Het voorbije joodse dordrecht
Ontbrekende woonadressen van
Dordtse joden alsnog gevonden
Deze prentbriefkaart toont het gebouw van De Joodse Invalide, op de hoek van de Nieuwe Achtergracht en het Weesperplein in circa 1920. Dordtenaar Joseph van Dam werd hier verpleegd. |
Zou het nu misschien wel lukken?
Dat vroeg de redactie van de Dordtse Stolpersteine-website zich in de herfst van 2022 zomaar ineens af, zo’n tien jaar nadat deze website van start van gegaan.
Destijds was van zeven joodse Dordtenaren die de stad hadden verlaten en elders waren gaan wonen, niet bekend op welk adres zij zich hadden bevonden op het moment dat ze werden gearresteerd door de Duitsers. Die Dordtenaren staan op deze website in Lijst 2, een lijst van ex-Dordtenaren. Bij zeven namen wordt steeds hetzelfde vermeld: “Adres onbekend”.
De wetenschap dat hun laatste woonadres een raadsel was, ontleende de redactie aan de website ‘Joods Monument’, de alomvattende, gezaghebbende website die online de meer dan 104.000 joden uit Nederland gedenkt die de Holocaust niet hebben overleefd. Ook in dat online monument staat herhaaldelijk “Adres onbekend”.
Zou dit nog steeds het geval zijn? Zouden er in de afgelopen tien jaar wellicht nieuwe gegevens over de desbetreffende zeven Dordtenaren bekend zijn geworden? Bijvoorbeeld doordat in de tussentijd wereldwijd steeds meer papieren archieven konden worden geopenbaard, dankzij de onvolprezen digitalisering?
In oktober 2022 raadpleegde de redactie de website ‘Joods Monument’ op dit punt andermaal.
Wat bleek? In zes van de zeven gevallen was het laatste woonadres nog steeds volledig onbekend. Alleen in het geval van Joseph van Dam (Dordrecht, 29.11.1870 – Sobibor, 13.3.1943; 73) kon op 1 maart 2015 worden toegevoegd dat hij op het laatst in de Joodsche Invalide aan het Weesperplein 1 in Amsterdam verbleef − een instelling voor het verplegen van joodse bejaarden en gehandicapten.
Waar ‘Joods Monument’ dit op baseerde, staat verderop.
Van zes Dordtse joden was anno 2022 het huisadres dus nog altijd niet gevonden. Maar de digitalisering schrijdt nog altijd onstuitbaar voort, vandaar die vraag die de redactie zich stelde: zou het nu misschien wel lukken de ontbrekende adressering op te delven? De redactie dook daarop diep het internet in, in de hoop de missende adresgegevens te kunnen completeren.
Dat is bij allen gelukt. Hieronder staat waar de betrokken Dordtenaren waren vóórdat zij werden gedeporteerd naar hun vernietigingskamp.
1. Veronica Frank-Cohen,
Dordrecht, 30 maart 1878 – Auschwitz, 15 oktober 1942: 64. Adres onbekend.
Veronica woonde op het laatst bij haar zus Anna |
De kaart van Veronica uit de cartotheek van de Joodsche Raad. De datum van transport klopt niet met haar overlijdensdatum. |
Veronica Cohen, een dochter van Machiel Joseph Cohen en Helena van Stratum. Trouwde op 23 maart 1910 in Dordrecht met Georg Simon Frank. Hij was geboren in Tubbergen, op 18 maart 1873 en van beroep depothouder in sigaren. Georg woonde voor het huwelijk al enkele weken in Rotterdam, vanaf 24 januari, op het adres Nieuwe Binnenweg 237a. Op 31 maart kwam Veronica bij hem wonen.
Op 5 april trok een jongere zus van Veronica, Sophia (Dordrecht, 14.11.1880), bij hen in, maar dat was slechts tijdelijk. Op 28 mei 1910 vertrok Sophia naar Amsterdam, naar de Prins Hendrikkade 172.
Op 9 januari 1911 beviel Veronica van het enige kind dat het echtpaar zou krijgen: Machiel. In 1935 verhuisde het gezin naar de Claes de Vrieselaan 30, op 28 februari 1935. Aan het eind van dat jaar, 2 december, stierf Veronica’s echtgenoot Georg. Hij is 62 geworden.
