Het voorbije joodse dordrecht
Dordtse jodenjagers zorgen met
inval voor drama in Zwijndrecht
Een ongedateerde foto van hoofdonderwijzer Tjepco Nawijn, die drie joden in zijn woning aan de Lindelaan verborg. |
Het speelde zich allemaal af aan de overkant, in Zwijndrecht. Maar het drama is met allerlei draden verbonden met Dordrecht.
De politiemannen die de inval samen met Feldgendarmen pleegden in de woning in de gindse Lindelaan, Harry Evers en Gerard Wolsink, kwamen uit Dordrecht. De drie joden die zij aantroffen bij de familie Nawijn, werden vervolgens afgevoerd naar Dordrecht – samen met hun jodenhelper, de hoofdonderwijzer Tjepco Nawijn.
In de dagrapporten van de Dordtse politie staat dat de vier opgepakte personen op vrijdag 17 maart 1944 om 03.15 uur in opdracht van de Sicherheitspolizei (SD) in bewaring zijn gesteld. En om 15.30 uur werden de arrestanten onder geleide van opperwachtmeester J. van Slooten en twee andere begeleiders op transport gesteld naar de SD in Rotterdam.
Met de wetenschap van achteraf zijn die mededelingen, vervat in Rapportnummer 077, ijselijk. Ze zijn een vooraankondiging van de naderende dood. Alle vier de opgepakte personen uit Zwijndrecht zijn daarna in concentratiekampen omgebracht, drie omdat zij joods waren, Nawijn wegens jodenbegunstiging. Het politiejournaal is op papier een laatste levensteken van hen.
Er was meer dat het drama aan Dordrecht bond. Twee van de drie kinderen van Tjepco en Jacoba Nawijn, Arjen en Sytze, gingen in Dordrecht naar de hbs. En het proces tegen de toenmalige burgemeester van Zwijndrecht, de NSB’er Abraham Aeckerlin, had plaats in de Dordtse Kamer van het Haagse Gerechtshof, in mei 1949. Aeckerlin stond terecht omdat hij de jodenjager Evers op de hoogte had gesteld van de verblijfplaats van één van de drie verborgen joden, mejuffrouw Marianne Alida Hamburger uit Boskoop. Hij had haar verraden.
En tijdens die inval vond de politie de twee andere joden, Irma Weil uit het Duitse Offenburg en mr. Joseph Winkel uit Den Haag.
Diezelfde Aeckerlin was trouwens een oud-Dordtenaar. Gedurende twee periodes, van 1918 tot 1921 en van 1927 tot 1935, woonde hij er, eerst als student aan de mts, later als directeur van een elektrisch bureau.
Al deze connecties met Dordrecht zijn reden geweest om die nachtelijke inval in Zwijndrecht, die vier mensen met de dood moesten bekopen, te beschrijven op deze Dordtse Stolpersteine-website. Bij uitzondering wordt de blik hier eens gericht op de overkant.
De foto links boven is vanaf de Ringdijk en de Onderdijkserijweg gezien het begin van de Lindelaan, gefotografeerd in november 2020. Het pand waarin de familie Nawijn woonde, op nummer 9, bestaat niet meer; het is gesloopt. De straat begint nu rechts bij nummer 13. |
Pagina’s uit de burgerlijke stand van Zwijndrecht. Op 30 juni 1914 kwam het gezin Nawijn vanuit het Zuid-Hollandse dorp Waarder (tegenwoordig onderdeel van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk) in Zwijndrecht wonen, en daar werd op 31 mei 1924 als nakomeling zoon Sytze geboren. |
Gesloopt
Nummer 9 van de Lindelaan bestaat niet meer. Wie nu vanaf de Ringdijk naar beneden rijdt, ziet nummer 13 als eerste. Nummer 9 is gesloopt, evenals de voorgaande, aanpalende panden. Het is dan ook meer dan honderd jaar geleden dat de Friese leraar Tjepco Nawijn (Leeuwarden, 2 september 1883), zijn vrouw Jacoba Rookje Raat (Hekelingen, 12 november 1888) zich met hun twee kinderen in Zwijndrecht vestigden. Dat was op 30 juni 1914, op wat toentertijd nog als adres D43 heette, en wat de Lindelaan 9 is geworden. In de tussentijd hebben zich enige bouwkundige veranderingen voorgedaan.
