Het voorbije joodse dordrecht

Oorlogsdrama’s verenigen zich in het
leven van de Dordtse Truus Haksteen
* De lotgevallen van de andere Brandons
* Dordtse kunstenaar John Brandon ontwierp belangrijk monument
* Briefkaart laatste levensteken van Rika Brandon

Truus Haksteen samen met haar man Bastiaan den Haan

Van Truus Haksteen is geen foto uit haar kinderjaren beschikbaar.
Op deze foto, van 4 juni 1952, staat zij als 24-jarige bruid,
samen met haar man Bastiaan den Haan.
Foto Privébezit

In het nog jonge leven van de Dordtse Geertrui Haksteen balden zich in notendop de verschrikkingen van de bezettingstijd samen: de virulente jodenhaat, de onderduik, vluchtpogingen, een brand, landverraad en een executie. Ze had er part noch deel aan – ze was pas onschuldig twaalf toen Nederland in de grote oorlog werd gesmeten, maar ze kreeg er zijdelings álles mee te maken.
         Daar was allereerst Rika, het joodse meisje met wie Truus op school zat. Op een dag bleef Rika weg, tot grote verwondering van de andere kinderen in de klas. Ze keerde nooit meer terug.
         Daar kwam bij die allesverwoestende brandstichting in het huis van haar ouders, alleen maar omdat zich er Nederlandse soldaten zouden schuilhouden.
         Verder was er oudoom Leen Sanner in Dubbeldam, die een mevrouw Wouters als huishoudster had. Deze tante Jo had eerder gewerkt bij de joodse familie Bendien in Den Haag. Tijdens de oorlog bewaarde mevrouw Wouters waardevolle goederen van de Bendiens, ergens in de Dubbeldamse tuin.
         En dan was daar nog die zoon van Leen Sanner, Gerrit Hendrik, kortweg Geert geheten. Deze betonwerker ontpopte zich in de oorlog als fanatiek NSB’er; hij werd lid van de beruchte Bloedgroep Norg. Dit was een groep Landwachters, die met ongekende grofheid jacht maakte op verzetslieden en joodse onderduikers.
         Vier ontluisterende facetten van de oorlog, verenigd in één kind.
         In dit verhaal wordt nagegaan wat Geertrui Haksteen in die oorlogsjaren, en ook soms nog lang daarna, niet wist: wat er werkelijk is gebeurd en vooral: wat er verder is gebeurd.

voormalige woning van de joodse familie Brandon

Patersweg 21:
dit is de voormalige woning van de joodse familie Brandon. Hier speelden dikwijls klasgenoten van Rika, omdat zij zulk mooi speelgoed had.
Foto Redactie Website

Speelgoed
Het was de zoon van Geertrui Haksteen (‘Truus’ in familiekring) zelf die er op wees hoe zijn moeder drievoudig is aangeraakt door de oorlog. Hij deed dat door twee korte, anekdotische stukjes te plaatsen op de interactieve website Joods Monument. Hij ondertekende die flarden van herinneringen met drs. A.B. den Haan, en daarachter bleek, na enig interactief e-mailen, Adrianus Barend (André) den Haan schuil te gaan, een historicus en genealoog van beroep. Hij is als enig kind van Truus Haksteen (Dordrecht, 17 april 1928) en wijlen Bas den Haan (Dordrecht, 13 augustus 1921-20 juni 1999) geboren 27 oktober 1954.
         Truus, schreef Den Haan op de website, zat bij Rika Brandon in de klas, op de lagere school aan de Jacob Marisstraat. Rika woonde vlakbij, in dezelfde wijk Oud-Krispijn, aan de Patersweg 25 rood (nu: 21). Verschillende kinderen uit de klas, onder wie Truus, speelden geregeld bij Rika thuis; zij had immers mooi speelgoed.
         Op een gegeven moment verscheen Rika onverwacht niet meer op school. “Waarom?” vroegen de kinderen aan meester Meijer. Hij zei: “Rika is weggegaan; ze komt niet meer terug.” Verder werd er niet meer over gesproken. Stilte sloot zich om het onderwerp.
         Desgevraagd kan André den Haan het typerende voorval niet aanvullen. “Van de Brandons weet ik verder niets”, meldt hij, sprekend namens zijn moeder.
         Dezelfde website Joods Monument ontsluiert enigszins het noodlot dat Rika trof. Research in het Dordtse archief brengt nog meer aan het licht.

