Het voorbije joodse dordrecht

Dordtse onderduikadressen van Duitse
Irma Reinsberg alsnog achterhaald

seinwachtershuis bij de spoorbrug over het Wantij

Dit is het - in 1988 gesloopte – seinwachtershuis bij de spoorbrug over het Wantij. Vermoedelijk had dit pand als adres: B41. Vlakbij heeft de ark ‘Sliedrecht 55’ gelegen, waarop Irma Reinsberg ondergedoken heeft gezeten, evenals haar toekomstige man Leendert van der Graaf. Op die ark, de laatste onderduikplek voor Irma, is ook haar zoon Max geboren.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (nr. 552_327951)

De Duitse jodin Irma Jeanette Reinsberg heeft op veel meer plekken in Dordrecht ondergedoken gezeten dan alleen in de Biesbosch. Dit blijkt uit documenten die de Amsterdamse historica Wally de Lang ter beschikking heeft gesteld aan het journalistieke lid van de Dordtse werkgroep Stolpersteine.
        Tot voor kort werd aangenomen dat de Biesbosch de enige onderduikplek is geweest voor Irma, en dat zij dáár haar toekomstige tweede echtgenoot ontmoette, verzetsman Leendert van der Graaf. In verhaal 321 op deze website is dit allemaal beschreven − evenals de spectaculaire wijze waarop Irma wist te ontsnappen uit de trein die haar vanuit een concentratiekamp in Bordeaux deporteerde. Ze bereikte Nederland en verdween in de Biesbosch.
        De informatie hierover was afkomstig van banieren met beknopte biografieën die in 2022 te zien en lezen waren in het Amsterdamse Stadsarchief. De tentoonstelling daar was gewijd aan de beruchte razzia’s van 22 en 23 februari 1941 in Amsterdam, en aan het lot van 389 joodse mannen. Een van hen was Erich Reinsberg, de eerste echtgenoot – en neef – van Irma. In zijn biografie stonden twee zinnen over Irma. Die waren de aanleiding tot verhaal 321.
        Pas in september 2023 is achterhaald dat de expositie in het Stadsarchief was samengesteld door Wally de Lang. Over alle bijeengesprokkelde materiaal over de 389 mannen heeft zij bovendien een boek geschreven, uitgegeven door Atlas Contact, met dezelfde titel als die van de tentoonstelling.
        Toen Wally daarover werd benaderd, stuurde ze onverwijld scans toe van alle documenten die zij had verzameld over Erich en Irma Reinsberg, ook die over hun familiegeschiedenis *. Zelf had zij, noodgedwongen, lang niet alle informatie kunnen gebruiken voor de korte biografieën van de 389 mannen; ze moest zich beperken.
        Dankzij de scans kwam vast te staan dat over de onderduik van Irma veel meer valt te vertellen. Dat gebeurt in dit aanvullende artikel.
        De Dordtenaren die Irma in de oorlog tijdelijk opvingen, zijn natuurlijk slechts passanten in haar leven geweest. Maar omdat deze mensen voor haar een levensreddende rol hebben gespeeld, worden zij hier niet alleen bij naam genoemd, maar zijn ook enkele feiten over hun levensloop en die van omringende familieleden opgediept.

persoonskaart van Erich Reinsberg

Voor- en achterzijde van de persoonskaart van Erich Reinsberg, de eerste echtgenoot van Irma.
Hij is op 10 oktober 1941 vermoord in Mauthausen.
Foto Collectie-De Lang

brief die Irma op 10 april 1989 schreef aan de consul generaal van Nederland in Chicago

Het begin van de lange brief die Irma op 10 april 1989 schreef aan de consul generaal van Nederland in Chicago. Zij hoopt als oorlogsslachtoffer in aanmerking te komen voor een compensatie-uitkering.
Foto Collectie-De Lang

