Het voorbije joodse dordrecht
Dordtse voetbaltrainer Richard Dombi
verborg zich met succes voor de nazi’s
Deze dubbele portretfoto van Richard Dombi komt uit de collectie van de Dordtse fotograaf H.J. Tollens. De tweede helft is bewerkt met witte lak, misschien is dat gedaan om Dombi beter uit te doen komen. De opname is gemaakt in 1941, toen Dombi trainer was van de eerste klasser Emma in Dordrecht. |
Oudere Dordtenaren herinneren zich hem misschien nog: de legendarische voetbaltrainer Richard Dombi. Hij was na de oorlog coach van Emma, daarna van EBOH. Zijn grootste faam oogstte Dombi echter als trainer van FC Barcelona, FC Bayern München en Feyenoord. In Rotterdam, waar hij vanaf 1937 woonde, is in 1997 een straat naar hem vernoemd, heel toepasselijk in de wijk Feijenoord.
Maar zouden die voetbalminnende Dordtenaren ook hebben geweten dat de Oostenrijks-Hongaarse Dombi joods was? En dat hij de Tweede Wereldoorlog deswege in volstrekte angst heeft moeten doorbrengen? Wonend in Tuindorp Vreewijk in Rotterdam heeft hij zich onzichtbaar moeten maken. Dombi heet bijvoorbeeld officieel niet eens Dombi, maar Kohn.
Het schuilhouden heeft hem gered. De Duitsers hebben Dombi niet kunnen arresteren en afvoeren. En nu hij weer veilig en vrijelijk kon rondlopen, pakte Dombi opnieuw zijn trainerschappen op, opnieuw bij Feyenoord én in Dordrecht. De Amsterdammer Phida Wolff, de administrateur van Feyenoord, noemde hem in zijn boek Geen woorden, maar daden (1971) “de grootste trainer, die ooit in Nederland woonachtig was”.
In dit verhaal: een terugblik op het leven, benevens de Dordtse tijd, van oefenmeester Richard Dombi, bijgenaamd ‘De Wonderdokter’.
Een collage van portrethoofden van het eerste elftal van Emma, met onderaan Dombi, met vlinderdas. |
Mythe
Wijlen Peter de Roo, voormalig voetbaljournalist van De Dordtenaar en Het Vrije Volk, achtte Richard Dombi voetbalscheidkundig van een hogere orde dan de al even joodse Árpád Weisz – die je toch waarlijk geen kleintje kon noemen. Weisz was een vermaarde toptrainer geweest bij Inter Milaan en FC Bologna, vóórdat hij in 1939 in Dordrecht kwam wonen, met vrouw en twee kinderen, om als trainer de eerste klasser DFC te behoeden voor degradatie.
De Roo, een fan van DFC en in juni 2022 op 67-jarige leeftijd overleden, was allerminst onder de indruk van de trainerscapaciteiten van Weisz − die met zijn gezinsleden in de oorlog werktuiglijk is vermoord. Naar zijn oordeel was er mythevorming ontstaan over Weisz. In een duidende e-mail aan de redactie van deze Stolpersteine-website schreef hij eens:
“Weisz is helemaal niet zo belangrijk geweest voor DFC of voor het Dordtse voetbal. Zelfs Jan met de Pet had DFC in de moeilijke periode voor de eerste klasse kunnen behouden.” Ook op tactisch en technisch gebied was er voor een trainer, vervolgde hij, “nauwelijks enige eer te betalen, tot midden jaren zeventig van de vorige eeuw. Een speler die faalde bijvoorbeeld, kon niet worden gewisseld, tenzij er sprake was van een gebroken been of erger”.
Met andere woorden: “Weisz heeft bij DFC niets tot weinig kunnen inbrengen.”
En dan wijst De Roo er op dat veel meer dan Weisz de joodse trainer Richard ‘Dombi’ Kohn (Wenen, 27 februari 1888 – Rotterdam, 16 juni 1963) van belang is geweest voor het Dordtse voetbal. Dombi was trainer van Emma in het seizoen 1952-1953, en van EBOH van 1954-1955.
