Het voorbije joodse dordrecht

Het noodlot keek om de hoek
bij de Dordtse familie Hartog

Moeder Sara Hartog-Monasch met vijf van haar zes kinderen op het balkon

Moeder Sara Hartog-Monasch (midden) met vijf van haar zes kinderen op het balkon. De achterste vrouw is Anna, de vrouw rechts Bertha, de latere moeder van Ellen.
Foto Familiebezit

1940 begon misschien onschuldig en beloftevol voor de van oorsprong Dordtse familie Hartog. Maar zonder dat te weten kwam het noodlot al om de hoek kijken.
        Nog geen drie jaar later waren vader, moeder, kinderen, aangetrouwde familieleden en kleinkinderen vermoord, negen in totaal, in Auschwitz en Sobibor. Slechts twee gezinsleden, de zussen Rozette Bertha en Anna, doorstonden de vernielzucht van de nazi’s.
        Zijdelings en kort is het gezin Hartog op deze site al eens ter sprake gekomen, in verhaal 30 (over zoon Louis) en verhaal 61 (over dochter Bertha). Maar hier, in dit artikel, wordt voor het eerst het complete gezin in kaart gebracht. Er zijn nieuwe, wetenswaardige notities opgedoken over Louis, die het rechtvaardigen om nu ook de lotgevallen van de andere gezinsleden te vermelden.
        Bovendien zijn nakomelingen van de twee overlevende Hartogs opgespoord, in de VS en Israël. Zij vertellen over hun naoorlogse tijd – die beduidend zorgelozer was dan zich begin 1940 aankondigde.

Levensschets
Erica van Dooremalen, een Dordtse archiefonderzoekster, stuitte op een dag op getypte velletjes met oorlogsherinneringen van de Dordtse tekenleraar en fotograaf G.M. Brugman (1907 - 1995). Zij is, anno 2017, bezig een levensschets samen te stellen van deze persoon.
        Eén van die A4-tjes gaat over Joop van Dongen (1924) van de Binnenlandse Strijdkrachten. Joop is een broer van Ad van Dongen (1928), de man die in verhaal 30 uiteenzet hoe zijn vader Adriaan (1898) in maart 1943 een halfjaar opgesloten is geweest in het concentratiekamp Vught, “wegens jodenhulp”. Die hulp betrof Louis Hartog, een joodse, alleenstaande boekhouder. Adriaan had hem helpen onderduiken. Dat was uitgekomen, en in een bekendmaking in de gelijkgeschakelde landelijke kranten zette SS-Gruppenführer Rauter deze Dordtse bouwondernemer vervolgens te kijk als ‘jodenbegunstiger’.
        Wat Ad van Dongen in verhaal 30 vertelde, was een korte versie van wat zijn broer Joop ontvouwde op de getypte A4-tjes. Maar het verhaal van Joop van Dongen, dat veel meer details verschaft, was destijds niet bekend. Dat is de reden waarom het hier wordt weergegeven: de lokale geschiedenis wordt er op dit punt vollediger van. Ook worden deze notities aangegrepen om meer gegevens te presenteren over de andere gezinsleden Hartog.
         Een verduidelijking vooraf: Brugman heeft in de oorlogsjaren samen met zijn vrouw B.J. Groen in de Wijnstraat gewoond, op nummer 61. Tegenover hen, op nummer 60, woonde de familie Van Dongen. Ze waren dus overburen.
        Het verslag van Joop van Dongen heeft de vorm van een gesprek, dat hij voerde met Brugman. Erica van Dooremalen weet niet wanneer beide mannen deze vastgelegde conversatie hebben gehad. Was het net na de oorlog? Of toen Brugman zijn herinneringen opschreef, in de jaren tachtig? Ze heeft geen enkel idee.
        Dan nu het relaas.

Sara met haar man Selomo

Dit is nogmaals moeder Sara, nu met haar man Selomo,
in juli 1936 gefotografeerd in Scheveningen.
Foto Familiebezit

