Het voorbije joodse dordrecht

Dordrecht was voor de Duitse Heinz
Mesritz het laatste toevluchtsoord

Zijn naam klinkt Duits en hij was ook in Duitsland geboren.
        Maar Heinz Mesritz had ook banden met Nederland: zijn vader was een authentieke Meppelaar. Toen hun eigen land zich begin jaren dertig zo verderfelijk betoonde voor joden, vluchtte het complete gezin Mesritz dan ook naar het enigzins vertrouwde Nederland. Daar hoopten zij niets te duchten te hebben van de nazi’s.
        Heinz, een kappersbediende in de leer, trok welgemoed en ambitieus door het land, van de ene gemeente in het oosten naar de andere in het westen. Hij eindigde in Dordrecht, in 1942, en daar eindigde feitelijk ook zijn leven. ‘Duitsland’ had Mesritz en de zijnen alsnog ingehaald.
        Op 10 november werd hij opgepakt, en in een groep van veertig Dordtse lotgenoten afgevoerd. Op 2 mei 1943 lag hij, nog pas 27 jaar oud, levenloos in Bobrek, een sub-kamp van Auschwitz.
        Heinz Mesritz was ook zo’n joods-Dordtse inwoner die tot dusverre niet voorkwam op de lijst van Dordtse Holocaustslachtoffers. Dat hij zich in deze stad verschool, is eerst onlangs ontdekt. Inmiddels is hij toegevoegd aan de lijst, als nummer 192.
        In dit verhaal wordt een poging gedaan om het leven van deze anonieme jongeman en dat van zijn naasten in woorden terug te roepen.

uitsnede uit het bevolkingsregister van Zuidwolde

Een uitsnede uit het bevolkingsregister van Zuidwolde, waar Heinz Mesritz zich in oktober 1933,
komende uit Meppel, even vestigde.

uitsnede, nu uit het register van Den Helder

Nog een uitsnede, nu uit het register van Den Helder. Hier hield Mesritz het net iets langer dan een maand uit.

Veehandelaar
Zaterdag 27 juli 1878 was er feest in Meppel. De 27-jarige kleermaker Elias Mesritz (31 maart 1851), geboren en getogen in deze Drentse stad, trouwde er met de één jaar oudere dienstmeid Zwaantje Bargeboer (Winschoten, 2 mei 1850). Zoals dat meestal gaat, was er nog geen jaar later al een eerste kind: Coenraad, op 12 mei 1879. Het tweede kind kwam pas enkele jaren later, Arend, op 15 juni 1883. En hier bleef het bij.
        Coenraad hechtte zich aan Meppel; hij had geen enkele trek zijn geboortestad te verlaten. Voor zijn huwelijk had hij, net als zijn vader kleermaker benevens manufacturist van beroep, een klein winkeltje in de Vledderstraat. Nadat hij op 36-jarige leeftijd in het huwelijk getreden was met de 33-jarige Hanna van der Kaars (Assen, 15 oktober 1881), op 25 juni 1915 in Opsterland, opende hij in de Molenstraat 19 een textielhandel. Met zijn fiets reed hij door de ommelanden van Meppel om er zijn waren te verkopen.
        Zijn jongere broer Arend, die koos voor het traditioneel joodse beroep van veehandelaar, week uit naar Duitsland. Om welke reden is niet in openbare documentatie geboekstaafd. Arend Mesritz, die Albert werd genoemd, arriveerde in 1909 in het Noord-Duitse stadje Peine, blijkt uit het boek Die Geschichte der Judischen Gemeinde in Peine, dat de historica Martina Staats in 2009 publiceerde. Zij heeft een Spurensuche ondernomen naar de familie Mesritz, en dat hoofdstuk werd de redactie van deze website, bereidwillig toegestuurd door de directeur van het Stadsarchiv van Peine, Michael Utecht.

