Het voorbije joodse dordrecht

Jaap Bachrach werd in Dordrecht verklikt, en
net als familieleden van hem uit Elst vergast

Jaap Bachrach

Dit is een hoogste zeldzame foto, de enige tot nog toe waarop Jaap Bachrach te vinden is. De klassefoto toont leerlingen van het joods lyceum in Arnhem in 1942. Jaap is in het middelste rijtje van drie jongens de derde van rechts. De opname is afkomstig uit het boek 'De Stille Slag' van Margo Klijn, dat gaat over de Arnhemse joden van 1933 tot 1945. Het gedenkboek, uitgegeven door Uitgeverij Van Gruting in Utrecht, is onlangs in herdruk verschenen, herzien en uitgebreid.
Foto Uitgeverij Van Gruting


Jaap Bachrach

Deze tamelijke vage foto, in 1945 waarschijnlijk gemaakt met een boxje, laat de voorzijde van de verwoeste winkel van de familie Bachrach zien, aan de Dorpsstraat 7 in Elst. Nadat vader Bachrach zijn zaak door toedoen van de Duitse bezetter had moeten afstaan, viel het gezin uiteen. Jaap dook onder in Dordrecht.
Foto Collectie historicus Jan Brouwer

Het lot kan wreed zijn.
         Uitgerekend in Dordrecht, de stad waarin zijn moeder dolgelukkig trouwde met zijn vader, werd Jaap Bachrach, exact twintig jaar na de huwelijksplechtigheid, als jood kil verraden.
         Acht rechercheurs drongen op maandagochtend 25 oktober 1943 tegelijk, opgewonden en verbeten, het pand Vlak 7 binnen. Ze kwamen uit Den Haag, uit Leiden en vier van hen uit Dordrecht zelf. Ze hadden het druk. Ze waren bezig met een grote operatie: jodenjacht. In Dordrecht, en daarna in Utrecht, werkten ze adressen af waar zich volgens tips, volgens verklikkers dus, allemaal joodse onderduikers moesten bevinden. Ze waren er tuk op om die in te kunnen rekenen.
         Op het adres Vlak 7 zouden zich meerdere onderduikers ophouden, was de jodenjagers verteld. Nu liepen ze er rond, in deze woning vlak naast de Wolwevershaven. Ze inspecteerden alle hoeken en gaten van het pand, maar vonden slechts één trillende jongen: Jaap Bachrach, achttien jaar oud pas. De anderen bleken kort tevoren het huis te hebben verlaten, zoals Sytze van der Zee reconstrueerde in zijn vuistdikke boek Vogelvrij, dat de onmeedogende jacht op de joodse onderduikers beschrijft.
         Hij zal het misschien niet direct hebben vermoed, of misschien ook juist wel, maar op dat fatale moment keek de dood toe.
         De volgende dag werd hij samen met nog dertig andere arrestanten vlijtig overgedragen aan de SD in Den Haag, en op 31 maart 1944, vijf maanden na de arrestatie in Dordrecht, kwam hij om in de gaskamers van Auschwitz. Zijn vader, zijn moeder, zijn zusje, twee ooms, twee tantes, een nichtje, een neefje, zijn grootmoeder van moeders zijde, kortom, bijna zijn hele directe familie, gingen hem voor, maanden eerder, ook in Auschwitz of anders in Sobibor.
         De Bachrachs uit Elst, een geslacht dat er al decennia handeldreef in manufacturen en confectie, waren grotendeels uitgewist.

