Het voorbije joodse dordrecht

Post voor gewonde, joodse militair
Arthur in Dordrecht nu openbaar

familieportretten familie Philips

Arthur (officieel Abraham) Philips, de hoofdpersoon van dit artikel, staat in de onderste rij portretten links, in uniform. Naast hem zijn echtgenote Wilhelmina Magdalena Philips-van Geldere, rechts staat Elie Philips, het jongste kind van vader Eduard en moeder Grietje. De ouders zelf staan in het midden. In de bovenste rij staan afgebeeld hun dochter Betje Philips, Schoontje Philips-Frinkel (de echtgenote van verwant Louis Philips – die niet in dit verhaal voorkomt) en zoon Philip Philips.
Foto Digitale Collectie Kamp Westerbork

Zo vader, zo zoon.
In de digitale collecties van Kamp Westerbork, opengesteld op 28 februari 2024, is een opvallende vondst gedaan: verschillende briefkaarten die vader Eduard Philips en moeder Grietje Philips-Slier vanuit Amsterdam stuurden naar hun dienstplichtige zoon Arthur – en omgekeerd.
        De joodse Arthur, officieel Abraham geheten en geboren op 2 augustus 1920 in het Duitse Oberhausen, was als Nederlands militair gewond geraakt bij de Duitse invasie, kennelijk in de omgeving van Dordrecht. Hij werd bijgevolg een tijdje verpleegd in het Gemeenteziekenhuis aan de Bankastraat. De briefkaarten die hij kreeg en verzond, zijn gedigitaliseerd en nu, 84 jaar later, openbaar gemaakt.
        Arthur was indertijd al verloofd met Miep van Geldere, van wie de voornamen voluit Wilhelmina Magdalena luiden. Zij is geboren in Nijmegen op 10 september 1921. Op 19 augustus 1942 zijn Arthur en Miep metterdaad getrouwd. Hij was bij die gelegenheid 21 jaar oud, zij 20.
        In dit verhaal komt vooral het verblijf van Arthur in Dordrecht aan de orde: er worden foto’s getoond van de brief- of ansichtkaarten die over en weer zijn verstuurd. De soms moeilijk leesbare, handgeschreven tekst is voor het gemak getranscribeerd. Ter duiding wordt vanzelfsprekend daarnaast beschreven hoe zijn familie en die van zijn eega waren samengesteld.

Amsterdamse gezinskaart familie Philips

Na terugkeer uit Oberhausen vestigde het gezin Philips zich in de Vrolikstraat in Amsterdam.
Vier kinderen kregen Grietje en Eduard uiteindelijk.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Remigratie
Abraham Philips, roepnaam Arthur, is niet het enige kind van Eduard en Grietje dat in Oberhausen ter wereld kwam, maar wel het eerste, in 1920. Na hem kwam zijn broer Philipp, die twee jaar later, op 23 augustus 1922, het levenslicht zag, ook nog in Duitsland.
        Kort na diens geboorte remigreerden Eduard en Grietje naar Nederland. Zij gingen terug naar Amsterdam op 25 oktober 1923, aldus hun Amsterdamse archiefkaart. Met hun zonen woonden zij aanvankelijk op diverse adressen, voordat het gezin op 16 december 1931 voor lange duur een huis betrok in de Vrolikstraat, op nummer 92 huis.
        Eduard en Grietje zijn geboren Amsterdammers. Hij is van 8 september 1892, zij van 12 maart 1893. Hun huwelijk had op 22 oktober 1919 plaats in Zaandam − kennelijk de gemeente waarheen zij inmiddels waren verhuisd. Terug uit Oberhausen kregen zij op 11 november 1928 nog twee kinderen, een tweeling: Elie en Betje.
        Toen twaalf jaar later de Tweede Wereldoorlog uitbrak, zou van deze familie alleen Arthur overblijven.

Elie van Betje Philips

De tweeling Elie van Betje, gefotografeerd in hun schooltijd.
Foto Joods Monument/Project ‘In Memoriam’ van Guus Luijters en Aline Pennewaard.