Gemengd
Rika is het vijfde en laatste kind van Mozes Jacob Brandon en Esther Brandon-Beekman. Zij (3 oktober 1926), haar broer Hyman Hartog (31 december 1921) en ook haar twee andere zussen, Elisabeth Duifje (27 mei 1914) en Henriette (15 oktober 1920), zijn allen geboren in Amsterdam, evenals hun ouders: werfbaas Mozes op 9 mei 1890, Esther op 7 februari 1891. Op 13 augustus 1937 verhuisde de volledig joodse familie, van de Dijkstraat 27 in Amsterdam naar Dordrecht, om er te gaan wonen aan de Patersweg.
         Op dat adres kwam ook het eerste kind van Mozes en Esther in te wonen – Philip Mozes Jacob (10 maart 1912). Deze was al getrouwd, met de rooms-katholieke Grietje Vonk (9 april 1917). Philip gaat als sjouwer werken in de Zeehaven, in het Dordtse filiaal van de Amsterdamse oude-metalenhandel Muller. Vermoedelijk is dit ook de werkkring van zijn vader Mozes.
         Voordat de oorlog uitbreekt, zijn twee kinderen van Mozes en Esther al het huis uit en getrouwd, met niet-joden. Elisabeth (Betty) huwt in maart 1939 de losarbeider Jakob Stal (Dordrecht, 29 september 1917). Henriette trouwt in augustus 1939 de rooms-katholieke Cornelis de Waard (Dordrecht, 29 april 1913), eveneens een losarbeider. Deze gemengde huwelijken zijn hun redding gebleken.
         Op maandag 2 augustus 1943 verdwijnt Rika letterlijk uit Dordrecht, en voorgoed. In het politiedagrapport wordt genoteerd dat opperwachtmeester C. Maliepaard om 04.30 uur, dus midden in de nacht, “de jodinnen Esther Beekman en haar dochter Rika Brandon” op het hoofdbureau aflevert, waarna ze “op last van de feldgendarmerie” worden opgesloten. Later die dag, om 15.30 uur, worden ze op transport naar Rotterdam gesteld.
         Over de arrestatie van Rika’s vader en van haar broer Hyman Hartog is in dit politiejournaal niets te vinden, maar hen trof hetzelfde: vernietiging. Hyman blijkt al veel eerder te zijn gedeporteerd, naar Auschwitz, op 30 september 1942. Rika’s vader werd vermoord in Sobibor, op 4 juni 1943, haar moeder en zijzelf in Auschwitz, op een en dezelfde dag: 27 augustus 1943.
         André den Haan laat nog weten dat zijn moeder “zich nooit bewust is geweest dat Rika joods was”. “Dat werd pas later bekend, toen bleek dat Rika en haar familie vermoord waren. Waaruit misschien afgeleid mag worden dat men toentertijd heel weinig over de jodenvervolging sprak, maar ongetwijfeld wel wist dat er iets heel bijzonders aan de hand was. ‘Beter niet te veel zeggen over die dingen’– zo zou je het het beste kunnen omschrijven.”

wederopbouw Vincent van Goghstraat

De wederopbouw, aan de Vincent van Goghstraat, van huizen die tijdens de meidagen van 1940 beschadigd geraakt waren of vernield. In deze straat woonde ook de familie Haksteen, totdat zij werd getroffen door een verwoestende brand.
Foto RAD (552_301335)

Soldaten
En dan die brandstichting, die Truus behoorlijk ontregelde.
         Samen met haar ouders, Barend Haksteen (Dordt, 16 april 1904) en Cornelia Gijsberta (Cor) van Soomeren (Dordt, 11 juli 1904), woonde Truus in de aanloop naar de oorlog in de Vincent van Goghstraat. In mei 1940 schoten de Duitsers het in brand. Zij vermoedden dat zich daar, of in een van de naburige panden, Nederlandse soldaten verschansten, die “kennelijk de opdracht hadden de Duitse parachutisten tegen te houden die geland waren langs de nabijgelegen Zuidendijk”, aldus Den Haan.
         Het huis en alles wat zich erin bevond, brandde volledig af, de kleren die de gezinsleden aanhadden uitgezonderd. Den Haan: “Die gebeurtenis heeft op mijn toen nog maar twaalf jaar oude moeder zonder meer de meeste indruk gemaakt. Dichterbij kan een oorlog zeker niet komen bij een kind.” Enige tijd later kregen haar ouders een woning in de Jacob Marisstraat toegewezen.

Pruik
In Dubbeldam bezocht Truus Haksteen, al voor de oorlog, vaak Leen Sanner, een aangetrouwde oudoom van haar vader. Hij woonde samen met huishoudster Johanna Theodora Wouters aan de Rechte Zandweg A519 (later werd dit nummer 26).
         Leendert Willem Sanner (Dordrecht, 1872), stoker op de gasfabriek in Dordrecht, had op 1 juli 1930 zijn vrouw Johanna Rook (Dordrecht, 1872) verloren. Samen hadden ze zes kinderen gekregen, achtereenvolgens Wilhelmina (1893), Hendrik (1895), Leendert Willem (1895), Johanna Elisabeth (1904), Johannes Dirk (1908) en Gerrit Hendrik (1909). Nu was hij weduwnaar.
         In mei 1934 kwam Johanna bij hem werken. Zij was geboren in Delft (25 augustus 1879), maar kwam thans uit Den Haag, waar ze in de jaren twintig lange tijd de huishoudster en de kinderjuf was geweest van de familie Bendien. In Dubbeldam kreeg ze dezelfde functies.
         Tante Jo droeg een pruik. Volgens André den Haan had zij tijdens een bepaalde kerstmis, bij een brand in huize Bendien, de kinderen onder een brandende kerstboom vandaan gered. “Daarbij was haar haar verbrand, dat nooit meer helemaal is teruggegroeid. De familie Bendien heeft haar toen een pruik gegeven.”
         Nog een bijzonderheid die Den Haan op gezag van zijn moeder weet te vertellen, is dat de familie tijdens de oorlog goederen in bewaring heeft gegeven aan hun voormalige huishoudster. De spullen “zouden zijn begraven”, rapporteert Den Haag voorzichtig, “in de tuin achter Sanners huis.” Toen Leen Sanner na de oorlog op sterven lag (hij stierf op 7 december 1948), vroegen zijn kinderen: “Vader, waar is de schat?” Den Haan: “De goederen zijn nooit meer teruggevonden.”

