Het voorbije joodse dordrecht
Helena Roos verborg zich
in Dordrecht, maar waar?
* Helena dook onder bij de familie Jonkers
Een zeldzame foto van Helena Slager-Roos, op een visum dat zij kort na de oorlog had aangevraagd |
Waar in Dordrecht heeft de joodse Helena Slager-Roos zich tijdens de oorlog met succes verborgen kunnen houden?
Die vraag zal vermoedelijk niet meer beantwoord kunnen worden. Familieleden die het zouden kunnen weten, zijn inmiddels overleden en onderzoek leverde geen sluitende gegevens op. Wat ook niet zo verwonderlijk is: de clou van onderduiken is nu juist dat het geheim blijft.
Helena Roos, een geboren Rotterdamse, zat eerst in Kampen ondergedoken bij de familie Van der Werf – zoveel staat vast. Daarna is zij overgebracht naar Dordrecht. Maar wie bij wie, en vanaf wanneer hoe lang: daar is geen informatie over te achterhalen. Zij heeft de oorlog wel overleefd, ook dát staat vast: Helena is 89 kunnen worden en op 7 oktober 1985 in Zwolle overleden.
Van haar gezin is zij de enige overlevende. Haar man, de 45-jarige dierenarts Marcus Slager, is in september 1942 vermoord in Auschwitz, haar 19-jarige dochter Clara in januari 1945 ergens in Oost-Europa, op een onbekende locatie.
In dit verhaal wordt de achtergrond beschreven van Helena – die van haarzelf, haar familie en haar gezin. Maar over haar Dordtse onderduiktijd blijft noodgedwongen mist hangen; er zijn geen ooggetuigen (meer) van.
Van Marcus Slager, Helena’s echtgenote, is alleen een jeugdfoto gevonden. |
De Rotterdamse archiefkaart van het gezin Roos, voor- en achterzijde. Helena was het tweede kind dat Salomon Roos kreeg met Maria Anna van Wijnbergen. Hun eerste dochter heette Henrietta Helena. |
Advertenties die in kranten zijn geplaatst bij de verloving, de ondertrouw en het huwelijk van |
Merkwaardig is dat Marcus Slager in later stadium heeft laten schrappen dat hij Nederlands-Israëlitisch was, zoals te zien is op deze persoonskaart. Ook op de gezinskaart veranderde hij zijn joodse geloof in ‘geen’. Het heeft hem niet geholpem, voor de Duitsers was en bleef hij een jood. |
Dochters
Het gezin dat Salomon (‘Sally’) Roos stichtte met Maria Anna van Wijnbergen is in omvang bescheiden gebleven. Het telde twee kinderen, allebei dochters. De ene heet Henriëtta Helena; zij werd geboren op 2 juni 1892. De tweede werd Helena, geboren op 25 mei 1896. Hun geboorteplaats is Rotterdam, waar Salomon, zelf uit Nederlandse ouders geboren in Liverpool op 1 mei 1868, op 10 november 1879 kwam te wonen, op het adres Veemarkt 23. Hij was van beroep kleermaker. Zijn echtgenote was Maria Anna, geboren in Eindhoven op 28 augustus 1863. Ook voor haar was Rotterdam dus een nieuwe woonplaats. Ze trouwden er op 20 mei 1891, hij was 23, zij al 27.
Henriëtta Helena, kortweg Jet genoemd, was de eerste van de twee zussen die een huwelijk aanging – in Rotterdam op 14 juni 1917 als 25-jarige, met de 30-jarige plaatsgenoot Mozes de Leeuw (Rotterdam, 11 februari 1887). Zij kreeg met hem drie kinderen, onder wie een tweeling. Louis verscheen als eerste op 1 april 1918, van Hans en Eddy beviel zij op 4 november 1919. Mozes was winkeleigenaar. Samen met zijn vrouw dreef hij in de Hoogstraat, op nummer 304, een winkel die onder andere hoeden en paraplu’s verkocht.
Helena ofwel Lena, de jongere zus, trouwde later en op aanmerkelijk oudere leeftijd, op 17 november 1924. De bruidegom was Marcus Slager, een vee- en dierenarts geboren in het Overijsselse Steenwijk op 19 juni 1897. Marcus was net als Helena Nederlands-Israëlitisch, maar bij hem is het geloof veranderd in ‘geen’, op zowel zijn Rotterdamse persoonskaart als op de latere gezinskaart.
Behalve joods waren Marcus en de bruid bijna even oud: 37 tegen 38. Het huwelijk had plaats in Brussel, en dat was eigenlijk wel zo logisch: Helena, handelscorrespondente geworden, woonde daar. Of beter gezegd: ze woonde er weer.