Vals
Brugman vertelt eerst zelf dat zijn vader − ook G.M. Brugman (1881-1963) geheten, ook fotograaf zijnde, met een atelier op de Voorstraat 102 – “in het geheim ’s avonds ook wel joden in zijn atelier fotografeerde”. “Daar werden dan pasfoto’s gemaakt die op valse paspoorten werden gemonteerd.”
        Joop van Dongen haakt in. “Ik heb nog een jodenvriend gehad in de oorlog”, begint hij te vertellen. Het was Louis Hartog, en “die woonde op de Singel tegenover dokter Vriesendorp, hoek Singel-Godewijckstraat of zoiets”. Louis heeft inderdaad de Singel als woonadres gehad (nummer 143, nu 209), maar is volgens de woonkaart op 4 november 1940 verhuisd naar de Oranjelaan 51rood (nu 83).
        “Deze man”, vervolgt Van Dongen, “was alleen en in die tijd was er op de Buiten Walevest een drijvende zwemschool.”
        Brugman: “Ja, de zogenaamde school van Wesselman, daar heb ik als knaap nog zwemles gehad en m'n diploma gehaald.”
        Van Dongen: “Nou, daar ben ik door ’n kerel in het water van het zwembad gesmeten en liep een hersenschudding op. Die jodenman heeft mij daarna thuisgebracht en is mij verschillende keren komen opzoeken, toen ik daar op bed lag. Hij is daarna een huisvriend van de familie Van Dongen geworden.
        “Hartog is later in de oorlog op verschillende adressen ondergedoken. Oorspronkelijk werkte ie bij de verzekeringsmaatschappij ‘Holland’ in de Wijnstraat. Hij droeg de jodenster en moest naar Duitsland. Met een kano ben ik hem zelf weg gaan brengen naar de Brabantse Biesbosch. Hij is daar opgevangen door Henk van Liempd, een ondergronder. Met de ouwe Van Liempd z’n vader is ie verder gebracht naar een boerderij ergens in Brabant.” (ondergronder Henricus Antonius van Liempd, drager van het Verzetskruis en voormalig journalist van De Dordtenaar, is overleden op 12.11.1997, op 75-jarige leeftijd, red.)

gezinskaart van de familie Hartog

De gezinskaart van de familie Hartog, voor- en achterzijde: alle kinderen zijn geboren in Dordrecht.


feestje in Hotel Vredeshof in Dordrecht voor Herman Louis

Een feestje in Hotel Vredeshof in Dordrecht voor Herman Louis, die meerderjarig wordt (bar mitswa). De aankondiging stond in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 21 september 1923.

Voeten
Joop van Dongen legt Brugman uit wat er “verder met die jodenman is gebeurd”. Nu komt zijn vader Adriaan de vertelling binnengestapt.
        Louis “kon niet tegen de stilte en de afzondering van het opsluiten. Hartog is gaan zwerven.”
        Brugman: “Zwerven, dat kan toch niet voor een jood?”
        Van Dongen: “Wij hadden in Sliedrecht een grote werf, die heette ‘De Zaai’ en daar waren aannemersspullen opgeslagen. Er woonde ook personeel, de molenbaas en de machinist met hun gezinnen uiteraard. En daar is Louis Hartog terechtgekomen.”
        B: “Had die man uiterlijke kenmerken, Joop, dat ie een Israëliet was?”
        VD: “Ja, dat was te zien aan z’n voeten, zijn lopen en aan z’n gehele gezicht en houding.”
        B: “(…) Had zijn loop iets bijzonders?”
        VD: “Het klinkt misschien discriminerend, maar zo bedoel ik het niet. Hartog had z.g.n. platvoeten. Vroeger heeft men mij eens verteld dat ’t komt, omdat de joden in de oudheid zoveel jaren in de woestijn hebben gezworven. Dat verhaal ging dus. Het was natuurlijk tragisch, maar toen Louis op De Zaai was, zijn wij hem gaan ophalen en mijn vader heeft hem naar een onderduikadres in Rotterdam gebracht. Voor de verzorging en onderdak van Hartog moest betaald worden. En daar vroegen die mensen ontzettend veel geld voor.
        “Verschillende mensen, zo’n acht in getal, waaronder mijn vader, hebben toen geld bij elkaar gebracht om dat allemaal te bekostigen. Dat ging een tijd goed, maar op ’n zeker tijdstip moesten die mensen, waar Hartog was ondergedoken, een paar dagen weg. En toen hoorden de buren de w.c. in het lege huis doortrekken. Daarna is er in dat pand een inval gedaan en is deze jodenman ingerekend.”
        B: “Dat zal niet zachtzinnig gebeurd zijn!”
        VD: “Nee en ie zal wel gemarteld zijn om te horen wie z’n helpers waren. Later zijn er zes personen opgepakt. Ook de mensen, die geld beschikbaar hadden gesteld waaronder mijn vader, zijn naar het concentratiekamp van Vught gebracht in verband met jodenbegunstiging.”
        Tot zover Van Dongens verhaal.
        Hoe het daarna verder ging met Louis en de zijnen?
        De oorlog rukte de familie uit elkaar. Een massale verdrijving van joden was op handen. Alles werd voormalig.