Compensatie
Tussen de documenten die Wally de Lang aantrof, bevinden zich er drie die belangrijk zijn, met name de brief die Irma zelf, inmiddels wonend in Chicago, op 10 april 1989 in het Engels schreef aan “the Consul General of The Netherlands”, zetelend aan 303E Wacker Drive in Chicago.
        Irma was er bij toeval achter gekomen dat er een compensatieregeling bestond voor Holocaust-slachtoffers. Mogelijk komt zij ervoor in aanmerking, hoopte zij, en in haar brief zette zij daarom vrij gedetailleerd uiteen wat haar in de Tweede Wereldoorlog is overkomen. De andere twee documenten komen gaandeweg aan de orde in dit artikel.
        In het kort de voorgeschiedenis: Irma, geboren op 28 januari 1914 in Quakenbrück bij Osnabrück, rondde het Realgymnasium af in maart 1933, net nadat Hitler aan de macht was gekomen. Als joodse mocht zij niet naar de universiteit, maar haar werd wel toegestaan om te emigreren naar Nederland, waar zij een opleiding als kledingontwerpster kon volgen. Ze vertrok in haar eentje.
        Op 9 januari 1936 trouwde zij in Amsterdam als 21-jarige met haar 26-jarige neef Erich Reinsberg (Oberhemer, 11.11.1909), die klaarblijkelijk ook Duitsland had weten te ontvluchten. Irma heette nu officieel Irma Reinsberg-Reinsberg.
        Op 22 februari 1941 werd Erich op straat gearresteerd, tijdens de razzia’s waarbij bijna 400 jonge joodse mannen zijn opgepakt. Zij werden gedeporteerd naar het Duitse Buchenwald en het Oostenrijkse Mauthausen. In dat laatste concentratiekamp stierf Erich op 10 oktober 1941, 32 jaar oud. Zoals in verhaal 321 is te lezen hadden Erich en Irma in Amsterdam de confectiefabriek Reinsberg opgericht, een zaak die Irma na het vertrek van haar man verkocht “for very little money”, en in de hoop dat zij de fabriek na de oorlog zou kunnen terug verwerven.
        Dat is er niet van gekomen. Irma schrijft aan de consul generaal dat het gebouw aan de Rapenburgerstraat 167 II en III is afgebrand. “Nothing was left.”

formulier, over waar Irma geïnterneerd en ondergedoken is geweest

Op dit formulier, over waar Irma geïnterneerd en ondergedoken is geweest, staan de adressen waar zij is opgevangen.
Foto Collectie-De Lang

Kleren
In juli 1942 werd Irma, inmiddels wonend op het adres Roerstraat 20 II, gesommeerd zich bij de bezettingsautoriteiten te melden, de nazi’s. Zij wist wat dit betekende: het concentratiekamp. Ze sloeg op de vlucht, alles achterlatend wat zich in haar woning bevond. Ze had alleen wat kleren bij zich. Via België probeerde ze Frankrijk binnen te komen, maar ze werd bij de grens gearresteerd.
        Drie weken bracht zij door in een gevangenis in Bordeaux; daarna 2,5 maand in het concentratiekamp Mont-de-Marsan vlakbij Bordeaux. Alle gevangenen werden vervolgens op een trein gezet, om gedeporteerd te worden naar Polen of Rusland, zoals de geruchten luidden. In elk rijtuig was een bewaker aanwezig. Maar de deur van haar treindeel bleek niet afgesloten. Zodra de bewaker eenmaal in slaap was gevallen, sprong Irma uit de trein, midden in de nacht.
        Gewond wist ze een boerderij te bereiken. Men bracht haar naar een arts, maar daar werd ze opnieuw gearresteerd. Nu werd ze naar een ziekenhuis in Orleans gebracht, waar ze werd bewaakt. Ze bleef er een maand. Net op het moment dat ze, kennelijk afdoende genezen, weer terug moest naar de gevangenis, bracht een onbekend iemand haar wat kleren, schrijft ze. Temidden van een menigte zondagsbezoekers glipte ze weg uit het ziekenhuis.
        Na een lange, moeizame tocht bereikte ze Dordrecht – de directe aanleiding voor deze vertelling. In haar brief meldt Irma dat ze eerst bij haar toekomstige schoonouders kon verblijven “and then at several other addresses”. Welke dat waren, kan hier nu gereconstrueerd worden, dankzij notities van Irma zelf. Vooral het formulier waarop Irma gegevens moest invullen over ‘Internering/Onderduik’ − dat is afgestempeld op 6 februari 1989 − geeft vrij precies weer bij wie zij heeft kunnen onderduiken, zie naaststaande foto.
        Alleen de volgorde van onderduikadressen is niet helemaal duidelijk, omdat Irma, misschien door ruimtegebrek, de locaties niet onder, maar ook naast elkaar heeft opgeschreven. Welk adres was nu nummer 2, 3 of 4?