Jaap Bachrach

In de beeldbank van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) trof archiefonderzoekster Erica van Dooremalen deze foto aan. Op de foto staat de naam ‘Bachrach’. Omdat de foto is gemaakt door de Dordtse fotograaf H.G. Beerman, gaat het hoogstwaarschijnlijk om de 32-jarige Felix Abraham Bachrach uit Elst, die immers op 9.8.1923 in Dordrecht trouwde met de in Dordrecht wonende 26-jarige Helena Cohen.
Foto RAD (nummer 309_453-1)

Schlichers
Hoe ze elkaar ontmoet hebben, Felix uit Elst en Helena uit Dordrecht, is niet meer te verifiëren, want alle betrokkenen zijn immers dood. Maar misschien verklaart de achternaam van de moeder van de bruid en die van de moeder van de bruidegom iets: die is namelijk in beide gevallen Schlicher. Misschien hebben Felix en Helena elkaar in familieverband leren kennen.
         Hoe dan ook: op donderdag 9 augustus 1923 trouwde Felix Abraham Bachrach (geboren in Elst op 2 januari 1891) met Helena Cohen (Oud-Beijerland, 26 juli 1897). Dit gebeurde in Dordrecht, waar de 26-jarige Helena inmiddels woonde, samen met haar ouders, Nathan Samuel Cohen en Isabella Schlicher, op de Singel 277. Bij Felix ontbrak zijn moeder, Johanna Schlicher. Zij was al overleden, twee jaar daarvoor, op 18 mei 1921, 67 jaar oud. Zijn vader, de al 80-jarige oud-koopman Jacob Bachrach, had waarschijnlijk daarom bij de echtverbintenis als getuige ene Jozua Cohen meegenomen, een 77-jarige Dordtenaar.
         Bijna exact twee jaar na deze feestelijke gebeurtenis werd Jacob Nico geboren, op 10 augustus 1925. Het prille gezin heeft Dordt dan al lang verruild voor Elst, de geboorteplaats van Felix. Nog eens twee jaar later komt er een tweede kind, Isabella Johanna, op 6 februari 1927. Groter zal het gezin niet worden.
         Vader Felix zet de manufacturenzaak voort die zijn vader was begonnen. In 1937, op 7 oktober, komt deze Jacob te overlijden. Hij, geboren in Eibergen op 1 augustus 1843, is 94 geworden. In de overlijdensadvertentie die op 8 oktober 1937 in het Nieuw Israëlitisch Weekblad wordt geplaatst, staan de namen van zijn vier kinderen, plus die van hun echtelieden. Van deze acht personen zijn er zes jaar later nog maar twee over, een ontstellend gegeven dat Jacob Bachrach bespaard is gebleven.

Jaap Bachrach

Deze prentbriefkaart dateert van 1957 en toont de hervormde kerk van Elst
met naastgelegen (winkel)panden. Links is nog net een gedeelte
van de voormalige winkel van Bachrach te zien.
Foto Collectie historicus Jan Brouwer

Winkel kwijt
De Tweede Wereldoorlog raast over Europa en ook in Nederland beginnen de nazi’s de joden te verwijderen uit het maatschappelijke leven. Stukje bij beetje wordt hun alles ontnomen, op het laatst ook hun leven. Ze zijn vogelvrij.
         Felix Bachrach raakt zijn winkel aan de Dorpsstraat 7 kwijt. Zijn naam komt voor in het boek Rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog van geroofd Joods onroerend goed, dat de historici Maarten-Jan Vos en Serge ter Braake in juni 2013 publiceerden. Noodgedwongen valt het gezin uiteen. Vader, moeder, zoon en dochter slaan op de vlucht; de kinderen los van hun ouders.
         Waar Isabella zich gaat verstoppen, is niet bekend, net zomin als waar haar ouders heengaan. De schuilplaats van Jaap is bij toeval openbaar geworden, door de research die Sytze van der Zee verrichtte voor zijn boek over de klopjacht op joden. Jaap bleek zich op te houden op Vlak 7 rood, een smalle, nog altijd bestaande woning in de Dordtse binnenstad, pal bij de havens.
         Per wanneer hij in dit pand is gaan onderduiken, staat niet vast, zoals ook niet meer is te achterhalen waarom Jaap naar Dordrecht is getrokken. Is het omdat hij de stad kent als de woonplaats van zijn moeders ouders, Nathan en Isabelle Cohen – die zelf ondertussen naar Amsterdam waren verhuisd? Was Dordrecht hem daardoor vertrouwd? Het laat zich slechts gissen.
         Op de begane grond was volgens het adresboek van 1938 de Stereo Beschuit- en Koekfabriek N.V. gevestigd, boven woonde Cornelia de Jong. Over deze vrouw, geboren op 1 januari 1903 in Ridderkerk, zijn slechts spaarzame details te vinden. Zij betrok de bovenverdieping op 19 oktober 1937 (aldus onderzoeker J.W. Boezeman van de geschiedkundige website Dordrecht Monumenteel), komende van de Lombardstraat 27 A rood in Dordrecht. Zij was rijkstelefoniste van beroep.