20-jarig huwelijk van Eduard en Grietje Philips

De kinderen Philips feliciteren hun ouders
met hun 20-jarig huwelijk in het ‘Zaans Volksblad’ van 22 oktober 1939.
Foto Delpher

Jubileum
In 1939 leek de toekomst nog zorgeloos. Eduard en Grietje waren op de 22ste oktober twintig jaar getrouwd en hun “liefhebbende kinderen” plaatsten op de 20ste een advertentie in het sociaal-democratische Zaans Volksblad om de aandacht te vestigen op dit jubileum. De mededeling is ondertekend door Beb, Eli, Philip en Arthur en zijn verloofde. Er zou de 22ste “geen ontvangdag” zijn, werd alvast aangekondigd.
        Maar dan begint de onheilspellende oorlog en neemt langzamerhand de jodenvervolging een aanvang. Op de Joodsche-Raadkaart van moeder Grietje staat de aantekening dat zij op 11 november 1942 is opgesloten in Kamp Westerbork, in Barak 69. Zo’n notitie ontbreekt op de kaart van Eduard, die werkzaam was als “waschverzender”. Maar misschien kan aangenomen worden dat hij in dezelfde barak is beland, en misschien ook enkele van zijn kinderen. Alleen bij Abraham ontbreekt een vermelding van Westerbork, klaarblijkelijk heeft hij kunnen onderduiken.
        Op de kaart van vader Eduard, zowel als die van moeder Grietje, staat dezelfde aantekening, met een rood potlood geschreven: “Tr. 2-2-43”. Dit betekent dat zij op die dag op transport zijn gesteld. Via de website ‘Joods Monument’ is vast te stellen dat zij drie dagen later tegelijk in Auschwitz zijn omgebracht, op 5 februari 1943. Hij is 50 geworden, zij 49.

Joodsche-Raadkaart van moeder Grietje en van zoon Abraham

De Joodsche-Raadkaart van moeder Grietje. 
Zij is via Kamp Westerbork op 2 februari 1943 op transport gezet, naar Auschwitz, en daar vermoord op de 5de.
Foto Arolsen-archief

De Joodsche-Raadkaart van zoon Abraham (Arthur).
Hem is klaarblijkelijk transport naar Westerbork en een concentratiekamp bespaard gebleven, er wordt niets over vermeld. Harderwijk is de gemeente waar hij na de oorlog kort is gaan wonen, samen met Mien (of Miep) van Geldere.
Foto Arolsen-archief

Harderwijk
Maar dit was niet het enige gelijktijdige: ook hun kinderen Elie en Betje, de tweeling, is op die dag vergast. Zij zijn 14 geworden. Zoon Philipp was op dat moment al dood. Hij was ruim vier maanden eerder al naar Auschwitz getransporteerd, en daar op 30 september 1942 vermoord. Philipp, magazijnbediende van beroep, is niet ouder dan 20 geworden.
        Arthur is de enige overlevende. Op zijn Amsterdamse persoonskaart staat dat hij op 7 juni 1945 naar Harderwijk is vertrokken, naar het adres Plantage 20. Dit gold uiteraard ook voor zijn vrouw Miep. Op haar kaart staat waar het echtpaar nadien nog is gaan wonen: eerst per 2 november 1945 naar nummer 9 van de Graaf Ottolaan in Harderwijk, daarna per 16 november 1948 naar Amsterdam (Admiralengracht 191 III) en ten slotte in die stad naar Bleijenhoek 24, per 27 augustus 1962.
        In 1986 eindigt in Amstelveen voor Arthur het leven, in 1997 het hare, ook in die stad. Arthur is begraven op de Joodse Begraafplaats in Muiderberg. Waar Miep ter aarde is besteld, is niet achterhaald kunnen worden. Het echtpaar is overigens kinderloos gebleven.

Arthur, als militair strijdend tegen de Duitsers, bevindt zich kennelijk in of bij Papendrecht en stuurt deze ansichtkaart naar zijn ouders

Arthur, als militair strijdend tegen de Duitsers, bevindt zich kennelijk in of bij Papendrecht
en stuurt deze ansichtkaart naar zijn ouders.
Foto’s Digitale Collectie Westerbork