klassenfoto, met jongste zoon Benno

Deze klassenfoto, met jongste zoon Benno achteraan helemaal links, is de enige die van de familie Mesritz is gevonden.
Foto uit boek 'Die Geschichte der jüdischen Gemeinde in Peine'


Joodsch Weekblad van 31 juli 1942

In het Joodsch Weekblad van 31 juli 1942 adverteert Mesritz, inmiddels in Alblasserdam wonend, als een eerste-klasherenkapper.
Foto Joods Historisch Museum

Halfjodin
Arend trouwde, op zekere datum, met Pauline Weinstein. Haar afkomst en leeftijd zijn niet te traceren. Ook Staats vond niets over haar, dan behalve de bewering van een tijdgenoot: Pauline was een halfjodin. Het echtpaar settelde zich aanvankelijk in Peine, aan Am Betonwerk 2. Sitta kwam er als eersteling, op 24 december 1910, gevolgd door Erich, op 3 januari 1913.
        In de Eerste Wereldoorlog vocht Arend mee als soldaat, vond Martina Staats. Ergens tussen 1913 en 1915 verhuisde het gezin naar Wittingen, naar de Spittastrasse 35. Daar werden de twee navolgende kinderen geboren, Heinz op 18 juni 1915 en Benno op 28 augustus 1921. Met Benno was het gezin rond.
        Aansluitend leefde de familie, volgens Staats, tot 1925 in Gliesmarode bij Braunschweig, om in november dat jaar terug te verhuizen naar Peine. Tussen 1927 hield het gezin zich weer op in een andere gemeente, het kleine dorp Wense, in Huis nr. 26, tot zeker 1935-’36. Al die tijd werkte Arend als veehandelaar. Pauline, door ooggetuigen omschreven als een grote, slanke vrouw, afstammend uit een voorname familie, dreef een kruidenierswinkel en werkte als naaister.
        Van hun religie “wilden ze niets meer weten”, herinnerden dorpsgenoten zich, ze waren volledig geassimileerd. Arend was er zelfs patriottisch trots op in de Eerste Wereldoorlog meegevochten te hebben. Staats meldt dat van de zeskoppige familie slechts welgeteld één foto bestaat, een klassenfoto met daarop Benno.

Dordrechtse Courant van 19 september 1942

In de Dordrechtse Courant van 19 september 1942 wordt de komst van Mesritz naar Dordrecht gemeld.
Foto Delpher

Onmensen
De vreeswekkende jaren dertig waren aangebroken. Hitler werd rijkskanselier en Führer. Duitsland veranderde in een totalitaire staat, met een nazi-ideologie die joden als ‘onmensen’ beschouwde. De Mesritz sloegen op de vlucht, in het hele land probeerden joden gehaast weg te komen. Van de gezinsleden staat, in het Stadtarchiv van Peine, genoteerd dat zij allen geëmigreerd zijn in die Niederlande, maar onopgehelderd is gebleven wie waar terechtkwam.
        Heinz, het derde kind, viel nog te volgen, via uiteenlopende, gedigitaliseerde bevolkingsregisters. Hij blijkt, al werkend als kapper, een ware tournee door Nederland te hebben gemaakt, ongetwijfeld voortgedreven door werklust en een behoefte aan inkomsten. Hij duikt op in het land op 13 juni 1933. De gemeente Zuidwolde meldt dat hij op die dag is “gekomen van Messekreis Reine”, voorheen (even) in Meppel verbleef en dat hij zich nu per 30 oktober 1933 in Zuidwolde heeft gevestigd, aan de Steenbergen A112.
        Nog geen jaar later trekt de “barbier” verder, naar Steenwijk. In 1936 verlaat hij ook deze Overijsselse gemeente alweer, om zich per 14 februari in Den Helder te laten inschrijven, op het adres Keizerstraat 39. Het beviel hem totaal niet, of hij vond er niet afdoende werk. Op 23 maart 1936 meldt hij zich weer in Meppel, de geboortestad van zijn vader. Hij trekt in bij zijn oom Coenraad, in de Molenstraat 19.
        Of Heinz Mesritz sindsdien in Meppel is blijven werken, of toch nog elders aan de slag is geweest, valt niet vast te stellen. Maar een volgende verhuisbeweging is in ieder geval naar Alblasserdam. De oorlog is intussen in volle gang, joden zijn nu ook in Nederland prooi geworden. Heinz woont, of verstopt zich, op de Dam 14. Op 31 juli 1942 plaatst hij een advertentie in het Joodsch Weekblad, waarin hij zich als “1ste kl. heerenkapper tevens 2e dameskapper” aanbiedt, opererend op de Dam 12.

