van de rivier de Noord − in Ridderkerk, op 11 juli 1845. Zij was een ventster, zo iemand die waren verkoopt op de markt of op straat of langs de huizen. Hij was een koopman. Hoe en waar zij elkaar hebben ontmoet, is onbekend, maar ze voelden zich overduidelijk tot elkaar aangetrokken. Op 31 januari 1878 trouwden Roosje en David, in zíjn woonplaats. Ze scheelden zeven jaar. Hij was 32, zij 25.
Het gezin waaruit Roosje voortkwam, was bescheiden. Haar vader was Jacob Zwart, een heuse Alblasserdammer, daar geboren op 1 januari 1808. Haar moeder Helena van der Sluis kwam uit Noord-Brabant, uit Vlijmen, waar ze ook op 1 januari, maar van het jaar 1814, het leven had betreden. Leentje werd ze ook wel genoemd. Nadat zij in Alblasserdam op 24 mei 1850 in het huwelijk waren getreden, begonnen zij direct een gezin te stichten.
Vier kinderen zou Jacob uiteindelijk met Helena krijgen, twee jongens en twee meisjes, allen in Alblasserdam. Hun eersteling werd Benjamin (3 maart 1851), daarna kwamen Roosje (22 augustus 1852), Isaäc (26 augustus 1854) en Sara (27 augustus 1856). Opvallend is dat Helena drie van de vier baby’s in de augustusmaand heeft gebaard.
Met haar echtgenoot David den Hartog ging Roosje aanvankelijk in de Gravenstraat wonen, op toenmalig nummer 7, zoals blijkt uit deze gezinskaart, voor- en achterzijde. Na zijn overlijden op 21 november 1918 verhuisde zij |
Zestien
De familie waarvan Roosjes man David den Hartog deel uitmaakte, was beduidend groter, ontzagwekkend groot zelfs. Zestien kinderen verwekte Elias den Hartog bij Eva van Hechten, zij het dat twaalf van hen maar kort hebben geleefd, soms enkele dagen, soms enkele weken en enkeling twee jaar. Slechts vier baby’s hebben de volwassenheid bereikt, twee zijn 68 jaar oud geworden, één 73 en één 32.
Ridderkerk is de gemeente waar het gezin Den Hartog is gevormd. Elias, koopman van beroep, is er niet geboren, netzomin als zijn vrouw Eva. Zij was afkomstig uit Leerdam (29 april 1811), hij uit Heerjansdam (17 december 1809). Zelfs hun huwelijk had niet plaats in Ridderkerk. Dat was in Sliedrecht voltrokken, op 6 juni 1833, de bruidegom was 23 indertijd, de bruid 22.
In een afzonderlijk overzicht van zowel de familie Zwart (via deze link) als de familie Den Hartog (via deze link) zijn alle details te vinden over de gezinsleden. Hier wordt ermee volstaan dat de ouders van Roosje beiden in Dordrecht zijn overleden. Jacob Zwart is 70 geworden, hij stierf op 2 april 1876. Helena werd 74, zij ging heen op 4 januari 1888. De vader van David, Elias, is in Ridderkerk als 77-jarige gestorven op 24 mei 1887, moeder Eva als 82-jarige ook in Ridderkerk op 16 juni 1893.
De overlijdensakte van David, die ’s nachts overleed om een uur en die 73 is geworden. |
Dienstbode
Het gezin Zwart verliet Alblasserdam in 1873, om zich per 29 juli in Dordrecht te vestigen. Althans: vader, moeder, Isaac (ook: Izaak) en Sara deden dat. Roosje, die werkte als dienstbode, voegde zich pas op 20 april 1876 bij hen. Ze kwam uit Waalwijk en bleef bijna twee jaar in Dordrecht. Op 12 februari 1878 vertrok ze naar H.I. Ambacht, ongetwijfeld voor een volgende dienstbetrekking. Ze was inmiddels 25.
Eerst nog woonde het gezin in de Vleeschhouwersstraat in Dordrecht, op nummer A 376, later werd het adres Knolhaven 9 rood. Beide straten liggen in de binnenstad, en op loopafstand van de synagoge aan de Varkenmarkt.
Isaäc, de broer na Roosje en het derde kind van Jacob en Helena, verliet Dordrecht eveneens. Hij ging op 2 december 1874 naar Gouda, keerde op 24 januari 1887 via Breda terug in Dordrecht, vertrok op 19 maart van datzelfde jaar naar Amsterdam, kwam daar vandaan terug op 25 november 1887, om op 18 februari 1888 toch maar weer naar Amsterdam te gaan.
