Het voorbije joodse dordrecht

Michel Dotsch verstopte zich, verstoken
van zijn vrouw, in een Dordtse steeg

Stekdwarsstraat in Dordrecht,

De armetierige, intussen gesloopte Stekdwarsstraat in Dordrecht,
waar Michel Dotsch vanaf 1936 woonde tot aan zijn arrestatie in 1942.
Foto RAD (nr. 554_33075)

Tot voor kort ontbrak Michel Dotsch op de lijst van Dordtse Holocaustslachtoffers. En ook de website Joods Monument bracht hem niet in enig verband met Dordrecht. Michel Dotsch was zogezegd onder de radar gebleven.
        Maar ineens dook hij op. De Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen trof zijn naam aan op een aangifte van overlijden van Saartje van der Woude. Op dat document, waarmee in april 1963 alsnog de dood van Saartje in Sobibor in 1943 werd geregistreerd, stond dat zij ‘wonende te Dordrecht’ was geweest, en “laatstelijk gehuwd [was] met Dotsch, Michel”.
        Al even plotseling werd hij nu ook vermeld op Joods Monument.nl, als zijnde gehuisvest in de Stekdwarsstraat 2. Als je op dit spoor gaat zoeken, bijvoorbeeld in de gedigitaliseerde dagjournaals van de Dordtse gemeentepolitie (1942-1948), kom je het tegen: de arrestatie van de jood Michel Dotsch op zaterdag 25 juli 1942.
        Hiermee is het een onwankelbaar gegeven geworden: Michel bevond zich in Dordrecht tijdens de oorlog; hij hoort zonder meer op de lijst van lokale Holocaustslachtoffers. Hij is er dan ook aan toegevoegd, als nummer 191.
        Maar zijn echtgenote Saartje hoort op die lijst niet thuis. Zij heeft nooit in Dordrecht gewoond – en dat had te maken met een trieststemmende gebeurtenis.
        Wat is er precies gebeurd rondom deze echtelieden, die noodgedwongen niet meer bij elkaar woonden, maar wel hetzelfde lot deelden: een grimmige gasdood?

aangifte van overlijden voor Saartje van der Woude

De aangifte van overlijden voor Saartje van der Woude, 19 jaar na haar dood opgemaakt.
Foto Erica van Dooremalen

Rusteloos
Mijnwerker, schipper, koopman, venter, matroos, los werkman – Michel Dotsch is het allemaal geweest, en al deze beroepen noodzaakten hem tot een rondtrekkend, enigszins rusteloos bestaan. Hiervan waren uiteraard nog geen voortekenen aan het begin van zijn leven, op 8 december 1889 in Amsterdam. Michel was het tweede en laatste kind van David Dotsch en Jacomijntje Frankfort. Arnold ging hem voor, op 5 november 1887. Arnold zou visventer worden, en trouwen met Judic Nebbig (Amsterdam, 22 juli 1888). Zijn broer Heinz bekwaamde zich in verschillende banen, al speelden die zich vrijwel allemaal op het water af. Zijn vrouw werd Saartje van der Woude (Amsterdam, 2 april 1888), dochter van Salomon van der Woude en Esther Speijer. Het huwelijk werd voltrokken in Amsterdam, op 29 maart 1911. Hij was 21, zij 22.
        Kinderen kwam er al snel, in gestaag tempo. De eerste nog in het trouwjaar: Samuel, op 11 november 1911, in Amsterdam zelf. De tweede, David op 24 maart 1914, werd geboren in Steele, een zelfstandige stad aan de Roer die nu is opgeslokt door Essen. Deze ongewone geboorteplaats had alles ermee te maken dat Michel en Saartje in 1912 naar Eikel in Westfalen waren verhuisd, ongetwijfeld met een schip: Michel was nu werkzaam als varende venter.
        Het derde kind, Marianna, kwam weer ter wereld in het vertrouwde Amsterdam, op 25 november 1917, en dat overkwam ook Esther (29 september 1919) en nakomeling Gerrit (28 januari 1927). Het gezin was in de tussenliggende jaren al enkele keren verhuisd, van de Batavierstraat 16, naar de Jodenhouttuinen 96 1 huis en 19, het Waterlooplein 302 hoog, de Korte Houtstraat 14, en weer terug naar de (overigens inmiddels verdwenen) Jodenhouttuinen, nu naar nummer 32.
        Maar het bleef niet bij dit verkassen binnen Amsterdam zelf. Samenhangend met zijn schippersvaardigheden verbleef het gezin, volgens de volgeschreven gezinskaart in het Amsterdamse Stadsarchief, bijvoorbeeld ook een tijd in Rotterdam, in 1920, vlakbij Reederij Fop Smit, aan boord van de motorboot ‘Tactor/Factor 1’ aan de Oosterkade. Ook in Charleroi in België stond het ingeschreven, vanaf 1924.