Mazelaarsstraat bij de Grote Kerk, op nummer 6

Het eerste onderduikadres van Irma was in de Mazelaarsstraat bij de Grote Kerk, op nummer 6. Hier woonde de familie Van der Graaf. Zoon Leendert, die later de tweede geliefde van Irma zou worden, had het ouderlijk huis al verlaten, na zijn huwelijk met Catharina van Dijk.
Foto Google Streetview

Zoon
Hoe dan ook: Irma Reinsberg is naar eigen schrijven in november 1942 gaan onderduiken en het eerste adres was de familie Van der Graaf, sinds 28 juni 1939 huizend aan de Mazelaarsstraat, op nummer 6 zwart. Dit gezin bestond uit: vader Johannes van der Graaf (Dordrecht, 14.7.1879), moeder Margarietha Pieternella Nagtegaal (Dubbeldam, 2.6.1880 – Dordrecht, 23.7.1961; 81), hun zonen Leendert (Dordrecht, 7.4.1904) en Johannes junior (Dordrecht, 21.8.1907), en dochter Cornelia (Dordrecht, 6.12.1915).
        De kinderen waren overigens al vertrokken toen de ouders, komend uit de Havenstraat 23, verhuisden naar de Mazelaarsstraat. Zoon Leendert was zelfs al getrouwd geweest. Op 29 oktober 1930 huwde hij Catharina Christina van Dijk (Dordrecht, 30.6.1905) en kreeg met haar in Schiedam de zonen Jan (2.1.1934) en Wim (31.3.1936). Zij scheidden op 6 maart 1940.
        Waarschijnlijk heeft Irma deze Leendert dus nog niet ontmoet toen zij bij zijn ouders verbleef. Maar in de oorlog kwam dat er wel van: ze raakten verliefd. Irma en Leendert kregen een zoon, Max, op 21 oktober 1944, maar zouden pas na de oorlog officieel trouwen, in september 1945.
        Johannes van der Graaf, de eerste onderduikgever (en latere schoonvader) van Irma, overleed na een kortstondige ziekte op 4 april 1969, 89 jaar oud, in het Dordtse verzorgingshuis ‘Thureborgh’ aan de Mauritsweg. In de overlijdensadvertentie worden Irma en Leendert genoemd, inmiddels wonend in de U.S.A.
        Maar zover was het nog niet, terug naar de oorlogstijd.

brief die Irma op 10 april 1989 schreef aan de consul generaal van Nederland in Chicago

Het tweede onderduikadres van Irma was bij de familie De Graaff aan de Zuidendijk, op nummer 51E (nu: 51; de woning links van naast de witte auto). Cornelia de Graaff-van der Graaf was de zus van Leendert.
Foto Google Streetview 