“Het moet mij als DFC’er van het hart: Dombi heeft bij EBOH en Emma voor vele kampioenschappen gezorgd. Als íemand uit de joodse gemeenschap recht heeft op een vernoeming in Dordrecht, is het Richard Dombi wel. Dombi grossierde in titels, ook bij FC Barcelona en Bayern München. Tijdens zijn loopbaan vergaarde hij er meer dan dertig. Arpád Weisz mag in vergelijking daarmee niet eens de veters van de voetbalschoenen van Dombi vastmaken.”
Dit is de woning (direct achter de lantaarnpaal) op nummer 116 |
Dombi was getrouwd met Pietertje Cornelia Groenendijk, maar uit zijn overlijdensakte blijkt dat hij daarvoor de echtgenoot is geweest van een zekere Hedwig Maria Rotter. Wie zij was en waar hij haar heeft gehuwd, is niet vastgesteld kunnen worden. |
Dubbelmonarchie
Richard Dombi werd geboren als Richard Kohn in Wenen, op 27 september 1888. In die tijd was er nog sprake van het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, een dubbelmonarchie die op 31 oktober 1918 is ontbonden. Op zijn persoonskaart in het Rotterdamse Stadsarchief wordt Dombi een Hongaar genoemd. Hij kwam op 9 september 1937 naar Rotterdam, daarvoor was het Zwitserse Basel zijn woonplaats geweest. Dombi, van wie in de kolom ‘Kerkgenootschap’ overigens merkwaardigerwijs is genoteerd dat hij “Prot” is, betrok een woning aan de Leede, op nummer 116. In de kolom ‘Burgerlijke Staat’ staat de ‘H’ van huwelijk, maar noch zijn vrouw wordt op de kaart genoemd, noch eventuele kinderen.
Volgens echter de genealogische website ‘WieWasWie’ was Dombi de echtgenoot van Pietertje Cornelia Groenendijk, een Rotterdamse, geboren op 3 mei 1905. Zij was eerder getrouwd geweest met Arnoldus Carolus Schouten (Rotterdam, 5.10.1901). Dat was op 26 november 1930, in Rotterdam. Hij was indertijd 29, zij 25. Maar dit paar echtscheidde enkele jaren later, per 20 januari 1936. Wanneer nu Dombi met haar trouwde, is niet te vinden, noch in gegevens over hem of in die van haar. Pietertje was overigens een zus van Feyenoord-middenvoor Willem Huibrecht (‘Wim’) Groenendijk.
Eerder is ook Dombi, een zoon van David Kohn en Helene Steiger, getrouwd geweest − met Hedwig Maria Rotter. Dat staat vermeld in zijn overlijdensakte. Zij was al overleden toen hij hertrouwde. Maar wie zij was en in welk land Dombi wanneer met haar in het huwelijk trad, is niet achterhaald kunnen worden.
Hoewel Dombi een bijnaam is van Richard Kohn is hij op zijn Rotterdamse persoonskaart geregistreerd als Richard Dombi. Hij kwam vanaf Basel naar Rotterdam op 9 september 1937, althans volgens deze kaart. Maar in werkelijkheid was hij al in 1935 trainer van Feyenoord geworden. |
Dit bericht van 24 juni 1935 uit ‘Hepkema’s Courant’ in Friesland meldt de aanstelling per 1 februari 1935 van Dombia als oefenmeester van Feyenoord. |
Gevlucht
Zo is er meer dat niet sluitend rond te krijgen is over Richard Dombi.
De achternaam van Dombi was eigenlijk Kohn, maar een Richard Kohn levert nul zoekresultaten op in het Rotterdamse archief. Officieel kwam hij volgens de archiefkaart op de naam van Richard Dombi in 1937 naar Rotterdam, maar volgens de Wikipedia-pagina over Richard Dombi) was hij al in 1935 trainer bij Feyenoord. Op de Rotterdamse archiefkaart komt dat jaar voor, in een handgeschreven notitie die luidt: “Hongaar gev. Juli 1935”.