Zoon Machiel was inmiddels van winkelbediende winkeleigenaar geworden. Hij woonde ongehuwd in de Mathenesserlaan, op nummer 445b. In de Tweede Wereldoorlog is Machiel op 31-jarige leeftijd vermoord in Auschwitz, op 15 augustus 1942.
Zijn moeder woonde volgens haar persoonskaart in de cartotheek van de Joodsche Raad op het laatst aan het G.W. Burgerplein, op nummer 9. Op dat adres woonde haar jongere zus Anna Cohen (Dordrecht, 4 augustus 1875), die op 23 maart 1904 was getrouwd met Abraham Hartog (Dordrecht, 31 maart 1877). Drie kinderen had dit echtpaar gekregen, allen in Rotterdam: Helena (13 augustus 1909), Eveline (11 januari 1912) en Bertha (26 mei 1913).
Van dit gezin is alleen Helena overgebleven. Vader Abraham, moeder Anna en dochter Eveline zijn op een en dezelfde dag in Auschwitz vergast, op 9 november 1942, dochter Bertha eindigde maanden later in Auschwitz, op 14 februari 1943.
Veronica, de zus van Anna, is volgens ‘Joods Monument’ op 15 oktober 1942 als 64-jarige ook in Auschwitz omgebracht. Die datum bevreemdt, want op haar Joodsche-Raadkaart staat dat zij op 30 oktober 1942 pas vanuit Kamp Westerbork op transport is gezet. Is hier sprake van een administratieve fout?
Van het naoorlogse leven van Helena Cohen ontbreekt ieder spoor, is al eens uitgezocht voor verhaal 257 op deze site. Haar echtgenoot Leo Koster (Rotterdam, 11.6.1907) is vermoord in Mauthausen, op 14 oktober 1942 (35 jaar), hun kinderen Anna Paulina (Rotterdam, 23.8.1931) en Bertha Eveline (17.6.1933) overleefden samen met hun moeder de Holocaust. Maar ook over het naoorlogs lot van de kinderen is in archieven niets aangetroffen.
De Rotterdamse gezinskaart van Veronica Cohen en George Simon Frank. |
2. Jozeph van Dam,
Dordrecht, 29 november 1870 – Sobibor, 13 maart 1943: 72. Adres onbekend.
Het voormalige gebouw van De Joodse Invalide is grondig herbouwd en heeft een ander aanzien gekregen, |
Jozeph, wiens officiële voornaam in documenten soms ook als Joseph wordt geschreven, is volgens zijn persoonskaart in het Stadsarchief van Amsterdam, op 9 oktober 1940 opgenomen in de ‘Joodsche Invalide’ aan het Weesperplein. In Dordrecht woonde deze voormalige koopman voordien aan de Vest op nummer 116. Hij is een zoon van Philip Izaac (of: Isaac) van Dam en Duifje van der Heijm. Dit echtpaar woonde in het Tolbrugstraatje op nummer C 1616, toen Duifje om twaalf uur ’s nachts van Jozeph beviel. Dit straatje heet tegenwoordig de Tolbrugstraat en lijkt totaal niet meer over het smalle straatje van toen. Aan beide zijden is alle bebouwing indertijd gesloopt en de straat verbreed.
In totaal kregen vader en moeder twaalf kinderen, zie verhaal 164 op deze site. Het paar woonde naderhand aan de Cornelis de Wittstraat, op de nummers 11 en 25.
Jozeph was 69 jaar oud toen hij in de Joodsche Invalide terechtkwam. Dat zijn verblijf daar nu bekend is, is te danken aan de zogeheten ‘Mailgroep Genealogie Seniorweb’. Op ‘Joods Monument’ wordt de laatste verblijfplaats van Jozeph ‘onthuld’ met een verwijzing naar de joods-genealogische, gelijknamige site van Max van Dam, en daar wordt op het bestaan van de mailgroep geattendeerd.
“Het doel van deze mailgroep”, wordt er uitgelegd, “is elkaar op vrijwillige basis te helpen bij de zoektocht in het verre verleden van ons voorgeslacht. Vele deelnemers stellen zich beschikbaar om gegevens in de archieven te zoeken.” De gegevens zijn opgezocht in Nederlandse archieven.
Wanneer Jozeph uit de Joodsche Invalide is verdwenen en op transport gezet, is niet na te gaan. Er bestaat ook geen Joodsche-Raadkaart van hem.