Tjepco en Jacoba, beiden Nederlandse Hervormd, waren in haar woonplaats Hekelingen getrouwd, op 10 augustus 1911, 27 en 22 jaar oud. Voor die tijd had hij al verschillende onderwijsfuncties vervuld. In Castricum, in Wilp-Achterhoek en in Spijkenisse. In Waarder, waar hij op 16 augustus 1911 in dienst was gekomen, heeft hij klaarblijkelijk Jacoba ontmoet. Het echtpaar blijft nog drie jaar in Waarder wonen, totdat Tjepco per 1 juli 1914 wordt benoemd tot hoofd van de Openbare Lagere School no. I aan de Lindelaan.
Trof dat even: ze konden vlakbij naast de school, die er deels nog altijd staat, gaan wonen*. Samen met hun twee kinderen, die nog in Waarder waren geboren: Arjen (22 juni 1912) en Annetje Maaike (24 december 1913). Tien jaar na hun aankomst kreeg het gezin er nog een derde kind bij, Sytze, op 31 mei 1924.
Alleen op deze klassenfoto herkent Jaap Nawijn zijn vader Arjen: |
Foto’s van de familie Nawijn uit de studio van vader en zoon Beerman in Dordrecht. |
Dit is Jaap Nawijn, de zoon van Arjen Nawijn en kleinzoon van Tjepco. |
Foto’s
Arjen zowel als Sytze ging in Dordrecht naar de hbs aan het Oranjepark. In de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) zijn twee klassenfoto’s gevonden, van de jaren 1925-1926 en 1928-1929. Jacob Rocus Albert Nawijn (‘Jaap’, Olst, 2 maart 1952), de geraadpleegde latere zoon van Arjen, herkent zijn vader niet op de eerste foto. Maar op een briefje, dat met de voor- en achternamen van de leerlingen op de desbetreffende fotopagina is geplakt, is ook niet goed te lezen of er nu “A” of “S” Nawijn staat. Op de tweede ziet hij zijn vader direct zitten – in de tweede rij van achteren is hij de derde zittend van rechts naar links, naast de man met de bril.
Van Annetje Maaike is ook een Dordts gegeven bekend, van latere tijd. Zij verliet Zwijndrecht op 11 juli 1939, inmiddels 25 jaar oud, om in de Ceramstraat op nummer 49 (omgenummerd tot: 33) als assistent in de huishouding te gaan werken. Dat heeft ze iets meer dan een jaar gedaan, want op 19 augustus 1940 vertrekt ze naar Medemblik, naar het adres Westersingel 25.
Nederland is dan al volop verwikkeld geraakt in de Tweede Wereldoorlog. Vader en moeder Nawijn zijn nu vijftigers, hun eerste twee kinderen dertigers. Albert, de oudste, bevindt zich in die tijd in Indonesië. Hij had voor de oorlog de tropische tuinbouwschool doorlopen en was naar Indonesië gegaan. Daar was hij aan het planten op een rubberplantage. Albert wordt vastgenomen, geïnterneerd in een Jappenkamp en tewerkgesteld aan de Birmaspoorweg.
Deze zogeheten Dodenspoorlijn is tussen 1942 en 1944 aangelegd tussen Nong Pladuk in Thailand en Thanbyuzayat in Birma (Myanmar nu) in door Japan beheerst gebied. Hij heeft alle onheil daar “wonderwel” overleefd, meldt Jaap Nawijn, die raadslid voor de VVD was in Heemstede (1988-2002), Statenlid in Noord-Holland (1995-2003), oud-burgemeester van Ouder Amstel (2003-2007), Heemskerk (2007-2012) en van de gemeente Hollands Kroon (2012-2019).