Indonesië
Wat heeft zich nu voor en tijdens de oorlog afgespeeld rond de familie Bendien?
         André den Haan kan er niet exact over zijn. Hij weet alleen dat “een jonge Bendien”, volgens zijn moeder John geheten, contact heeft gehouden met Johanna Wouters. “Hij kwam haar soms in Dubbeldam opzoeken, omdat zij zijn kinderjuf was geweest.” Verder vermoedt hij dat “zijn familie en denkelijk ook hijzelf de oorlog niet hebben overleefd”.
         Dit klopt niet, en ook de joodse afkomst van de Bendiens ligt genuanceerder. Dit blijkt als na speurwerk in Zoetermeer Frans Robert (Bob) Bendien wordt gevonden. Hij is de zoon van Gerard Willem Bendien, die op zijn beurt één van de kinderen was die Johanna Wouters mede heeft opgevoed. Al die zeven kinderen zijn inmiddels overleden, moet Bob Bendien helaas melden, maar in tegenstelling tot wat Den Haan veronderstelde, hebben vijf van hen de oorlog overleefd.
         Hoe dit kon? De familie Bendien was weliswaar van oorsprong joods, en actief in de Twentse textielindustrie, maar de Haagse tak ervan, de tak die JohannaWouters diende, niet. Vader Louis Levie Bandien (Almelo, 17 oktober 1878) zwoer het joodse geloof af. Hij trouwde met de niet-joodse Maria Andrietta Schoorel (Poerwokarta, 31 maart 1884), in Batavia overigens, op 26 augustus 1909. Op hun gezinskaart wordt als geloof NH vermeld, al is dit later doorgestreept.
         Nog in Batavia, tegenwoordig Jakarta genoemd, kwamen vijf van de zeven kinderen ter wereld: Cornelis Pieter Gerard (Cees; 1910), Tekla Elisabeth (Thé, 1912), Jacques Marie (1913), Louise Frederika (1915), en Johan Charles (John, 1918). Vader Bendien handelde er in geïmporteerde chemische artikelen. In september 1920, zo meldt Pieter van der Hoeven, medewerker van de Hollandse Vereniging voor Genealogie ‘Ons Voorgeslacht’, vestigt het gezin Bendien zich in Den Haag – eerst op de Van Boetzelaerlaan 99, later de Frederik Hendriklaan 8 en ten slotte de Joh. van Oldenbarneveltlaan 27.
         In Den Haag worden de laatste twee kinderen geboren, Justine Leonie (Tineke, 21 november 1920) en Gerard Willem (Gé, 22 november 1922), de vader van Bob Bendien. Bob Bendien heeft ooit van zijn vader “wel eens gehoord” over de kinderjuf in Dubbeldam. Zelfs “kan het zijn dat ik als klein jongetje daar op bezoek ben geweest. Maar ik kan mij daar niets meer van herinneren.” Over die ‘schat’ in de tuin weet hij niets.
         Johanna Wouters, de behulpzame huishoudster, is in mei 1964 gestorven.

kappersploeg van de joodse kapperszaak Lobatto in Amsterdam

Bobby Spier en Tineke Spier-Bendien en hun neefje Peter
bij hun woning in Tilburg.
Foto Joods Monument

Struikelsteen
Wie waren de twee kinderen Bendien die slachtoffer van de oorlog werden?
         Ten eerste was het Louise, al gaat voor haar op dat zij niet stierf als gevolg van de jodenvervolging. Louise was stewardess; zij kwam om het leven door een helikopter-ongeluk, in 1945, in Frankfurt. Anders ligt het bij haar zus Justine, de Tineke.
         Zij was sinds 6 januari 1940 in Den Haag getrouwd met de joodse Franz Robert Spier, zelf afkomstig uit Düsseldorf (7 juli 1913). Vanaf de trouwdag woonden zij in Tilburg, aan de Burg. van Meursstraat 5. Volgens het Regionaal Archief Tilburg ondernam het echtpaar in december 1941, samen met twee Tilburgse vrienden Bertram Polak en Alfred de Wit, een poging te vluchten naar Engeland, per boot.
         Dit mislukte. “Vermoedelijk door verraad is het schip even voor de kust van Oostvoorne door een Duitse patrouillevaartuig onderschept.” De vluchtenden werden gearresteerd op 9 december en gedeporteerd. Franz Robert Spier werd, samen met Bertram Polak, vermoord in Auschwitz-Birkenau, op 17 augustus 1942. Tineke Spier is op 19 maart 1945 omgebracht in het concentratiekamp Mauthausen.
         In het huis dat Bertram Polak bewoonde, aan de Prof. Dondersstraat 77, kwam in 2000 prof. Arnoud-Jan Bijsterveld terecht, hoogleraar Cultuur aan de Universiteit van Tilburg. Hij begon een speurtocht naar Bertram en diens familie en reconstrueerde de vluchtpoging en de afloop. Zijn bevindingen resulteerden in een verhaal voor In Brabant, een tijdschrift voor Brabants Heem en Erfgoed. Via deze link is het te lezen: http://www.thuisinbrabant.nl
         Ook nam hij het initiatief voor een Stolperstein, een struikelsteen in het trottoir bij zijn huis – als een pontificaal eerbetoon. Bob Bendien, die is geboren op 29 april 1946 en is vernoemd naar zijn Tilburgse oom Bobby Spier, was in april 2011 aanwezig bij de steenlegging.

bericht in het Nieuwsblad van het Noorden van 1 mei 1947

Een bericht in het Nieuwsblad van het Noorden van 1 mei 1947: de voormalige Dordtenaar Geert Sanner, leider van de brute Bloedgroep Norg, is hedenochtend geëxecuteerd.
Foto Redactie Website

