Het voorbije joodse dordrecht

Dordts-joodse familie Overweg bood
de ouderloze Karel Hartogs opvang

Bertus Overweg, Karel Hartogs en Margaret

Deze foto toont vader Bertus Overweg en Karel Hartogs, de ‘pleegzoon’ van het echtpaar Overweg.
Het meisje met wie zij dollen, is Margaret, het naoorlogse kind. De foto is gemaakt in oktober 1947 bij het huis van de familie Overweg in Den Haag, in de Wildhoeflaan. Karel, een achterneef van Bertha Overweg, is in het begin van de oorlog ingetrokken bij de Overwegs, die toen nog in Dordrecht woonden.
Foto Privébezit

Ineens dook hij op in Dordrecht, aan het begin van de oorlog: de 17-jarige joodse scholier Karel Hartogs.
        Hij kwam uit Den Haag, waar hij met zijn ouders en zijn oudere broer Jules woonde aan de Bezuidenhoutseweg, op nummer 203.
        Karel arriveerde in Dordrecht op 31 juli 1940. Hij ging wonen in de Oranjelaan, op nummer 55, bij het joodse gezin Overweg van tandarts Bertus Overweg en Bertha Frankenhuis. Waarom daar? Karel is een achterneef van Bertha, hij was familie.
        En vermoedelijk door zijn verblijf in Dordrecht kwam Karel Hartogs terecht op een Dordtse lijst van schoolgaande, joodse kinderen, geboren tussen 1919 en 1938. Op welke middelbare school hij heeft gezeten, is niet bekend, maar de lijst bewijst dat hij er onderwijs heeft gekregen.
        Bijna een jaar later vertrok Karel alweer uit Dordrecht, op 23 juli 1941. Hij keerde terug naar het ouderlijk huis in Den Haag.
        Na de oorlog streek Karel opnieuw neer in Dordrecht. Op 21 december 1945 betrok hij een woning op het adres Ceramstraat 82 rood, op nauwelijks een kilometer afstand van de Oranjelaan. Wat hij dit keer in Dordrecht kwam doen, is niet met zekerheid vast te stellen. Misschien studeerde hij er aan de nabijgelegen hts; Karel is immers ingenieur geworden.
        Alles wat hem vertrouwd was, was hem intussen, in de oorlogstijd, afgenomen. Zijn ouders, Mozes en Elfriede, waren vermoord, alleen de broers Karel en Jules leefden nog.
        Ook Nollus Heiman en Emma Sarah Overweg – de kinderen van zijn ‘pleegouders’ Bertus Overweg (Assen, 15.5.1903) en Bertha Frankenhuis (Haaksbergen, 10.4.1904) – waren door de nazi’s omgebracht. Het echtpaar Overweg zelf had de Holocaust overleefd, en bevond zich kort na de oorlog in het Engelse Southport, bij de ouders van Bertha. Het had even daarvoor het verschrikkelijke nieuws ontvangen over hun lievelingen Nollus en Emma. In Southport beviel Bertha op 2 juli 1946 van een derde kind, Margaret.
        Karel Hartogs is stokoud geworden, 96 maar liefst. Hij is overleden in Israël, voor hem het beloofde land.
        In dit tweekantige verhaal: hoe het leven van Karel Hartogs (en dat van zijn broer Jules) vervlochten raakte met Dordrecht en de familie Overweg.