Dordrecht
Nog geen twee maanden later zou Heinz Alblasserdam verruilen voor Dordrecht, misschien wel uit angst: de jodenvervolging verhevigt zich. Volgens de gemeentelijke woonkaart wordt zijn nieuwe adres Voorstraat 128. Curieus is dat zijn komst naar Dordrecht wordt geopenbaard in de Dordrechtsche Courant van 19 september 1942, in de rubriek ‘Van komen en gaan’. Was Mesritz als voortvluchtige jood onvoorzichtig, of is hier sprake van bureaucratische nijver?
        Voorstraat 128 is in Dordrecht een welbekend adres. Hier bevindt zich de drogisterij van de familie Zadoks, bestaande uit vader Henri (1877), moeder Sara Paërl (1889), zoon Barend (1918), zoon Philip Izak (1923) en de al getrouwde Jenny (1917). “Het waren kleine luiden, hardwerkende middenstanders met een overzichtelijk bestaan”, zou de in Amsterdam wonende Judith Marseille in februari 2015 vertellen, toen bij het pand Stolpersteine voor de Zadoks werden gemetseld.
        Judith is de dochter van Paula Marseille-Hofman, een geboren en getogen Dordtse, die de oorlog in Dordt meemaakte. Zij kan zich de gezichten van Barend en Philip nog herinneren. Judith Marseille sprak in februari in bijzijn van haar moeder. Zij noemde de Zadoks “een verdienstelijk geslacht, dat sinds de vroege 19de eeuw een grote bijdrage leverde aan het maatschappelijk en economisch leven van de stad”.

Voorstraat 128 van de familie Zadoks

Op deze iets wazige foto uit het Dordtse archief staat net iets voor de passerende fietser het pand
aan de Voorstraat 128 van de familie Zadoks, de drogisterij waar Heinz Mesritz inwoonde.
Foto RAD (nummer 555_12609)

Fabriek
Heinz woonde bij hen in – tot die fatale dag, dinsdag 10 november. Hij en nog 39 andere joodse Dordtenaren, onder wie vier van vijf Zadoks, werden in opdracht van de SS gearresteerd en opgesloten. Later op de dag werden ze op transport gesteld naar Amsterdam. Om 23.55 uur staat in het dagjournaal van de Dordtse gemeentepolitie, dat “door den Hoofdagent Witberg wordt gemeld dat hij met de maj. G. v.d. Giessen en de agtn. Kulk, Durieux en Hoogesteger terug is van het transport joden naar Amsterdam en geen bijzonders heeft.
        En hiermee is het doodvonnis van Heinz Mesritz en al die anderen getekend. Heinz belandt in Bobrek, een klein werkkamp in Polen, dat fungeert als bijkamp van Auschwitz. Hij was al op weg naar Auschwitz, maar werd (net als zijn broer Erich) uit de trein gehaald in het Poolse Cosel (Kozle) en afgevoerd naar Bobrek, om zich er in mensonwaardige omstandigheden letterlijk dood te werken. Er was daar een Siemens-fabriek gevestigd, en vanaf de opening van het kamp in 1940 werkten er, aldus Wikipedia, “mannelijke en vrouwelijke gevangenen aan elektronische apparaten voor vliegtuigen en onderzeeboten”.
        Heinz sterft er op 2 mei 1943. Als doodsoorzaak wordt “fysieke zwakte” genoteerd. Op de joodse begraafplaats van Bytom, een voormalig Silezische stad in Zuid-Polen, staat zijn naam op een grafmonument. Of zijn stoffelijke resten er werkelijk liggen of dat hij ermee wordt herdacht, is onbekend.