Zijn broer Arjen was net voor de oorlog verloofd met de joodse Ella Clara Hamburger, geboren in Boskoop op 8 september 1918. Trouwen konden zij pas na de oorlog, toen de joden niet meer voor hun leven hoefden te vrezen. Tijdens de oorlog mag een jongere zus van Ella, Marianne, komen onderduiken bij de ouders van Arjen Nawijn, Tjepco en Jacoba. En die “jodenbegunstiging” gaat vader Tjepco het leven kosten.
Drie krantenberichten die met de familie Hamburger te maken hebben: over het huwelijk (in de ‘Haagsche Courant’ (HC) van 3.12.1915, de geboorte van zoon Albert (HC, 26.12.1917) en de geboorte van Ella Clara (HC 11.9.1918) |
Plantage
Noodzakelijkerwijs wordt hier eerst de familie Hamburger geschetst.
De vader van het gezin is de arts Jacob Hamburger (Nijkerk, 10.9.1885), de moeder Anna Trijbits (Gouda, 20.7.1886). Na hun huwelijk in Gouda op 1 december 1915 − hij een 30-jarige, zij 29 − bleef het joodse echtpaar in Boskoop wonen, in de Burgemeester Colijnstraat op nummer 60, naderhand verderop, op nummer 193. Blijkbaar had Jacob Hamburger in deze gemeente al zijn praktijk.
In Boskoop werden hun drie kinderen geboren, een zoon en twee dochters. Achtereenvolgens waren dit: Albert (26.12.1917), Ella Clara (8.9.1918) en nakomeling Marianne Alida (24.8.1924).Hetzelfde patroon tekende zich af bij de familie Nawijn: eerst twee kinderen kort na elkaar, maar de derde veel later pas.
In de oorlog hebben Jacob en Anna, zo vertelde hun kleinzoon Jaap Nawijn, veilig kunnen onderduiken in Apeldoorn. Ella vond onderduik in Voorburg. Sytze woonde nog thuis in de Lindelaan, maar kon “gelukkig bijtijds” wegkomen en “is dus niet meegenomen door de moffen”. Al deze vier mensen hebben de Holocaust zodoende weten te overleven.
Zo niet Marianne. Zij werd via Arjen Nawijn, de verloofde van Ella, ondergebracht bij zijn ouders, Tjepco en Jacoba.
De naoorlogse, Amsterdamse gezinskaart van de familie Hamburger toont allerlei gegevens over de gezinsleden. |
De Haagse persoonskaart van Irma Weil. Zij was een ongehuwde kinderjuffrouw. |
Ongehuwd
Marianne was echter niet de enige jood die het echtpaar Nawijn hielp onderduiken. Vanaf wanneer zij in de Lindelaan beschutting krijgen, is niet bekend, maar op een bepaald tijdstip bevonden zich ook Irma Weil en Joseph Winkels in de schoolhoofdwoning.
Irma was afkomstig uit het Duitse Offenburg, waar ze ter wereld was gekomen op 15 maart 1896. Zij werkte als kinderjuffrouw. Op 30 juli 1929 was de ongehuwde, joodse Irma vanuit Nijmegen naar Den Haag verhuisd, waar zij op het adres Kapelweg 19 vanaf 3.8.1929 inwoonde bij de weduwe Frank. In de oorlog kon zij terecht bij de familie Nawijn in Zwijndrecht.
Daar belandde op enig moment ook de wat oudere mr. Joseph Winkel (‘Jos’, Den Haag, 29.5.1881). Hij was wél getrouwd, op 17 december 1908 met Klaartje Gans (Rotterdam, 27.1.1884). Het echtpaar had al twee kinderen gekregen, beiden in Rotterdam: Hans (11.12.1909) en Elly (5.2.1911).