Haagse gezinskaart van de familie Hartogs

De Haagse gezinskaart van de familie Hartogs, vanaf 24 mei 1938 wonend aan de Bezuidenhoutseweg 203. Voordien woonde het gezin in Enschede, aan de Haaksbergerstraat.
Foto Gemeentearchief Den Haag

Geboorteadvertentie Karel

Karel was het tweede kind van Mozes en Elfriede Hartogs. Zijn geboorte op 2 september 1922 werd vermeld in de ‘'Haagsche Courant’ van 4 september.
foto Website ‘Delpher’

Bezuidenhoutseweg 203

Deze foto toont de etagewoning op nummer 203 van de Bezuidenhoutseweg (achter de oranjekleurige bakfiets).
Foto Google Streetview

Koopman
Op 12 juni 1918 was het zover: koopman in vetwaren Mozes Hartogs, 29 jaar oud, en de 22-jarige Elfriede Frankenhuis gaven elkaar in Enschede hun ja-woord. Hij was een zoon van het echtpaar Jacob Hartogs en Sophie Goldschmidt uit Rotterdam, de stad waar Mozes op 22 december 1888 ter wereld was gekomen. Zij was afkomstig uit het Duitse Burgsteinfurt, waar zij op 1 augustus 1895 was geboren als dochter van Karel en Julia Frankenhuis. Mozes werd Mau genoemd, Elfriede Elly.
        Tot 20 mei 1938 is het bruidspaar in Enschede blijven wonen, in de Haaksbergerstraat op nummer 280. Daarna werd Den Haag hun nieuwe woonplaats, met als adres de Bezuidenhoutseweg 203. Zo staat het althans op hun gezinskaart uit het Haagse Gemeentearchief. Maar tussendoor zijn volgens diezelfde kaart hun twee kinderen in Rotterdam geboren: Jules als eerste op 22 mei 1920, Karel als laatste op 2 september 1922. In het Rotterdamse Stadsarchief is niet te vinden dat hij en Elfriede daar ook werkelijk hebben gewoond. Elfriede moet dus beide keren bij toeval in Rotterdam zijn bevallen van haar zonen.
        Van Karel noch Jules mag dan in het Stadsarchief geen documentatie te vinden zijn, toch hebben zij een band met Rotterdam gehad, blijkens hun persoonskaart in het Amsterdamse Stadarchief. Daarop staat dat Karel tien jaar later, vóórdat hij zich op 2 januari 1932 in Enschede in de Haaksbergerstraat vestigde, in Rotterdam in de Mathenesserlaan heeft gewoond, op nummer 244c. Op de kaart van Jules staat alleen dat hij vóór Enschede in ‘RT’ woonde, in Rotterdam dus. Een straat wordt niet genoemd, maar dit zal heus wel dezelfde zijn als die van zijn broer. Ze waren in 1932 immers nog tieners.

Amsterdamse gezinskaart van Karel en zijn oudere broer Jules

De Amsterdamse gezinskaart van Karel en zijn oudere broer Jules. Karel heeft, zo is te zien, tweemaal in Dordrecht gewoond: vanaf 31 juli 1940 tot 23 juli 1941 op de Oranjelaan en vanaf 21 december 1945 in de Ceramstraat.
Jules heeft niet in Dordrecht gewoond, hij ging van Maartensdijk naar het ouderlijk huis in Den Haag en vervolgens naar Amsterdam.
Foto'  Stadsarchief Amsterdam