Dordrecht
Terug naar de vooroorlogse tijd.
        In de collectie van Kamp Westerbork, eind februari 2024 digitaal inzichtelijk gemaakt, bevinden zich in totaal 28 vormen van correspondentie van of naar Arthur: ansicht- en briefkaarten, brieven maar ook telegrammen, daarnaast een afbeelding met portretfoto’s van de familie Philips en een lijst met namen van buren en overburen, die een bedrag doneren aan Arthur. Via deze link is alles te vinden.
        Voor dit artikel is alleen de correspondentie geselecteerd die te maken heeft met de Dordtse periode van Arthur Philips, de tijd dus dat hij in het Gemeenteziekenhuis verbleef, in mei 1940. Arthur was als militair opgeroepen tijdens de Duitse invasie en raakte gewond. Het is niet bekend waar hij gelegerd was, maar dat zal niet ver van Dordrecht verwijderd zijn geweest, mag toch verondersteld worden.
        Op 11 mei 1940 stuurt Arthur een ansichtkaart naar zijn familie. De voorkant ervan toont het Gemeentehuis van Papendrecht. Bevond hij zich daar? Achterop staat enigszins raadselachtig: “Lieve Ouders, Op het oogenblik leg ik daar in stelling. Wees niet bang. Ik kon dat niet vermoeden. Heb geen tijd om te schrijven, Arthur.”
        En bovenaan valt nog te lezen: “Mien hou je goed” − kennelijk een boodschap voor zijn verloofde, die soms ook Miep wordt genoemd.

ingang van het Gemeenteziekenhuis

De ingang van het Gemeenteziekenhuis, op een prentbriefkaart van 1937.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (nr. 552_400163)

Arthur is gewond geraakt en ligt in het Dordtse Gemeenteziekenhuis. Zijn vader Eduard stuurt op 17 mei 1940 deze briefkaart

Arthur is gewond geraakt en ligt in het Dordtse Gemeenteziekenhuis.
Zijn vader Eduard stuurt op 17 mei 1940 deze briefkaart.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Gewond
Vervolgens raakt Arthur gewond, want de navolgende correspondentie gaat naar het ziekenhuis. De tekst wordt hier letterlijk weergegeven, zij het dat voor de leesbaarheid hier en daar een enkele punt of komma is gezet. Schrijf-, stijl- of taalfouten blijven ongecorrigeerd, de interpunctie grotendeels ook.
        Op 17 mei wendt vader Eduard zich per briefkaart tot zijn zoon. Hij schrijft de naam Arthur consequent per abuis als Athur. Op de achterzijde staat:

“Lieve zoon!
Zoo juist je ansicht ontvangen en kun je onze blijdschap wel indenken. In 8 dagen hadden we geen bericht van je en waren zeer ongerust en bang, doch nu zijn we weer gelukkig en hoop maar, dat je niet ernstig bent. Schrijf ons doch vooral wat je mankeert. Ik heb alle moeite gedaan om naar je toe te komen, maar mag niet, omrede geen autos meer mogen rijden en de treinen nog geen verbindingen hebben, ook telefoon gaat nog niet. Als je geen geld hebt, vraag maar aan de directeur van het ziekenhuis ik stuur zoveel je noodig hebt, als ik maar de gelegenheid krijg. Laat deze kaart maar gerust aan de zuster of directeur lezen als je geen geld heb ik ben er goed voor. Nu Athur hou je maar goed, we komen zoo gauw als er gelegenheid is.”

        Onderaan staat nog: “Moe schrijft hier ook op.”
        En die schrijft op de voorzijde:

“Lieve zoon. Ik heb je kaart ontvangen en lieve jongen wat zijn we gelukkig en weten niet in welke wereld we zijn. Nu schat wees kalm we komen direkt bij iedere gelegenheid bij je, je lieve moeder en B. zusje. Houd je kalm. We zijn alle gezond. Dag jarige wees kalm.”

17de mei ontvangt Arthur een briefkaart van Max en Sientje Stodel uit Amsterdam

Ook op de 17de mei ontvangt Arthur een briefkaart van Max en Sientje Stodel uit Amsterdam.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Dolblij
Diezelfde 17de mei sturen ook Max en Sientje Stodel vanuit Amsterdam een briefkaart naar Arthur, luidend:

“Beste Arthur,
Ik heb het blijde bericht ontvangen. En je begrijpt ik ben dol blij dat het zóó goed met je is afgeloopen. Ik hoop dat je niet zwaar gewond bent. En dat je gauw beter bent. Nu Arthur het alle beste hoor. En hou je maar goed hoor. Met God hulp komt alles weer terecht. En dat je weer gauw in ons midden bent. Nogmaals het beste en vele zoenen van je schoonzusje en aanstaande zwager Sientje en Max.
Sientje van Geldere
Vrolikstraat 78 I h
Amsterdam


[Ter verduidelijking: Sientje Wilhelmina van Geldere, geboren in Den Bosch op 29 juli 1920 en naaister van beroep, is op 20 juli 1942 getrouwd met sigarenmaker Meijer (‘Mak’) Stodel, geboren in Amsterdam op 14 september 1915. Op 30 september 1942 is zij vermoord in Auschwitz. Haar man was daar op 18 augustus al omgebracht.]