Dit “gev” betekent naar alle waarschijnlijkheid: gevlucht. Hitler was begin 1933 aan de macht gekomen in Duitsland. Dombi trainde al vanaf 1931 FC Bayern München. In 1932 hielp hij de ploeg aan de eerste landstitel: in de finale in Neurenberg versloeg FC Bayern München Eintracht Frankfurt met 2-0. Op de website van het Deutsches Fussball Museum wordt enigszins bewonderend dienaangaande dit over Dombi geschreven: “Er galt in seiner Zeit als einer der teuersten und erfolgreichsten Trainer Europas. Seine Zeit in München krönte er mit dem Gewinn der Deutschen Meisterschaft im Jahr 1932”
De opkomst van de nazi’s deed Dombi uitwijken naar Zwitserland; hij was immers joods. Aanvankelijk werkte hij er als coach van Grasshoppers Zürich, maar dit dienstverband duurde maar kort. In september 1933 vertrok hij opnieuw naar FC Barcelona, en bleef daar tot 1934. Daarna “bracht hij enige tijd door” bij FC Basel, aldus Wikipedia.
Zodoende kwam Dombi vanuit Basel naar Rotterdam.
Op de Wikipedia wordt uitgebreid beschreven hoe de voetbal- en trainersloopbaan van Dombi begon en via welke clubs deze verliep. Belangstellenden kunnen het daar nalezen. In het kader van dit verhaal is interessant wanneer Richard Kohn die bijnaam kreeg. Volgens Wikipedia was dat in de periode dat hij voor MTK Boedapest uitkwam. Later, toen hij FC Barcelona trainde (van februari 1926 tot 1927), was hij er vooral bekend onder de naam Dombi Little, al maakten ze er in de officiële lijsten van de club “Jack Domby” van.
Dick van den Polder, gepensioneerd sportredacteur van Het Vrije Volk, meent dat Kohn al “in zijn Hongaarse periode” de bijnaam kreeg, door Van den Polder overigens andersom genoemd: Little Dombi. Op 15 april 2008 schreef hij in De Oud-Rotterdammer, een krant voor de 50-plusser: “Little vanwege zijn kleine gestalte en Dombi schijnt een afleiding te zijn van het Hongaarse woord ‘Domb’, dat Hoogheid of Eminentie betekent.”
En zo ontstond die licht spottende eretitel voor Richard Kohn: de ‘Kleine Eminentie’.
Winnaar
Dombi diende Feyenoord gedurende drie periodes: 1935-1939, 1951-1952 en 1955-1956. Al in de vooroorlogse tijd deed hij zich dus kennen.
Dick van der Polder wierp in De Oud-Rotterdammer de vraag op wie de beste trainer in de afgelopen honderd jaar was, Ernst Happel of Richard Dombi? Volgens hem zal bij de aanhang “vrijwel zeker met grote voorsprong Happel als winnaar uit de bus komen. Hij is immers de enige die met Feyenoord de Europa Cup en de wereldbeker heeft gewonnen”.
Maar zeventig- en tachtigplussers zullen dat tegenspreken. Zij zweren, registreerde Van den Polder, “nog altijd bij Richard, die als enige met Feyenoord twee keer landskampioen werd, in 1936 en 1939”.
Hij haalt Phida Wolf aan, de administrateur van Feyenoord. Die oordeelde buitengewoon lovend over Dombi.
“Hij is de grootste trainer geweest, die ooit in Nederland woonachtig was. Als iemand verdwenen is, plegen zijn capaciteiten wel eens overtrokken te worden, maar ik durf te beweren dat hij een door de hemel gezonden coach was. Hij bracht Feyenoord in technisch en tactisch opzicht naar de hoogste klasse van de voetbalhogeschool. Hij zou zelfs in staat zijn geweest een kikker de beginselen van het voetbalspel deelachtig te doen worden.”
Parafine
In de vooroorlogsjaren werkte Dombi bij Feyenoord “helemaal alleen”, signaleert Van den Polder, die dit “bijna niet te geloven” vindt. Dombi had geen assistent-trainer, geen masseur, geen verzorger of dokter. Maar hij beschikte over medische kennis en verwierf daardoor de bijnaam ‘wonderdokter’.