Dijk
Na de familie Van der Graaf dook Irma, blijkens het formulier, onder bij “de heer en mevrouw De Graaff”, wonend aan de Zuidendijk. Dat kunnen alleen Johannes Dirk de Graaff (Dordrecht, 22.9.1911) en zijn echtgenote Cornelia van der Graaf (Dordrecht, 6.12.1915) zijn geweest. Zij waren in de jaren ’40 de enige De Graaffs die aan deze dijk woonden, en wel op nummer 51e (nu: 51).
        Cornelia is de dochter van Johannes van der Graaf en Margarietha Nagtegaal en de zus van Leendert. Inderdaad: het gezin dat enkele alinea’s terug ter sprake is gekomen. Met andere woorden: Irma ging van de ouders van Cornelia naar het dijkhuis van Cornelia (en Johannes Dirk) zelf. Opmerkelijk is dat Irma aan de familie De Graaff blijkbaar haar schuilnaam ontleende. Ze noemde zich Mies de Graaff.
        Johannes Dirk was van beroep (meet)instrumentmaker en werkte bij de NV Observator aan de Westzeedijk in Rotterdam, het bedrijf waar zijn vader Willem Thomas de Graaff bedrijfsleider was. Deze Willem Thomas, geboren in Renkum op 17.9.1883, is in de oorlog, op 30 maart 1944, als 60-jarige overleden, in zijn nieuwe woonplaats Vlaardingen, op het adres Surinamesingel 16.
        Daar was hij gaan wonen op 25 juli 1939, komend uit Dordrecht, waar Willem Thomas in de Bosboom Toussaintstraat gehuisvest was geweest, op nummer 44, vanaf 5 juni 1937. Voor die tijd verbleef het gezin in het Belgische Seraing.
        De moeder was Maria Kruit (Leiden, 12.3.1883). Zij is 104 geworden en op 8 oktober 1987 begraven op de Algemene Begraafplaats van Reeuwijk. Johannes Dirk had nog een zus, Maria Barbara (Hengelo, 18.1.1921). Ook zij is op die begraafplaats ter aarde besteld, op 11 december 1993, in de leeftijd van 72 jaar.
        In januari 1939 is Johannes Dirk óók in Vlaardingen gaan wonen, los van zijn ouders, in de Valeriusstraat op nummer 173. Maar op 26 juli 1944, enkele maanden dus na het overlijden van zijn vader, verhuisde hij terug naar Dordrecht, naar het adres Hooikade 5. In 1965 vertrok hij met zijn vrouw Cornelia naar Zwitserland.
        Uiteindelijk zijn Johannes Dirk (‘Joop’) de Graaff en zijn vrouw Cornelia van der Graaf overleden in Sonceboz in Zwitserland, hij als 94-jarige in 2005, zij als 102-jarige in 2017.

Slingelandtlaan nummer 31 en brief van dochter Martha

Een volgend adres van bij de familie Leniger aan de Van Slingelandtlaan, op nummer 31. Deze foto van Foto Beerman toont het echtpaar Leniger, Hendrik Antonie Leniger en Martha Hillebregt.
Foto RAD (nr. 309_25543)

Blijkens een brief van dochter Martha, die zij schreef aan de consul generaal terwijl zij in de VS was, is Irma bij de Lenigers ondergedoken geweest van ongeveer half augustus 1943 tot januari 1944.
Foto Collectie-De Lang

Mazelaarsstraat bij de Grote Kerk, op nummer 6

Dit is een pasfoto van Martha Leniger junior,
in 1941 gemaakt bij Foto Beerman.
Foto RAD (nr. 309_114173)

Mazelaarsstraat bij de Grote Kerk, op nummer 6

De woning van de familie Leniger aan de Van Slingelandtlaan, op nummer 31 (links van de bruinkleurige auto). Hierna ging Irma naar de ark bij de spoorbrug. Martha Leniger zou daar ook onderduiken, als lid van de ondergrondse.
Foto Google Streetview

Eenvoudig
Het tweede (of: een volgende) onderduikadres is Irma vergeten, althans ze weet de naam van de straat niet meer. Maar ze noemt de familie Leniger, en die naam maakt zoeken eenvoudig. Het betreft de Lenigers uit de Van Slingelandtlaan, op nummer 31, aldus het Adresboek van Dordrecht uit 1938. Het gezin Leniger was op 27 december 1911 vanuit Rotterdam naar Dordrecht verhuisd, oorspronkelijk naar de Krommedijk, naar nummer 13 rood.
        De vader was Hendrik Antonie Leniger (Rotterdam 24.4.1883), de moeder Martha Hillebregt (Zierikzee, 9.1.1885). Hij was machinebankwerker en net als zijn vrouw Nederlands Hervormd. Het echtpaar, op 9.6.1909 getrouwd in Rotterdam, kreeg in die stad twee kinderen, die beiden naar hun ouders zijn vernoemd: Martha (27.4.1910) en Hendrik Antonie (13.6.1911).
        Martha junior, de dochter, heeft op 1 januari 1989 een brief geschreven op verzoek van Irma. Martha bevond zich op dat moment in de VS, net als Irma trouwens, en meldde op 24 februari naar Nederland te zullen terugkeren – naar Dordrecht, waar ze woonde in de Drakensteynlaan, op nummer 34. Martha schrijft Irma al te kennen sinds december 1942. Ze wist dat Irma zich verstopte op verschillende adressen en ze heeft Irma daar ook gezien, voordat Irma zich “illegally” ging verschuilen in de woning van de familie Leniger.
        Dat ‘verblijf’ duurde ongeveer van midden augustus 1943 tot januari 1944.
        Daarna vertrok Irma, nog altijd op de vlucht voor de nazi’s, naar een woonark in de Dordtse Biesbosch**. “I joined her there”, schrijft Martha, maar waarom ze dat deed, vermeldt ze niet. Zij was geen jodin. Zou ze verzetswerk hebben verricht en zich daarom eveneens hebben moeten verstoppen? Martha vertelt verder dat ook een zekere Leendert van der Graaf Irma kwam vergezellen op de woonark, de man die de echtgenoot van Irma zou worden. Van Leendert was duidelijk waarom hij zich verschool op de ark: hij zat in de ondergrondse.

