Het voorbije joodse dordrecht
Pas nu onthuld: onderduiker Nol Gobits
liet zeldzaam gedicht na in poesiealbum
* Alle drie de gedichten van Nol Gobits kort na elkaar opgedoken
De eerste twee pagina’s van de acht die Nol Gobits voor zijn rekening nam in het poesiealbum van ‘Adri’ (Adriana Pieternella) Verwaal, geboren in 1927. Nol schreef een lang gedicht en maakte ook tekeningen. De overige coupletten worden verderop in dit verhaal afgebeeld. |
En zo leidde het een tot het ander.
In november 2020 bekeek Ans Reijers deze website van de Dordtse werkgroep Stolpersteine. Ze raakte opgewonden toen ze een nieuwsartikel zag en las over twee bijna identieke schilderijen van de joodse kunstenares Marianne Franken, die de Grote Kerk van Dordrecht tonen. De schilderijen zijn te zien in het volledig digitale Joods Virtueel Museum, zie: marianne-franken.
Ans Reijers herkende één bepaald schilderij meteen. Dat heeft ze namelijk thuis hangen, althans een afdruk ervan. Maar op de afdruk is “niets te vinden van een signatuur”, alleen de vage notitie NO/25/100 en een niet te ontcijferen potloodkrabbel. Ze wist niet dat de maakster Marianne Franken is, nu ineens wel. Ze stelde de redactie van deze Stolpersteinewebsite op de hoogte van haar ontdekking. “Is bij jullie bekend dat er afdrukken van dit werk in omloop zijn?”, vroeg ze. (Het antwoord: neen.) Ze deelde mee dat ze “zeer vereerd” is te weten dat zij iets van Franken in huis heeft.
In diezelfde e-mail vertelde ze nog iets. Namelijk dat zij beschikt over een gedicht van de joodse Dordtenaar Nol Gobits. Dat was een regelrechte onthulling. Van Gobits is bekend dat hij tot aan de bevrijding ondergedoken heeft gezeten bij de familie Retel, die woonde in de Hoge Nieuwstraat, op toenmalig nummer 22 rood (nu: 40, maar opgeheven). Hij is in 2011 overleden in Loosdrecht, op 88-jarige leeftijd. Maar van een gedicht van hem is nooit iets in de openbaarheid gekomen.
Ans Reijers schreef dat Nol Gobits het gedicht in juli 1944 heeft geschreven voor het poëziealbum van haar moeder, Adriana Pieternella (‘Adrie’) Verwaal. De familie Verwaal woonde destijds naast de familie Retel, op nummer 24 rood (nu 44). Adrie Verwaal, geboren in Dordrecht op 1 maart 1927, leeft nog, zij is thans 93 jaar oud.
En zo leidde, 75 jaar na de oorlog, een schilderij van Marianne Franken tot de ontdekking van joods historisch erfgoed: een bewaard gebleven, zeldzaam gedicht van een onderduiker.
In dit verhaal: wat gebeurde er zoal rond Nol Gobits en diens gedicht?
Dit is de binnenstadsstraat waar Nol Gobits en zijn zus Gré eind 1942 onderdoken, bij de familie Retel in de Hoge Nieuwstraat op toenmalig nummer 22 rood (nu: 40). Beneden in dit grote pand met de donkerblauwe kozijnkleur was de werkplaats van Willem Lagerweij, bijgenaamd ‘De Snor’. Boven de werkplaats waren twee woningen. Aan de ene kant woont de Retel, in de andere woning verbleef de familie Verwaal. Moeder Jo Retel was werkster geweest bij de familie Gobits, zo kwamen Nol en Gré er waarschijnlijk terecht. Verpleegster Gré is in 1943 met haar verloofde naar de Vlietweg vertrokken, naar de woning van de familie Van As. Nol bleef achter in de Hoge Nieuwstraat. |
Verifiëren
Hoe het toch allemaal ooit begon: Ans Reijers, getrouwd met Ton, woont in Bodegraven. Ze is in 1953 in Ridderkerk geboren. Het poesiealbum van haar moeder staat gewoon in moeders boekenkast. Over het gedicht van Nol was al die afgelopen decennia niet meer bekend dan dat het geschreven is door “de joodse onderduiker naast ons”, soms ook wel omschreven als “van de Leeuwin”. Ans: “We dachten er nooit achter te komen wie die man nu was.”