Stoker
Hoe ging het verder met de beide broers?
        Karel werd van beroep stoker in een ziekenhuis, Jules bleef zonder beroep. Jules, de oudste, verliet Enschede op 23 september 1937 om in Maartensdijk te gaan wonen, in de Linaeuslaan, op nummer 44. Wat hij er deed, is niet op te maken uit archiefmateriaal. Maar op 9 juni 1938 voegde hij zich weer bij zijn ouders in Den Haag, op de Bezuidenhoutseweg. Zijn broer Karel was daar iets eerder, op 20 mei al, weer ingetrokken, samen met zijn ouders. Enschede had blijkbaar afgedaan voor de familie Hartogs.
        En dan breekt ook in Nederland de oorlog uit. Met name joden moeten nu vrezen voor hun leven.
        Karel begeeft zich op 31 juli 1940, ruim twee maanden nadat het Duitse leger op 10 mei Nederland is binnengevallen, naar Dordrecht, zo staat op zijn Amsterdamse archiefkaart. Hij trekt in bij de familie Overweg op de Oranjelaan, nummer 55 (nu: 89). Maar waarom daar? Margaret Overweg, het na-oorlogse kind van het echtpaar Overweg, kan dit verklaren: Karel is een achterneef van Bertha Overweg-Frankenhuis. Hij zocht met andere woorden zijn toevlucht tot familie.
        En zijn broer Jules dan? Over Jules staat op dienst Amsterdamse persoonskaart niets over Dordrecht. Zijn naam wordt ook niet genoemd op de lijst van 73 schoolgaande joodse kinderen in Dordrecht, in tegenstelling tot Karel. Margaret: “Jules was twee jaar ouder dan Karel, dus ik denk dat hij al op kamers woonde als student oogheelkunde.” Toch schrijft Margaret dat haar ouders Bertus en Bertha “zich altijd hebben ontfermd” over Karel zowel als Jules. Maar daarmee bedoelt ze desgevraagd niet dat Jules ook in Dordrecht heeft gewoond, maar dat haar ouders de ouderloze broers “gastvrijheid en steun” boden.

Twee berichten in de rubriek Van komen en gaan

Twee berichten in de rubriek ‘Van komen en gaan’ van de ‘Dordrechtsche Courant’ melden (op 7.8.1940) zijn aankomst in Dordrecht vanuit Den Haag en (op 24.7.1941) zijn vertrek naar Den Haag.
Foto Krantencollectie RAD

Oranjelaan op nummer 89

In Dordrecht woonde Karel op de Oranjelaan op nummer 89,
het huis links van de lantaarnpaal met een boog boven het toegangspad.
Foto Google Streetview

Verschillend
Karel is slechts kort in Dordrecht gebleven. Op 23 juli 1941, krap een jaar later, vertrok hij opnieuw naar het ouderlijk huis aan de Bezuidenhoutseweg. Zijn broer Jules was daar nog. Vervolgens zijn zij allebei op 10 juni 1942 van Den Haag naar Amsterdam gegaan, blijkens hun Amsterdamse archiefkaart naar een verschillend adres. Karel meldde zich op het adres Molenbeekstraat 12 I; Jules in de Dintelstraat op nummer 54 2 hoog.
        Het merkwaardige is nu dat zich op het adres Dintelstraat 54 ook de ouders van Jules bevonden, Mozes en Elfriede. Vermoedelijk hielden zij zich dus schuil in deze straat, want feitelijk woonde het gezin in Den Haag. Waarom zoon Karel zich naar een ander adres heeft begeven, is niet duidelijk. Was hij daar veiliger? Woonden er al te veel mensen in het huis aan de Dintelstraat?
        Hoe dan ook: Mozes en Elfriede werden later dat jaar opgepakt. Ze belandden tegelijk in Kamp Westerbork, op 10 december 1942. En twee dagen later, op de 12de, werden zij, ook samen, op transport gezet. Nog eens drie dagen later werden Mozes en Elfriede vermoord in Auschwitz – hij op 53-jarige leeftijd, zij als 47-jarige.
        In de zomer van datzelfde jaar 1942 was in Dordrecht het gezin Overweg verdwenen uit de woning aan de Oranjelaan. Margaret Overweg zet in detail uiteen waar haar ouders en de twee kinderen die zij hadden, Nollus en Emma, zoal verbleven. Dit relaas is uitgebreider verteld in verhaal 66 op deze website, hier wordt het voor de overzichtelijkheid en voor de verhaallijn, beknopter herverteld, aangevuld met nieuwe gegevens.

