Het voorbije joodse dordrecht
In Dordrecht trof hem het noodlot:
Herman Koster werd er opgepakt
* Overzicht van de families Koster
Notities uit het dagjournaal van de Dordtse Gemeentepolitie. Op 11 juli 1942 werden drie joodse arrestanten, onder wie Herman Koster, zolang in bewaring gesteld in het hoofdbureau aan de Groenmarkt. Op 13 juli werden zij door de marechaussee opgehaald naar Rotterdam vervoerd. |
Hoe is hij toch in Dordrecht verzeild geraakt?
Herman Koster was een joodse jongeman uit Rotterdam, 19 jaar oud, toen hij op zaterdag 11 juli – op sabbath dus – op het Dordtse hoofdbureau van politie aan de Groenmarkt werd ingesloten. Dat gebeurde volgens dagrapport 192 “te 12.30 uur” en op last van de Sicherheitspolizei te Rotterdam.
Samen met Herman, bankwerker en slotenmaker van beroep, werden nog twee joodse mannen “aan het bureau in bewaring gesteld”: de 35-jarige winkelier Louis Sons, wonend in Dordrecht aan de Burg. de Raadtsingel op nummer 23E, en de 18-jarige fotograaf Meijer de Jong, ter stede wonend in de Knoopmakersgang, op nummer 2 rood. Louis had ƒ 91,96 bij zich, Herman ƒ 25,76, bij Meijer werd geen geld aangetroffen.
Twee dagen later, op maandag de 13de juli, werden de drie arrestanten tegelijk door de marechaussee afgehaald, om naar Rotterdam te worden gebracht. Dat gebeurde om 08.30 uur, volgens dagrapport 194. Voor Meijer en Herman was deze tocht de inleiding tot hun dood. Louis heeft wonderwel aan de Holocaust weten te ontsnappen. Hij is 72 mogen worden. Hij is op 10 augustus 1980 gestorven in Scheveningen, waar hij bij zijn kinderen woonde.
Maar wat deed Herman Koster nu in Dordrecht? Het politiejournaal vermeldt niet waar in de stad hij is opgepakt of bij wie, en helemaal niet waarom. Was hij op bezoek bij vrienden of was hij op de vlucht voor de jodenjagers van Rotterdam? Antwoorden moeten uitblijven, want het is niet meer te reconstrueren wat Herman heeft bewogen om op die bepaalde dag in Dordrecht te zijn. Zelfs nog geen foto is er van hem in archieven te vinden.
Feit is alleen dat in Dordrecht hem het noodlot trof; hij werd er opgepakt.
In dit verhaal wordt uiteengezet uit welk gezin Herman afkomstig was en hoe het de andere gezinsleden is vergaan, tenminste: voorzover dat viel te achterhalen. Ook wordt beschreven wat er na zijn verblijf in die Rotterdamse cel zoal is geschied.
Herman is het laatste kind van de acht die zij ouders kregen. Hij is geboren op 28 augustus 1922, bericht ‘De Voorwaarts’ in de editie van de 30ste. |
De laatste
Herman Koster was het laatste kind dat Maurits Koster kreeg met Sara Harkman. Het echtpaar was op 23 november 1898 getrouwd in Rotterdam. Allebei waren ze toen 19 jaar oud, allebei ook waren zij joods en autochtone Rotterdammers. Maurits was er op 17 maart 1879 geboren, Sara op 27 december 1878.
Acht kinderen kregen Maurits en Sara, allen te Rotterdam. Twee van hen, beiden Simon geheten, hebben slechts kort geleefd. Simon nummer 1, ter wereld gekomen op 9 februari 1902, stierf na elf maanden op 20 januari 1903. Simon de tweede, geboren op 2 april 1909, redde het slechts acht dagen. Hij overleed op 9 april 1909.
Rozetta was hun eersteling. Zij verscheen op 14 maart 1899. Die datum betekent dat Sara al tijdens de huwelijksceremonie al vijf maanden zwanger was. Na Rozetta volgden: Philip (13.3.1900), Simon 1 en 2, Marie (14.5.1910), Dina (26.8.1911), Simon de derde (4.3.1915) en tot slot Herman, de nakomeling van wie Sara beviel op 28 augustus 1922. Hoewel Rotterdam onwrikbaar de vaste woonplaats leek te zijn van het gezin Koster, was de werkelijkheid anders: in 1904 woonde de familie in Hilversum, in 1932 verhuisden de Kosters kort naar Den Haag.
Moeder Sara Koster-Harkman verhuisde kort na het overlijden van haar man met de zonen Simon en Herman naar Den Haag, per 1 juni 1932, om vier maanden later, op 4 oktober, toch maar terug te gaan naar Rotterdam. |
In Rotterdam gingen zij eerst wonen aan de Gerard Scholtenstraat, twee jaar later verhuisden zij, op 30 juli 1934, naar de Benthuizerstraat, naar nummer 129a. |
Vader Maurits Koster stierf op 16 mei 1932 en is begraven op de joodse begraafplaats Toepad in Rotterdam. |
Verhuizen
Binnen Rotterdam waren zij al evenmin standvastig. De Kosters hebben bijvoorbeeld aan de Schiekade, op nummer 115 gewoond, aan de Oppert (nummer 100) en in de Bokelstraat, op nummer 5. Misschien had dit rondtrekken te maken met het beroep van vader Maurits; hij was decoratieschilder.