Het gezin woonde eerst op het adres Wolfshoek 125, later in de Voorschoterlaan op nummer 125. Vader Joseph had volgens de website ‘Joods Monument’, sinds hij in 1905 advocaat werd, zijn kantoor aan de Wijnhaven. Hans was ook advocaat en procureur geworden. Volgens de Rotterdamse gezinskaart is hij op 30 augustus 1933 vertrokken naar Leipzig. Zijn zus Elly werd journaliste, zij vestigde zich per 28 februari 1936 in Amsterdam.
De Rotterdamse archiefkaart van mr. Joseph Winkel. Hij dook in de oorlog onder bij de familie Nawijn. |
Vol-joods
Opvallend aan die archiefkaart is dat bij alle gezinsleden in de kolom over een eventueel lidmaatschap van een kerkgenootschap “geen” is ingevuld. Maar het was maar ten dele waar dat zij geen geloof hadden. In het tijdschrift Pro Memorie, waarin “bijdragen tot de rechtsgeschiedenis der Nederlanden” worden gepubliceerd, heeft kleinzoon Laurens Winkel in een korte biografie (aflevering 1 van jaargang 18: 2016) hierover uitleg gegeven.
“Klaartje Winkel-Gans had een Joodse vader en een niet-Joodse moeder. Zij was echter met Jos Winkel getrouwd, die volgens de Neurenberger wetten en de daarop gebaseerde verordeningen van de Duitse bezetter als vol-Joods gold. In het geval van huwelijk van iemand die als Joods gold met een – in de termen van de Tweede Wereldoorlog – half-Jood, golden volgens de Duitse regelgeving beiden als vol-Joods. Daarom werd dochter Elly ook als vol-Joods beschouwd en Hans en Helena Winkel-Rauws als gemengd gehuwd.”
[Hans trouwde op 20 april 1940 met Helena. Nog een toelichting is dat Laurens Winkel ter gelegenheid van zijn emeritaat op 10 oktober 2014 een stichting heeft opgericht, met het oogmerk de beoefening van de rechtsgeschiedenis “in ruime zin te bevorderen”. Die stichting is genoemd naar zijn grootvader Joseph, die 36 jaar advocaat was aan de Rotterdamse balie, en heet voluit het Mr. Joseph Winkel Studiefonds Rechtsgeschiedenis. Het is bedoeld als een steunfonds, red.]
Deze persoonskaart uit het Dordtse archief laat zien dat Aeckerlin ook in Dordrecht heeft gewoond en gewerkt. |
Het rechtbankverslag in het ‘Nieuwsblad voor de Hoeksche Waard en IJsselmonde’ van het proces tegen NSB-burgemeester Aeckerlin, die ervan werd beschuldigd door verraad vier mensen de dood te hebben ingedreven. |
In de ‘Dordrechtsche Courant’ van 29 juni 1942 wordt bericht dat A. Aeckerlin tot burgemeester van Zwijndrecht is benoemd. |
Zitting
Joseph Winkel werd door de Duitsers ‘gewoon’ als een jood beschouwd. Daar kwam hij achter in die fatale nacht van 15 op 16 maart 1944. Politiemannen stormden het huis in de Lindelaan binnen en vonden daar liefst drie joden: Marianne, Irma en Joseph. Samen met hoofdonderwijzer Tjepco Nawijn werden zij overgebracht naar Dordrecht. Eén van de aanwezige politiebeambten was Harry Evers uit Dordrecht, die “na de oorlog beweerde in het verzet te hebben gezeten”, noteert Laurens Winkel in een voetnoot.
Wat was er nu precies gebeurd? Uit het verslag van het proces tegen de Zwijndrechtse NSB-burgemeester Aeckerlin, geplaatst in het Nieuwsblad Hoeksche Waard en IJsselmonde van 20 mei 1949, valt dit te reconstrueren.
