Het voorbije joodse dordrecht

Jejkiel Gottlob en het einde van
een voorbijganger in Dordrecht

Dordtse politiebureau aan de Groenmarkt, links van het stadhuis

Kleermaker Gottlob bracht in maart 1942 uit eigen wil een nachtje door
in het Dordtse politiebureau aan de Groenmarkt, links van het stadhuis.
De foto is weliswaar uit de jaren twintig van de vorige eeuw,
maar vergeleken met 1942 (en ook nu) is er in aanzien niet bar veel veranderd.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (RAD; 555_12276)

Hij is maar even in Dordrecht geweest, amper zes uur.
        Maar Jejkiel Gottlob, van oorsprong een joodse Pool, is niettemin geregistreerd geworden, in het dagrapport van de Dordtse gemeentepolitie. En zo kwam het dat het bestaan van Jejkiel tientallen jaren later, toen de politiële dagjournaals waren gefotografeerd en getranscribeerd door de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen, bekend raakten.
        Wie is deze man die slechts ultrakort in Dordrecht heeft verbleven? En dat in maart 1942, midden in de Tweede Wereldoorlog?
        Wat heeft hem ertoe gebracht om vanuit zijn woonplaats Rotterdam, waar hij als kleermaker de kost verdiende, naar Dordrecht te gaan? En dat misschien nog wel op zijn fiets − want de politie noteerde dat hij een herenrijwiel bij zich had. Ging hij een besteld kledingstuk afleveren in Dordrecht? Of was hij in de stad op zoek naar nieuwe klandizie?
        Wat de reden ook was: ruim een jaar later liet Jejkiel het leven in Mauthausen. En dat niet alleen. In hetzelfde jaar werden ook de echtgenote en zoon van Jejkiel rücksichtslos vermoord, en daarnaast zijn vader, moeder, broer, zus én zijn schoonbroer. En dat enkel en alleen om wie zij waren: joden.
        Jejkiel Gottlob was allerminst een Dordtenaar. Het valt zeer te betwijfelen of ooit nog duidelijk zal worden wat hij op die dag in maart 1942 in Dordrecht deed. Maar hij is ter stede geweest en er zal een reden voor zijn geweest.
        Voor de redactie van deze Stolpersteine-website was zijn aanwezigheid aanleiding geweest om na te gaan wat Jejkiel vóór en na die nacht in het politiebureau aan de Groenmarkt is overkomen. Want ook passanten markeren de geschiedenis van het voorbije joodse Dordrecht.

Rotterdamse gezinskaart van Mendel Gottlob en Mindla Kratzer

De Rotterdamse gezinskaart van Mendel Gottlob en Mindla Kratzer, de ouders van Jejkiel.
Van hun vier kinderen zijn twee in Polen geboren, de overigen in Rotterdam.
Foto Stadsarchief Rotterdam

Sint Jacobbstraat in Rotterdam

Het gezin Gottlob woonde, komend uit Antwerpen, vanaf 1 oktober 1920 in de Sint Jacobbstraat in Rotterdam,
op nummer 21a. Het Stadsarchief heeft van deze compleet verdwenen straat bij de voormalige Raambrug slechts één afbeelding beschikbaar, deze prentbriefkaart uit 1908.
Foto Stadsarchief (nr. PBK-1987-1112)