“Geblesseerde spelers stoomde hij in no-time op wonderbaarlijke wijze klaar voor belangrijke wedstrijden. Beroemd waren zijn parafinebehandelingen, gloeiend hete verbanden die om de knie of enkel werden gewikkeld en pas kort voor de wedstrijd mochten worden verwijderd. De spelers liepen zijn deur plat.” “Zelfs Abe Lenstra kwam ervoor uit Friesland”, citeert Van der Polder Jan Bens, die onder Dombi bij Feyenoord en bij het Dordtse EBOH heeft gespeeld.
Ook Jurryt van de Vooren, een historicus gespecialiseerd in de geschiedenis van de sport, rept over dat “pijnlijke zalfje”, waarmee Dombi “elke voetbalblessure verhielp”. Hij doet dat in een uitgebreid artikel over vooral de joodse geschiedenis van Feyenoord, op de website ‘Sportgeschiedenis.nl’.
“Een voetballer als Leen Vente”, weet Van de Vooren, “wilde alleen maar naar Feyenoord vanwege Dombi, alias de Wonderdokter. Niet omdat hij per se in de Kuip wilde spelen, maar vanwege de helende handen van Dombi, die hem konden verlossen van een aanhoudende knieblessure.”
Kil
Richard Dombi was “een Oostenrijkse Jood”, stelt ook Van de Vooren vast. Geen protestant. Die vermelding op de archiefkaart is misschien aangebracht om de Duitsers te misleiden.
Voortgaand over de joodse invloed bij Feyenoord meldt Van de Vooren dat de club in 1915 het eerste joodse lid boekte: Isaac Pinhashick. “In de jaren daarna speelden Joodse leden, voetballers en bestuurders een grote rol bij deze Rotterdamse club.”
Van de Vooren achterhaalde dat Feyenoord in de oorlogstijd “veel meer Joodse leden heeft verloren dan altijd werd gedacht”. Volgens “de laatste tellingen”, schrijft hij in februari 2022, zijn er “minimaal 45 Feyenoorders gedood in de Tweede Wereldoorlog, zowel leden als donateurs”. En van hen waren “er maar liefst” 27 Joods, “méér dan de helft van het totaalaantal!”
Tijdens de oorlogsjaren zijn “veruit de meeste Joodse Feyenoorders vermoord”. Van de Vooren noemt de gezinnen Naarden en Van der Horst, van wie “niemand overleefde”. “Wolff keerde wel terug, net als Maurits Hillel van Hertzfield, die Sobibor overleefde, samen met zijn vrouw. Vóór zijn deportatie was hij commissaris van stadion De Kuip.
“Zo was binnen enkele jaren”, besluit Van de Vooren, “de complete Joodse cultuur bij Feyenoord verdwenen en vergeten. De meeste van deze Feyenoorders werden zelfs nooit op het clubmonument geplaatst, omdat zij op het moment van hun moord geen lid waren. Ze komen niet eens voor in de officiële geschiedenis van de club.”
Van de Vooren noemt het “een kille, juridische benadering”.
Deze spotprent van de joodse Bob Uschi verscheen in 1944 in het ‘Schiedams Dagblad’ en beeldt de joodse Dombi uit. “Ongekend” noemde Jurryt van de Vooren de tekening. Desgevraagd laat hij weten dat de spotprent hem vooral verbaasde, omdat hier “een Joodse tekenaar tijdens de Holocaust een Joodse trainer afbeeldt in een normaal dagblad”. “Dat betekent dat zowel Uschi als Dombi erin was geslaagd om een openbaar leven te hebben.” |
Uitgewist
En Dombi? Hoe heeft hij de oorlog weten te doorstaan?
De enige bron daarover, en die gebruikt Van de Vooren, is Jan Oudenaarden, die in een boekenserie De geschiedenis van Feyenoord heeft gereconstrueerd.
Oudenaarden herleidde dat Dombi in de oorlogsjaren gewoon in Tuindorp Vreewijk is blijven wonen, maar dat hij “zijn sporen had uitgewist door zijn geboortedatum, nationaliteit en zelfs zijn geloof te veranderen”. Ook zijn naam had hij gewijzigd, waarbij hij vermoedelijk zijn bijnaam Dombi als nieuwe achternaam voerde. Zo werd hij onzichtbaar voor de bezetters, terwijl hij wel gewoon actief bleef voor onder meer Emma uit Dordrecht en VOC en Neptunus uit Rotterdam.”