Nollus en Emma

Nollus en Emma, de eerste twee kinderen van
Bertus en Bertha Overweg, zijn vermoord in Auschwitz,
op 25 oktober 1944, 9 en 6 jaar oud.
Foto Website ‘Joods Monument’

NSB-agent
Eerst waren de ouders en de kinderen nog samen, aldus Margaret. Vanaf 1 augustus 1942 doken zij allevier onder bij de familie Visser in Voorburg. Later in de zomer verstopten Bertus en Bertha zich bij het kinderloze echtpaar Wim en Suus Günther dat in de Laan van Meerdervoort in Den Haag woonde, op nummer 649. “De heer Günther was president-commissaris van de NS Optische en Medische Instrumentenhandel, aan de Groenmarkt 50 in Dordrecht.”
        Nollus (Dordrecht, 18.1.1935) en Emma (Dordrecht, 29.10.1937) konden hier, maar nu apart van hun ouders, terecht bij een ander, eveneens kinderloos echtpaar. Vanaf februari 1943 verstopten zij zich bij Willem (‘Wim’) Ras (1905) en Catharina (‘To’) Ras-Visser (1901), wonend in de Zonneoordlaan 53 in Ede. Het contact met de familie Ras-Visser, die clandestien ‘Vreugdenhil’ heette, was volgens Margaret tot stand gekomen via ene Miep de Man uit Dordrecht, de echtgenote van Izaäk de Man.
        Op 7 januari 1944 sloeg het noodlot toe. Nollus en Emma werden opgepakt door de agenten Jacobus van der Sluis en Abraham Kipp. Ook To en Wim Ras werden gearresteerd, net als het echtpaar De Man, dat net op bezoek was. Allen werden zij eerst opgesloten in het Huis van Bewaring in Arnhem, daarna werd iedereen overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. De families Ras en De Man zijn later vrijgelaten.
        Wie heeft de aanwezigheid van Nollus en Emma en de anderen verraden? Dat was Kipp, “de enige NSB-agent bij de Edese politie, een beruchte jager op joodse onderduikers”, weet Margaret. “Het noodlot wilde dat Kipp met vrouw en twee jonge kinderen in dezelfde Zonnenoordlaan woonde, op nummer 59.” Zij voegt hieraan toe: “Kipp vluchtte na de oorlog naar Argentinië. Hij werd bij verstek ter dood veroordeeld, maar is nooit gevonden, en is inmiddels overleden. Twee journalisten van het Haarlems Dagblad spoorden hem in Argentinië op in de jaren achtig. Maar hij kreeg er weet van, en verdween weer.”

Joodsche-Raadkaarten van Mozes en Elfriede Hartogs

Mozes en Elfriede Hartogs, de ouders van Karel en Jules, zijn tegelijk vanuit Westerbork op 12 december 1942 op transport gezet, zoals hun Joodsche-Raadkaarten laten zien. Drie dagen later werden zij vergast in Auschwitz.
Foto’s Arolsen Archives

Zorgzaam
Nollus en Emma zijn via Westerbork naar Theresienstadt getransporteerd. “Er zijn verhalen hoe lief en zorgzaam ze daar voor elkaar waren, maar ook voor anderen kinderen.” Vandaar zijn zij naar Auschwitz vervoerd, waar zij op 25 oktober 1944 zijn vergast, 9 en 6 jaar oud.
        In datzelfde Auschwitz zijn niet alleen de kinderen van Bertus Overweg omgebracht, óók zijn ouders (Nathan en Sara Overweg), zijn zus Trees en zijn broer Leo. Eén broer bleef er nu nog over, Ies, maar die is in 1946 verdronken, “toen hij met zijn gezin aan zee was”, aldus Margaret.
        Bertus en Bertha wisten levend het eind van de oorlog te halen. Kort daarna drong tot hen door dat zij hun kinderen niet meer terug zouden zien. Het echtpaar reisde naar Engeland, naar Southport, voor een bezoek aan de ouders van Bertha Frankenhuis, een zus en een broer en schoonzuster. De familie Frankenhuis had in Engeland, in Oldham, Lancashire, een fabriek in katoenafval opgezet.
        Tijdens hun verblijf in Southport kregen Bertha en Bertus hun nieuwe kind, op 2 juli 1946: Margaret. De bevalling had plaats in het huis van een oom en tante van Margaret, Salo Frankenhuis en Trudy Frankenhuis-Menco.
        Bertus en Bertha waren inmiddels 42 jaar oud. Bertus zelf was alweer teruggegaan naar Nederland om er een nieuw bestaan op te bouwen. Met zijn vrouw en Margaret ging hij uiteindelijk wonen in de Wildhoeflaan in Den Haag, op nummer 38. In dat pand begon hij een nieuwe tandartspraktijk. En op 10 januari 1948 werd daar Herman Frank geboren, hun vierde kind.