Vier kinderen
In datzelfde verre Polen waarin de meeste familieleden van Jejkiel meedogenloos zouden worden gedood, waren zij ook geboren. Van een veilig vaderland was het voor hen veranderd in een macaber doodsoord.
        Jejkiels vader heette Mendel Gottlob. Hij stamde uit Stara Wieś, een dorp op de grens met Oekraïne, waar hij op 2 maart 1886 geboren was. Jejkiels moeder was Mindla Kratzer. Zij had het levenslicht gezien op 19 mei 1886, in Kończyska, dat westelijker ligt, bij Krakau. Op 16 januari 1911 waren Mendel en Mindla in haar geboorteplaatsje in het huwelijk getreden.
        Vijf maanden later kondigde zich al hun eerste kind aan, Jejkiel, op 21 juni 1911. Zijn geboorte-oord was weer een ander, Zakliczyn, dat in de buurt van Kończyska ligt.
        In datzelfde Zakliczyn kregen Mendel en Mindla nog een zoon, Abraham Mozes, op 3 maart 1915. Daarna trokken ze er op uit, naar West-Europa, naar Antwerpen.
        Het was vanuit die Belgische stad dat het gezin op 1 oktober 1920 neerstreek in Rotterdam, op het adres St. Jacobsstraat 21a. In dat pand kwamen er nog eens twee kinderen bij: Helena Hendla (31.10.1923) en Bernard (18.1.1927). Mendel, slager van beroep, zou hier voorgoed aarden. Zijn gezinskaart vermeldt geen later woonadres.

gezinskaart van Jejkiel en Betje

Jejkiel, het eerste kind van Mendel en Mindla, trouwde met de autochtone Rotterdamse Betje van der Maas, op 27 april 1938. Later dat jaar werd hun enige kind geboren, Bernard, op 20 september, zoals blijkt uit de gezinskaart, voor- en achterzijde. Zij woonden eerst op de Hofdijk 44b, ten tijde van de oorlog in de Noorderstraat op nummer 32b.
Foto Stadsarchief Rotterdam (nr.4204_827)

geboorte van Bernard

De geboorte van Bernard stond,
zoals nog te doen gebruikelijk indertijd, in de krant,
in ‘De Maasbode’ van 24.9.1938.

Van Bernard, het zoontje van Betje en Jacob,
is op de Israëlische site van Yad Vashem
een zeldzame foto gevonden.

een zeldzame foto van Bernard, het zoontje van Betje en Jacob

Gottlaub
Aanvankelijk bracht het leven in Rotterdam de eerstgeborene Jejkiel veel goeds: hij ontmoette er een vrouw aan wie hij verslingerd raakte en dong zogezegd naar haar hand. Betje van der Maas was de naam van die beminde, zij was een heuse Rotterdamse, geboren op 12 november 1912. Op 27 april 1938 trouwden zij, 26 en 25 jaar oud. Betje’s vader was (de al overleden) Jacob van der Maas (Rotterdam, 11.6.1883 – Rotterdam, 21.5.1917; 33), haar moeder was Saartje Ensel (Gorinchem, 5.7.1883 – Wassenaar, 7.8.1950; 67).
        Vijf maanden na de bruiloft was er, op 20 september 1938, reeds een kind – precies zoals het bij Jejkiels vader was gegaan. Bernard heette de baby, die misschien wel was vernoemd naar Jejkiels jongste broer.
        Op de gezinskaart van Jejkiel en Betje is met pen geschreven dat de achternaam van Jejkiel en diens vader Mendel in de huwelijksakte (per abuis?) als “Gottlaub” is genoteerd. Met het oog op de komst van baby Bernard staat er in potlood: “Bij de geboorteaangifte den vader in overweging gegeven het kind aan te geven als “Gottlob”.” En dat is zo gebeurd.
        Jejkiel en Betje betrokken meteen na de huwelijksvoltrekking een eigen woning, aan de Hofdijk op nummer 44b. Op hun gezinskaart staat als beroep van Jejkiel ‘kleermaker’ ingevuld. Dat is ook meteen alles. Andere bijzonderheden over hem zijn niet aangetroffen in de nationale krantenbank ‘Delpher’. Hun levens voltrokken zich in bescheidenheid en in stilte.