Maar ze had geluk. Alle verhalen die haar moeder haar over vroeger en dus de oorlog vertelde, ging Ans in de archieven van Dordrecht “fanatiek” uitzoeken en verifiëren. In adresboeken raadpleegde ze daarna de huizennummers in de Hoge Nieuwstraat. Zo zag ze wie er destijds allemaal nog meer woonden in deze straat. Ze zocht op de familie Retel; haar moeder noemde de namen van de kinderen, zoon Anton en dochter Toosje. Maar in de website ‘Open Archieven’ kon ze niets over deze kinderen vinden, dat zat tegen.
Toen tikte ze maar op goed geluk de namen in bij Google, en zo kwam ze terecht op deze website, van Stolpersteine Dordrecht. Daar werd in een brief van Nol Gobits de naam Anton Retel genoemd. Op dat moment begreep Ans Reijers dat de onderduiker bij de buren van haar moeder, Nol Gobits moest zijn. Ze had hem gevonden, het mysterie was opgelost.
Nol en Gré, officieel Arnold Hartog en Greta geheten, zijn kinderen van Samuel (‘Sal’) Gobits en Rebecca (‘Bep’) Leeuwin. Uit de Dordtse gezinskaart, voor- en achterzijde, blijkt dat het gezin op 28 januari 1921 vanuit Amsterdam in Dordrecht is gaan wonen, op de Voorstraat, op nummer 294 boven. |
Vlietweg
Over de familie Gobits is eerder geschreven op deze website, zeven jaar geleden al in 2013, zie de verhaal 12 en verhaal 23. Maar die artikelen concentreren zich op hoe het familieleden verging op de Voorstraat en op de Vlietweg, twee van hun domicilies. Dit nieuwe verhaal focust op Nol Gobits, al wordt hier nog eens kort geschetst hoe het gezin waartoe hij behoorde, in elkaar stak − voor de overzichtelijkheid. Ook wordt beschreven hoe de families Retel en Verwaal waren samengesteld.
Het gezin Gobits bestond uit vader Samuel Gobits (‘Sal’, Amsterdam, 13 januari 1890), moeder Rebecca Leeuwin (‘Bep’, Amsterdam, 3 april 1887) en hun drie kinderen, twee dochters en een zoon: Mietje (‘Mimi’, Den Haag, 29 december 1914), Greta (‘Gré, Den Haag, 17 december 1916) en Arnold Hartog (‘Nol’, Dordrecht, 10 januari 1923). Het echtpaar was op 2 april 1914 in Zaandam getrouwd, en per 28 januari 1921 vanuit Amsterdam in Dordrecht komen wonen. Sal en Bep dreven er op de Voorstraat 294 (nu: 318) een winkel in meubels en bedden, ‘Leeuwin’ genaamd. Een pand elders op de Voorstraat, op nummer 93-95 (nu: 123), hoorde ook bij de firma. Hier was de stoffeerderij ondergebracht.
Mimi Gobits trouwde op 27 december 1939 in Dordrecht met de lasser Abraham (‘Bob’) Wijnberg (Groningen, 17 oktober 1913). Ze hadden elkaar in 1932 leren kennen in Amsterdam. Op hun trouwdag betrokken Bob en Mimi hun huis aan de Vlietweg 26 (nu: 10), ook in Dordrecht. Iets eerder, op 1 december 1939, waren naast hen, op nummer 27, tweede machinist op de grote vaart Jacobus van As (Dordrecht, 7 oktober 1899) en zijn vrouw Els van As-Molendijk (Dordrecht, 15 juli 1900) gaan wonen, met hun drie kinderen: Elsje (Dordrecht, 18 april 1933), Marinus (Dordrecht, 26 mei 1934) en Janneke (Dordrecht, 16 december 1936). De familie Van As kwam van de Patersweg.
De familie Gobits begon op dit adres beneden de meubelwinkel Leeuwin. Deze foto is eind jaren twintig, of begin jaren dertig gemaakt. |
Verzet
De oorlog begon, gaandeweg zette zich meedogenloos de jodenvervolging in. In november 1941 sloot Bob Wijnberg zich aan bij het gewapend verzet, bij de Ordedienst (OD). Hij was betrokken bij de aanslag op een WA-man op 20 april 1942. Op 24 juli 1942 werd hij in Ede gearresteerd, bij de arrestatie had hij twee revolvers bij zich. Hij zat gevangen in Haaren in Noord-Brabant, in de gevangenis in Scheveningen en in de gevangenis van Utrecht. Op 29 juli 1943 werd hij gefusilleerd op de Leusderheide, 29 jaar oud.