Met verbazing verwijst Van de Vooren nog naar het Schiedamsch Dagblad van 27 maart 1944. Daarin werd een spotprent geplaatst, gemaakt door de “beroemde voetbalcartoonist Bob Uschi – die “óók joods bloed” had. De tekening stond bij een verslag van de eerste promotiewedstrijd die Unitas uit Gorkum verloor van Neptunus in Rotterdam. In het onderschrift bij de tekening staat: “De Dombi-geest werd vaardig over Neptunus en deze goede geest voelde Unitas als een kwaad spook.”
Waarom Dombi erbij werd gehaald, is onbekend. Maar Van de Vooren noemt het “ongekend” dat midden in joodvijandige tijden een joodse tekenaar “van een goed gelezen dagblad” een joodse voetbaltrainer vastlegt. De tekening staat hiernaast afgebeeld. Gevraagd waarom hij het ongekend vindt, licht Van de Vooren toe: “Wat me verbaasde, was dat tijdens de Holocaust een Joodse tekenaar een Joodse trainer afbeeldt in een normaal dagblad. Dat betekent dat zowel Uschi als Dombi erin geslaagd was om een openbaar leven te hebben.”
Maar al even ongekend is dit: Dombi heeft de Holocaust weten te overleven.
Het kampioenselftal van Emma op een foto van juni 1941, toen Dombi daar ook trainer was. Hij staat als een na laatste rechts, als een soort Don Corleone. |
Nogmaals Dombi met Emma, nu in 1950 toen het op het veld van DFC aan de Markettenweg het Merweschild won. |
Dordrecht
Na de oorlog keerde Dombi, zoals gemeld, terug bij Feyenoord.
Maar dan bericht Het Vrije Volk op zijn voorpagina van 23 mei 1952 dat Dombi de vereniging gaat verlaten. Want “voor het volgende seizoen heeft hij de training van Emma op zich genomen”. Dombi is daar “geen onbekende”, praat het dagblad de lezer bij, “want vroeger behaalde hij met het eerste elftal van Emma reeds grote successen”.
Dat Dombi in de oorlog al in Dordrecht rondliep, bewijzen twee foto’s in de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht. Ze staan hiernaast. De ene foto is gemaakt in juni 1941 en toont op het oefenveld van DFC aan de Reeweg het kampioenselftal Emma 2. Dombi staat als een na laatste achteraan rechts, als een soort Don Corleone. De tweede foto is een collage van portrethoofden van het eersteklasse-elftal van Emma, met onderaan Dombi, die een vlinderdas draagt. Ook deze foto is van 1941.
Een bezoeker van de beeldbank, Henk Klapper, deelde in 2015 mee dat de foto bij hem aan de muur hangt. En hij weet te melden dat de collage indertijd is aangeboden door de directie van het Maandag Ochtendblad ter gelegenheid van het behalen van het kampioenschap én van de promotie naar de 1ste klasse, op 22 juni 1941.
Bij diezelfde gelegenheid is van Dombi in een studio de portretfoto gemaakt die aan het begin van dit artikel is geplaatst.
Krantenberichten over loopbaanveranderingen van Dombi in de jaren vijftig: |
Dombi, als zichtbaar oudere man, vertelt in ‘Het Rotterdamsch Parool’ van 18 juni 1958 over zijn levensloop. |
EBOH
Dombi, zoals Kohn in de media nu consequent heet, gaat niet wonen in Dordrecht als hij in 1952 wederom trainer van Emma wordt. Er is geen verhuisbericht of archiefkaart van hem gevonden. Rotterdam is en blijft zijn uitvalsbasis.
Op 1 juni 1953 gaat Dombi Emma verlaten, bericht HVV op de 26ste mei, “om zich weer geheel in dienst te gaan stellen van EBOH”. Klaarblijkelijk heeft Dombi eerder bij EHOB gewerkt. Met ingang van 6 april 1955 is het EBOH dat wordt verlaten, Dombi is weer geëngageerd bij Feyenoord. HVV schrijft in de editie van 7 april dat van Dombi “een speciale functie” krijgt bij de Rotterdamse club, “die het best te vergelijken is met die van een manager”.