Notities over het verblijf van Jejkiel Gottlob in het dagrapport van de Dordtse politie

Notities over het verblijf van Jejkiel Gottlob in het dagrapport van de Dordtse politie. Hij had zijn fiets bij zich, een herenrijwiel van het merk R.S. (René Stokvis). Jejkiel vroeg om nachtverblijf om 23.45 uur op dinsdag de 24ste maart 1942, de volgende ochtend om 05.30 is hij weer vertrokken.
Foto’s Erica van Dooremalen

Noorderstraat op nummer 32b in Rotterdam

Jejkiel, Betje en Bernard woonden ten tijde van de oorlog in de Noorderstraat op nummer 32b.
Foto Stadsarchief Rotterdam (nr.4204_827)

Rijwiel
Precies daarom is ook niet uit te pluizen waarom Jejkiel zich op 24 maart 1942 ineens in Dordrecht ophield. Hij was klaarblijkelijk op de fiets gekomen, die in het politiedagrapport wordt omschreven als een “R.S. H-rijwiel”. Dit zal waarschijnlijk een herenrijwiel zijn geweest, geïmporteerd door René Stokvis & Zonen, een Rotterdams handelsbedrijf.
        Wellicht kwam Jejkiel een kledingstuk brengen in Dordrecht, zoals in de inleiding al is geopperd, misschien was hij in Dordrecht op zoek naar nieuwe klanten. Hoe dit ook zij: in het politierapport staat dat op die dinsdag de 24ste “nachtverblijf aan het bureau” is verleend aan Jejkiel Gottlob, ene kleermaker uit Rotterdam.
        Het blijft gissen, maar misschien kon Jejkiel nergens in Dordrecht overnachten. Of het ontbrak hem aan voldoende geld.
        Vaststaat evenwel dat de politie hem in het hoofdbureau heeft laten slapen. Dat is in retrospectief opmerkelijk. Want Jejkiel was joods, de bezetter stond in 1942 al afdoende bekend om zijn virulente jodenhaat.
        Eerder dat jaar, in januari 1942, hadden de Duitsers de jodenvervolging “in hogere versnelling” gezet, schrijft de Dordtse historicus drs. Kees Weltevrede in 2021 in zijn boek We zijn vertrokken – dat gaat over het anti-joodse klimaat in Dordrecht. Dordtse joden werden uit het bedrijfsleven verwijderd, kleine middenstanders verloren hun zaak. In juli 1942 waren de eerste van de steeds grootschaliger wordende arrestaties van Dordtse joden, die werden uitgevoerd door Dordtse politieagenten, op last van de Sicherheitspolizei in Rotterdam.
        Met andere woorden: Jejkiel liep bepaald een risico toen hij in maart verzocht of hij een nachtje mocht doorbrengen op het politiebureau. Of hij heeft stom toevallig groot geluk gehad, doordat hij bereidwillige agenten trof.
        Jejkiel is in ieder geval niet vastgehouden of lastiggevallen. Het dagrapport van de volgende ochtend, de 25ste – zie de foto – stelt slechts: “Te 05.30 uur is de passant J. Gottlob vertrokken.”

Kaarten afkomstig uit de Duitse Arolsen Archives

Iets meer dan een jaar na zijn blijf in Dordrecht was Jejkiel dood.
Op deze vier illustraties, afkomstig uit de Duitse Arolsen Archives, tekent zich zijn ondergang af.
In het concentratiekamp Mauthausen zou hij “auf der Flucht” zijn “erschossen”, op 27 april 1943.
Foto’s Artosen Archives

Rotterdamse overlijdensakte van Jejkiel Gottlob

Rotterdamse overlijdensakte van Jejkiel Gottlob, opgemaakt 26 april 1950.
Foto Stadsarchief Rotterdam

Het overlijden van Jejkiel Gottlob stond in de Nederlandsche Staatscourant

Het overlijden van Jejkiel Gottlob stond na de oorlog in de ‘Nederlandsche Staatscourant’ van 23.2.1950.
Foto Delpher

JRkaart Betje

Moeder Betje werd op 13.2.1943
naar Westerbork afgevoerd en
op 5 april 1943 in Sobibor omgebracht.