Mimi, zijn vrouw, bevond zich toen al niet meer aan de Vlietweg. De eerste razzia’s waren namelijk begonnen in Dordrecht en op 6 juli 1942 was Mimi bevallen van haar eerste kind: Chawwa Hadassah Riwka Wijnberg. Vanaf 24 juli moest zij van buurvrouw Els van As, die in het verzet zat, onderduiken met de baby. Ze verbleef eerst op verschillende adressen in Den Haag, later verstopte ze zich in Ilpendam. Vrij snel nadat zij Dordrecht had verlaten, doken haar ouders, Sal en Bep, half augustus 1942 onder bij haar buurvrouw, Els van As. Er kon natuurlijk geen sprake van zijn dat zij het naastgelegen huis van hun dochter konden betrekken: als joden werden ze gezocht.
Uiteindelijk zouden er in dit kleine huis van de familie Van As zeven volwassenen en vier kinderen komen te wonen, verdeeld over voor- en achterkamer, voor- en achterslaapkamer, een kleine babykamer en een kleine zolder, zie verhaal 23. Els van As wilde niet betaald worden voor deze opvang, zoals bij sommige onderduikgevers gebruikelijk was.
De familie Retel, het onderduikadres van Nol, kwam per 1 mei 1934 in de Hoge Nieuwstraat te wonen, blijkt uit de gezinskaart, voor- en achterzijde. Vader Retel was een los arbeider. |
Muziekwinkel
Maar hoe zat het intussen met de twee andere kinderen Gobits, Nol en Gré?
Gré, verpleegster van beroep, was op 23 februari 1940, enkele maanden voordat de oorlog losbarstte, teruggekeerd in Dordrecht, uit Apeldoorn. Zij had in die stad gewerkt in het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht ‘Het Apeldoornsche Bos’. Samen met haar broer Nol dook zij, ook vanaf half augustus 1942, onder bij Maartje Broekhuijsen-Huijsman, boven de muziekwinkel op de Voorstraat in Dordrecht, op nummer 328 (nu: 360).
Enkele maanden later verhuisden ze naar het rooms-katholieke gezin Retel, in de Hoge Nieuwstraat op nummer 22 rood (nu: 40), een bovenwoning. Beneden was de reparatiewerkplaats van Lagerweij. Ook de familie Retel bestond uit een vader, moeder en twee kinderen. Het waren: stoker op een sleepboot Egidius Jacobus Retel (Dordrecht, 11 januari 1899), zijn echtgenote Johanna Wilhelmina (‘Jo’) Barth (Dordrecht, 6 juni 1902), zoon Antonie Johannes (‘Anton’, Dordrecht, 8 juli 1926) en dochter Antonia (‘Toosje’, Dordrecht, 17 juni 1930).
Jo Retel was werkster geweest bij het gezin Gobits. Dit is hoogstwaarschijnlijk de reden geweest dat zij Nol en Gré in huis nam. Nol moest er het bed delen met zoon Anton Retel.
[Terzijde: dat deze en voorgaande gegevens zo nauwkeurig kunnen worden vermeld, is te danken aan Mimi Gobits, die de vrijwel volledige correspondentie tussen haar en haar man Bob en de overige familieleden, van 1932-1945, heeft bewaard, ruim driehonderd brieven. Na Mimi’s overlijden kreeg haar dochter Chawwa deze documentatie als ‘erfenis’. En Chawwa heeft de brieven samen met haar vrouw Marianne Gossije geordend, gedigitaliseerd en tot een boek van 450 pagina’s verwerkt, getiteld Voed mijn kind niet op met haat. Het is gratis te downloaden, zie ook hiervoor verhaal 23.]