gezinskaart van Michel Dotsch

De volgeschreven gezinskaart van Michel Dotsch uit het Amsterdamse Stadsarchief
laat overduidelijk het zwervende leven zien dat het gezin leidde.
Foto Stadsarchief


geboorten in het gezin Dotsch

Drie aankondigingen van geboorten in het gezin Dotsch,
van Samuel (Algemeen Handelsblad 14-10-1911),
Esther (Algemeen Handelsblad 16-09-1919) en
Gerrit (Het Volk, 31-01-1927).
Foto's Delpher

Krankzinnig
Twee jaar na de geboorte van Gerrit overkomt Saartje iets ernstigs. Misschien had het zich al eerder geopenbaard; dat is aan burgerlijke-standskaarten niet af te lezen: geestelijk raakte ze ontregeld. Op 10 mei 1929 wordt zij opgenomen in Het Apeldoornsche Bosch, een joods psychiatrisch krankzinnigengesticht dat van 1909 tot 1943 was gevestigd aan de Zutphensestraat in Apeldoorn.
        Lang blijft ze hier niet. Volgens het bevolkingsregister van Apeldoorn vertrok ze op 7 februari 1930 naar Eindhoven, nu naar het Rijks Krankzinnigen Gesticht, aan de Boschdijk. Ze zal deze instelling niet meer verlaten, althans niet als een herstelde vrouw. Haar en de mede-patiënten staat iets ontzagwekkends te wachten, iets beklemmends. Kort voordat Saartje werd opgenomen, ging overigens hun jongste zoontje Gerrit naar de ‘Inrichting voor Stads Bestedelingen’ in Amsterdam, en een aantal jaar later naar de Berg-stichting in Laren (Volgens de Rijksinspectie “het beste kindertehuis van Nederland”).
        Terwijl zijn vrouw is opgesloten, gaat het leven voor Michel Dotsch verder. Hij wordt in 1930 in Amsterdam weer uitgeschreven, en kiest nu Antwerpen als zoveelste tijdelijke woonplaats. Zijn kinderen krijgen relaties en huwen. Esther bijvoorbeeld met Mozes Schelvis (Amsterdam, 1921), Samuel met Elizabeth Viskoop (Amsterdam, 1910), Marianna, ook in 1937, met Andries Scheffer (Amsterdam, 1913). David overlijdt ongehuwd, op 12 mei 1936.
        Alleen Gerrit, de jongste, is nog een alleenstaande als de Duitse vernietigingsdrift Nederland bereikt.

Steeg
Vader Michel heeft zich inmiddels, en schijnbaar voorgoed, in Dordrecht gevestigd. Na even in de Kolfstraat 79 te hebben gewoond, huist hij vanaf 10 februari 1936 om de hoek, in de Stekdwarsstraat 2. Dit is meer een steeg dan een straat, want ongeveer bestaand uit een handjevol huisjes. Het is een onaanzienlijk, achenebbisj straatje, zoals de Dordtse binnenstad er toentertijd vele kende, in de jaren zestig gesloopt. In het adresboek van 1938 staat hij vermeld. Dotsch is als los arbeider in te huren.
        Dit is de stand van zaken als Nederland betrokken raakt bij de Tweede Wereldoorlog. Michel is alleen, zijn vrouw wordt verpleegd, zijn kinderen kweken hoopvol gezinnen.
        Maar dan zet de jodenvervolging zich ongenadig in. Vader Michel wordt op 25 juli 1942 gearresteerd en op verzoek van de Sicherheitspolizei te Rotterdam in bewaring gesteld, aldus het politierapport, opgemaakt te 11.30 uur. Hij komt in kamp Westerbork terecht, en nog geen halfjaar later, op 14 januari 1943 wordt hij beroofd van het leven, in Auschwitz.
        Zijn familie overkomt hetzelfde, soms al eerder, soms iets later, maar onontkoombaar.
        Samuel, de eerstgeborene, sterft in Auschwitz, op 30 april 1943. Zijn vrouw Elizabeth en hun kinderen Sonja (1937), Gretha (1936) en Carla (1941) zijn enkelen van de weinigen die weten te overleven. Marianna eindigt in Sobibor, samen met haar man Andries Scheffer, beiden op 4 juni 1943. Esther en Mozes: vergast in Auschwitz, allebei op 30 september 1942.

