Het voorbije joodse dordrecht

Administratieve fout ontdekt: er
bestaan geen twee Lion Lewijts

Tweemaal komt Lion Lewijt voor op de website ‘Joods Monument’, zoals deze screenfoto’s laten zien.

Tweemaal komt Lion Lewijt voor op de website ‘Joods Monument’, zoals deze screenfoto’s laten zien.
De eerste is correct, de tweede een fout.
Foto’s Website Joods Monument

Behalve door de Holocaust is Lion Lewijt door nog iets getroffen: een ordinaire typefout.
        Pas als je oog er op valt, ga je het zien – dat op Joods Monument, de website die alle 104.000 Nederlandse joden gedenkt die de Holocaust niet overleefden, twee Lion Lewijts voorkomen, beiden geboren in Dordrecht.
        De ene kwam ter wereld in 1879, de ander in 1912. Er ligt 33 jaar tussen hen. Zouden het vader en zoon kunnen zijn?
        Maar dan valt de geboortedag op. Die is in beide gevallen 19 november. Zoveel overeenkomst is wel heel uitzonderlijk. En dan de datum waarop zij stierven in Auschwitz. Die is ook dezelfde: 21 januari 1943.
        Er is nog iets opmerkelijks aan de biografische pagina die Joods Monument aan de beide Lions heeft gewijd. Bij de ene, de Lion van 1879, staat dat hij op het laatst in de Van der Duynstraat 132 in Den Haag woonde. Ook wordt een ‘verwant’ vermeld, een zekere Arie Pius Lewijt. Bij de andere staat slechts kaal: ‘Adres niet bekend’.
        Het vermoeden ontstaat dat hier sprake is van een administratieve slordigheid. Een speurtocht door de gedigitaliseerde collecties van het Regionaal Archief Dordrecht (RAD) naar de familie Lewijt bevestigt die indruk. In de burgerlijke-standsgegevens van 16 tot 20 november 1912 komt geen Lion Lewijt voor. Nergens wordt trouwens in geraadpleegde genealogische databestanden een Lion van 1912 aangetroffen, wel steeds weer die van 1879.
        De conclusie moet zijn dat de jongere Lion een vergissing is, een typefout. Dit betekent dat het aantal Dordtse-joodse slachtoffers met één kan worden verminderd, een ‘gelukkige’ bijkomstigheid.
        Wie was Lion Lewijt verder? Wat is hem en zijn gezin in de oorlog overkomen? Wie is die Arie Pius, die vage verwant? En hoe verging het zijn ouders nadat hij was geboren in 1879?
        Helaas, de familiekroniek blijkt een stapeling van treurigheden.

gezinskaart van Pius en Hendriëtte

Op deze gezinskaart van Pius en Hendriëtte, voor- en achterzijde,
komt zoon Lion al niet meer voor, hij was al verhuisd naar een eigen adres.
Foto’s Collectie RAD


hoekpand aan de Gravenstraat, op nummer 24 rood

In dit hoekpand aan de Gravenstraat, op nummer 24 rood (nu: 8), hebben Lion en Sophia Lewijt in hun jonge jaren gewoond met hun ouders Pius Lewijt en Hendriëtte Kan.
Foto Redactie Website

IJzerwaren
Dertig jaar was Hendriëtte Kan, geboren in Leeuwarden op 21 mei 1845, toen zij op 5 april 1876 in Rotterdam trouwde met de jongere, want 27-jarige Pius Lewijt. Hij, een koopman in ijzerwaren, was afkomstig uit Gouda, daar geboren op 22 april 1848. Vrij kort na de bruiloft vertrok het echtpaar naar Dordrecht. Het betrok er een woning in een robuust, nog altijd bestaand pand aan de Gravenstraat, eerst op nummer 18 rood (nu: 16-18), later 24 rood (nu: 8).
        Al in het volgende jaar, op 13 juli 1877, werd hun eerste kind geboren, Sophia. Twee jaar later volgde Lion, op de 19de november van 1879. En bij deze twee kinderen bleef het.
        Heel hun verdere leven zouden vader en moeder Lewijt Dordrecht niet meer verlaten. De Gravenstraat was en bleef hun vaste stek. Ze overleden beiden in de stad, en liggen begraven op de lokale, joodse begraafplaats aan de Achterweg. Pius stierf als eerste, op 5 februari 1926, 77 jaar oud (zie *); Hendriëtte twee jaar nadien op 17 maart 1928, 82 jaar oud.
        Sophia, vijftiger inmiddels, ongetrouwd gebleven en huishoudster van beroep, bleef na de dood van haar moeder nog even in het hoekhuis aan de Gravenstraat wonen, zo’n twee maanden, tot 11 mei 1928. Op die dag liet zij zich inschrijven in Den Haag, als wonend in de Weimarstraat, op nummer 242. Dat adres was niet willekeurig gekozen. Haar jongere broer Lion verbleef daar, met het gezin dat hij had gesticht; daarover straks meer.
        Een goed jaar logeerde Sophia bij Lion, tot 18 juli 1929. Toen verhuisde ze naar Amsterdam, naar de Bredeweg 16. Ze ging hier inwonen bij de familie Gobits, blijkt uit haar Amsterdamse persoonskaart. Daar bleef ze niet lang; het had waarschijnlijk te maken met haar beroep. Ze was huishoudster; soms zijn er dan korte dienstverbanden. Op 2 november 1929, slechts zo’n drie maanden later dus, ging ze terug naar Den Haag, weer naar haar broer. Dit keer bivakkeerde ze er slechts vier maanden. Op 12 maart 1930 namelijk trok ze weer verder, nu naar Oss, om er te werken bij de familie Zwanenburg aan de Stationsweg.
        Vijf jaar later duikt Sophia andermaal op in Amsterdam, op 17 juni 1935. Zij krijgt nu een betrekking bij de familie De Jong, in de Jan van der Heijdenstraat, op nummer 83. Ze zal het zelf niet hebben geweten, vermoedelijk, maar dit was haar laatste baan. Sophia overlijdt na drie maanden, op 14 september 1935, nog pas 58 jaar oud. Ook zij kreeg een graf op de joodse begraafplaats in Dordrecht, bij haar ouders.