Arthur krijgt post van zijn verloofde Miep van Geldere

Arthur krijgt post van zijn verloofde Miep van Geldere.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Kleiner
Op 18 mei 1940, de volgende dag, doet verloofde Miep in Amsterdam een briefkaart op de post, die is geadresseerd aan: “DPL Athur Philips” (dienstplichtige).

“Lieve Athur,
Hoe gaat het nu met je. Ik hoop van goed. Athur we hebben vandaag je kaarten pas ontvangen. Athur op het oogeblik is er nog geen verbinding naar jou plaats. Vanmorgen er alles voor gedaan, maar meschien gaan ze van de week weer. Athur hoe gaat het nu met je. Kan je nog iets schrijven wat je mankeert. Je zal wel veel briefkaarten vandag ontvangen hebben. (Ik bedoel zaterdag). Want iedereen heeft geschrijven. Athur, je vriend Kobus Haming is ook goed. Ze hebben gisteren bericht uit Rotterdam gekregen. Athur ik schrijf klein want dan gaat er veel op. Brieven mogen niet verzonden worden. Athur het beste moest ik je geven van mijn tante uit de [waarschijnlijk, red.:] Boerhaavestr onder tante Jet. Nu schat ik hoop dat je deze kaart ontvangen dat je weer een stuk opgeknapt bent. Athur ook het beste door Sientje haar jongen gewest en van mijn thuis heb je alle kaarten ontvangen. Nu Athur is bijna mijn kaart vol en heb zoveel mogelijk probeert het meeste er op te krijgen. Nu schat het allerbeste en duizend zoenen van je liefhebbende verloofde Miep.”

Vader Eduard stuurt op de 21ste mei deze briefkaart naar Arthur

Vader Eduard stuurt op de 21ste mei deze briefkaart naar Arthur.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Vader Eduard meldt zich weer bij zijn zoon Arthur, per briefkaart op 21 mei 1940. Hij laat “Den Dpl. A. Philips” weten:

“Lieve zoon!
Je brief, door je zelf geschreven ontvangen waarover ik me zeer verheugd ben, daar we gisteren bericht hadden van de gazan uit Dordrecht en vanmorgen van een drogist uit Dordrecht, bedankt die heeren vooral uit mijn naam en zal ik deze heer drogist ook schrijven, de gazan heb ik alreeds geschreven. Ik kom als ik kan zaterdag, je vader E. Philips, Vrolikstraat 92, Amsterdam.”
Dit was de laatste post voor Arthur in Dordrecht. Hij is hierna overgebracht naar het militair hospitaal in Den Haag, waar hij op 1 augustus 1942 een brief krijgt van de joodse A. van de Velde, die net als Philips in een militair hospitaal ligt. Van de Velde vraagt om informatie over hoe je vrijstelling van deportatie naar Polen kunt krijgen.

brief voor Arthur van de joodse A. van de Velde

Een brief voor Arthur van de joodse A. van de Velde, die ook in een militair hospitaal ligt en wil weten hoe je vrijstelling van deportatie kunt krijgen.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Geachte heer!
Even als u ben ik oorlogspatiënt en opgenomen in het Militair Hospitaal in den Haag. Ik hoorde van een mijner medepatiënten dat U een oproep had gekregen om naar Polen te vertrekken. Daar ik in dezelfde omstandigheden verkeer als U, dus ook Jood ben, verzoek ik U vriendelijk mij p.o. te berichten hoe een en ander in zijn werk is gegaan. Ik hoorde n.l. dat U niet weg hoefte omdat U in een Mil. Instelling verpleegd werd dat tevens U verloofde of vrouw? hier mocht blijven. Mocht een en ander op waarheid berusten, dan wil ik ook ondertrouwen, zoodat mijn verloofde niet weg moet. U begrijpt dat alvorens deze stap te doen ik graag eenige bijzonderheden wilde weten van iemand die dit aan de lijf heeft meegemaakt. Het gaat er hoofdzakelijk om of U op het moment van oproep verloofd, ondertrouwd of getrouwd was en wat U vervolgens hebt gedaan om Uw vrouw? hier te laten blijven. Hopend dat u mijn verzoek zult inwilligen en tevens postzegel insluitend voor direct antwoord, verblijf ik U bij voorbaar dankend en beterschap toewenschend.