Haar ouders waren volgens de Rotterdamse archiefkaart op 20 december 1919 naar Brussel geëmigreerd. Op diezelfde kaart staat dat Helena al op 25 februari 1919 naar die stad was vertrokken, nauwkeuriger gezegd: naar Jette Saint-Pierre, een gemeente in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Rue Paul Michiels werd er haar adres, op nummer 66. Pas op 26 november 1924, negen dagen na de bruiloft, keerde Helena terug naar Rotterdam, nu samen met haar echtgenoot Marcus. Ze gingen wonen in Hilligersberg, aan de Straatweg op nummer 246. Marcus kende die straat; hij had er zelf al eens op 7 januari 1922, vers uit Steenwijk, een huis betrokken, zij het op nummer 188.
Een krap jaar later werd hun dochter Clara Marianne geboren, op de 14de oktober van 1925.
Na de bruiloft op 17 november 1924 in Brussel ging het echtpaar in Rotterdam wonen aan de Straatweg, op nummer 246. |
In het Duitse Arolsen-archief van nazi-slachtoffers bevindt zich ook dit document, |
De Joodsche-Raadkaart van Mozes de Leeuw, |
De Haagse overlijdensakte van Henriëtta, |
Bombardement
Twee decennia verder was van dit kleine gezin alleen moeder Helena nog over. Zoals van het gezin van haar zus Henriëtta en zwager Mozes alleen nog de kinderen in leven zijn gebleven.
De winkel van Mozes en Henriëtta in de Hoogstraat is aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gebombardeerd. Na 14 mei 1940 resteerden er slechts brokstukken van. De familie trok naar Den Haag, waar zij korte tijd later in de Bomenbuurt een nieuwe winkel opende, in de Fahrenheitstraat, op nummer 611. Althans, zulks valt te lezen op de herdenkingswebsite ‘Joods Monument’.
Op dezelfde site is ook een verhaal geplaatst dat de gratis krant De Haagse Tijden in de uitgave van 3 mei 2022 wijdde aan “de verdwenen en vergeten Joodse inwoners van de Bomenbuurt”. En daarin staat iets anders, namelijk: “Sommige Joodse inwoners van de Bomenbuurt stonden hier niet officieel geregistreerd, maar zaten ondergedoken om aan deportatie te ontkomen.” Geen nieuwe winkel dus, maar een vluchtadres, een noodsprong.
Desondanks hebben Mozes en Henrietta niet uit handen van de nazi’s, de jodenvervolgers kunnen blijven. Op een dag in 1943 zijn zij ontdekt, opgepakt en afgevoerd, om op 27 augustus in Auschwitz te worden omgebracht, respectievelijk 56 en 51 jaar oud.
Hun drie kinderen hebben de Holocaust weten te overleven. Hoe en op welke locatie is niet bekend. Louis, de eerstgeborene, is op 4 maart 1982 in Rijswijk overleden, 63 jaar oud. Van Hans, de ene helft van de tweeling, is geen overlijdensdatum gevonden. Eddy, de andere tweelingbroer, is als gevolg van een ongeluk vrij jong gestorven, als 34-jarige, op 12 november 1953 in Amsterdam. Hij was bij leven kantoorbediende en groothandelaar.
De Rotterdamse arrestantenkaarten van Marcus Slager. Op beide staat dat aan de familie een bericht is gezonden. |
Foto's Arolsen Archives |
Doorgestreept
Helena bleef als enige achter.
Haar man Marcus is op 13 maart 1942 in Rotterdam als arrestant nummer 333A ingesloten door de Sicherheitspolizei. Aansluitend wordt hij op 10 april vervoerd naar het concentratiekamp in Amersfoort. Op zijn Rotterdamse arrestantenkaart staat dat de familie is “gewaarschuwd”, maar die notitie is doorgestreept en vervangen door “bericht gezonden”. Waarschijnlijk worden hiermee zijn vrouw en dochter bedoeld. Van hen is geen arrestantenkaart aangetroffen.
Vijf maanden later leeft Marcus Slager niet meer. Hij is op 30 september 1942 vergast in Auschwitz, 45 jaar oud, nadat hij daar na een verblijf in het concentratiekamp Mauthausen (vanaf 16.7.1942) was aangekomen.
En zijn vrouw en dochter? Zij hebben kunnen onderduiken, allebei in Kampen.
Dochter Clara kon terecht bij Marinus en Hannechien Post, in hun boerderij aan de Venedijk 3. Laurens Hooisma, in het bestuur van de Stichting Kamper Struikelstenen verantwoordelijk voor onderzoek en documentatie, heeft over haar lotgevallen al eens een artikel gepubliceerd in het Historisch Tijdschrift Jan van Arkel. Een samenvatting daarvan schreef hij voor de website ‘Joods Monument’.