Joodsche-Raadkaarten van Karel en Jules

De Joodsch-Raadkaarten van Karel en Jules. Zij hebben de oorlog in de onderduik overleefd.
Foto’s Arolsen Archives

Ceramstraat 96

Na de oorlog woonde Karel weer even in Dordrecht, in de Ceramstraat op nummer 82 (nu: 96, bij de groene voordeur).
Foto Google Streetview

Bekeuring
Karel en Jules hadden de Holocaust overleefd, in de onderduik. Hoe verliep hun naoorlogse leven?
        Zoals al gemeld keerde Karel nog één keer terug naar Dordrecht, op 21 december 1945. Wat de reden daarvoor was, is niet bekend. Maar vaststaat dat hij een woning betrok in de Ceramstraat, op nummer 82 rood (nu: 96).
        Karel is in de nazomer van 1946 even in Engeland geweest, in Southport. Margaret vertelt er deze anekdote over: “Het verhaal gaat dat ik, toen ik in 1946 was geboren in Engeland, als baby van zes weken met mijn moeder en op schoot bij Karel in het vliegtuig naar Nederland ben gegaan.”
        In Dordrecht kreeg Karel op vrijdag 7 juni een bekeuring van hulpagent C. van Loon, omdat hij op een rijwiel zonder licht reed: de regels werden weer strikt toegepast.
        In een onbekend jaar is Karel Hartogs, op enig moment afgestudeerd als ingenieur, vervolgens naar Israël geëmigreerd. Margaret: “Daar is hij getrouwd met Hadassa. Ze kregen één zoon, Eyal, die makelaar in onroerend goed is geworden.”
        Later zijn zij in Den Haag gaan wonen. Karel scheidde van Hadassa en kreeg een relatie “met ene Marjo”. In Den Haag werkte hij bij het ingenieursbureau Lummus. Klaarblijkelijk is Karel toch weer teruggegaan naar Israël, want hij stierf daar op hoge leeftijd (96) in Herzliya.
        Zijn broer Jules is oogarts geworden in Doetinchem en kreeg twee zonen, Maurits en Leon. Maurits kwam jong om het leven bij een auto-ongeluk, Leon ging als advocaat werken in zijn geboortestad.

links Karel met baby Margaret en rechts Jules, zijn vrouw Ria en hun zoons Maurits en Leon

Op deze foto, ook gemaakt in oktober 1947, is Karel Hartogs met baby Margaret, geboren in 1946, onderweg naar het strand in Scheveningen.
Foto Privébezit

Een foto van Jules Hartogs met zijn vrouw Ria en hun zoons Maurits en Leon. De foto is gemaakt in oktober 1961 ter grelegenheid van hun 12,5-jarig huwelijk, bij De Krent in Hummelo, een horecabedrijf in de Achterhoek, ook  officieel ‘De Gouden Karper’ geheten.
Foto Privébezit