Jaap Bachrach

Jaap Bachrach

Advertenties uit de vooroorlogse jaren, waaruit blijkt het de ouders van Jaap zakelijk gezien goed ging. Ze konden zich veroorloven personeel aan te trekken.
Foto's Digitaal Archief 'De Gelderlander'

Stofzuigerbuis
Cornelia de Jong verstopte blijkbaar meerdere mensen in haar woning. Van der Zee meldt immers dat kort voordat Jaap Bachrach in oktober 1943 wordt opgepakt, de anderen het huis hebben verlaten. De jodenjagers die zich ineens in haar woning naar binnenwerkten, pakten haar ruw aan, schrijft Van der Zee.
         Cornelis Johannes Kaptein, de Haagse rechercheur die de leiding heeft van de opveegoperatie, “neemt haar mee naar de zolder en vraagt mevrouw De Jong naar het onderduikadres van de ouders van Jaap. Ook wil hij weten wie als contactpersoon van de onderduikers optreedt en wie haar aan bonkaarten heeft geholpen. De vrouw weigert in eerste instantie iets te zeggen, maar als Kaptein haar bedreigt met de buis van een stofzuiger”, slaat ze door.
         Ze noemt de naam van de man die de bonkaarten heeft verschaft, ene Hendrik den Engelsen. Deze wordt gearresteerd en bekent algauw dat hij op zijn beurt bonkaarten krijgt van opperwachtmeester Gijs van Bemmelen.
         De jodenjagers trekken verder, en weten de ene na de andere arrestatie te verrichten, volgens Van der Zee op grond van informatie die Kaptein uit de arrestanten slaat. “Gezwollen gezichten, bloed in de mond”, vermeldt een proces-verbaal. Uiteindelijk weten zij 31 mensen bijeen te drijven, van wie acht niet-joden meteen weer worden vrijgelaten. Tweeëntwintig arrestanten, van wie zeventien joods, gaan op transport, twintig van hen overleven de oorlog niet.

Jaap Bachrach

In dit bruinkleurige pand op Vlak 7 in Dordrecht werd een bange Jaap Bachrach aangetroffen, toen er in oktober 1943 plotseling acht jodenjagers tegelijk kwamen binnengevallen.
Foto Redactie Website

Joodsche Raad
Hoe het Jaap Bachrach is vergaan na zijn onfortuinlijke arrestatie in Dordrecht, viel te reconstrueren aan de hand van kaarten van de Joodsche Raad. [Jaap werkte op het Bureau Arbeid en Boodschappendienst van de Joodse Raad; zijn vader Felix was in Elst plaatselijk vertegenwoordiger van deze instantie.]
         Uit deze documentatie valt af te leiden dat Jaap in ieder geval voor zijn dood zijn ouders nog heeft gezien. Felix Bachrach kwam namelijk op 29 oktober 1943 in kamp Westerbork aan, in gezelschap van zijn vrouw en beide kinderen. De kaarten vermelden dat zij “via Scheveningen” daar kwamen; daarmee wordt de gevangenis ginds bedoeld. Bij Felix staat een ‘S’ (Strafgeval) op de kaart; opgepakte onderduikers kregen allemaal een S.
         Westerbork was het voorgeborchte van een vernietigingskamp, de inleiding tot de dood. Soms ontkwam iemand eraan, maar niet de leden van het gezin Bachrach. Vader Felix. zijn vrouw Helena en dochter Isabella werden gedrieën op dezelfde dag in Auschwitz vergast, 19 november 1943. Zoon Jaap overkwam hetzelfde, zij het vier maanden later, op 31 maart 1944.
Dit gezin was hiermee weggevaagd.