Louis Hartog, Ad, Nel en Joop van Dongen

Deze foto, gemaakt in 1939 of 1940, is afkomstig uit fotoalbums van de familie Van Dongen. Links zit in padvinderskledij de boekhouder en vrijgezel Louis Hartog, die in de oorlog door Adriaan van Dongen is geholpen bij het onderduiken. Louis was bevriend geraakt met de familie. Rechts zitten de drie kinderen Van Dongen, Ad, Nel en Joop. Joop is degene die in nevenstaand verhaal wordt geciteerd, pratend met de fotograaf G.M. Brugman.
Foto Familiebezit

De vijfde
Hoe was het gezin samengesteld?
        Louis Hartog was het vijfde kind van de zes die Selomo Hartog en Sara Monasch kregen. Selomo, een veehandelaar, was geen autochtone Dordtenaar, hij is geboren in ’s-Gravendeel, op 30 januari 1869. Zijn vrouw was wel een geboren Dordtse, 1.2.1880. Zij trouwden op 18 december 1907 in Dordrecht en vestigden zich eerst in de Prinsenstraat 6 (nu ook nog 6). Achtereenvolgens werden vier dochters en twee zonen geboren. Het zijn: Gudula Rozette (2.4.1908), Rozette Bertha (13.5.1909), Herman Louis (18.10.1910), de tweeling Bertha en Louis (25.5.1912) en ten slotte Anna (13.5.1914).
        Intussen betrok het uitdijende gezin steeds andere woningen. Op 30 april 1930 verhuisden de Hartogs naar de Krispijnseweg 83 rood (nu: 59), op 7 november 1934 naar de Singel 189 (nu: 303). Uiteindelijk verliet Louis samen met zijn ouders Dordrecht, om per 2.5.1938 in Rotterdam neer te strijken, in de Weste Wagenstraat 51b.
        Seloma en Sara zouden niet meer terug naar Dordrecht keren. De andere kinderen zwermden uit over Nederland, naar Den Haag, Arnhem, Rotterdam, Zandvoort, Amsterdam, enzovoorts; zie hiervoor de verhalen 30 en 61.
        In de oorlog ging de dood de joodse Hartogs op de hielen zitten. Op twee gezinsleden na eindigden zij allen in Poolse vernietigingskampen.
        Selomo en Sara, inmiddels wonend aan de Schieweg 226b in Rotterdam, werden tegelijk omgebracht in Auschwitz, op 15 oktober 1942, hij 73 jaar oud, zij 62.
        Hun oudste dochter Gudula, die getrouwd was met Louis Hertz (Neuss, 14.3.1906), werd tegelijk met haar echtgenoot vermoord in Sobibor, op 28 mei 1943, hij 37, zij 35. Hun laatste adres was: Putstraat 30 in Sittard
        In Sobibor eindigde ook Herman Louis, kind nummer 3, op 20 maart 1943, 32 jaar oud. Zijn gezin volgde later, in ditzelfde doodsoord, op 11 juni 1943: echtgenote Ilse Hartog-Bollegraaf (Bunde, 7.8.1912), zoon Selomo Simon (Kampen, 27.10.1937) en dochter Bertha Gedula (Amersfoort, 23.12.1938). Het gezin woonde op het laatst in Amersfoort, aan de Hoogeweg 35.
        In Sobibor werden ook bruusk de levens afgebroken van vrijgezel Louis, de ene helft van de tweeling (op 20 maart 1943, 30 jaar oud) en Bertha, de andere helft. Zij werd er omgebracht op 23 april 1943, op 30-jarige leeftijd, samen met haar echtgenoot, vertegenwoordiger Salomon Cohen (Neheim, 29.5.1913), 29 jaar oud. Dit echtpaar was afkomstig uit Rotterdam, waar het woonde aan de Schieweg 85 b.