Joseph van Dam kwam op 9 oktober 1940 terecht in De Joodse Invalide, |
3. Lion van Dam,
Dordrecht, 28 maart 1868 - Sobibor, 13 maart 1943: 74. Adres onbekend.
Deze foto toont een zonnende en slapende Marie Vromen. |
Lion is de oudere broer van Jozeph, geboren in datzelfde Torenstraatje, ’s ochtends om 08 uur. Ook hij werd een koopman, die als 29-jarige op 20 januari 1898 in Dordrecht trouwde met de 32-jarige Mietje van Dam (Dordrecht, 5 juli 1865). Zij kregen één kind, dochter Sophia (Dordrecht, 24 oktober 1898), in de Boomstraat, op nummer 7 rood, later 9a. Moeder Mietje is overleden op 31 december 1922 (57).
Lion is op 22 januari 1923 in Den Bosch gaan wonen, op het adres Achter het Stadhuis 12 rood. Op 30 mei 1931 verhuisde hij naar Arnhem, waar hij in oorlog, op 16 juni 1941, nog steeds geregistreerd stond, op het adres Zijpendaalseweg 53a. Op 9 juli 1941, precies een jaar na zijn broer Joseph, meldde Lion zich ook in de Joodsche Invalide. De broers werden later in de oorlog gezamenlijk afgevoerd naar Sobibor, en daar op dezelfde dag omgebracht, namelijk op 13 maart 1943. Lion is 74 geworden.
Dochter Sophia is samen met haar echtgenoot, de leerhandelaar Mozes Vromen (Lochem, 6.7.1897) eveneens in Sobibor vermoord, zij op 11 juni 1943 (44), hij op 16 juli. (46). Van de drie kinderen van het paar, dat in Voorburg woonde in de Koningin Wilhelminalaan 30, heeft er één de oorlog overleefd: Sander (Den Bosch, 19.9.1922).
De ouders werden samen met hun twee dochters − Marie (Den Bosch, 15.10.1926) en Josephina (Den Bosch, 19.12.1929) – in april 1943 opgesloten in Kamp Vught. Daarna is Marie in Sobibor samen met haar moeder vermoord op 11 juni (13) en Josephina samen met haar vader op 16 juli (13).
Sander Vromen is na de oorlog op 23-jarige leeftijd getrouwd met de 24-jarige Marianna (‘Mary’) de Raay uit Den Bosch), een dochter van Godschalk de Raaij en Mariana (‘Annie’) Philipina Leviticus. De choepah was op 19 augustus 1946 in de bovenzaal van het Oranjehotel in Eindhoven. Zij gingen wonen in de Michel Angelostraat op nummer 20 huis in Amsterdam, om later met Marianna’s moeder Annie te emigreren naar Israël, naar Haïfa. Annie is er overleden op 30 juli 1983, op 86-jarige leeftijd.
De Amsterdamse persoonskaart van Lion van Dam, een broer van Joseph. Ook Lion werd opgenomen in |
4. Adriana Doodewaard-Cohen,
Dordrecht, 18 januari 1862 - Auschwitz, 15 oktober 1942 (80). Adres onbekend.
De Rotterdamse gezinskaart van Adriana Cohen en Abraham Daniël Doodewaard. |
Toen Adriana op transport ging, op 12 oktober 1942, |
Dit is Maria van Leeuwen-Doodewaard, |
Adriana was 22 toen zij op 26 maart 1884 in Rotterdam trouwde met de 24-jarige lijstenmaker Abraham Daniel Doodewaard. Zij was een dochter van Eliazar Cohen en Sara van de Graaf, hij een zoon van Daniel Doodewaard en Maria van Collem. Vier kinderen kreeg het echtpaar in opeenvolgende jaren: Maria (19.11.1885), Sara (2.2.1886), Daniel (14.5.1887) en Eliazar (13.8.1888).
Het gezin woonde aanvankelijk aan de Gedempte Botersloot op nummer 121, en na te zijn teruggekeerd uit de Mauritsstraat (nummer 102), in diezelfde straat op nummer 123b. Maria werd in later leven hulptelegrafiste, Daniel winkeleigenaar. De kinderen huwden respectievelijk op 9.12.1915, 7.7.1911, 30.8.1923 en 2.8.1923. Toen de laatste twee aan hun huwelijk begonnen, was hun vader Abraham al overleden − op 29 december 1920, als 61-jarige in nog steeds Rotterdam.