Extreem
Ten slotte is er die brute zoon van Leen Sanner, Geert, de derde ‘kennismaking’ van Truus Haksteen met de uitwassen van de oorlog.
         Of zij hem persoonlijk heeft gekend, is twijfelachtig, want hij verliet Dubbeldam al in 1932, toen zij nog pas vier jaar oud was. Maar dat deze neef zich afzichtelijk heeft gedragen in Drenthe, is na de oorlog volledig tot haar doorgedrongen.
         Geert Sanner is in Dordrecht geboren, in een huis aan het Slikveld 12. Pas in april 1931 verhuist hij met zijn ouders, broers en zussen naar Dubbeldam. Sanner blijft er niet lang, zo valt op te maken uit de genealogische website van André den Haan, waarop hij zijn stamboom toont en de omzwervingen van Geert Sanner weergeeft (stamboomonline.nl).
        In februari 1932 vertrekt Sanner naar Den Haag, in februari 1939 naar Amsterdam. Hij, een volbloed NSB’er, oefent ondertussen verschillende beroepen uit: venter in galant, winkelbediende, grondwerker, bouwvakarbeider en betonvlechter.
        Eind 1944 bevindt Sanner zich, al toe aan zijn derde echtgenote, in Drenthe. Hij wordt er leider van een “extreem gewelddadige” groep Landwachters, aldus de website Drenthe in de oorlog .“In korte tijd wordt deze Bloedgroep Norg berucht vanwege haar hardhandige optreden, martelpraktijken en zelfs executies.”
         Het geschiedenisprogramma van de publieke omroep, Andere Tijden, heeft in maart 2013 een uitzending gewijd aan de Blodplog. De eindredacteur ervan, de journalist Ad van Liempt, beschreef hun wreedheden vrijwel tegelijkertijd in een artikel voor het Historisch Nieuwsblad.
        Hij signaleert dat de landwachters zich dikwijls volgoten met jenever voordat zij op onderduikers en verzetsstrijders gingen jagen. Zij beschouwden ze als ‘terroristen’, tegen wie alles geoorloofd was. Geruchtmakend was de badkuipmethode, waarbij verdachten net zo lang werden ondergedompeld tot zij bekenden.
        “Het is eigenlijk verbijsterend om te zien”, concludeert Van Liempt, “hoe mensen als Sanner [...] zich in de laatste fase van de bezetting te buiten konden gaan aan de ernstigste misdaden, zonder dat iemand daar iets tegen deed. Ook de Duitse autoriteiten niet, die weliswaar gruwden van het gebrek aan discipline bij vooral de Landwacht, maar die de opgelegde taak – rust en orde in Nederland handhaven – belangrijker vonden dat het in de hand houden van de uitvoerders.”
        Sanner kreeg na de oorlog in Assen, in augustus 1946, voor zijn misdaden de doodstraf opgelegd, door de Drentse kamer van het Bijzonder Gerechtshof te Leeuwarden. Hij vroeg gratie aan, maar op 1 mei 1947 bericht het Dordrechtsch Nieuwsblad dat H.M. de Koningin afwijzend heeft beschikt en dat het doodvonnis nog diezelfde ochtend is voltrokken, met een kogel.

***
links: André den Haan en rechts: Truus Haksteen Vier gebeurtenissen, vier oorlogsdrama’s.

Ze leggen al met al een schemerwereld bloot die je liever verborgen houdt voor kinderen als Truus Haksteen.
Links: Historicus André den Haan, de zoon van Truus Haksteen, hier gefotografeerd in het Franse Bayeux in 2011.
Rechts: Truus Haksteen zelf, op een actuele foto. Zij is inmiddels tachtiger.
Foto Privébezit

De lotgevallen van de andere Brandons

Wat is er eigenlijk met de andere leden van het Dordts-joodse gezin Brandon gebeurd?
        In het verhaal hierboven wordt gemeld dat vier van de zeven gezinsleden in de oorlog ten prooi zijn gevallen aan de nazi’s. Moeder Esther en dochter Rika werd vermoord in Auschwitz, op een en dezelfde dag: 27 augustus 1943. Vader Mozes Jacob eindigde in Sobibor op 4 juni 1942, zoon Hyman in Auschwitz op 30 september 1942. Hij was het eerste gezinslid dat werd gedood.
        Op de anderen − de kinderen Elisabeth Duifje, Henriëtte en Philip Mozes Jacob − werd niet meer teruggekomen. Het verhaal focuste op de oorlogsdrama’s waarmee Truus Haksteen te maken kreeg, niet op alle verwikkelingen in het gezin Brandon. Bovendien, zei André den Haan, de zoon van Truus Haksteen, ook sprekend namens zijn moeder: “Van de Brandons weet ik verder niets.”

Mozes Jacob Brandon

Op deze oude, beschadigde familiefoto staat, het hoofd omcirkeld, Mozes Jacob Brandon,
de vader van de vijf kinderen Brandon, in militaire dienst.
Foto Website ‘Joods Monument’


overlijdensbericht van Elisabeth Duifje Brandon

Het overlijdensbericht van Elisabeth Duifje Brandon (De Dordtenaar, 4.3.1987), die 72 jaar is geworden.
Foto Krantenbank Regionaal Archief Dordrecht