Getuige S. Nawijn vertelde de Dordtse Kamer van het Haagse Bijzonder Gerechtshof dat Evers de leiding had van de operatie, waarbij hij hulp had van zijn Dordtse collega en mede-jodenjager Gerard Wolsink en enkele Feldgendarmen. Aeckerlin verklaarde tijdens de zitting dat hij van zijn Rotterdamse collega Müller een brief had ontvangen, waarin “deze schreef uit Brabant te hebben vernomen, dat bij Nawyn een Joodse vrouw als huishoudster optrad en waarin hij verzocht een onderzoek in te stellen”.
Ter hand
Aeckerlin had er “de Zwijndrechtse politie niet in willen mengen” en had daarom de politieke politie in Dordrecht opgebeld. Evers en Wolsink kwamen bij hem langs, Ackerlin las de brief voor en verzocht “hen de zaak verder ter hand te nemen”. Evers zei dat “hij dit zou doen”. De volgende nacht had Evers Aeckerlin uit bed gebeld en “hem verteld dat er niet één, maar twee Jodinnen en een Jood waren gearresteerd”.
Aeckerlin verklaarde tijdens de zitting dat hij noch de SD noch de Feldgendarmerie had gebeld. “Evers had hem verzocht verder voor de arrestanten te zorgen en dat had hij gedaan.” In die nacht was Aeckerlin om “ongeveer 1 uur” in de woning van de Nawijns gekomen. Volgens “getuige S. Nawyn” (Sytze Nawijn, red.) had Aeckerlin toen gezegd dat “allen in huis moesten worden gearresteerd”. Echter, “op bevel van een Duitser werden alleen de 3 Joodse personen en de heer Nawyn meegenomen”.
Daarop zei de procureur-fiscaal mr. J.E. Visser, de openbare aanklager, tegen burgemeester Aeckerlin: “U wist toch wat het lot van Joden was, die bij de politieke politie werden aangebracht?”
Aeckerlin schudde het hoofd: “Nee, dat wist ik niet. Ik beschouwde het verzoek van Müller als een bevel en omdat ik dacht, dat er misschien Zwijndrechtse gijzelaars zouden worden doodgeschoten wanneer ik er geen werk van maakte, heb ik de politieke politie gebeld.”
Dit zijn de aantekeningen in het dagrapport van de Dordtse politie over de binnenkomst en het vertrek |
Geld
Terug naar het Dordtse politiebureau aan de Groenmarkt waar de vier arrestanten uit Zwijndrecht zaten opgesloten. Hoe ging het nu verder met hen?
In het dagrapport van de Dordtse politie van vrijdag 17 maart staat om 03.15 uur dat zij zich daar in bewaring bevinden. Later die dag, om 15.30 uur, wordt genoteerd dat de vier op transport zijn gesteld naar de Sicherheitspolizei in Rotterdam, onder geleide van opperwachtmeester J. van Slooten en twee andere agenten.
Curieus aan de meldingen over de vier in het politiejournaal is dat zij allen kennelijk nogal geld bij zich hadden, sommigen hoge geldbedragen zelfs. Hoofdonderwijzer Tjepco had slechts ƒ 8,60 bij zich en Irma ƒ 38,00, maar Joseph ƒ 302,59 en Marianne ƒ 501,92. Waarom dit zo was, is niet bekend.
Tjepco Nawijn is op 8 april 1944 van het Rotterdamse hoofdbureau aan de Haagsche Veer overgebracht naar Kamp Vught. Op zijn Rotterdamse arrestantenkaart staat dat hij behalve dat beetje geld voornamelijk “Schmuck” bij zich droeg, sleutels bijvoorbeeld, drie potloden, een stuf, een portemonnaie en een horloge.
Volgens Laurens Winkel werden Joseph en zijn twee mede-onderduikers Irma en Marianne op 1 april 1944 naar Kamp Westerbork vervoerd. Marianne, ook ‘Nan’en ‘Nannie’ genoemd en studerende, werd daar volgens haar persoonskaart uit het archief van de Joodsche Raad opgesloten in Barak 70. Joseph “werd ondergebracht in de strafbarak, maar had daar wel de mogelijkheid met andere geïnterneerden te spreken, zoals zijn broer Michiel”, ook daar geïnterneerd.