Maria, de eerstgeborene, heeft de Tweede Wereldoorlog als enige van het oorspronkelijke gezin overleefd. Ze stierf, 84 jaar oud, in Amsterdam op 10 november 1979. Haar echtgenoot was Abraham van Leeuwen uit Tiel (6 maart 1879).
Moeder Adriana woonde in de oorlog aan de Spoorsingel in Rotterdam, op nummer 86a. Hoewel ‘Joods Monument’ nog niet bekend is met dit laatste adres van Adriana, meldt de site wel dat er een Stolperstein voor haar is gelegd, en dat is gebeurd op de Spoorsingel.
Volgens haar persoonskaart uit het archief van de Joodsche Raad is Adriana op 12 oktober 1942 op transport gezet. Haar leven hield drie dagen later op in Auschwitz, op de vijftiende.
Haar drie kinderen zijn eveneens door de Duitsers vermoord. Dit zijn hun gegevens: Daniel (vertegenwoordiger: Auschwitz, 8 oktober 1942: 55), Sara (van Daelen-Doodewaard, Sobibor, 11 juni 1943: 57) en Eliazar (Sobibor, 20 maart 1943: 54).
Na de oorlog, op 28 december 1945, is er door een dochter van Adriana een opsporingsverzoek ingediend bij het Central Tracing Bureau van de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA), een hulpbureau in München. Dat moet de overlevende Maria zijn geweest. Zij zal vroeg of laat begrepen hebben dat haar moeder is omgebracht.
Nadat de oorlog voorbij was, probeerde dochter Maria via een opsporingsbureau in München te achterhalen |
5. Lily Regina Kleinhaus,
Dordrecht, 14 augustus 1922 – Auschwitz, 29 september 1942: 20. Adres onbekend.
6. Salomon Maurits Kleinhaus,
Dordrecht, 31 augustus 1920 – Auschwitz, 29 september 1942: 22. Adres onbekend.
De Dordtse gezinskaart van de familie Kleinhaus, voor- en achterzijde. |
De Rotterdamse gezinskaart van de familie Kleinhaus, voor- en achterzijde. |
Lily Regina en Salomon Maurits waren twee van de drie kinderen die Samuel Jozef Kleinhaus kreeg met Golda Blitz. De derde was Lea (Dordrecht, 14.4.1924). Hun ouders waren op 25 juni 1919 in Den Haag in het huwelijk getreden. Vader Samuel Jozef, een commissionair in zaden, kwam uit het Oostenrijks-Poolse Przemijsl (26.10.1894); moeder Golda uit het Poolse Krakau (18.1.1891).
Aanvankelijk woonde het gezin in Rotterdam aan de Buitenwalevest op nummer 26, per 22 februari 1923 werd het adres Singel 292. Op 27 juni 1927 verhuisde de familie naar Rotterdam, naar de Heemraadsingel 26a, op 8 juni 1929 naar de Beatrijsstraat 21b.
Vijf jaar later kwam er een einde aan hun tijd in Nederland. Het gezin emigreerde op 10 september 1934 in z’n geheel naar Antwerpen, naar de Steenbokstraat 30, nog weer later naar de Velodroomstraat 43 in het nabijgelegen Berchem. Dit “laatst bekende adres” is achterhaald kunnen worden via een document van de Oorlogsgravenstichting in Den Haag, gedateerd op 16 november 1957. Bij die voormalige instantie berustte ook een formulier over Lily’s broer Salomon Maurits.
Zoals in verhaal 84 op deze Dordtse Stolpersteine-website is te lezen, is het gezin Kleinhaus tijdens de vierde en laatste grote anti-joodse razzia in Antwerpen thuis in Berchem gearresteerd. Op 23 september 1942 werden alle vijf gezinsleden naar de beruchte Kazerne Dossin in Mechelen overgebracht. In de oorlog was dit een deportatiecentrum zoals de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam; sinds 2012 is het een museum en documentatiecentrum.
De gezinsleden kregen in konvooi IX de volgnummers 1611 tot en met 1615. Op 26 september verliet dit elfde transport Mechelen om twee dagen later in Auschwitz te arriveren. Op de dag na aankomst, de 29ste september, werden ze vermoord.