Het Rotterdamsch Parool rapporteert op de 9de april met nadruk dat Dombi niet als trainer aantreedt: “Het ligt niet in de bedoeling, dat Dombi, die reeds eerder in dienst van de rood-witten is geweest, voetballessen zal gaan geven. Hij krijgt een functie die overeenstemt met die van manager bij buitenlandse clubs.”
Hiermee sluit Dombi, die inmiddels 67 is, zijn Dordtse tijd voorgoed af. En een jaar later zit het er voor hem ook bij Feyenoord op.
Levendig
In 1958 interviewt Het Rotterdamsch Parool hem, op 18 juni, voor de rubriek ‘Vluchtige Ontmoetingen”. De begeleidende foto toont Dombi als een oude man, hij is nu bijna zeventig.
Het artikel verheldert veel over Dombi’s levensloop. Dombi betoont zich tegenover de verslaggever als een man vol grapjes, wiens haar “nog blauw-zwart” is, wiens donkere ogen “fel kunnen lichten”, die “levendig van geest” is en ratelt in “een wonderlijk mengsel van Duits en Nederlands.
Enkele opmerkelijke, vooral persoonlijke gegevens: Dombi was in zijn geboortestad Wenen bijvoorbeeld bankbediende “met een hartstocht voor voetballen”. Nadat de Oostenrijks-Hongaarse monarchie was ingestort, “ontdekte men ambtelijk dat Richard Dombi eigenlijk een Hongaar was en hij heeft dat toen maar zo gelaten”. In de Eerste Wereldoorlog heeft hij “aan het front gestaan” en is hij gewond geraakt. “Het duurde jaren voor hij weer een beetje de oude was, maar aan voetballen hoefde hij niet meer te denken”.
Met de bank ging het niet goed. Hugo Meisl, de later beroemd geworden trainer van het Wunderteam, adviseerde hem daarop eveneens trainer te worden. Dat deed Dombi niet direct. Hij ging eerst blikjesmelk verkopen, made in the USA. Maar de Oostenrijkers lustten dat spul niet. Dombi: “Ik ben misschien de enige mens in heel Europa die de melk trouw is gebleven, want ik gebruik ze nog.”
Als trainer in Zwitserland, Duitsland en Engeland verdiende hij “goed geld”. Bij Bayern München telden ze “duizend mark per maand voor hem neer, voor de toen heersende verhoudingen een vorstelijke beloning. Maar het gebeurde ook dat Dombi de helft van zijn salaris aan de verzorging van zijn spelers uitgaf”.
Aan het slot van het artikel meldt de verslaggever dat Dombi dan wel niet meer actief mag zijn als trainer, “zijn huis staat nog elke dag open voor de sportliefhebbers, met wie hij zo nodig het abc van de voetbalsport doorneemt. Want Dombi, de oude magiër en maestro, is nog steeds een man van gezag”.
Dombi overlijdt op 16 juni 1963, meldt ‘De Tijd-Maasbode’ in de editie van 19.6.1963. |
Crematorium
Richard Dombi is vijf jaar daarna overleden, op 16 juni 1963. Hij is 74 geworden. Volgens de website van het Deutsches Fussball Museum stierf Dombi “nach langer Krankheit”. Hij is gecremeerd na een uiterst sobere plechtigheid in het crematorium van het Gelderse Dieren. Voorzitter C.R.J. Kieboom sprak er namens Feyenoord.
Dombi was niet alleen “geliefd door zijn manier van werken” zei hij, “maar ook door zijn verregaande opofferingsgezindheid”. Kieboom gaf Dombi om diens menselijkheid “de hoogste plaats in de rij van trainers”.
Op 20 juni bedankte de weduwe, Pietertje Groenendijk, in Het Vrije Volk voor de “vele bewijzen van deelneming” die haar waren betoond bij het overlijden van “mijn geliefde man”.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'