Redding
In dit kader wordt het verzuim gecorrigeerd. Alsnog is nagegaan hoe het de drie andere kinderen is vergaan. Het verheugende nieuws is dat zij allen de verschrikkingen van de jodenvervolging hebben overleefd. Enigszins viel dat al op te maken uit het verhaal, waarin staat dat ze alle drie met een niet-jood zijn getrouwd, en dat deze gemengde huwelijken hun redding zijn geweest.
        Een gemengd huwelijk garandeerde niet altijd dat de echtelieden door de Duitsers met rust werden gelaten, maar bij Elisabeth, Henriëtte en Philip is dat wel het geval geweest.
        Elisabeth (‘Betty’) woonde voor de oorlog samen met haar echtgenoot, de losarbeider Jakob Stal (Dordrecht, 29.9.1917) in de Koepelhof in Dordrecht, op nummer 9. Na de oorlog vestigt echtpaar zich per 12 maart 1946 in de Bezemerhof, op nummer 3. Op 19 november 1953 noteert de politie in haar dagrapport dat zich hier een “mishandeling” heeft afgespeeld, tussen Jakob Stal en zijn echtgenote.
        Midden jaren vijftig vertrekken ze naar Amsterdam, op 16 augustus 1954. Eerst naar het adres Kalkmarkt 10, daarna op 18 april 1955 naar de Oude Schans 10H I. Kort daarna, op 8 juli 1955, keren ze terug naar Dordrecht, naar de Kolfstraat 61 rood. Een halfjaar verder, op 20 februari 1956, volgt opnieuw een verhuizing, naar Geldelozepad 10.
        In deze straat blijft Elisabeth in de navolgende decennia grotendeels wonen, zij het steeds op een ander nummer, 8, 10 of 11 − met de Conventstraat 11 als onderbreking in 1978. De woongeschiedenis is terug te vinden op www.dordtenazoeker.nl. Zij overlijdt op 27 februari 1987, 72 jaar oud, in het pand Geldelozepad 8. In de overlijdensadvertentie, geplaatst in De Dordtenaar van 4.3.1987, deelt haar zus Henriëtte mee dat zij in besloten kring is gecremeerd en wordt Jakob Stal niet genoemd. Vermoedelijk was Elisabeth, die kinderloos bleef, al gescheiden.

Henriëtte Brandon tonend met haar zoon Jacob de Waard

Een privéfoto, Henriëtte Brandon tonend met haar zoon Jacob de Waard − degene die enkele foto’s naar de website ‘Joods Monument’ heeft gestuurd.
Foto Website ‘Joods monument’

Weinig
Over Henriëtte zelf, getrouwd met de rooms-katholieke Cornelis de Waard, zijn weinig openbare gegevens te vinden, dan behalve de woongeschiedenis.
        Het echtpaar kwam op 19 oktober 1940 op het Geldelozepad te wonen op nummer 10, komend van nummer 32, en bleef daar lang. Henriëtte kreeg met Cornelis twee kinderen: Adriana Jacoba Johanna (Dordrecht 29.1.1940 en Jacob (Dordrecht, 10.3.1942). Op 31 januari 1959 verhuisden Henriëtte en Cornelis naar de Conventstraat 11. Hier overleed Cornelis op 7 december 1965. Als weduwe hield Henriëtte de woning aan, in 1978 kwam haar zus Elisabeth twee maanden bij haar inwonen.
        Henriëtte overleed op 19 mei 1998, 77 jaar oud, op het laatst wonend in de Beverwijckstraat op nummer 185. In de overlijdensadvertentie, in De Dordtenaar van 20 mei 1998, wordt haar heengaan bedroefd betreurd door kinderen, behuwdkinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Ook zij is gecremeerd.

 

 

 

curieuze advertentie in Het Vrije Volk van 8 juni 1945

Een curieuze advertentie in ‘Het Vrije Volk’ van 8 juni 1945: Flip Brandon wil niet mensen geld of goederen geven aan zijn ‘gewezen huisvrouw’.
Foto Delpher

geboortebericht van Rika Jans

Het geboortebericht van Rika Jans, de dochter van Grietje Vonk en Philip Mozes Jacob (‘Flip’) Brandon, in de ‘Dordrechtsche Courant’ van 13 april 1944.

Geen geld
Ten slotte zoon Philip Mozes Jacob, die op 28 juli 1937 in Amsterdam trouwde met Grietje Vonk (Amsterdam, 9.4.1917). In en na de oorlog woonden zij in Dordrecht, in de Schoenerstraat op nummer 20. Op 8 juni 1945 plaatste Philip een curieuze kleine advertentie in Het Vrije Volk, luidende: “Men wordt verzocht geen geld of goederen af te geven aan mijn gewezen huisvrouw G. Brandon-Vonk, daar door mij niets wordt vergoed. F. Brandon, Schoenerstraat 20, Dordrecht.”
        “Gewezen”: was hier sprake van een ruzie? [F. is waarschijnlijk Flip, de roepnaam van Philip.]
        Hoe dan ook, na de oorlog vestigde het echtpaar zich in Amsterdam, zo leert de gezinskaart uit het Stadsarchief van Amsterdam, en in die stad blijft het ook. De kaart toont een reeks van adressen, beginnend op 15.1.1946 met Rapenburg 93 II en ook weer eindigend op dat nummer, per 23 mei 1962, zij het een etage lager: I. Tussendoor heeft het gezin in bijvoorbeeld de Wagenaarstraat 97 huis gewoond, en op de Kalkmarkt 10 I.
        Drie kinderen kregen Philip en Grietje, achtereenvolgens Esther (‘Hesje’, Dordrecht, 24 december 1937), Rika Jans (Dordrecht, 8 april 1944) en Jacob Philip (Amsterdam, 1947). Vader Philip, die sjouwer, havenarbeider, magazijnbediende, transporteur en kantinebediende is geweest, is overleden op 4 april 1980, op 68-jarige leeftijd. Van Grietje is geen overlijdensdatum gevonden, dochter Rika is overleden op 15 januari 1965, op 20-jarige leeftijd.