Daaruit blijkt dat de politie in de nacht van 26 op 27 juli 1943 een inval deed in de boerderij. In de middag van 27 juli is zij rond 17.00 uur samen met nog drie joodse onderduikers in hun schuilplaats ontdekt. De anderen waren Klaartje Morpurgo, Liebe Steinberg-Baumfeld en haar zoon Harry Steinberg (zie verhaal 27 op deze site). De vier onderduikers werden afgevoerd naar het politiebureau in Kampen.
Op 29 juli 1943 is Clara, aldus Hooisma, overgebracht naar Kamp Westerbork, van daaruit weer naar Auschwitz-Birkenau. Zij eindigde, zoals gezegd, ergens in Oost-Europa. Hooisma denkt dat zij “waarschijnlijk tijdens een dodenmars” is bezweken, op 29 januari 1945.
Helena, haar moeder, had er geen weet van wat er ginds met Clara of met Marcus was gebeurd. Na de bevrijding plaatste zij in Het Parool van 10 augustus 1945 in wanhoop een oproep, waarin zij om inlichtingen vraagt over hen. Zij wist alleen, meldde ze, dat Clara in augustus 1943 uit Westerbork was vertrokken, en dat haar man in 1942 naar Birkenau was vervoerd. Ooit zal haar ongetwijfeld geworden zijn dat Marcus en Clara ginds nietsontziend waren vermoord.
Clara Marianne, de dochter van Helena en Marcus, heeft zich aanvankelijk in Kampen weten te redden in de onderduik. Maar op 27 juli 1943 is de schuilplaats die zij met nog drie joden in een boerderij had, ontdekt. Clara is gedeporteerd en ergens in Oost-Europa vermoord op 29 januari 1945. In het Arolsen-archief bevinden zich vier kaarten die Clara betreffen. Er is door de Joodsche Raad veel moeite gedaan om vooral een geldkwestie uit te zoeken. |
De Joodsche-Raadkaart van Helena vermeldt dat haar echtgenoot “in arrest is gesteld”. |
Puzzel
Helena had de oorlog overleefd, zoveel was duidelijk. Maar hoe en waar had zij de oorlogstijd weten door te brengen? Dat is een beetje een puzzel, zoals zo dikwijls met onderduikgeschiedenissen. Niemand wist er het fijne van, en dat was mogelijk exact de bedoeling.
Aan het begin van de oorlog is bij de Joodse Raad een persoonskaart aangelegd over Helena Slager-Roos, die tegenwoordig is op te vragen in het Duitse Arolsen-archief. Daarop staat het nieuwe adres in Rotterdam (Graaf Florisstraat 89), plus dat zij gesperrt is wegens een emigratie-aanvraag”. Haar echtgenoot is “in arrest gesteld”, in haar vroegere werkkring was Helena secretaresse. Haar vaardigheden? “Meisjes ULO, typen, mercurius Fransch, bovendien steno in alle talen.”
[Op de Joodse-Raadkaart van Marcus staat dat hij op 13 maart 1942 is gearresteerd en juist niet is gesperrt.]
Laurens Hooisma vond uit dat Helena in Kampen zich bij de familie Van der Werf kunnen verstoppen, vertelde hij de redactie van deze Dordtse Stolpersteine-site. Maar op een bepaald moment moest zij “daar halsoverkop weg, naar mijn informatie in de zomer van 1943”. Vanuit Kampen is Helena naar Dordrecht vertrokken, “waar zij belandde bij een antiquariaat. Daar zat ze ondergedoken tot aan de bevrijding”. Later meldde hij nog: “Helena zat bij een oude man in Dordrecht.”
Dit is hetzelfde als wat een familielid van Helena, Louise Slager, de redactie desgevraagd liet weten. “Het enige wat ik weet, is dat mevrouw Helena Slager-Roos vanuit Kampen, waar zij ondergedoken was, naar Dordrecht is overgebracht en daar bij een antiquariaat ondergedoken is geweest. Ik weet geen naam of waar in Dordrecht dit was.”
Zij voegde in haar e-mail toe: “Degenen van onze familie die misschien nog iets meer wisten, zijn inmiddels overleden. En zoals in zoveel gezinnen, werd er over de gebeurtenissen in de oorlog niet of weinig gesproken. Ik ben blij met wat zij [Helena] ons verteld heeft, maar heb altijd gerespecteerd dat zij er niet méér over wilde of kon vertellen.”
Op de website van Yad Vashem is een document gevonden dat vrij gedetailleerd weergeeft wat er rondom moeder Helena en dochter Clara is gebeurd. Het blijkt dat zij aanvankelijk samen waren onderdoken.