Op de ark is Max geboren de zoon van Irma en Leendert

Op de ark is Max geboren de zoon van Irma en Leendert. Dit is de distributiestamkaart van Max, die zijn woonadres vermeldt: aan bóord van de ark ‘Sliedrecht 55’te Dubbeldam.
Foto Collectie-De Lang

Bevrijd
De drie bleven op de ark tot 7 mei 1945 (abusievelijk schrijft Martha: 1944), totdat “wij werden bevrijd door de Amerikanen”.
        Ook Irma zelf schrijft in haar brief aan de consul generaal dat zij in januari 1944 op “a houseboat” kwam te wonen, in een groep van “Dutch undergrond people”. En zij bevestigt dat een van hen haar toekomstige echtgenoot Leendert was. Ook meldt ze dat op de ark hun zoon Max is geboren. De groep bleef aan boord, schrijft óók Irma, tot 7 mei 1945. Vier maanden later trouwden Irma en Leendert, om precies te zijn op 27 september 1945.
        De ark had een naam: Sliedrecht 55. Volgens de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen verwijst die naam naar de plaats waar het woonschip is geregistreerd. Maar waar in de Biesbosch lag deze ark nu? In de bevolkingsboekhouding van de (opgeheven) gemeente Dubbeldam komt Martha Leniger voor. Ze kreeg een afgestempelde verhuiskaart toegezonden op 10 juli 1944 en daarop stond: ark ‘Sliedrecht 55’ p/a B41. Het schip lag dus in de buurt van een huis in wijk B met als nummer 41. Maar welke locatie is dat?
        Van Dooremalen denkt dat huis B41 in de polder Stadspolder heeft gestaan, en aanvankelijk nummer B19 had. “Rond 1924 woonde de brugwachter van de NS, Adriaan Beusekom (1878-1953), in dat huis. Mogelijk lag de ark in het Wantij, tegenover het Nivon-huis ‘De Kleine Rug’ of anders bij de verderop gelegen spoorbrug?”, opperde zij.
        Ook de geraadpleegde journalist Wim van Wijk, al decennia bewoner van de nabijgelegen Ottersluis, denkt dat met het adres B41 “zeer waarschijnlijk het seinwachtershuis wordt bedoeld”. Dit heeft bij de spoorbrug over het Wantij gestaan, “totdat het een jaar of twintig geleden is gesloopt”. (Volgens het Regionaal Archief Dordrecht is het echter in mei 1988 afgebroken.)
        Volgens van Wijk is het dan aannemelijk dat de ark in de Kikvorsch- of Ottergriend heeft gelegen, een moeilijk toegankelijke plek in de Sliedrechtse Biesbosch, waar meer mensen onderdoken, bijvoorbeeld om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen.