De Joodse-Raadkaarten van twee van de drie joodse arrestanten uit Zwijndrecht: Marianne en Irma. |
Van de familie Hamburger is alleen een foto van Marianne Alida beschikbaar. Zij is het gezinslid dat in Auschwitz werd vermoord, op 20-jarige leeftijd. De originele zwartwit-foto is ten behoeve van de website ‘Oorlogsbronnen’ ingekleurd. |
De Rotterdamse arrestantenkaart van Tjepco Nawijn, die samen met zijn vrouw Jacoba drie joden in hun huis had verstopt. Via Kamp Vught belandde hij in het concentratiekamp Sachsenhausen in Oranienburg. |
Negen maanden
Marianne Alida Hamburger is vier dagen later al, op 5 april 1944, naar Auschwitz gedeporteerd. Daar is zij niet meteen bij aankomst vermoord, maar negen maanden later pas, op 31 januari 1945. Zij is twintig geworden. Het kindermeisje Irma Weil was op dezelfde dag als Marianne, 5 april 1944, in Westerbork de treinwagon in gedirigeerd, maar is al snel vergast: op 31 augustus 1944 in Auschwitz, als 48-jarige.
Joseph Winkel is volgens Laurens Winkel op 3 september 1944 met de laatste trein, “net als Anne Frank” op transport naar Auschwitz gesteld. “Hij kwam daar terecht in de quarantainebarak, waar hij nog een lezing hield over Spinoza.” Winkel meldt dat deze barak nog altijd bestaat. Hij heeft de barak bezocht in oktober 1989. Joseph Winkel is op 19 januari 1945, ruim drie maanden later, vermoord, 63 jaar oud. Winkel meent: “Bij de ontruiming van Auschwitz is hij, naar ooggetuigen vermeldden, hoogst waarschijnlijk neergeschoten, op of omstreeks 19 januari 1945.”
En de onderduikgastheer, Tjepco Nawijn? Hij, gevangenennummer 98917, is volgens het Totesbuch KZ Sachsenhausen in dit concentratiekamp in het Noord-Berlijnse Oranienburg overleden, even ten noorden van Berlijn, op 25 januari 1945. Tjepco is 61 jaar oud geworden.
Tjepco Nawijn overleed volgens het Totenbuch van Sachsenhausen op 25 januari 1945. |
Na de oorlog heeft ‘S. Nawyn’ (Sytze Nawijn) bij Amerikaanse instanties navraag gedaan naar de verblijfplaats van zijn vader. Dordtenaar V.d. Breker zou hem op 9 april 1945 in Regensburg hebben gezien, wachtend op een ambulance. Maar Tjepco Nawijn was maanden eerder al overleden. |
Rode Kruiskaart Tjepco |
Ambulance
Alle opgepakte betrokkenen bij het Zwijndrechtse drama waren om het leven gebracht, maar dat was natuurlijk niet direct duidelijk. Het informatiebureau van het Rode Kruis in Den Haag kreeg het verzoek om na te gaan waar Tjepco was gebleven. Het laatste adres dat bekend was, was Vught en “probably”, mogelijk, was hij gedeporteerd naar Oranienburg. Dat verzoek was afkomstig van Tjepco’s zoon Arjen.
Deze woonde inmiddels in Gorinchem – eerst op het adres Krommenhoek 7. Na het huwelijk met zijn vooroorlogse verloofde Ella Hamburger op 20 december 1945 in het raadhuis van Boskoop, was hij met haar in de Gorkumse Molenstraat gaan wonen, op nummer 58.