briefkaart die Esther Brandon-Beekman, met haar dochter Rika op weg naar Auschwitz, onderweg uit de trein gooide

Voor- en achterzijde van de briefkaart die Esther Brandon-Beekman, met haar dochter Rika op weg naar Auschwitz, onderweg uit de trein gooide. De kaart heeft de familie De Waard in Dordrecht bereikt, en is bewaard gebleven.
Foto’s Familiebezit

Briefkaart
Bij de naspeuringen naar de familie Brandon zijn foto’s en een afscheidsbriefkaart gevonden. De foto’s zijn afkomstig van Jacob (‘Jaap’) de Waard, de zoon van Henriëtte. De familie De Waard woont tegenwoordig in Etten-Leur. Jaap de Waard heeft de foto’s afgestaan aan de website ‘Joods Monument’, en vervolgens aan de Dordtse Stolpersteinesite; ze staan hiernaast afgebeeld. De ene foto toont (zijn hoofd omcirkeld) zijn grootvader Mozes Jacob in militaire dienst. Op de andere staat Jacob met zijn moeder omstreeks 1960. “Henriëtte was altijd een heel lief en gezellig mens. Maakte heerlijke viskoekjes.”
        De briefkaart is op 24 augustus 1943 verzonden naar de familie De Waard in het Geldelozepad 10 in Dordrecht en is aangrijpend. Het document, een allerlaatste teken van het gezin Brandon, is onderweg uit de trein naar Auschwitz gegooid, bezorgd en al die decennia bewaard gebleven. Foto’s ervan werden de redactie van deze Dordtse site desgevraagd toegestuurd, door Cornelis, de zoon van Jacob de Waard. Daardoor viel beter dan op ‘Joods Monument’ de tekst te herkennen.
        Het handschrift is moeilijk leesbaar, maar het is vrijwel gelukt om de tekst te ontcijferen. Op achterzijde staat: “Lieve kinderen, vertrokken naar vader. Allemaal de beste wenschen en veel zoentjes voor Hesje, Adri en Japie. Dag kinderen, de groeten van moeder en Riek.” Deze tekst doet vermoeden dat de kaart is geschreven door moeder Esther, ook namens dochter Rika. Met “vader” zal Mozes Jacob zijn bedoeld, die eerder naar Polen was getransporteerd, in juni.
        Voorop staat: “Dag jongen, dag kinderen, veel zoentjes van Opoe en Riek.” En opzij is nog gekrabbeld, doorlopend tot onder haar naam: “Bedankt voor het posten.”
        Het was zijn moeder Henriëtte, vertelde Jaap, die deze briefkaart al die tijd bij zich heeft gehouden. Samen met twee polissen heeft zij deze later aan haar zoon gegeven. Jaap de Waard liet weten dat hij “het fijn vindt” dat er aandacht aan de familie wordt besteed. “Maar ik ben er heel emotioneel onder. Het doet me mijn hele leven al beheersen.”

De gevreesde, alle hoop ontnemende naoorlogse brieven van het Rode Kruis

De gevreesde, alle hoop ontnemende naoorlogse brieven van het Rode Kruis, waarin nabestaanden van moeder Esther, zoon Hijman en dochter Rika wordt meegedeeld dat hun familielid “aan de gevolgen van gasverstikking in de omgeving van Auschwitz is overleden”.
Foto’s Familiebezit    

Oorlogsherinneringen
Cornelis, de zoon van Jacob, heeft de redactie van de Dordtse website ook enkele anekdotes van zijn vader over de oorlog doen toekomen. In enigszins geredigeerde vorm staan deze herinneringen eveneens op de website ‘Joods Monument’.
        “Als kind”, vertelt Cornelis namens zijn vader, “was hij door zijn hoogblonde haar en felblauwe ogen door de Duitsers gespaard gebleven. Hij kreeg zelfs koek en dergelijke van hen, wat hij aan de familie gaf. Slim als de familie Brandon was, leerde men kleine Jacob de zin “Haben sie Kuch?”, zodat hij van de Duitsers eten kreeg voor de familie. Hij kon immers heel snel spreken en had feilloos door hoe hij met zijn uiterlijk de Duitsers om de tuin kon leiden.
        “De herdershonden likten aan mijn vaders gezicht. Dit waren tevens de honden die de kolen bewaakten. Tevens is kleine Jacob over de muur getild om kolen te stelen, om nog enigszins warmte te verkrijgen in de koude winter van 1944. Dit benadrukt de noodtoestand van toen nog maar eens.
        “Dit zijn zomaar een paar anecdotes mij altijd zijn bijgebleven. Ik zeg mijn vader ook altijd dat hij wel een boek kan schrijven. De wereld mag weten dat joodse kinderen in de oorlog niet als moderne “prinsjes en prinsesjes” werden behandeld en opgevoed.”