Toulonselaan nummer 3 en brief van Irma aan de consul generaal

Na de oorlog ging Irma, die nu trouwde met Leendert, aan de Toulonselaan wonen, op nummer 3 (het tweede huis van rechts). Foto Google Streetview

Kantje 5 van de brief van Irma aan de consul generaal. Hierin schrijft ze dat ze ‘special permission’ nodig had voor haar huwelijk met Leendert, omdat zij geacht werd weer een Duitse te zijn.
Foto Collectie-De Lang

Special
Hoe ging het verder met Leendert, Irma en Max, nadat zij de laatste oorlogsmaanden veilig hadden weten te doorstaan?
        Ze huwden, dat ten eerste. Irma schrijft hierover dat zij voor het huwelijk, dat plaatsvond op 27 september, een special permission nodig had, omdat zij, nu de oorlog was beëindigd, werd geacht weer de Duitse nationaliteit te bezitten − een nationaliteit die haar was afgenomen door de nazi’s. Per 27 september, de trouwdag, kreeg zij de Nederlandse nationaliteit.
        Het echtpaar vestigde zich vervolgens zolang op het adres Toulonselaan 3, zo ook Martha Leniger. Martha bleef er van 14 augustus tot de 26ste, om daarna zelfstandig te gaan wonen aan de nabijgelegen Singel, op nummer 338 zwart (nu: 494). Maar ook die bewoning was van korte duur, namelijk tot 10 oktober 1949, net iets meer dan een jaar. Daarna emigreerde Martha naar de VS, maar Wilmette, een dorp in de staat Illinois.
        Twee jaar eerder, in februari 1947, waren Irma en Leendert en Max al geëmigreerd, eveneens naar Amerika. Hun achternaam veranderden ze voor het gemak in Vandergraaf. Leendert ging voortaan Leonard heten en zou kanselier van het consulaat van Mexico worden. Tegen de tijd dat Irma formulieren invulde om de Amerikaanse nationaliteit te verkrijgen (per 6 april 1954), woonde ze met man en kind eveneens in de staat Illinois, in Chicago, aan 5455 N. Sheridan Road.
        Ze hield intussen nog contact met haar zwager Jan van der Graaf en diens vrouw Johanna de Heer, die toentertijd nog woonden aan de Generaal S.H. Spoorstraat in Dordrecht, op nummer 551. Jan − zoals hierboven beschreven: voluit Johannes geheten en geboren in Dordrecht op 22 augustus 1907 − was een broer van Irma’s eega Leendert.
        Drieëndertig jaar na hun aankomst in de VS overleed Leendert, op 20 april 1980, in West Palm Beach, Florida, op 75-jarige leeftijd. Irma zelf, die met Leendert ook nog dochter Margaret (Evanston, 13.8.1947) kreeg, is veel ouder geworden: 97. Zij stierf op 13 september 2011. Ze had op dat moment al tien achterkleinkinderen.

woonkaart van de Toulonselaan 3

Behalve Leendert (en Irma) heeft ook Martha Leniger op dit adres gewoond, zoals blijkt uit de woonkaart van de Toulonselaan 3. Uiteindelijk emigreerden zij alledrie naar de VS.
Foto Erica van Dooremalen

* Wally de Lang trof de documenten over de familie Reinsberg aan in het archief van het Rode Kruis in Nederland. Alle dossiers in dat archief zijn inmiddels overgedragen aan het uiterst strenge Nationaal Archief (NA) – en die zijn sindsdien lang niet meer zo simpel in te zien, te kopiëren of digitaal op te vragen. Het NA betoont zich feitelijk non-toegankelijk.
        Wie notities wil maken, mag niets kopiëren, de telefoon moet buiten de leeszaal blijven, alleen overschrijven is toegestaan, en dan nog slechts met een potlood, zoals ook de redactie van deze Dordtse website al eens heeft ervaren.
        Vele historici en onderzoekers hebben zich over deze behandeling beklaagd, zij tot nog toe vergeefs. Maar waar het NA alles potdicht houdt, is het Duitse Arolsen Archives − het zogenoemde international center on Nazi persecution in Bad Arolsen − vlot benaderbaar en makkelijk toegankelijk, ook via de pc, zie
link.



** Irma rept in haar brief zelf van de Dordtse Biesbosch, zoals meer mensen de neiging hebben alle Biesbosch op het Eiland van Dordrecht de Dordtse Biesbosch te noemen. Maar in feite zijn het er twee, de Dordtse en de Sliedrechtse. En die liggen toch echt vele kilometers uit elkaar.






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'