Hij benaderde niet alleen Rode Kruis, maar op 11 mei 1946 ook het Centrale Tracing Bureau van de UNNRA. De afkorting staat voor United Nations Relief and Rehalibilitation Administration, het was een internationale commissie in november 1943 opgezet om hulp te verlenen in te bevrijden landen.
Op het formulier van de UNNRA stond een hoopvolle aantekening, namelijk dat Tjepco op 9 april 1945 in Regensburg was gezien door een zekere heer V.d. Breker uit Dordrecht, terwijl Tjepco stond te wachten op een ambulance die hem zou repatriëren naar Nederland. Of de afdeling van de UNNRA in Regensburg, of de plaatselijke politie misschien iets konden melden over “welfare and present whereabouts”?
Op 8 juni 1946 kwam de melding door dat beide instanties geen “record of the subject” hadden. Dat kon ook helemaal niet, want Tjepco Nawijn was al sinds januari 1945 dood. Alle hoop was ijdel geweest.
Voor de oorlog was ze al verloofd, maar pas na de oorlog kon Ella Hamburger trouwen met Arjen Nawijn, op 20 december 1945 in het raadhuis van Boskoop. |
Overlevende
De naoorlogse onwetendheid, en chaos, rond al of niet joodse kampgevangenen, bracht niet alleen telkens weer droefheid. Er waren ook overlevenden, zoals al is aangegeven.
De echtgenote van Tjepco, Jacoba, kon haar leven na de oorlog voortzetten, samen met haar drie kinderen. Deze begonnen nu een eigen leven op te bouwen.
De ene zoon, Arjen, trouwde dus met zijn vooroorlogse verloofde Ella Hamburger in het raadhuis van Boskoop. Het echtpaar ging later in Olst wonen en kreeg vier kinderen: Marianne, Tjepke, Jaap en Annetje. In het Overijsselse Olst was Arjen Nawijn burgemeester, van 1950 tot 1966, daarna was hij burgemeester van Zandvoort, van 1966 tot 1977, Arjen Nawijn is op 2 augustus 2006 in Amstelveen gestorven, op 94-jarige leeftijd.
Van Annetje en Sytze zijn slechts spaarzame, naoorlogse gegevens gevonden. In De Dordtenaar van 11 augustus 1953 werd gemeld dat Annetje was benoemd tot tijdelijk onderwijzeres aan de Zwijndrechtse kleuterschool ‘De Zonnestraal’. Op 16 juni 1954 berichtte dit dagblad dat zij was gekozen tot hoofd van een gemeentelijke kleuterschool in Dordrecht. Sytze werd in Zwijndrecht eerst ambtenaar derde klasse ter secretarie, per 18 oktober 1948 werd hij benoemd tot klerk eerste klasse ter gemeentesecretarie van Nieuwer-Amstel.
Daarna kwamen de namen van Annetje en Sytze niet meer in De Dordtenaar voor; ze verdwenen ‘uit het zicht’. Anno 2022 zullen zij, geboren in 1913 en 1924, waarschijnlijk niet meer in leven zijn.
Hun moeder, de weduwe Jacoba Nawijn-de Raat, is overleden als 81-jarige, op 20 februari 1970 in Arnhem. Zij is in stilte gecremeerd in Dieren.
Tjepco en Jacoba zijn beiden erkend als verzetslieden. Zij kregen het Verzetsherdenkingskruis. Tjepco’s naam staat op de Erelijst van Gevallenen 1940-1945, die in te zien is in de hal van de ingang van de Tweede Kamer aan het Binnenhof.
Overlijdensberichten van mensen |
In stilte
Op Marianne na hebben de overige gezinsleden Hamburger de Shoah overleefd: vader Jacob, moeder Anna, dochter Ella en zoon Albert.
Jacob Hamburger is overleden in Amsterdam op 3 november 1964, op 78-jarige leeftijd. Een jaar later ging zij vrouw Anna heen, ook te Amsterdam, ook op een derde november, in 1965. Zij is 79 geworden en in stilte begraven op de begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam.