Hoogachtend, dpl. soldaat A. v.d. Velde, Militair Hospitaal,
Den Haag, Kamer 57.

Arthur is jarig op 2 augustus en krijgt meerdere felicitaties
Arthur is jarig op 2 augustus en krijgt meerdere felicitaties

Arthur is jarig op 2 augustus en krijgt, verplaatst naar het Herstellingsoord Kareol in Aerdenhout, meerdere felicitaties, zoals een kaart van zijn vader (voor- en achterzijde) en van zijn zus Beppie (idem) Foto Digitale Collectie Westerbork

Arthur krijgt op zijn verjaardag een telegram van zijn verloofde

Arthur krijgt op zijn verjaardag een telegram van zijn verloofde.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Een dag later, 2 augustus 1942, is Arthur jarig. Hij krijgt een ‘gelukwensch-telegram’ van Miep, een briefkaart van zijn zus Beppie die hem ook van harte feliciteert, en een felicitatiekaart van zijn vader. Arthur bevindt zich inmiddels in het Herstellingsoord Kareol in Aerdenhout, blijkt uit de adressering van deze post. Gewonde militairen van de meidagen van 1940 werden daar verpleegd. Arthur ontvangt er ook een telegram van Mientje ofwel Miep over de aanstaande ondertrouw.

Emotioneel
Op een ongedateerde dag in 1942 is het vader Eduard die Arthur en Mientje een emotionele, handgeschreven brief stuurt, vanuit het ziekenhuis in Hoogeveen. Kennelijk was Eduard al op weg naar het nabije Kamp Westerbork, maar moest hij eerst verpleegd worden.
        Hij schrijft over hoe het met hemzelf gaat en hoe de omstandigheden hem grote zorgen baren. “Wie weet of ik je ooit terugzie.” De volledige tekst van de brief volgt hierna, al staan er hier en daar puntjes, omdat een woord of naam niet herkend kon worden.