Adriaan van Dongen

Dit is “jodenhelper” Adriaan van Dongen zelf, de vader van Joop.
Foto Familiebezit

Baby
Twee gezinsleden overleefden ogenschijnlijk de oorlog, Rozette Bertha en Anna. Het woord ‘ogenschijnlijk’ wordt hier met opzet gebruikt. Bij naspeuringen is namelijk gebleken dat Rozette de oorlog niet in Nederland heeft hoeven meemaken. En er is een derde overlevende: Elsje, de baby van Bertha Cohen-Hartog en Salomon Cohen.
        Ter duiding: Elsje is geboren op 19 juni 1942. Vier maanden na haar geboorte wordt Elsje Cohen door een verzetsstrijdster uit voorzorg te vondeling gelegd bij het kinderloze, Rotterdamse echtpaar Van der Spiegel. Elsje groeit bij hen christelijk op als Ellen van der Spiegel. Pas na de oorlog ontdekt ze haar ware identiteit; dáárover gaat verhaal 61.
        Het is deze Ellen die de redactie ook bij dit nieuwe verhaal helpt bij de zoektocht naar nakomelingen van de overlevende Hartogs.
        De ene overlevende, Rozette Bertha, kind nummer 2, trouwde op 6 januari 1937 in Amsterdam met Joop van Gelder (Winschoten, 26.10.1903). Zij krijgen twee kinderen, Paul en Yolly. Al vóór de oorlog emigreren Rozette en Joop in verband met hun werk naar Indonesië. Pas na de oorlog keren zij, met de kinderen, terug naar Nederland. Zij hebben dus geen van allen de Shoah meegemaakt.
        Joop van Gelder is op 20 december 1982 in Voorburg overleden, op 79-jarige leeftijd. Zijn vrouw Rozette, ‘tante Ro’ voor Ellen, sterft op 11 maart 2002, op 92-jarige leeftijd. Paul woont tegenwoordig in Engeland, Yolly in Apeldoorn.
        De tweede overlevende, Anna (‘tante Carry’), heeft de jacht op de joden lijfelijk meegemaakt. Zij huwde op 25 augustus 1937 in Dordrecht Izaäk Mol (Den Haag, 7.7.1911). Zij kregen eveneens twee kinderen: Hans (1939) en Marjo (1947). Hans heet tegenwoordig Tzvi Mol en woont in Israël, in Ashkelon. Marjo, getrouwd met Armand de Vries, woont in Californië.

De familie Hartog heeft in Dordrecht op meerdere adressen gewoond

De familie Hartog heeft in Dordrecht op meerdere adressen gewoond. Eerst in de Prinsenstraat op nummer 6 (nu ook nog 6; tweede pand van links), daarna op de Krispijnseweg 83 rood (nu: 59; rechter deur achter de boom) en ten slotte op de Singel 189 (nu: 303; hoekpand). 

Eindhoven
Hun ouders zijn inmiddels overleden, Anna op 22.3.1987 in Deventer, Izaäk op 24.7.1999, ook in Deventer. Hoe zij de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog hebben weten te doorstaan, kan ze niet meer gevraagd worden.
        Maar dochter Marjo de Vries kan dit hiaat enigszins ‘invullen’. Over veel informatie beschikt ze niet; ze is immers van na de oorlog. En wat ze weet, betreft vooral haar moeder.
        Ellen van der Spiegel blijkt echter te beschikken over een paginagroot interview dat Marjo’s ouders gaven aan het Deventer Dagblad, dat is gepubliceerd op 3 mei 1975. Anna en Izaäk vertellen hierin hoe zij steeds uit handen wisten te blijven van de Duitsers, al was dat soms op het nippertje. Het artikel maakt het mogelijk Marjo’s relaas aan te vullen en de onderduik te reconstrueren. De kop boven het verhaal is, zoals zal blijken, toepasselijk: ‘Joods echtpaar uit Deventer dook onder door op te duiken’.
        “Mijn ouders”, vertelt Marjo, “hadden geen onderduikadres toen Deventer judenfrei moest worden. Mijn moeder heeft toen contact opgenomen met een oude vriendin in Eindhoven. Zij inviteerde mijn ouders meteen te komen, apart reizend. Ze namen de ster van hun kleding en gingen op de trein naar Eindhoven. Mijn moeders vriendin, ik heb helaas geen naam, werkte ondergronds in een Duits kantoor, waarvan de mensen een briefje kregen met een treinticket om op transport te gaan. De vriendin vervalste de informatie, zodat deze mensen niet benaderd werden. Mijn moeder wilde niet verborgen in het huis zitten, blondeerde haar zwarte haar en kreeg een baan in hetzelfde kantoor.”
        Aan Eindhoven gingen angstwekkende gebeurtenissen vooraf, meldt het Deventer Dagblad. Anna en haar man waren in januari 1943, samen met alle overige 170 Deventer joden, bijeengedreven in het gebouw Help U Zelven aan de Diepenveenseweg – de ontjoodsing was ingezet. Vandaar vertrokken de meesten op 9 april per trein naar kamp Vught. Izaäk niet, hij had zogenaamd tbc en was vrijgesteld. Zo ook zijn vrouw; zij werkte als hoofd van de huishouding in het joodse ziekenhuis, waar Izaäk als verpleegde lag.
        Nadat hun zoontje een plaats bij een jong echtpaar in Goor had gekregen, verlieten Anna en Izaäk het bijna lege gebouw Help U Zelven en doken zes weken onder op “een duikadres” in Deventer. Vervolgens reisden zij gezamenlijk naar Eindhoven. Daar kreeg Anna Hartog via de illegaliteit een baan op het gewestelijk arbeidsbureau – op de afdeling Ausweisen, “midden tussen de NSB’ers”, die niets vermoedden. Anna kon door haar “illegale activiteiten menigeen mede uit Duitsland houden”.