Uitstel
Dat Jejkiel Gottlob Dordrecht ongehinderd kon verlaten, was echter slechts uitstel van executie. Iets meer dan een jaar later doodden de heersende nazi’s hem alsnog.
        Uit de Todesmeldung over hem valt af te leiden dat Jejkiel op 5 november 1942, dus zeven maanden na zijn bezoek aan Dordrecht, is opgesloten in het concentratiekamp Mauthausen (‘Eingewiesen in das KLM’ – Konzentrations Lager Mauthausen). Hij verbleef er in ‘Block 5’. Op 27 april 1943 is Jejkiel daar om “9.50 Uhr auf der Flucht erschossen”, in de leeftijd van 31 jaar. Of hij daadwerkelijk van plan was te vluchten, is niet meer vast te stellen.
        Vader Jejkiel was niet de eerste van het gezin die werd omgebracht. Betje, zijn echtgenote, is volgens de Rotterdamse arrestantenkaart op 4 januari 1943 ingesloten in het Rotterdamse politiebureau. Als woonadres is genoteerd: Noorderstraat 32b. Op 13 februari is zij gedeporteerd naar Kamp Westerbork. Haar zoon Bernard, nog pas 4 jaar oud, bevond zich daar al. Hij was in Rotterdam op 7 december 1942 “opgenomen” en de volgende dag onverwijld doorgestuurd naar Westerbork.
        Vanuit Westerbork gingen moeder en zoon meerdere weken later pas, maar tegelijk op transport, op 2 maart 1943. Het einddoel was Sobibor, de plaats gelegen in de grensstreek waar grootvader Mendel Gottlob vandaan kwam. Na drie dagen werden Betje en Bernard daar op 5 maart vergast, 30 en 4 jaar oud.
        De schoonfamilie van Betje ontkwam evenmin aan een gewelddadige dood. Mendel Gottlob, Jejkiels vader, zijn moeder Mindla, zijn broers Bernard en Abraham Mozes en zijn zus Helena zijn alle vijf op dezelfde dag in Auschwitz vermoord, op 3 augustus 1943, respectievelijk 57, 57, 16, 28 en 19 jaar oud.
        Michiel van der Maas (Rotterdam, 5.9.1915), de broer van Betje, was in het jaar ervoor al omgebracht in Auschwitz, op 15 augustus 1942. Michiel, een expeditieknecht van beroep die ook woonde op nummer 32 b van de Noorderstraat, is 26 geworden.

Arrestantenkaarten Betje

Arrestantenkaarten: moeder Betje werd op 4.1.1943 ingesloten in Rotterdam, op 13.2.1943 naar Westerbork afgevoerd en op 5 april 1943 in Sobibor omgebracht.

Arrestantenkaart Bernard

Bernard, het zoontje van Betje en Jacob, was in Rotterdam, pas 4 jaar oud, eerder dan zijn moeder ingesloten, al op 7 december 1942 en de volgende dag naar Westerbork getransporteerd, zoals de arrestantenkaart weergeeft. Zijn kaart uit het archief van de Joodse Kaart laat, net als die van zijn moeder, zien dat hij op 2 maart 1943 is gedeporteerd naar Sobibor, waar hij drie dagen later tegelijk met haar is vermoord.
Foto’s Stadsarchief Amsterdam en Arolsen Archives

gezinskaart Saartje Ensel en  Jacob van der Maas

Saartje Ensel, de moeder van Betje van der Maas, had voor haar huwelijk met Jacob van der Maas op 27.9.1911 al een serie kinderen gekregen, getuige deze gezinskaart, voor- en achterzijde: Israel (17.3.1892), Anna (19.2.1900), Sientje (15.7.1905) en Levie (23.6.1898). Die behuwde broers en zussen heetten eerst Ensel, daarna Van der Maas.