De familie Verwaal woonde sinds 28 maart 1938 in de Hoge Nieuwstraat, op nummer 24 rood (nu: 44). Zij werden in hetzelfde blauwgeschilderde pand buren van de Retels. Voor dochter Adri schreef |
De familie Verwaal in de Hoge Nieuwstraat, voor de deur van nummer 24. De foto is waarschijnlijk gemaakt in 1940. Adrie (of Adri en Adriana), het meisje voor wie Nol een gedicht schreef, staat in de achterste rij helemaal rechts. De anderen in die rij zijn ‘Nel’ (Pieternelle Quirina; links) en moeder Geertje van Pelt (midden). Voor hen staan Geertje en Ernst, dochter en zoon van vader Jacobus Verwaal en moeder Geertje. |
Betaald
Later kwam ook de verloofde van Gré, Daniel (‘Daan’) Klisser (Rotterdam, 10 maart 1914), nog naar de Hoge Nieuwstraat. Totdat de situatie onhoudbaar werd. Gré ‘verhuisde’ in 1943 naar de Vlietweg, en voegde zich in de woning van de familie Van As bij haar ouders Sal en Bep. Daan kwam elders terecht, op een onbekend gebleven adres.
De Retels lieten zich, volgens de brieven van Mimi, overigens betalen voor het onderduiken. Alle onderduik van de Gobitsen, valt daar te lezen, “werd onder andere betaald met de inhoud van de linnenkast. Bovendien had Sal Gobits een aanzienlijk bedrag in baar geld weten mee te nemen, meer dan zestigduizend gulden, in die tijd een fortuin”.
In de Hoge Nieuwstraat zat nu alleen nog Nol Gobits ondergedoken, bij de Retels.
Nu komt de Nederlands-hervormde familie Verwaal in beeld, plus dat poëziealbum (in de volksmond dikwijls ‘poesiealbum’ genoemd).
De Verwaals kwamen van de Binnen Walevest 13 rood. Ze waren daar weggegaan omdat ze er een pro-Duitse buurman hadden. Op 28 maart 1938 betrokken zij de woning aan de Hoge Nieuwstraat 24 rood, ook een bovenwoning. Het gezin omvatte vader Jacob Verwaal (Dordrecht, 22 november 1899), moeder Geertje van Pelt (Zwijndrecht, 25 juni 1898), en vier kinderen, drie dochters en een zoon: Pieternella Quirina (Dordrecht, 17 november 1925), Adriana Pieternella (Dordrecht, 1 maart 1927), Geertje (Dordrecht, 11 februari 1931) en Ernst (Dordrecht, 3 maart 1934).
Vader Jacobus was van beroep smid, net als zíjn vader. ‘Lassen bij Verwaal’ was lokaal een begrip. Jacobus is de opa van Ans Reijers. De smederij zelf bevond zich aan de Kuipershaven. Het was een “diep pand met allerlei bebouwingen er achter, onzichtbaar vanaf de weg”, vertelt Ans Reijers. Boven de smederij woonde in de oorlog haar overgrootmoeder met haar ongetrouwde zoon en haar tante Nel, de zus van haar moeder.
De overige pagina’s uit het poesiealbum van Adri. Nol ondertekende met ‘Loeki’, vermoedelijk zijn onderduiknaam. |
Zolder
Aan de andere zijde van de buurt, aan de Wijnstraat, stond het patriciërshuis van Jan Burger, een oom van de Dordtse advocaat, Engelandvaarder en latere minister mr. Jaap Burger. Het pand van Burger en dat van de smederij “raakten elkaar ergens”. Hoog op een zolder ergens boven al die bebouwingen achter de smederij kwamen op een gegeven moment zes onderduikers te zitten: de vier leden van de familie Benedictus en twee vrouwen: Stijntje den Hartog en Elisabeth van den Berg, zie verhaal 90.
Ans Reijers: “De familie Burger had de onderduik van de Benedictussen geregeld en verzorgde ze ook. Maar Burger had mijn opa gevraagd of ze op de zolder konden zitten. Vanuit het pand van Burger konden ze via een sluip-door-kruip-door-constructie naar de zolder, in nood konden ze via de Kuipershaven ontsnappen. Niemand in het gezin van mijn moeder Adrie heeft hiervan geweten. Alleen mijn opa wist het.”
Dat Nol Gobits zich verstopte bij de buren Retel, wist de moeder van Ans Reijers indertijd ook niet. Althans officieel niet. “Er waren wel vermoedens”, vertelt Ans. “Dat konden ze aan de stemmen horen, ze hoorden het praten. De huizen waren heel gehorig. Maar gezien hebben ze niemand.” Nol Gobits is tot en met de bevrijding bij de Retels ondergedoken gebleven, maar zelfs bij de bevrijding, toen iedereen weer veilig naar buiten kon, heeft de moeder van Ans, Nol niet gezien. Ze herinnert het zich in ieder geval niet.