Curaçao
Bertus verliet Nederland opnieuw, toen in 1950 een volgende wereldoorlog dreigde als gevolg van de Koreacrisis. Hij emigreerde met zijn gezin naar Curaçao en zou daar blijven tot 1959. Doordat het eiland een Nederlands gebiedsdeel was, hoefde hij zijn tandartsdiploma niet opnieuw te halen. Volgens Margaret was de Curaçaose periode “heerlijk zorgeloos”, schrijft zij. “Zon, strand, vrienden en gezelligheid.” De Overwegs waren er lid van “de bloeiende joodse gemeente” en bezochten er de “prachtige, oude synagoge”.
        Maar Bertha kreeg ernstige geelzucht en dat noodzaakte het gezin ertoe naar Nederland terug te keren, in 1959. Het weerzien veroorzaakte “heftige emoties” bij Bertus en Bertha, meldt Margaret. “Alle doorstane oorlogsellende kwam weer extra bij hen boven.” Ze woonden eerst in Scheveningen, aan de Zeekant op nummer 66, waar ze een verdieping huurden van een collega-tandarts. Later werd er verhuisd naar de Gerrit Kasteinweg in Den Haag.
        Bertus kreeg intussen hartproblemen. Wegens een dreigend infarct moest hij enkele maanden rust houden. Hij wilde geen eigen praktijk meer en trad daarom in dienst “bij een chronisch zieke collega, van wie hij permanent de praktijk waarnam”. Desondanks wist het echtpaar, volgens Margaret, “steeds weer een gastvrij en warm huis te creëren, waar familie en vrienden zich zeer welkom voelden”.
        Margaret zelf ging in 1964 Engels studeren aan de Universiteit Leiden. Ze haalde haar kandidaats en later nog het examen tolk-vertaler Engels. Haar broer Frank kwam na stagejaren in Duitsland, Engeland en Frankrijk én na een avondopleiding aan de Hogere Textielschool ‘De Maere’ in Enschede, terecht bij het familiebedrijf Frankenhuis & Zn. in Haaksbergen.

Karel Hartogs en zijn vrouw Hadassa

Deze kleurenfoto van een oudere Karel Hartogs en zijn vrouw Hadassa is gemaakt op 20 mei 1969, tijdens het diner ter gelegenheid van het huwelijk van Margaret Mogendorff-Overweg en Louis Mogendorff, op 20 mei 1969.
Foto Privébezit

Hartinfarct
In mei 1969 trouwde Margaret met Louis (‘Lout’) Mogendorff en ging met hem wonen in diens woonplaats Arnhem. Hij was mededirecteur van het familiebedrijf ILMO, een groothandel in toiletartikelen die levert aan drogisterijen en warenhuizen. ILMO staat voor Ies en Louis Mogendorff en is opgericht in 1903. Lout zelf was in de oorlog ondergedoken geweest bij de familie Reinders in Dieren, zijn ouders in Amsterdam. Na de oorlog kreeg Lout nog twee broers, Dolf (1946) en Michael (1949).
        Margarets broer Frank trouwde met Liberta van den Bergh in 1971; het paar ging wonen in Boekelo. Het kreeg vier kinderen, twee tweelingen. Een van de kinderen is op anderhalf-jarige leeftijd door een ongelukkige val overleden.
        Bertus en Bertha, het voormalige Dordtse echtpaar, verhuisden in 1974 naar een serviceflat in Oosterbeek om dichter bij hun kinderen te wonen. “Zij hebben nog volop van hun kleinkinderen kunnen genieten.” In 1979 overleed Bertus op 3 december aan een hartinfarct. Bertha verhuisde in 1986 naar het joodse bejaardenhuis Beth Zikna in Arnhem, later naar het verpleeghuis Regina Pacis. Zij stierf op 1 maart 1999, bijna 95 jaar oud.
        Margaret meldt tot slot dat zij en broer Frank “terugkijken op een gelukkige jeugd”. “Wij kregen volop de gelegenheid ons te ontplooien. Wij hadden nooit het gevoel dat wij oude ouders hadden, vooral omdat zij jongere vrienden hadden. Ondanks het voelbare verdriet van onze ouders, heerste er een warme en vaak vrolijke sfeer in het gezin.”








< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'