“Lieve Athur en Mientje!
Daar ik vanmorgen door de telefoon niets meer kon zeggen en je zoo graag alles had willen vertellen wat er op mijn hart lag, zoo zit ik nu weer in mijn bed in het rustuurtje maar even een brief te schrijven. Wie weet of ik je ooit terug zie, en daarom lieve jongen en dochter houden jullie zich maar in G naam dapper, en probeer uit de verdrukking te blijven.
        Ik weet, dat je net zooveel verdriet hebt als wij, maar je bent nog jong en kan nog veel verdragen, doch met mij is het anders, en ben gebroken. Niemand kan mij troosten en voelen wat er in mij omgaat. Ik heb vanmorgen nog een verzoekschrift aan de Rijkscommissaris geschreven, doch heb weinig hoop op vrijstelling of uitstel. Ik heb alles al geprobeerd en gevraagd, doch moet me nu maar er bij neerleggen en mijn lot afwachten, misschien geeft G ons nog geluk, dat we in het leven mogen blijven en dat we ons toch nog eens weer terug zien.
        Ik zal werken tot ik niet meer kan, als ze ons maar niet teveel pijnigen, want daarvan ven ik zoo bang. Ook zal ik wel niet bij Moe en de kinderen mogen blijven, doch zal doen wat ik kan om het welzijn van hun en zal alles doorstaan. Athur, ik zal informeren hoeveel geld ik mag meenemen, ik heb nu nog 25 gulden, mocht ik teveel hebben dan stuur ik het aan jouw. Ik zal dus nog even wachten, tot ik bericht heb van de J.R. waar Moe en de kinderen naar toe zijn gestuurd, en kan ook niet eerder weggaan, omrede de dokter mij niet eerder kan laten gaan. Ik krijg vanmiddag nog een streng onderzoek en denk morgen nog eens rontgenstraling voor een attest, wat ik moet meenemen.
        De dokter zet alles ik het werk om me te helpen, maar hier kunnen ze er ook weinig aandoen, daar ze er zelf al veel last hebben mee gehad en nog steeds achter de hielen worden gezeten. Affijn ik ben verloren en moet nu maar zien hoe het verder met me zal afloopen. Veel was het me waard geweest, je nog eenmaal te mogen zien en vaarwel te zeggen, maar dat gaat nu niet meer. Hou je dus maar dapper en sterk en denk maar dat wij steeds aan jullij zullen denken. Ook aan jouw Mientje, en Schoontje helemaal, want zij moet nu ook nog zwaarder er onder lijden. Zoo wordt ons het leven wel zuur gemaakt en wie weet hoe lang nog. Wat geven ons al die leugenberichten van het gaat goed, wij zijn de dupe en komen er niet meer onder weg.
        Ik heb allen vaarwel geschreven en heb aan Moeder en Duif een brief geschreven met de bonnen erin voor Mientje en jouw, dus vraag er vooral om, daar ik niet weet of ik het wel duidelijk geschreven heb. Als het mogelijk is dat ik nog kan schrijven doe ik het natuurlijk vanuit Westerborg. Stuur geen pakjes voordat je zeker weet, dat ze over komen en dat het mag, want als er gevaar bij is niet doen, hoor.
        Zie of je thuis nog wat kunt laten redden, ik heb geen verschooning en geen werkbroeken bij me. Ik had die naar huis gestuurd om te wasschen en hebben ze die niet teruggezonden. Ik heb alleen een rijbroek van jouw en een paar truien bij me en mijn goede overjas. Ik denk wel niet, dat Moe iets heeft mee kunnen nemen. Ik weet niet of mijn costuum weg is, maar hoop dat Mientje nog in de woning kan komen en anders achterom bij v Cleef. Weer nu 1000maal gekust en gegroet, en geef allen de groeten voor nu ook de heeren Zimons en de dokter, die zoo goed voor jouw is en allen die naar mij vragen, je innig liefhebbende Vader.”

Vader Eduard is beland in het ziekenhuis van Hoogeveen en zendt zijn zoon Arthur en schoondochter Mientje deze emotionele brief

Vader Eduard is beland in het ziekenhuis van Hoogeveen en zendt zijn zoon Arthur en schoondochter Mientje deze emotionele brief.
Foto Digitale Collectie Westerbork

Direct op reis
Max Stodel schrijft in juli 1942 aan Arthur in een brief vanuit de Hollandsche Schouwburg dat hij en zijn vrouw “direct op reis gaan” − naar Westerbork.
        Mientje laat Arthur in het Herstellingsoord Kareol op 28 juli 1942 een telegram toekomen, luidend: “Heb papieren, stuur volmacht voor ondertrouw, Mientje.”
        Vanuit het Joodse werkkamp Diever stuurt de venter Isodore (‘Ies’) van Geldere (Doesburg, 31 oktober 1894) zijn dochter Mien en aanstaande schoonzoon Arthur zijn gelukwensen met het voorgenomen huwelijk, dat op 19 augustus 1942 daadwerkelijk plaatsheeft, in Amsterdam. Ruim vijf maanden later is vader Ies dood, vermoord in Auschwitz op 31 januari 1943, 48 jaar oud.
        Tot slot. Arthur Philips raakt tijdens de Tweede Wereldoorlog het grootste deel van zijn familie kwijt, zo bleek later. Zijn vader Eduard, zijn moeder Grietje, zijn broers Elie en Philipp en zijn zus Betje – allen zijn vernietigd in Auschwitz. Arthur is als enige in leven gebleven. Hij is uiteindelijk 66 jaar oud geworden en overleden in Amstelveen op 9 november 1986, zoals hierboven is gemeld. Zijn vrouw Mientje leefde jaren tien jaar langer. Zij stierf op 3 januari 1997, 75 jaar oud, ook te Amstelveen.

Arthur Philips overlijdt op 9 november 1986 in Amstelveen

Arthur Philips overleeft als enige van de familie Sanders de Holocaust. Hij overlijdt op 9 november 1986 in Amstelveen.
In ‘Het Parool’ van 10 november werden diverse overlijdensadvertenties geplaatst over Arthur.
Zijn vrouw Grietje stierf in 1997.
Foto’s Delpher






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'