Dordtse kunstenaar John Brandon ontwierp belangrijk monument

Dordrecht heeft nóg een Brandon gekend, een die zelfs landelijke faam heeft verworven: de kunstenaar John Franklin Cornelis Brandon.
        Hij is het die het aangrijpende monument ‘Dwangarbeid 1940-1945’ heeft ontworpen, dat staat op het terrein van het Oorlogsmuseum in het Brabantse Overloon. John Brandon is geen familie van de Brandons die hierboven zijn beschreven, en evenmin joods. Alleen heel ver terug is er nog sprake van een band met het jodendom, zegt zijn dochter Sanne. “De oma van mijn opa was van joodse afkomst, volgens mijn tante. Brandon is wel een joodse naam.”

beeldengroep van John Brandon: dwangarbeiders

De beeldengroep van John Brandon: dwangarbeiders, zonder armen, in wanhoop voortmarcherend, met gepijnigde gelaatsuitdrukkingen.
Foto: Nationaal Comité 4 en 5 mei/Nationaal Oorlogs- en Verzetsmuseum Overloon

Utrecht
John Brandon, soms ook Johnny genoemd, vestigde zich volgens gemeentelijke woonkaarten op 25 mei 1977 in Dordrecht, 27 jaar oud, in de Eben Haëzerhof 27. Hij was afkomstig uit Leerdam en had in Utrecht de kunstacademie Artibus doorlopen. Brandon is op 1 november 1961 geboren in Randwijk, een dorpje langs de uiterwaarden van de Nederrijn, vlakbij Wageningen. Zijn vader is Frans Brandon, geboren in Paramaribo op 12 augustus 1918; zijn moeder Cornelia Wilhelmina Berkvens, die ter wereld kwam in Den Haag, op 19 januari 1924.
        Bijna twintig jaar nadat hij Dordtenaar was geworden, onthult minister Els Borst van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op 29 mei 1996 in Overloon het monument dat John Brandon heeft gemaakt. Het is geen enkel beeld, maar een beeldengroep – van vijf bronzen mensenfiguren, die geknakt en beheerst door wanhoop in een rij voortmarcheren. Brandon kreeg de opdracht voor het monument van de Vereniging ex-Dwangarbeiders Nederland Tweede Wereldoorlog (VDN), die het kon financieren dankzij een gift van 150.000 gulden van het ministerie van VWS en een bijdrage van de stichting Fondsenwerving Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers en Aanverwante Doelen.
        Dwangarbeiders zijn na de joden de grootste groep Nederlandse slachtoffers van het nazi-regime. Een half miljoen mannen van 18 tot 60 jaar werden in de oorlog opgepakt en in het kader van de Arbeitseinsatz gedwongen te werken in de Duitse (oorlogs)industrie. Dertigduizend van hen keerden niet terug. Ze waren omgekomen als gevolg van “bombardementen, ziektes, ongelukken en beroerde huisvesting”, zoals het Reformatorisch Dagblad (RD) een dag na de onthulling rapporteerde.

Deerniswekkend
De vijf figuren van Brandon, honderdtachtig centimeter hoog, staan elk voor 100.000 dwangarbeiders. Ze zijn te vinden langs een pad van het Oorlogsmuseum met meer monumenten die herinneren aan verzet en vervolging. Directeur Stef Temming vertelde indertijd dat de beslissing om Brandon’s monument juist daar te plaatsen, op diezelfde route, “geen probleem is geweest”. Het is immers een monument voor mensen, “die echt bij razzia’s zijn opgepakt”.
        De menselijke figuren zien er deerniswekkend uit. Verslaggever Louis Burgers beschreef ze in de Provinciale Zeeuwse Courant van 30 mei 1996: “Ze staren de bezoekers […] aan. De figuren staan daar zonder armen, met gepijnigde gelaatsuitdrukkingen van machteloze woede en schaamte. Een van de vijf draagt een touw om zijn lijf. Het snoert zijn weerbarstige bovenlichaam vast.”
        Dit is wat Brandon zag, benadrukt Burgers, als hij dacht aan het lot van de dwangarbeiders: moderne slaven. Aan het slot van zijn reportage citeert hij Brandon nogmaals: “Over een rij dwangarbeiders is het efficiënt bewind voeren. Al vanaf het moment dat ze van de straat zijn geplukt, worden ze in rijen opgesteld. Het zijn mannen die weerloos zijn, mannen zonder armen.”

Gedicht
Aan de voeten van de vijf bronzen figuren ligt een stenen plaquette van negen meter breed. In graniet zijn daarin enkele regels gebeiteld uit een gedicht van Wim de Vries, luidende:

                “Straks gaan wij weer naar het heden.
                En hoe men ’t wendt en keer en plooit:
                wij zullen veel moeten vergeven.
                Vergeten doen we echter nooit.”

Wim de Vries, het is puur toeval, is ٕóók een Dordtenaar. Hij is geboren in Puttershoek op 25 mei 1923, en overleden in Dordrecht op 26 mei 1994. Net als Brandon kreeg hij landelijke bekendheid, in zijn geval als arbeidersdichter. Hij was, aldus een korte biografie van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD), “een van de eerste arbeiders die poëzie schreef en die zijn gedichten ook gepubliceerd zag”.
        De Vries was zelf ook dwangarbeider geweest. Het RAD: “Tijdens de Duitse bezetting werd De Vries in 1941 als zeventienjarige dwangarbeider in de Fieseler vliegtuigfabriek in Kassel (Duitsland) te werk gesteld. Hij leed er honger, maakte er zware bombardementen mee en was getuige van executies. Die ervaringen maakten diepe indruk op hem. Poëzie schrijven was voor De Vries in zijn latere leven een middel zijn oorlogservaringen en oorlogsherinneringen te bezweren.”
        In die naoorlogse jaren was Wim de Vries werkzaam als pijpenbuiger bij de vliegtuigenfabriek Fokker in Papendrecht.