Anna en Izaäk Mol

Rozette Bertha en Anna waren de enige kinderen van het gezin Hartog die overleefden. Ellen van der Spiegel noemt ze respectievelijk tante Ro en tante Carry. In het Deventer Dagblad  van 3 mei 1975 vertelden Anna en haar man Izaäk Mol hoe zij de oorlog hebben weten door te komen. Bij het artikel stonden deze twee foto’s. De ene toont Izaäk aan het werk in een kamp in de Noordoostpolder, de andere toont het echtpaar in Deventer, in 1975.
Foto’s Deventer Dagblad


Bertha Hartog trouwde met Salomon Cohen

Bertha Hartog trouwde met Salomon Cohen. Veiligheidshalve lieten zij in de oorlog hun 4 maanden ouden baby Elsje te vondeling leggen bij het echtpaar Van der Spiegel. Bertha en Salomon werden daarna vermoord in Sobibor.
Foto Familiebezit

Polder
Voor haar echtgenoot was het Eindhovense adres “niet veilig”, vertelt Marjo. “De ondergrondse heeft hem naar de ontwikkelende IJsselmeerpolder gestuurd.” In de Noordoostpolder kwam Izaäk Mol in juni 1943 in kamp Emmeloord-2 terecht, “als enige jood”. Zijn eerste werkzaamheden bestonden uit het schoonhouden van de barakken. Maar hij zorgde ervoor dat hij een ander baantje kreeg in het kamp. Nu kon hij onderduikers die weigerden naar Duitsland te gaan in het kader van de Arbeitseinsatz, aan valse papieren helpen.
        Ter toelichting: deze mannen hadden al hun officiële papieren moeten inleveren, zoals hun stamkaart. Daardoor kregen ze geen distributiekaarten, en konden zij feitelijk niet, clandestien, aan het werk in de polder, met vervalste documenten juist wel. Mol zorgde daarvoor. “Dat ging goed tot januari 1944.” Toen werd de kampbeheerder, een oud-marineman, gearresteerd. Mol, die als illegaal werker en jood “dubbel risico liep”, vertrok inderhaast. Via de illegaliteit kreeg hij een baantje bij een machinefabriek in Hengelo.
        In juni zei de ondergrondse hem dat het beter was Hengelo te verlaten. Hij ging naar Eindhoven, maar een hereniging met zijn vrouw “was niet mogelijk”, omdat zij op haar beurt Eindhoven overhaast had moeten ontvluchten. Bij een grote razzia op het arbeidsbureau waren namelijk enkele illegale werkers gearresteerd, van wie er twee zijn gefusileerd.
         Anna stond ook op de lijst van mogelijke arrestanten, maar zij lag thuis ziek in bed met griep. Ze werd op tijd gewaarschuwd en wist te ontsnappen. Terwijl zij met 40 graden koorts en een flinke keelontsteking door de tuin vluchtte, belde de SD aan. Ze troffen Anna niet thuis. Ze bewaakten het huis 14 dagen achtereen, en hielden de gastheer zes weken als gijzelaar vast, maar Anna Hartog zat toen “hoog en droog” elders, in Deventer.
        Daar was het toch nog steeds te gevaarlijk, waarop ze naar Duivendrecht trok. Ze bleef daar tot het einde van de oorlog. Ze werd er hulp in een kinderpension en kreeg daarna een kantoorbaan in het nabijgelegen Amsterdam, waar ze vanuit Duivendrecht heenreisde.
        Izaäk Mol, intussen bij Philips in Eindhoven ‘geplaatst’, wilde op Dolle Dinsdag (5 september 1944) naar Duivendrecht gaan om er “samen met zijn vrouw de bevrijding te vieren” die leek te naderen. Hij ging, maar de bevrijding liet nog lang op zich wachten. De spoorwegstaking maakte het hem onmogelijk terug te gaan naar Eindhoven, Mol bleef daarom in Duivendrecht, in een pension. Met zijn vrouw maakte hij in Duivendrecht de hongerwinter mee, die Anna soms dwong om op de fiets eten te halen in Deventer en verderop, in Twente.
        Twee maanden voor het einde van de oorlog moest het tehuis in Duivendrecht worden ontruimd, ten behoeve van Duitsers. De bewoners trokken naar een huis dat op Dolle Dinsdag door NSB’ers was verlaten. Ze konden er blijven tot de bevrijding − wat voor Izaäk en Anna, “die niets meer bezaten aan inboedel, een uitkomst was”, aldus de krant.
        Na de oorlog keerden Anna en Izaäk terug naar Deventer. “Ze kregen een huis toegewezen waar NSB’ers hadden gewoond, een huurhuis. Ik ben daar opgegroeid”, zegt dochter Marjo, die in 1947 werd geboren. “Ik had een goede jeugd.” Na haar 18de verhuisden haar ouders naar een flat, elders in Deventer.