Achteraf vinden Ans en haar moeder Adrie het “onbegrijpelijk” dat Nol de oorlog in dat gehorige huis heeft overleefd.
Nol Gobits, geboren in 1923, op latere leeftijd. |
Tekeningen
Adrie Verwaal, de moeder van Ans, kreeg haar poëziealbum op 8 november 1938. Na oktober 1939 schreef niemand er meer in. Op 4 juli 1944, Adrie was ondertussen 17, schreef Nol Gobits zijn bijdrage aan het album, een lang gedicht, verspreid over vier rechterpagina’s. Op de linkerpagina’s had Nol tekeningen gemaakt. Hij noemt haar ‘Adri’, en schrijft in de eerste regel dat zij, als ‘Adriaantje’, hem had gevraagd een gedicht te schrijven.
Adrie zelf kan zich dit “hele gebeuren” niet meer herinneren, vertelde ze dochter Ans. Ze vermoedt dat haar jongere zus Geertje toentertijd nog met haar eigen poëziealbum rondliep, dat Nol daarin iets had geschreven en dat toen ook Adrie’s album naar Nol is gegaan. Ze weet het niet meer. Ze weet wel dat ze het album terugkreeg, en dat het met die rare naam was ondertekend, ‘Loeki’. Maar ze had het “prachtig gevonden”, dat gedicht “met die mooie tekeningen”.
Nol Gobits zal Loeki als schuilnaam hebben gebruikt, denkt Ans Reijers, voor haar moeder, om zichzelf niet te verraden. “Want mevrouw Retel wist natuurlijk goed dat hij Nol Gobits was.” Het kan ook zijn dat de kinderen Anton en Toosje die vreemde man bij hen in huis Loeki noemden.
Amerika
Ook haar moeder Adri heeft pas ná de oorlog gehoord van de onderduiker die bij de buren hoorde, dat híj in haar album had geschreven en dat hij van de winkel de ‘Leeuwin’ was. Zij attendeert er tot slot nog op dat Pieternella Quirina, de oudere zus van haar moeder, eerst in 1938 nog kortweg ‘Pietje’ heette; daarna werd het ‘Nel’. Nol Gobits refereert in zijn gedicht aan deze naamsverandering.
Het gedicht is, zoals gezegd, van juli 1944. “Wij weten nu”, overpeinst Ans Reijers, “dat het einde toen in zicht was. Het moet verschrikkelijk zijn geweest niet te weten hoe lang dat onderduiken zou gaan duren. En dan de voortdurende bombardementen, de honger, de angst, de verveling, het verstoken zijn van familie, niet ervan horen of weten.”
Ze is overigens nog niet klaar met speuren, besluit ze. Volgens haar moeder heeft Nol Gobits ook in het album van haar jongere zus Geertje een vers geschreven. Geertje is in 1951 naar Amerika vertrokken en inmiddels overleden. Via haar dochters, nichten van Ans, is ze aan het navragen of het poëziealbum van Geertje daar bekend is, én nog intact.
Nol Gobits overleefde de oorlog, in tegenstelling tot zijn vader, moeder en zijn zus Gré. Zij werden allen op dezelfde dag vermoord in Auschwitz, op 19 november 1943. Nol had nu alleen nog zijn zus Mimi. Zij had zich, samen met haar dochter Chawwa, met succes weten te verstoppen in Ilpendam. Deze portretfoto van Mimi is gemaakt op 21 november 1934 door de Dordtse fotograaf Beerman. |
Ondervoed
Nol Gobits heeft de oorlog overleefd, dankzij de onderduik bij de Retels. Zijn familieleden heeft hij, op één na, nooit meer gezien. Zijn vader Samuel Gobits, zijn moeder Rebecca Leeuwin en zijn zus Greta zijn op een en dezelfde dag vergast in Auschwitz, op 19 november 1943, respectievelijk 53, 56 en 26 jaar oud.
Mimi, zijn oudere zus, doorstond samen met Nol de Holocaust. Nol, verzwakt en ondervoed door de hongerwinter, is haar en Chawwa op de fiets vanuit Dordrecht gaan ophalen in Ilpendam. Beiden gingen ze in Mimi’s huis aan de Vlietweg 26 wonen. Samen met haar broer heeft Mimi vervolgens twee jaar moeten procederen voordat ze de zaak aan de Voorstraat terugkregen. Een aantal jaren hebben ze er nog samen in gewerkt. Later werd de zaak verhuurd, Mimi wilde de droom van haar broer om geluidstechnicus te worden, niet in de weg staan.