Erkenning
De beeldengroep van John Brandon was ook een belangrijk monument. Dwangarbeiders kregen nu “eindelijk de erkenning” (RD) dat ook zíj slachtoffers zijn geweest van het nationaal-socialisme. De VDN is in 1987 juist opgericht om dit gebrek aan erkenning aan te kaarten. Voorzitter Aart Pontier wees er bij de onthulling op dat teruggekeerde tewerkgestelden “hun mond moesten houden” over wat zíj hadden meegemaakt. Ze konden op weinig sympathie rekenen.
        Dat onbegrip bij de thuisblijvers had volgens A.J. van der Leeuw, historicus en oud-medewerker van het RIOD, te maken met “het slechte geweten van zovele Nederlanders, die de dans in de oorlog wisten te ontspringen” (PZC). Hij voegde hieraan toe: “De Arbeitseinsatz was een van de grootste rampen die de nazi’s over Nederland hebben gebracht en waartegen wij ons, ondanks het bewonderenswaardige verzet, slechts in betrekkelijk geringe mate effectief teweer hebben kunnen stellen.” (RD).

***

John Brandon trouwde op 4 maart 2004 met Margaretha Zwijnenburg (Zaandam, 23.7.1958), met wie hij op 25 augustus 1993 al een dochter had gekregen, Sanne. Drie jaar na het huwelijk stierf hij, op 15 juni 2007, 55 jaar oud. Enkele maanden eerder was hij ernstig ziek geworden.


Briefkaart laatste levensteken van Rika Brandon

Rika Brandon heeft kort voordat zij naar Auschwitz werd afgevoerd vanuit kamp Westerbork een briefkaart gestuurd naar de Dordtse familie Van der Wegen. Zij klinkt opgetogen en is schijnbaar vrolijk. Maar droevigstemmend is de briefkaart, verzonden op 8 augustus 1943, niettemin: het is haar laatste levensteken. Negentien dagen later werd ze vergast.
        De briefkaart is bij toeval ‘ontdekt’ toen de redactie van deze Stolpersteine-site bij Westerbork informeerde of zich in het archief ook brieven of briefkaarten bevinden die in de oorlogsjaren vanuit het kamp naar Dordrecht zijn gestuurd, of andersom. Het bestaan van deze correspondentie is bekend. In het kamp worden langs een bepaald pad uitvergrote, geplastificeerde brieven getoond.
        In zijn reactie wees Gerard Rossing, medewerker collectie, op de briefkaart van Rika. Hij stuurde een digitale kopie ervan toe, waarvan voor- en achterzijde hier worden afgebeeld. De inhoud kon grotendeels ontcijferd worden, op één naam na. Onder de briefkaarten staat de tekst van de briefkaart.

Briefkaart laatste levensteken van Rika Brandon

Briefkaart laatste levensteken van Rika Brandon

Dit de tekst van de briefkaart (met hier en daar een leesteken toegevoegd voor de leesbaarheid):

Sjaan
Rika was zestien jaar oud toen zij vanuit Barak 62 de familie Van der Wegen schreef. Deze familie woonde indertijd aan de Anna Paulownastraat 7 in Dordrecht, in Nieuw Krispijn. De familie Brandon woonde enkele honderden meters verderop aan de Patersweg, op nummer 25 rood, in Oud-Krispijn.
        Naspeuringen wezen uit dat het gezin bestond uit vader Johannes van der Wegen (Steenbergen, 3 mei 1894), moeder Adriana Wilhelmine Collée (Gorinchem, 6 augustus 1894) en de kinderen Adriaan (Dordrecht, 22 mei 1918) en Adriana Martina (Dordrecht, 20 mei 1928). De heer Van der Wegen was oorspronkelijk landbouwer, later arbeider bij de Nederlandse Spoorwegen.
        Hoewel Rika zich tot de familie richtte (“Hallo Familie”), was de kaart vooral bedoeld voor dochter Adriana (‘Sjaan’), die iets jonger was: 14 jaar. Volgens Rossing kende zij Rika via een vriendin. Het is in deze Adriana geweest die de briefkaart decennia later aan kamp Westerbork heeft geschonken, meldt Rossing. Hij voegt er nog aan toe dat Rika op 3 augustus 1943 in het kamp aankwam en op 24 augustus werd doorgestuurd naar Auschwitz.

Roepnaam
In het kamp had Rika, schrijft ze, al een vriendin: Betty Beugeltas. Via het boek In Memoriam − dat Guus Luijters in 2013 heeft gepubliceerd en dat alle namen noemen van de gedeporteerde joodse, Roma- en Sinti-kinderen uit de periode 1942-1945 − kon worden gereconstrueerd wie deze Betty was. In het boek komt geen Betty of Bertha voor, wel tweemaal een Rebecca Beugeltas. Het is aannemelijk dat Betty de roepnaam was van een van deze Rebecca’s.
        De ene Rebecca Beugeltas, geboren in Amsterdam op 3.11.1928, is vermoord in Sobibor, op 28 mei 1943. Zij kan Betty niet zijn, want Rika bevond zich in mei nog niet in Westerbork. De andere Rebecca (Amsterdam, 10.1.1929) is vermoord in Auschwitz, op 3 september 1943, 14 jaar oud. Zij zou Rika in augustus 1943 in Westerbork hebben kunnen ontmoet. Het gezin Beugeltas, bestaande uit metaalsorteerder Isaäc (1899), moeder Helena Wegloop (1900) en de kinderen Maria (1924), Rebecca (1929) en Salomon (1937), is in Auschwitz compleet vernietigd, twee gezinsleden op 3 en twee op 17 september.
        Ten slotte: op de briefkaart lijkt te staan “Sa Gerzon”. In Dordrecht was een filiaal van de firma Gerzon gevestigd, een kledingmagazijn op de Voorstraat 248. Maar van een gezin Gerzon is niets gevonden, vermoedelijk staat er iets anders dan “Sa Gerzon”. Of het gaat om iemand die in Dordrecht niet officieel stond ingeschreven.



< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'