bericht in het Nieuw Israëlitisch Weekblad

Met dit bericht in het Nieuw Israëlitisch Weekblad worden mensen gezocht die de overledenen hebben gekend.
Heinz Mesritz staat er tussen.
Foto Delpher


overlijdensverklaring van Heinz Mesritz

De overlijdensverklaring van Heinz Mesritz, opgemaakt in Bobrek. De doodsoorzaak is 'psychologische zwakte'. Als woonadres wordt 'Dortricht' genoemd.
Foto uit boek 'Die Geschichte der jüdischen Gemeinde in Peine'

Uitgewist
De opvangfamilie van Heinz, de Zadoks, wordt “volledig uitgewist”, zoals Marseille zei. Vader en moeder in Auschwitz, de zonen in Blechhammer, dochter Jenny in Sobibor. “Dit naakte feit roept nog steeds woede, verdriet en walging” op, sprak Marseille, die repte van een “stuitende waanzin”. Het verdelgen greep ook diep in bij de familie Mesritz. Coenraad, de Meppeler oom van Heinz, maakte mee dat zijn winkel in juni 1942 werd opgeheven, zo meldt een bezoeker van de website Joods Monument. Op 31 juli werd Coenraad (roepnaam Coene) afgevoerd naart het werkkamp Orvelte, op 3 oktober naar kamp Westerbork, waar hij zijn vrouw weer terug zag. Maar er was geen redden meer aan: op 8 oktober 1942 vergasten de Duitsers Coene, Hanna en Roosje Nathans-van der Kaars, een zus van Hanna, tegelijk.
        Heinz’ eigen broers en zus werden eveneens vermoord. Sitta op 25 januari 1943 in Auschwitz, Erich op 11 februari 1945 in Buchenwald en Benno op 14 mei 1943.
        Martina Staats heeft enigszins kunnen reconstrueren wat er met hen is gebeurd. De nogal gereserveerde Sitta, die als dienstmeisje in Hannover werkte, kreeg van haar werkgever de waarschuwing dat ze weg moest gaan. Ook zij toog naar oom Coene in Meppel, en woonde illegaal bij hem in. Later ging ze naar Amsterdam, en verbleef daar in de Sarphatistraat op nummer 100.
        Haar levenspoor eindigt in Het Apeldoornsche Bosch, de joodse psychiatrische inrichting. Of ze er als patiënt of als medewerkster verbleef, is niet op te helderen. Sitta werd meegesleurd tijdens de grote razzia die in Het Apeldoornsche Bosch plaatshad, in de nacht van 21 op 22 januari 1943 (zie verhaal nr. 54).
        Van Erich, een ongetrouwde slachter, is als laatste adres in Nederland de Warmoesstraat 56 aangetroffen. Hij kwam in 1942 als dwangarbeider in het joodse werkkamp De Landweer in het Friese Elsloo terecht. In de nacht van 2 op 3 oktober werden alle dwangarbeiders naar Westerbork gedeporteerd, onder wie Erich. Na twee dagen werd hij vervoerd naar Auschwitz, maar onderweg stopte de trein in Cosel, waar arbeitsfähige mannen van tussen de 15 en 50 jaar werden afgezonderd voor zware dwangarbeid in het werkkamp Blechhammer. Erich kreeg er nummer 178.052.
        Toen in januari 1945 het Rode Leger naderde, werden de overgebleven gevangenen op dodenmars gestuurd. Erich overleefde de mensonterende trektocht, die eindigde in het concentratiekamp Gross-Rosen. Vandaar werd hij in een treinwagon, gedurende drie dagen, geëvacueerd naar Buchenwald, waar “catastrofale omstandigheden” heersten: in knap honderd dagen stierven er begin 1945 14.000 mensen, onder wie Erich.