 Izaäk en Anna

Dit zijn portretfoto’s van Izaäk en Anna, geplaatst op de genealogische website Geni.
Foto’s Geni


Ellen van der Spiegel Cohen

Dit is Ellen van der Spiegel Cohen op oudere leeftijd, in 2015 gefotografeerd tijdens het een Stolpersteine-legging in Dordrecht (midden achteraan). Zij is de derde overlevende, naast Rozette Bertha en Anna. Ellen heeft haar ouders nooit gekend. Bij de research voor naaststaand artikel heeft zij kunnen helpen.
Foto Redactie Website

Regenen
Na de oorlog spraken de Dordtse Anna en de Haagse Izaäk over de oorlog “helaas weinig of helemaal niet”, vertelt Marjo. Haar broer Tzvi, die van 1942 tot 1945 ondergedoken is gebléven in Goor, meldt hetzelfde. “Na de oorlog werd er bij ons thuis niet gepraat over de oorlog. Dat mocht niet. En als ik iets vroeg, kreeg ik als antwoord: ‘Misschien gaat het wel regenen morgen’ – oftewel: Houd je mond.”
        Marjo de Vries trouwde in 1973, e-mailt zij, met Armand. Hij was in Nederland geboren, maar met zijn ouders in 1948 op 4-jarige leeftijd al naar Amerika vertrokken. “Ik ontmoette hem begin 1970 in Israël, terwijl ik bij mijn broer op bezoek was. In 1977 gingen we voor een jaar naar Califë, we hadden toen één meisje van drie jaar oud. Dat was op 13 februari 1977, en nog altijd zijn we hier.” In de tussentijd hebben zij en Arman in totaal vier kinderen gekregen, en zijn er meer dan twintig kleinkinderen bijgekomen. “Wij leven een orthodox joods leven.”
        Zij is “nog nooit” in Dordrecht geweest, de stad waar de familie Hartog ontstond, besluit ze. Haar broer Tzvi wel, meldt hij. “Een paar jaar geleden hebben wij een familiereünie georganiseerd en waren we in Dordrecht om te kijken waar opa en oma hebben gewoond en gewerkt (slagerij). Het was voor mij de eerste keer, erg indrukwekkend. Misschien dat ik er als baby was, maar dat weet ik echt niet. Jammer dat de mensen die er nu wonen, ons het huis niet wilden laten zien.” [Het pand, zie de foto bij dit verhaal, is ook het kantoor geweest van de advocaat en latere minister mr. J.A.W. Burger, red.]
        Tzvi Mol heeft uit zijn eerste huwelijk drie kinderen en negen kleinkinderen. Hij is in 2014 hertrouwd met Raquel, maar uit dat huwelijk zijn geen kinderen voortgekomen. “Ik te oud, 77”, schrijft hij.
        Hij heeft er geen moeite mee om herinneringen op te halen aan de oorlog. Integendeel hij verstrekte “met alle plezier” de benodigde details. “Elk jaar houd ik een korte lezing over mijn tijd in en na de oorlog, meestal op scholen.”
        De nakomelingen kunnen hun eigen leven leiden. De storm die de Holocaust ontketende, is geluwd, en het lot heeft ze gespaard.

 



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'