Maurits heeft het verblijf in Den Haag niet meegemaakt. Hij is namelijk op 16 mei 1932 in Rotterdam overleden, op 53-jarige leeftijd, en begraven op de joodse begraafplaats aan het Toepad. Zijn echtgenote Sara verliet daarna Rotterdam en vestigde zich met twee van haar (kennelijk nog thuis wonende) telgen, Simon en Herman, in Den Haag, op 1 juni 1932.
Eerst woonden zij er op het adres Paul Gabriëlstraat 152 (tot 6 juni), daarna, vanaf 6 september, in de Hogenhoucklaan op nummer 142. Op 4 oktober 1932 vertrokken zij alweer naar Rotterdam, naar Gerard Scholtenstraat 67a. Simon was ondertussen 17 en kantoorbediende geworden, Herman was nog een kind van 10. Twee jaar na hun terugkeer verhuisden de Kosters opnieuw. Zij betrokken een woning aan de Benthuizerstraat, nummer 129a.
Dit zou voor hen alle drie het laatste woonadres blijken te zijn.
De Benthuizerstraat is, achteraf gezien, het laatste woonadres geweest van de Kosters. Deze prentbriefkaart is gemaakt in 1930. Links op de voorgrond is het hoekpand aan de Schommelstraat, rechts is het Pijnackerplein. |
Simon is het eerste familielid dat door de Duitsers wordt omgebracht. Hij belandt volgens zijn Joodsche-Raadkaart op 4 augustus 1942 in Westerbork en gaat op 7 augustus op transport, om op 30 september te worden vergast in Auschwitz. |
Einde
Nu het familieverband is toegelicht (meer details in het kader onderaan), wordt vervolgd met de oorlogstijd – die voor drie gezinsleden het begin van het einde betekende.
Simon was de eerste van het gezin Koster die door de nazi’s is vermoord. Hij was 27 jaar oud, nog ongetrouwd en van professie assistent-accountant. Volgens zijn Joodsche-Raadkaart is Simon op 4 augustus 1942 in Kamp Westerbork beland, om vandaaruit op 7 augustus op transport te worden gesteld – naar Auschwitz, waar hij op 30 september werd gedood.
Moeder Sara is op 17 november 1942 gevangengezet in het Rotterdamse politiebureau en de volgende dag vervoerd naar Westerbork. Daar ging zij op 4 december op transport, om drie dagen later, op de 7de, in Auschwitz te worden gedood. Sara is 63 jaar geworden.
En dan is er nog Herman, die op onverklaarbare reden in Dordrecht terecht was gekomen. Daar wisten de lokale agenten hem, op aandrang van de Sicherheitspolizei, te vinden en te arresteren. Waar ze hem dan snapten, blijft in het ongewisse. Er zijn alleen (schaarse) gegevens gevonden over hoe het Herman na de arrestatie verging.
De arrestantenkaart over hem van de Rotterdamse Gemeentepolitie, online te vinden op de website van het Rotterdamse Stadsarchief, vermeldt dat Herman er op 13 juli 1942 is ingesloten en dat hij op 18 juli is “ontslagen”. Dat klinkt alsof hij toen is vrijgelaten, maar uit de kolom ‘Bijzonderheden’ blijkt het tegendeel waar. Daar staat: “18/7 Amersf”. Herman
Koster is dus naar Kamp Amersfoort overgebracht.
Moeder Sara Koster-Harkman is op 17 november 1942 in haar woonplaats Rotterdam gearresteerd, de volgende dag overgebracht naar Westerbork. Op 4 december gaat zij daarvandaan op transport, op 7 december sterft zij, ook in Auschwitz. Foto’s Stadsarchief Rotterdam en Arolsen Archives |
Herman, de jongste zoon, wordt op 13 juli 1942 ingesloten, en op de 18de ontslagen, om naar Kamp Amersfoort te worden vervoerd, zo toont deze arrestantenkaart. Volgens de Joodsche-Raadkaart overlijdt hij op 1 november 1942 in het Oostenrijkse Mauthausen. |
Mensonterend
In dit concentratiekamp, tegenwoordig Nationaal Monument Kamp Amersfoort geheten, hebben circa 47.000 mensen gevangengezeten. Er heerste “een mensonterend regime van honger, mishandeling, dwangarbeid en executies”, staat op de website van dit kamp. Die gevangenen behoorden tot verschillende groepen. De website noemt ze: verzetsstrijders, ontduikers van de Arbeitseinsatz, communisten, gijzelaars, (vermeende) criminelen zoals zwarthandelaren, slachtoffers van razzia’s, circa 2.500 Joden, 271 Amerikaanse staatsburgers, 123 Jehovah’s getuigen en 100 Sovjet-krijgsgevangenen.