Sobibor
De omringende familieleden, de twee zussen van Felix, vonden de dood in Sobibor, in bijzijn van hun echtgenoten en kinderen. Dit zijn hun namen:
         Helena Duifken Cohen-Bachrach (geboren Elst, 18 april 1887), de oudste zus uit Zutphen, werd op 28 mei 1943 vermoord, samen met haar man, de godsdienstleraar Josef Cohen (Uden, 23 januari 1892). Dit echtpaar had geen kinderen.
         Sara Regina Neumann-Bachrach, de jongere zus, ook wonend in Zutphen, werd op 16 juli 1943 om het leven gebracht, met haar man, de wijnhandelaar, Herman Friedrich Neumann (Oppenheim, 30 mei 1889), en hun twee kinderen: Johanna (Frankfurt am Main, 12 oktober 1924) en Erich Moritz Emil (Frankfurt am Main, 26 februari 1926).
         Oma Isabella Cohen-Schlicher (Keulen, 6 oktober 1856) liet ook het leven in Auschwitz, op 12 februari 1943. Haar man, Nathan Samuel (Oud-Beijerland, 15 juni 1851), was al in 1942 in Amsterdam overleden, een natuurlijke dood.
         Felix Bachrach had ook nog twee broers (en daarnaast was er nog een doodgeboren kind: geboren en overleden op 29 september 1883).

         De ene, Maximiliaan Bachrach (Elst, 23 mei 1881) was al in 19de eeuw gestorven, op 8 oktober 1894. De grote oorlogen zijn aan hem voorbij gegaan.
        De andere broer, David Jacob, ook wel Emile genoemd, heeft als een van de weinige leden van de Elsterse familie Bachrach de oorlog overleefd. Hij, geboren in Elst op 29 maart 1900, trouwde met Saaktje de Metz (Almelo, 9 november 1900). Het echtpaar, dat ging wonen aan de Bemmelseweg 12 in Elst, kreeg vier kinderen: Johanna (‘Hannie’, 9 februari 1928), Mozes Julius (‘Juul’, 1929), Jacob (‘Jaapje’) Schlicher (26 oktober 1930) en Felix Elie (14 juli 1935). Jacob Schlicher stierf negen dagen na zijn geboorte, op 3 november 1930; Felix Elie op 31 december 1973 in Amsterdam.

        Volgens Jan Brouwer, lid van de Historische Vereniging Marithaime (Elst), zat het gezin tijdens de oorlog ondergedoken ten noorden van Elst – bij de familie Bierman in boerderij De Schutgraaf en bij de familie Van de Broek, aan de Kroonse Wal in de buurt. Emile heeft de zaak van zijn broer Felix Abraham na de oorlog voortgezet, tot in de jaren vijftig. Daarna was Mozes Julius Bachrach de eigenaar ervan, tot omstreeks 1970.

        Deze oudere zoon Juul en zijn zus Johanna bleven als enige kinderen van Emile over. Hij trouwde op 29 oktober 1957 in Elst met Willie Johanna Raaff (Amsterdam, 29 mei 1933) en vestigde zich daar ook, aan de Dorpsstraat 7 (het winkeladres), komend uit Amsterdam, uit de Martinus Nijhoffstraat 36 II. Veel later emigreerden zij naar Israël, naar Herzlya, waar hij nog altijd leeft. Johanna trouwde met Arthur Vomberg (Deventer, 25 juli 1925). Het echtpaar woonde jaren aan de Mr. Thorbeckesraat 14 in Elst – als buren van Jan Brouwer overigens. Maar Johanna kan niet meer worden geraadpleegd. Zij is op 19 december 2001 overleden in het Israëlische Ashkelon, net zoals haar man (op 16 juli 2009). Ook Emile en Saaktje zijn al gestorven. Hij op 29 april 1980 in Haarlem, zij op 6 maart 1981 in Arnhem. Andere nakomelingen – neefjes, nichtjes of kleinkinderen – konden vooralsnog niet worden getraceerd.
        