Page of Testimony voor Bernard ingediend door Xavier Messalati

Ter nagedachtenis aan Bernard is op 19 juli 2018 bij Yad Vashem een ‘Page of Testimony’ ingediend door Xavier Messalati uit Jeruzalem. Wat zijn band met Bernard is, is onbekend, misschien wilde Xavier dit Holocaustslachtoffer ‘alleen maar’ eervol in de herinnering brengen.
Foto Yad Vashem

Saartje Ensel is in 1950 in Wassenaar overleden

Saartje Ensel heeft de oorlog overleefd, zij is in 1950 in Wassenaar overleden.
Foto Website ‘WieWasWie’

Onecht
Uiteindelijk is van alle rechtstreekse familieleden alleen de moeder van Michiel en Betje, Saartje Ensel, in leven gebleven. Zij, ook joods en met los werkman en loopknecht Jacob van der Maas getrouwd op 27 september 1911, is 67 geworden. Ze stierf in Wassenaar, op 7 augustus 1950.
        Daarmee kwam een einde aan een veelbewogen leven. Saartje had bijvoorbeeld kort voor haar huwelijk met Jacob een onecht kind gebaard, Abraham Ensel, op 11 augustus 1911 in Leiden. Deze baby is door Jacob erkend op 25 augustus 1911, een maand voor hun huwelijk. Het is aannemelijk dat hij het kind had verwekt. Maar louter omdat zijn ouders bij zijn geboorte nog niet waren getrouwd, was Abraham buitenwettelijk.
        Binnen het huwelijk kregen Jacob en Saartje na Abraham vervolgens de al eerder genoemde Betje (1912) en Michiel (1915). Maar er kwam ook nog een vierde kind, Anna van der Maas, geboren in Rotterdam op 15 januari 1917.
        Deze joodse Anna trouwde in 1939 als 22-jarige, op de zesde december, in Rotterdam met de 28-jarige, rooms-katholieke werkman en plaatsgenoot Gerrit Pius Langeveld (Rotterdam, 20.6.1911).
        Het opmerkelijke aan haar man Gerrit Pius is, al helemaal in het verband van dit verhaal, dat ook híj een onecht kind was, net als Anna’s broer Abraham. Bij zijn geboorte luidde de achternaam van Gerrit Pius: Faas − naar zijn moeder Aartje Faas (Lekkerkerk, 2.3.1891 – Rotterdam, 1.3.1961; 69). Op 13 december 1911, bijna een halfjaar later, is Gerrit Pius junior alsnog erkend door Gerrit Pius Langeveld senior (Den Haag, 13.2.1880 – Arnhem, 17.10.1953; 73).

***

Anna en Gerrit Pius junior hebben de oorlog overleefd. Misschien hing dit samen met het katholieke geloof van Gerrit Pius, in die zin dat Anna is vrijgesteld geweest van deportatie (gesperrt), omdat hij gemengd gehuwd was. Maar het kan ook zijn dat het echtpaar zich succesvol heeft weten te verstoppen.
        Anna en Gerrit hebben drie kinderen voortgebracht, allen te Rotterdam en één zelfs in de oorlog: een dochter, op 8.10.1941. De twee andere waren een zoon (15.12.1949) en nog een dochter (20.9.1951). De geboorte van de laatste heeft Anna’s moeder Saartje niet meer kunnen meemaken, zij was een jaar eerder gestorven.
        Over Anna’s broer Abraham (van 1911) is in openbare bronnen geen enkel nader gegeven gevonden. Anno 2022 valt aan te nemen dat hij, netzomin als zijn zus, nog leven is. Of zij zouden 105 en 111 moeten zijn.

Brief Haagse afdeling Duitsland van de Oorlogsgravenstichting waarin gevraagd wordt naar Jejkiel

Dertien jaar na de oorlog is er nog even (administratieve) aandacht voor Jejkiel Gottlob. De Haagse afdeling Duitsland van de Oorlogsgravenstichting vraagt op 19 juli 1957 de gemeente Rotterdam, waar Jejkiel woonde, of zij “ten dienste der Oorlogsgravenstichting” in haar administratie bepaalde gegevens wil nazien of anders wil aan- of invullen. De gemeente heeft dat op 27 augustus gedaan.
Foto Nationaal Archief








< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'