Althans: volgens ‘Joods Monument’. Dorien Styven, wetenschappelijke medewerkster van Kazerne Dossin, maakte tegenover een lid van de Dordtse werkgroep Stolpersteine een voorbehoud bij Salomon. Zij had uitgezocht dat hij in Auschwitz als dwangarbeider was geselecteerd en volgens de Auschwitz Sterbebücher is omgekomen op 5 oktober 1942, een week na aankomst.
In Kazerne Dossin is binnen een herdenkingsmuur met foto’s van duizenden afgevoerde joden gemaakt, die over de hele hoogte van het gebouw loopt, langs vier verdiepingen. Grijze foto’s tonen er de doden, kleurenfoto’s de overlevenden. Op Salomon na ‘prijken’ de leden van de familie Kleinhaus op deze portrettenwand, van hem was geen foto teruggevonden.
Formulieren van de Oorlogsgravenstichting in Den Haag, over Lily en Salomon. |
7. Anna Windersthin, Dordrecht,
19 oktober 1934 - Auschwitz, sterfdatum onbekend. Adres onbekend.
Twee documenten van de Oorlogsgravenstichting. Op het ene staat dat Anna Windersthin roomskatholiek was en op het laatst woonde in de Haagse Kemperstraat op nummer 61. Volgens het andere formulier was in 1958 onbekend waar en wanneer Anna was overleden. Maar volgens de website ‘Open Archieven’ was dat in Auschwitz, op 3 augustus 1944. |
Anna Windersthin was geen jodin, maar een rooms-katholiek zigeunerkind. Tegenwoordig worden woonwagenbewoners Roma en Sinti genoemd. Ook deze bevolkingsgroepen worden bij uitzondering herdacht op de website ‘Joods Monument’, zie de toelichting hierover verderop.
Anna’s sterfdatum en adres waren eerder bij ‘Joods Monument’ niet bekend. Inmiddels worden haar overlijdensdatum en -locatie op de site genoemd: 3 augustus 1944 in Auschwitz. Anna was toen 9 jaar oud.
Bij de Oorlogsgravenstichting in Den Haag waren deze gegevens in 1958 nog onvindbaar. Op een document, gedateerd op 10 maart 1958, staat hierover te lezen: “Betrokkene is op 9 juni 1947 van het centrale bevolkingsregister afgevoerd wegens vertrek onbekend waarheen en sedertdien niet weder opgenomen in enig Nederlands bevolkingsregister. Ten aanzien van een eventueel overlijden zijn dezerzijds geen gegevens bekend.”
Wie echter in de website ‘Open Archieven’, die de weerslag biedt van openbare burgerlijke-standsgegevens van Nederlanders, zoekt, ziet deze informatie na een enkele muisklik tevoorschijn komen.
Het adres van Anna wordt nog altijd niet vermeld bij ‘Joods Monument’, maar was ook eenvoudig te achterhalen. Op een ander formulier van de Oorlogsgravenstichting, van 22 februari 1958, staat haar “laatst bekende adres”: Kemperstraat 61 in Den Haag – zie de foto hieronder.
Deze foto, gemaakt op 17.2.1953, toont een woonwagenparkje |
Uitzondering
Strikt genomen horen Roma en Sinti niet thuis op een digitaal monument voor joodse slachtoffers. Maar op haar site legt de redactie uit waarom een uitzondering is voor bijna 75 Sinti en Roma (zoals Anna) is gemaakt. Het blijkt dat in het boek In Memoriam, dat de gegevens bevat van alle joodse oorlogsslachtoffers, “abusievelijk ook een groot aantal Sinti en Roma is opgenomen. Door de combinatie van een Duitse naam met een overlijden in Auschwitz werden zij voor joden uit Duitsland aangezien.”
In Memoriam was een van de belangrijkste bronnen voor ‘Joods Monument’, vandaar dat er op de site ook bijna 75 Sinti en Roma worden vermeld. “Er zijn echter veel meer Sinti en Roma omgekomen, onder wie leden van de families Erbrink, Franzen, Greef, Petalo, Pommée, Reinhardt en Steinbach. Op basis van een lijst van de Oorlogsgravenstichting is inmiddels bekend welke slachtoffers Sinti of Roma waren. De redactie van het Digitaal Monument heeft besloten deze mensen hun pagina niet te ‘ontnemen’, maar te volstaan met de vermelding dat ze Sinti of Roma waren.”
In een afzonderlijk verhaal zal later elders op deze Dordtse website uitgebreider worden ingegaan op het leven van Anna Windersthin en haar familieleden.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'