Inwoner?
In zeker één geval hadden zij anders wellicht uitsluitsel kunnen geven.
         Op de website Joods Monument staat Jaap Bachrach genoemd als “inwoner” bij een andere familie Bachrach, in Arnhem. Het gaat om Salomon Bachrach, die was getrouwd met Sophie Bachrach-Lievendag. Dit echtpaar had drie kinderen en woonde in de Pastoorstraat 7. Ook dit gehele gezin dook onder, maar in mei 1940 logeerde Jacob Nico bij hen, althans volgens de website.

         Maar dit klopt niet. Van het gezin wisten moeder Sophie en één kind aan de nazi’s te ontkomen. Vader Salomon vond zijn einde in Bergen-Belsen, zijn ene zoon Raphaël in Auschwitz, zijn andere zoon Nathan in Sobibor. Sophie Bachrach is inmiddels overleden, in 1970. Het overlevende kind is Siegfried (1928), en hij kon, na zijn verhuizing uit Arnhem, worden opgespoord in Amsterdam.
         Volhardend probeert Siegfried zijn familieleden in de herinnering te houden, opdat zij in elk geval in hun namen weerkeren. Hij staat foto’s af, verschaft desgewenst achtergronden en heeft het verhaal over ouders en broers op verzoek van het Gelders Archief op video verteld. Het filmpje is in fragmenten terug te zien op You Tube (klik op de foto hieronder om het filmpje te zien).

Jaap Bachrach

Siegfried Bachrach, een overlevende van de Bachrachs uit Arnhem, kent Jaap Bachrach niet. Op de website Joods Monument staat dat Jaap bij de ouders van Siegfried heeft ingewoond, maar Siegfried zegt dat dit niet klopt. In filmpjes op YouTube vertelt Siegfried wat zijn familieleden is overkomen in de oorlog, om zo de herinnering aan hen levend te houden.
Foto still YouTube

        Maar in het geval van Jaap Bachrach moest Siegfried toch een ontnuchterende reactie geven: hij weet niet wie die jongen is. “Ik weet wel dat er Bachrachs in Elst woonden, maar Jaap ken ik niet”, zei Siegfried, die hiermee uitsluit dat Jaap Bachrach ook werkelijk bij zijn ouders heeft ingewoond.     
         Weliswaar was Siegfried in 1940 pas twaalf, maar Jaap was niet veel ouder, en een leeftijdsgenoot als logé zou hij zich heus wel herinneren. Een foutje, dus, op de website?

Cornelia de Jong, de vrouw bij wie Jaap welkom was, kan ook niet meer worden benaderd over aanvullende details. Zij is volgens de website Dordtenazoeker tot 28 maart 1949 op het Vlak blijven wonen, en daarna naar Amsterdam getogen, naar de Molenbeekstraat 17. Daar houdt alles op. Het is, gezien haar geboortejaar (1903), niet aannemelijk dat zij nog leeft.        
En zo verdwijnen levens, ontraceerbaar.

Niet meer te tellen

Op dit artikel is een reactie gekomen van Carlo Bachrach, kleinzoon van David Jacob (ook wel Emile en Emil genoemd) en Saaktje de Metz. Deze David Jacob is een broer van Felix Bachrach, die weer de vader is van de hoofdpersoon van het artikel, Jaap.

Carlo Bachrach legt ter verduidelijking uit dat er vele families Bachrach waren in de wereld, maar slechts twee in Nederland, in Eibergen en in Arnhem. De familie over wie het artikel gaat, is vanuit Eibergen uitgezwermd, naar Elst bijvoorbeeld.

Hoewel de familie Bachrach grotendeels is uitgemoord, vindt Carlo het “bijzonder om te kunnen zeggen” dat zijn grootouders Emiele en Saaktje (beiden overleden) vandaag de dag negen kleinkinderen met gezinnen hebben. “Het merendeel is inmiddels grootouder en woont in Israël. Hun kleinkinderen zijn gelukkig niet meer te tellen”, aldus Carlo.


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'