De uitleg gaat verder met: “359 Gevangenen tekenden onder dwang een contract als SS-Frontarbeiter en belandden zo aan het Oostfront. Leden van twee beroepsgroepen werden wegens collectief verzet opgesloten, circa 400 politiemannen en circa 300 artsen. Naar schatting driekwart van de gevangenen werd naar andere kampen doorgevoerd voor dwangarbeid, waarvan velen nooit zijn teruggekeerd.”
Er is geen aparte, toegankelijke registratie van al deze gevangenen. Daarom is niet vastgesteld kunnen worden hoe lang Herman Koster in Kamp Amersfoort heeft doorgebracht. Maar zoveel maakt zijn Joodsche-Raadkaart wel duidelijk: Herman is naar het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen gestuurd. Op de website van de stichting Vriendenkring Mauthausen (SVM) wordt uitgelegd dat dit vooral een dwangarbeidkamp was.
Dit is de kaart van het verblijf van Herman in Mauthausen, het andere document is een fragment uit de lijst van honderden ongekomen in Mauthausen, te vinden op de website van de SVM. |
Een bericht uit de Nederlandsche Staatscourant van 23 februari 1950, waarin de dood van Herman wordt vermeld. |
Goedkoop
Mauthausen is een stadje aan de Donau, op twintig kilometer afstand van Linz. De keuze van de Duitsers voor Mauthausen als locatie voor een concentratiekamp, werd volgens de SVM ingegeven door de aanwezigheid daar, en in het nabijgelegen Gusen, van steengroeven die grote voorraden graniet bevatten. “Door ter plaatse een concentratiekamp neer te zetten kon op een goedkope manier worden voorzien in arbeidskrachten.”
Het bleef niet bij Mauthausen en het nevenkamp Gusen. “In totaal heeft Mauthausen negenenveertig nevenkampen gehad, die over heel Oostenrijk verspreid lagen en waar tal van Duitse bedrijven vestigingen hadden, waar de gevangenen werden afgebeuld in de oorlogsindustrie.”
Tussen 1938 en 1945 hebben volgens de SVM “meer dan 200.000 mannen, vrouwen en kinderen, van tientallen nationaliteiten, in Mauthausen en de nevenkampen gevangen gezeten. Meer dan 110.000 van hen werden vermoord of stierven ten gevolge van de ontberingen die zij moesten lijden. Onder deze slachtoffers waren meer dan 1600 Nederlanders.”
Eén van hen was Herman Koster, die intussen – op 28 augustus 1942 – twintig was geworden. Of hij er nu is afgebeuld of vermoord, vaststaat dat Herman in Mauthausen aan zijn einde is gekomen, op 1 november 1942. Dit blijkt uit een handgeschreven notitie op zijn Joodsche-Raadkaart, die overigens meldt dat Herman van beroep slotenmaker was. In de Todfallsaufnahme staat dat Herman is overleden “gegen 15.45” uur.
Met andere woorden: nog geen vier maanden nadat Herman in Dordrecht was opgepakt, en via Rotterdam en Amersfoort naar Oostenrijk was getransporteerd, was zijn leven voorbij. En zoals onduidelijk is wat hij in Dordrecht deed of zocht, is ook niet vast te stellen waarom hij naar Mauthausen is getransporteerd. Voor de Duitsers telde alleen dat Herman Koster joods was, en dat alleen was genoeg reden om hem om te brengen.
En die ene andere Dordtse mede-arrestant van Herman, Meijer de Jong, hoe is het hem vergaan? Al even slecht. Meijer is vermoord in Sobibor, op 16 april 1943. Zoals gezegd heeft alleen Louis Sons de nazigruwelen weten te overleven.
Nog meer documenten over (de dood van) Herman Koster. Van hem en zijn familieleden is geen enkele persoonsfoto gevonden, daarentegen zijn er wel allerlei zakelijke archivalia over hen aangetroffen. |
De anderen
Herman, zijn broer Simon en zijn moeder Sara zijn van alle gezinsleden Koster de enige drie van wie het leven in kampen eindigde. Openbare bronnen wijzen dat uit. Van drie andere Kosters is niet getraceerd kunnen worden hoe en of zij de oorlog hebben doorstaan. Dit betreft Rozetta en haar man Kurt Alwin Meisel, zo ook Marie en haar echtgenoot Ewalf Harry Martin (zij trouwden beide Duitse onderdanen in 1924 en 1932) en het geldt ook voor Dina, die in 1938 de vrouw werd van Hendrik Abraham Nicolaas Trijsburg. Over hen zijn geen wetenswaardigheden aangetroffen in publieke archieven.
Maar geboren als zij zijn aan het begin van de vorige eeuw, zal niemand van hen nog leven.
Alleen voor Phillip, het tweede kind van Sara en Maurits, is het wel gelukt om te detecteren hoe zijn leven is verlopen. Philip huwde in 1926 eerst met Josine Cornelia den Outer uit Vlaardingen. Na haar overlijden in 1932 hertrouwde hij in 1934 met haar zus Lijdia, van wie hij scheidde in 1944. Philip is 78 jaar oud geworden en overleden in Den Haag op 27 november 1978. Zijn ex-vrouw Lijdia stierf op 1 maart 1991.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'