Zoon Albert, de eersteling, huwde op 11 augustus 1947 met Heleen H. Koster en kreeg met haar de kinderen Mieke, Anneke, Jaap en Petra. Het gezin had uiteindelijk Amstelveen als domicilie. En de lotgevallen van dochter Ella zijn hierboven al vermeld, als echtgenote van Arjen Nawijn.
Ter nagedachtenis aan de vermoorde Marianne Alida is in Boskoop op 30 oktober 2021 een Stolperstein gelegd, bij de woning in de Burgemeester Colijnstraat 60. Dit is gebeurd in bijzijn van de families Hamburger en Nawijn.
Ook staat Nawijns naam op de Erelijst van Gevallenen, |
Voor Marianne Hamburger is in Boskoop een Stolperstein |
Verrader
En de NSB-burgemeester Aeckerlin (Maassluis, 14.10.1900), die op 5 mei 1945 in zijn Zwijndrechtse woning onmiddellijk werd gearresteerd?
Hem is verweten dat door zijn verraad vier mensen het leven hebben verloren. Tijdens het proces is vast komen te staan dat hij Harry Evers op de hoogte heeft gesteld van de verblijfplaats van Marianne Hamburger. “Aeckerlin had de bedoeling 1 Joods persoon en degene die haar verborgen hield te verraden”, zei de aanklager mr. Visser, “maar hij had er rekening mee moeten houden, dat er op dat adres meer Joden verborgen zouden kunnen zijn.”
Visser eiste niet de doodstraf, maar 16 jaar met aftrek en ontzetting uit de rechten. Hij beargumenteerde de lagere straf aldus: “Evenals alle Duitsers en verraders beweert verdachte, dat hij niet wist, dat Joden werden vergast. Ik wil aannemen, dat hij inderdaad op dat moment niet wist wat er met gearresteerde Joden gebeurde. Dit redt hem van de doodstraf.”
Mr. De Bakker, de verdediger van Aeckerlin, voerde aan dat verdachte “een idealist was, die helaas streed voor een verkeerde zaak”. Hij bepleitte “uiterste clementie”. De uitspraak volgde op 30 mei 1949: 11 jaar gevangenisstraf met aftrek van 8 mei 1945 af. Aeckerlin is op 9 april 1955 in vrijheid in Maasland gestorven, als 54-jarige.
***
Een jaar voordat Aeckerlin voor het gerecht stond, is op het Raadhuisplein, dus bijna in het zicht van Aeckerlins voormalige burgemeesterskamer, een oorlogsmonument onthuld, in 1948. Het bestaat uit een ronde zuil van witte natuursteen, die is bekroond met een bronzen beeld van een staande, naakte vrouw. Op haar rechterhand, aldus de uitleg van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, “draagt de vrouw een duif, in haar linkerhand houdt zij een lauwertak vast”.
Aan de voet van de zuil ligt een hardstenen plaat met vier bronzen plaquettes. De vierde is overigens pas aan het monument toegevoegd in 1995. Op de plaquettes staan de namen van militairen en verzetsmensen: de plaatselijke militairen die sneuvelden tijdens de meidagen van 1940, de lokale verzetslieden die zijn omgekomen in de strijd tegen de bezetter en ten slotte de Zwijndrechtse militairen die door oorlogshandelingen hun leven verloren in de periode 1942-1962 in het voormalige Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea.
Op een van de plaquettes staan zijn naam, als tweede: T.A. Nawijn.
In Zwijndrecht wordt onder anderen Tjepco Nawijn herdacht op een gedenkplaat bij het Oorlogsmonument op het Raadhuisplein. De foto is van kort na de onthulling in 1948. |
[** De voormalige openbare lagere school is gedeeltelijk afgebroken. Het is nu een verenigingsgebouw. Het toenmalige adres van de school, Lindelaan 1, bestaat niet meer. Dit is thans de Anna Paulownastraat, bij de Onderdijk.]
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'