Van de zaak aan de Voorstraat 93-95 is “niet bekend wat ermee is gebeurd”, staat in het ‘brievenboek’. Dit was zo in 2013, toen het verscheen. Inmiddels is begin 2020, aan de hand van de zogeheten Verkaufsbücher van de bezetter, vast komen te staan dat dit pand op 1 december 1943 voor 15.500 gulden is verkocht aan ene H. Grund. Deze vastgoedboeken geven nauwgezet weer hoe de Duitsers joodse eigendommen onteigenden en doorverkochten aan oorlogskopers: meestal louche makelaars en ondernemers (zie verhaal 233).
Hertrouwd
In 1949 hertrouwde Mimi met rijksambtenaar Hendrik Pieter (‘Piet’) van Alphen, die zich Rob liet noemen. Ze werd zwanger. Nog geen maand later bleek Rob een hersentumor te hebben, waardoor hij vrijwel volledig verlamd raakte. Dochter Liesbeth werd geboren op 1 augustus 1950. Mimi verzorgde Rob vier jaar lang. Als Rob in het ziekenhuis was, werden Chawwa en Liesbeth verzorgd door Lenie Akker, ook een overlevende van de oorlog, die had gesolliciteerd als hulp in de huishouding. De twee kinderen uit het vorige huwelijk van Piet van Alphen, Hansje en Kees, kwamen ook in het huisje aan de Vlietweg wonen.
Na het overlijden van Van Alphen hertrouwde Mimi nogmaals, nu met Adriaan Dronkert, een ingenieur weg- en waterbouw uit Dordrecht. Met hem en Liesbeth emigreerde ze naar Israël, op 28 juli 1965. Ze vestigden zich in Nes Ziona, in een klein settlershuis. Kort daarvoor was Chawwa al in het land aangekomen, met haar echtgenoot Carel Beulink, een mede-student aan de Academie St. Joost in Breda. Ze kregen er twee kinderen. In 1973 keerden zij gevieren terug naar Nederland. Mimi overleed op 12 juni 1990 in Israël, in Rehovot, 75 jaar oud. Haar derde man Adriaan keerde na haar dood terug naar Dordrecht.
***
Nol Gobits trouwde na de oorlog met Els van As, bij wie zijn zus Gré ondergedoken had gezeten. Els overleed op 29 juni 2012 in Loosdrecht (‘Gooi- en Eemlander’, 3.7.2012). Nol stierf eerder, ook in Loosdrecht, op 4 maart 2011 (‘Gooi- en Eemlander’, 8.3.2011). |
Het is verrassend: Nol Gobits trouwde met een dochter van Els van As, de ruimhartige onderduikhelpster. Zij heet ook Els, zij is de Elsje van 1933. Geen van beiden leven nog. Zij stierven vrij kort na elkaar, Nol als eerste op 4 maart 2011 in Loosdrecht, Els iets meer dan een jaar later, op 29 juni 2012, ook in Loosdrecht. Hij is 89 jaar oud geworden, zij 79.
Daniel Klisser, de verloofde van Greta, heeft de oorlog overleefd. Hij stierf in Los Angeles, 70 jaar oud, op 2 februari 1985.
Eind 2019, op 21 december, overleed Chawwa Wijnberg, op 77-jarige leeftijd. Daarmee was het laatste lid van de familie Gobits zoals die in de oorlog nog bijeen was geweest, verdwenen.
Chawwa noemde haar oom Nol haar held. Ze schreef er eens een aangrijpende column over, die op deze website te lezen is, onderaan verhaal 12. Nol Gobits had een klein lachje, waar Chawwa dol op was. Ze had “er alles voor over om dat lachje te krijgen”.
Zonder twijfel had zij het gedicht van haar oom uit het poëzieboekje willen lezen, dat nu, in 2020, in de openbaarheid is gekomen − ook al omdat Chawwa Wijnberg stadsdichteres van Middelburg is geweest. Maar het is te laat, zij is gestorven. Ans Reijers, van dit voortijdige overlijden op de hoogte gebracht, kan alleen maar zuchten: “Had ik maar, had ik maar.”
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'