In ‘Het Parool’ van 10 augustus 1945 vraagt Helena om inlichtingen over haar man en dochter. In de ‘Staatscourant’ van 1 juni 1950 wordt bekendgemaakt dat Marcus Slager op 30.9.1942 is vermoord in Oświęcim (Auschwitz). |
De onderduik in de boerderij liep voor Clara Fataal af, |
Niet veilig
Het getypte document is afkomstig van ‘Oud Overschie’, het museum in de Overschiese Dorpsstraat 136-140. Te lezen valt daarin dat Helena en Clara aanvankelijk onderdak hadden gekregen bij de artsenfamilie De Graaf, woonachtig aan de Delftweg 10 in Overschie. Zowel Willem Jacob de Graaf (6.2.1906 – 9.6.1993; 87) en zijn echtgenote Gerarda Jacoba de Graaf-Hoedemaker (6.2.1912 – 18.2.1997; 85) was huisarts. “Omdat het te gevaarlijk was twee Joodse familieleden te huisvesten”, kreeg Clara in mei 1943 onderdak bij Marinus Post op zijn boerderij te Kamperveen. Hoe fataal dat afliep, is hierboven geschetst.
Helena was bij de familie De Graaf gebleven, totdat dit als gevolg van de artsenstaking “niet meer veilig was”. Eind mei 1943 kon zij verblijven bij de familie Van der Werf in Kampen. Op 4 augustus stond Helena toch weer voor de deur bij de familie De Graaf, zij vertrouwde het niet meer in Kampen. Maar het artsenechtpaar De Graaf kon haar door het artsenverzet “geen veilige onderduik geven”.
Wijkzuster Postema is Helena “de volgende dag” gaan halen en bracht haar in eerste instantie naar de familie Terlouw in de Schoolstraat op nummer 37. Op 8 augustus ging zij door naar Dordrecht, “waar zij tot het eind van de oorlog onderdak vond”, aldus het document, dat verder geen namen noemt van Dordtse onderduikgevers.
Is dit de antiquair bij wie Helena na haar onderduik in Kampen zich veilig verborgen kon houden? Dat is niet zeker. Het is in ieder geval de enige antiquair die in de oorlog als zodanig bekend stond in Dordrecht: het Boekenhuis, eerst aan de Voorstraat, later aan aan de Grote Spuistraat. De advertenties zijn van 25.4.1941 en 11.9.1941. |
De weduwe Helena stierf, na een verblijf van onbekende |
Brazilië
Waar kan Helena hebben gezeten in Dordrecht, bij welke antiquair?
In de oorlog bevond zich, volgens research van de archiefonderzoekster Erica van Dooremalen, heel overzichtelijk slechts één antiquariaat. Maar of dat het juiste is?
‘Het Boekenhuis’ heette dit antiquariaat, dat tevens een leesbibliotheek was. De boekhandel was eerst gevestigd op de Voorstraat, op nummer 327, maar in de oorlog verhuisde de winkel naar de Grote Spuistraat, nummer 31. In de krant stond er een advertentie van: “Vanaf heden is…” De eigenaar ervan was Dirk Wisselink (27.12.1914). Maar nogmaals: het is niet bewijsbaar vast te stellen dat hij Helena in de oorlog onderdak heeft geboden. Daar komt bij: als dertiger kan hij bezwaarlijk als “een oude man” worden beschouwd.
Wat wel onwrikbaar vaststaat, is dat zij kort na de oorlog naar Brazilië is geëmigreerd. Op de genealogische website ‘Geni.com’ is haar visum voor dat land aangetroffen, compleet met pasfoto. Het is haar verstrekt door het Braziliaanse consulaat in Antwerpen op 3 juli 1946. Ook Laurens Hooisma heeft geconstateerd dat Helena naar Brazilië is gegaan. “Maar wat ze daar zocht?” Inderdaad is onzeker gebleven waarom zij zich zover van Nederland heeft verwijderd. Was dat wellicht omdat Nederland haar alleen maar verdriet had bezorgd? Evenmin is uitgemaakt kunnen worden hoe lang Helena is weggebleven.
Op enig moment is ze teruggekeerd in het vaderland. Ze stierf namelijk “na een veelbewogen leven plotseling” op 7 oktober 1985 in het bejaardentehuis ‘De Venus’, in de leeftijd van 89 jaar. In de overlijdensadvertentie, geplaatst in de NRC van 8.10.1985, schreven familieleden en vrienden dat zij “haar moed, belangstelling voor mensen en humor altijd zullen blijven herinneren”.
***
In Kampen is tot nog toe geen struikelsteentje gelegd voor Helena’s dochter Clara, net zomin als voor haar vader in Rotterdam. Maar Marcus wordt als slachtoffer wel indirect genoemd op het Oorlogsmonument in zijn geboorteplaats Steenwijk, in de Gasthuislaan. Het is ontworpen door de beeldhouwer Hildo Krop. Op 5 mei 1948 werd het onthuld “ter nagedachtenis aan alle medeburgers die tijdens de bezettingsjaren door oorlogshandelingen zijn omgekomen”.
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'