Rond hem speelt iets merkwaardigs. In het bevolkingsregister van de gemeente Dordrecht staan al deze verhuizingen vermeld, maar de eerste keer dat Isaäc wordt genoemd, is ingevuld dat hij is geboren op 17 oktober 1854. Maar er bestaat geen Isaäc van die datum. Verderop wordt zijn eigenlijke geboortedatum wel correct vermeld: 26 augustus 1854. Een ambtelijke schrijffout?
De woonkaart van het pand Singel 229 (nu: 351), het zogenoemde ‘Rusthuis Breemer’ |
Een foto van het huidige pand Singel 229, dat omgenummerd is naar 351, |
Schuiladres
Roosje ging met haar gade David elders in Dordrecht zelfstandig wonen, in de Gravenstraat op nummer 7. Dat was om de hoek bij de synagoge.
Op 21 november 1918 stierf David, 73 jaar oud. Roosje, 66 en weduwe nu, verhuisde per 1 juni 1923 naar de Varkenmarkt, nummer 9 beneden (nu: 13). Ze woonde nu tegenover de synagoge. Ze zal de synagoge waarschijnlijk wel hebben bezocht, al is dat niet meer twijfelloos vast te stellen.
Haar ouders leefden niet meer. Die waren, zoals gemeld, in 1876 en 1888 overleden. Van haar broers en zus was alleen nog Benjamin, de oudste broer in leven. Isaäc was gestorven in 1897, Sara in 1911. De schoonouders van Roosje, Elias en Eva, waren er ook al niet meer (overleden in 1887 en 1893), en aan zwagers en schoonzussen was er anno 1923 niemand meer. Simon en Hendrijntje waren als laatsten van de vertrouwde schoonfamilie alweer jaren terug overleden, in 1903 en 1906.
Roosje stond er helemaal alleen voor.
Toch heeft ze dit isolement lang weten vol te houden, tot in de Tweede Wereldoorlog. Roosje is al die lange jaren aan de Varkenmarkt blijven wonen. Een grote omwenteling in haar leven, dat de negentig al naderde, had plaats in 1942, op 28 augustus. De weduwe Roosje verhuisde naar het adres Singel 229, aan de rand van de binnenstad. Zoals in verhaal 105 op deze Dordtse website is te lezen, was het betrokken pand eigendom van de familie Breemer, van wie dochter Hester nog leefde.
Buiten het zicht van de buitenwereld verstopten zich in dit geheime ‘Rusthuis Breemer’ in totaal acht joodse Dordtenaren, onder wie Roosje den Hartog-Zwart.
Roosje is er slechts even geweest, want toen de Duitsers op 10 november 1942 een inval deden in de woning, werden en vijf joden aangetroffen. Onder hen bevond zich niet Roosje. Zij was met nog twee anderen toen al verder getrokken, naar andere schuilplaatsen. Welke dat waren, is niet opgehelderd.
***
De Joodsche-Raadkaart van Roosje, met in het rood de notitie dat zij op 2 maart 1943 op transport is gezet vanuit Kamp Westerbork, waar zij op 27 februari werd afgeleverd. Haar adres is nog Singel 229, maar daar verbleef Roosje al niet meer toen de Duitsers er een inval deden. Ze was elders in de binnenstad, op een onbekend gebleven adres. |
Toch is Roosje op dat andere geheim adres klaarblijkelijk niet veilig geweest.
Op haar summiere persoonskaart uit de cartotheek van de Joodsche Raad staat dat zij op 27 februari 1943 in Kamp Westerbork is vastgezet, in het doorgangskamp naar de dood. Nog geen vier dagen later is zij op transport gezet. Zij is dwars door Duitsland naar het uiterste oosten van Polen vervoerd, naar Sobibor, een reis van drie dagen.
En daar is ze, zoals iedereen overkwam, zonder pardon vermoord op 2 maart 1943 – als een 90-jarige die moederziel alleen was, letterlijk verlaten door iedereen die haar ooit dierbaar was.
Het formulier van de Oorlogsgravenstichting meldt dat Roosje op 5 maart 1943, |
Op 9 juli 2018 werd bij het voormalige woonhuis van Roosje aan de Varkenmarkt een Stolperstein voor haar aangebracht. |
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'