hoofdgebouw van De Grote Beek

Het hoofdgebouw van De Grote Beek, gefotografeerd in de tijd dat dit nog
het Rijks Krankzinnigengesticht (1918-1946) heette.
Hier werd Saartje werd verpleegd.
Foto GGzE

Kosher
Zelfs Saartje, de ‘geesteszieke’ zoals patiënten indertijd werden genoemd, wordt niet gespaard. In de donkere ochtend van 14 maart 1944 veegt de Duitse bezetter het gesticht leeg. Voor de joodse patiënten was het Rijks Krankzinnigen Gesticht een veilige, warme gemeenschap. Ze beschikten er over een eigen keuken, waar kosher werd gekookt, hadden een eigen geestelijk verzorger, en wekelijks werden zij in staat gesteld de synagoge in Eindhoven te bezoeken. Op de gestichtsbegraafplaats hadden zij er een aparte plaats, aldus de website struikelehv.nl. Het gesticht voelde als een eigen plek.
        Het deerde de Sicherheitsdienst niets. Dr. Mooij, de geneesheer-directeur, protesteerde nog tevergeefs tegen de ontruiming. “Ik heb geen joden, alleen maar patiënten.” In totaal werden in één ruk 24 weerloze patiënten afgevoerd, onder wie Saartje Dotsch-van der Woude. Op Joods Monument staan al hun namen, en hun sterfdatum. Die is voor ie-der-een eender: de hele groep werd op 26 maart 1944, twaalf dagen na de inval, collectief vergast in Auschwitz.
        Op het eind van de oorlog was de familie Dotsch veranderd in een eindeloze rij doden.

gehele complex van De Grote Beek

Een tekening van het gehele complex van De Grote Beek, in de ontwerpfase gemaakt.
Foto Collectie-Phocas Kroon

Israël
Een enkeling kon de bevrijding vieren. Elizabeth Dotsch-Viskoop had met succes weten te ontsnappen aan de nazi’s, door zich op verschillende locaties te verstoppen. Onmiddellijk na de bevrijding ging ze op zoek naar haar drie dochters, die los van elkaar naar onderduikadressen waren gebracht. Gretha bijvoorbeeld eerst in Zeist bij de familie Banens, later in Heerlen, bij mevrouw Banens zus. Carla zat ook in Zeist, drie huizen verder. En Sonja zat weer elders.
         Carla had niet veel geluk. In mei 1944 werd ze, inmiddels verplaatst naar Zuilen, gearresteerd, en via Westerbork naar Bergen-Belsen gedeporteerd, samen met vijftig kinderen die de zogenoemde groep Onbekende Kinderen vormden. Zij werden overgeplaatst naar Theresienstadt. Carla ontmoette daar Serafine Boas, die ze had leren kennen in Westerbork. Serafine adopteerde Carla en nam haar mee naar huis, in juni 1945.
        Elizabeth, Carla’s moeder, wist haar kinderen uiteindelijk na maanden zoeken en hulp van anderen, allemaal te vinden. Geplaagd door grote financiële zorgen, probeerde Elizabeth, die geen inkomsten had, haar dochters een normaal leven te geven. Het lukte ternauwernood. In de jaren vijftig emigreerden de kinderen alledrie naar Israël. Het oorlogsrelaas van dit gezin is trouwens na te lezen op de website van het United States Holocaust Memorial Museum in Washington.
        Nog een overlevende is Gerrit, de nakomeling, hij staat althans niet in het slachtofferregister van Joods Monument en de Oorlogsgravenstichting. Maar over zijn naoorlogse tijd is in openbare bronnen helemaal niets te vinden.

Stolpersteine

In 2009 zijn op het terrein van de GGzE Stolpersteine aangebracht voor de 24 weggevoerde patiënten van De Grote Beek, zoals het Rijks Krankzinnigen Gesticht vanaf de jaren tachtig heet.
Op de foto is het steentje voor Saartje van der Woude te zien, voor en na de plaatsing.
Foto's Stefan Klaasen

Officieel
Oorlogsslachtoffers werden veelal pas na de oorlog geregistreerd; gegevens over hun dood waren eerder meestal niet voorhanden. Dit was ook het geval met Saartje van der Woude. Op 1 april 1963 kreeg de Gemeente Dordrecht van het ministerie van Justitie bericht dat Saartje op 26 maart 1944 in Oswiecim (de Poolse benaming van Auschwitz) is overleden en dat de aangifte hiervan zal worden gepubliceerd in de Staatscourant. Hiermee is ze officieel doodverklaard; er is nu een akte (nummer 558-1963).
        Saartje heeft nooit in Dordrecht gewoond, zij stond er alleen maar administratief ingeschreven, als echtgenote van Michiel Dotsch.



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'