grafmonument voor de overledenen van Bobrek
 
grafmonument voor de overledenen van Bobrek

Op de joodse begraafplaats in het Zuid-Poolse Bytom staat een grafmonument voor de overledenen van Bobrek. Mesritz is de laatste.
Foto's Gemeente Bytom

Achtergebleven
Benno ten slotte, de jongste, was het zorgenkind van de familie. Een ooggetuige in Wense, die met hem in dezelfde klas van de dorpsschool zat, herinnert zich dat Benno “geestelijk achtergebleven” was. Dat klopt: een eerste spoor van Benno in Nederland duikt op in Hilversum, waar hij op 5 juni 1936 aankwam. Daar bleek hij, intussen werkend als landarbeider, te worden verpleegd in de S.A. Rudelsheimstichting, een instelling voor zwakzinnige kinderen aan de Verdilaan 10 in Hilversum.
        Op 7 april 1943 werden alle bewoners van deze stichting – 48 in totaal – bijeengeveegd en gedeporteerd. Ze zijn in verschillende doodskampen omgebracht, Benno in Sobibor, nog pas 21 jaar oud.
        Raadselachtig is het lot van Heinz’ ouders. Noch over Arend noch over Pauline is ook maar een snipper informatie te vinden. In Peine zijn voor de deur van hun voormalige huis vijf Stolpersteine geplaatst, vijf van de 49 die er sinds 2004 zijn aangebracht in deze gemeente. In een folder hierover van het Stadtarchiv blijft Arend Mesritz ongenoemd, en wordt van zijn vrouw Pauline gemeld dat zij verschollen is, spoorloos verdwenen.
         De historica Martina Staats schrijft in haar boek dat Arend volgens een ooggetuige in Peine nog ergens in de jaren dertig (‘in der Weimarer Zeit’) in Duitsland is overleden. Maar de International Tracing Service, ’s werelds grootste archief, gevestigd in het Duitse Bad Arolson, van Holocaustslachtoffers en vermisten, houdt het erop dat hij “als jood misschien is gedeporteerd”. Van Pauline, die op het laatst alleen nog met Benno in Wense woonde, is ook Staats “niets bekend”.

Sitta, de zus van Heinz, staat hier op de namenlijst van alle omgebrachte patiënten en medewerkers van Het Apeldoornsche Bosch.

Sitta, de zus van Heinz, staat hier op de namenlijst van alle
omgebrachte patiënten en medewerkers van Het Apeldoornsche Bosch.
Foto Website De Stentor

Lijst
Lijst Anonimiteit is (de ongetrouwd gebleven) Heinz niet overkomen. In het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van december 1948 wordt zijn naam genoemd in een bericht over de Nederlandse ‘overledenen uit het kamp Bobrek’. Leo Linzer, hoofd van het Bayerisches Hilfswerk te Ambeg, had de NIW-redactie een lijst toegestuurd, met het verzoek deze te plaatsen en “hen die enige belang hebben bij een dergenen van deze lijst”, zich met hem in verbinding te stellen.
        De officiële aangifte van overlijden van Heinz Mesritz kreeg de gemeente Dordrecht niet eerder dan op 8 november 1951, van het ministerie van Justitie. Dit document is pas in april 2015 openbaar geworden, doordat de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen al deze aangiften van vermisten uit de oorlog fotografeerde, transcribeerde en doorzoekbaar plaatste op haar website dordtenazoeker.nl.
        En bij die gelegenheid kwam naar buiten dat Heinz Mesritz niet Alblasserdam (zoals Joods Monument meent), maar Dordrecht als verblijfsplaats had – als laatste toevluchtsoord voor zijn dood.


Woensdag 18 februari, Judith Marseille

Woensdag 18 februari.
Judith Marseille spreekt bij de steenlegging voor het winkelpand
van de 'uitgewiste' familie Zadoks: "Stuitende waanzin."
Foto Redactie Website


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'