Vader Pius overleed op 5.2.1926, 77 jaar oud, zijn vrouw Hendriëtte op 17.3.1928, 82 jaar

Vader Pius overleed op 5.2.1926, 77 jaar oud, zijn vrouw Hendriëtte op 17.3.1928, 82 jaar. Beiden zijn begraven op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’


Pius en zijn vrouw vierden in 1901 hun 25-jarig huwelijksfeest

Pius en zijn vrouw vierden in 1901 hun 25-jarig huwelijksfeest, in 1916 het 40-jarig jubileum. Beide keren werden die gedenkwaardige feiten aangekondigd in het ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ (van 19.4.1901 en 28.4.1916).
Foto’s Delpher

Onderwijzer
Lion Lewijt, haar broer, ontwikkelde zich tot onderwijzer. In tegenstelling tot zijn ouders en zus neemt hij al vroeg afscheid van Dordrecht, begin vorige eeuw. In 1908, op 29-jarige leeftijd, vestigt hij zich in Den Haag, in de Fultonstraat 84, op 2 mei van dat jaar. Volgens de Haagse persoonskaart kwam hij niet uit Dordrecht, maar uit Amsterdam, al is daar in het hoofdstedelijk archief geen document van te vinden. Misschien volgde of voltooide Lion in Amsterdam zijn opleiding.
        Hoe dan ook: een maand later, op 10 juni 1908, trouwt hij in Den Haag met Grietje Speyer, wier familienaam in uiteenlopende archieven ook als ‘Speijer’ en zelfs ‘Spijer’ wordt gespeld. Speyer met een i-grec is de meest voorkomende benaming.
        Grietje is een heuse Friezin, geboren in Harlingen op 6 oktober 1880. Zij is één jaar jonger dan haar echtgenoot en overigens een nicht van hem: Grietje is een dochter van Aäron (of: Aron) Speyer en Froukje (of: Vroukje) Kan, en Froukje is weer een zus van Hendriëtte, de moeder van Lion.
        Lion en Grietje lijken na de bruiloft een glorieuze toekomst in te wandelen, maar dat is schijn, zoals nog zal blijken.
        Eerst is er alleen maar voorspoed. Lion wordt hoofd van een Haagse school, samen met Grietje krijgt hij op 23 oktober 1909 een eerste kind: Hendriëtte Flora. Drie jaar later baart Grietje het tweede kind, een zoon: Arie Pius, op 30 juni 1912. De verwant die samen met Lion wordt genoemd op de website Joods Monument, is hiermee verklaard: het is gewoon zijn zoon.
        Op 30 mei 1926 doet zich een verandering voor in het gezin: het verhuist van de Fultonstraat naar de Weimarstraat; het adres dat voor zijn zus Sophia een uitkomst zal zijn. Een verhuizing is doorgaans een heuglijke gebeurtenis, maar zorgelijker wordt de volgende ontwikkeling in de levens van de Lewijten. Op 10 mei 1928 wordt Grietje Speyer opgenomen in de Willem Arntsz Hoeve in Zeist, een psychiatrische instelling. Blijkbaar heeft ze geestelijke problemen.

Amsterdamse kaart Sophia

Behalve in Den Haag woont Sophia in later jaren ook nog in Oss en tweemaal in Amsterdam, zoals deze Amsterdamse kaart laat zien. Als huishoudster veranderde ze nogal van betrekking.
Foto Stadsarchief Amsterdam.

in februari 1938, emigreert Hendriëtte Flora naar Palestina

Ruim voor de oorlog, in februari 1938, emigreert Hendriëtte Flora naar Palestina, vanuit haar woonplaats Amsterdam. Zonder dat zij zich dat zal hebben gerealiseerd, heeft zij zichzelf hiermee gered. Haar familie wordt grotendeels vermoord in de oorlog.
Foto Stadsarchief Amsterdam


Dochter Sophia verlaat Dordrecht

Dochter Sophia verlaat Dordrecht, bericht de ‘Dordrechtsche Courant’ op 14 mei 1928, haar ouders zijn overleden. Ze gaat naar de Weimarstraat in Den Haag, waar haar broer Lion woont met zijn vrouw Grietje Speyer en hun kinderen Hendriëtte Flora en Arie Pius.
Foto Krantenbank RAD


Hendriëtte Flora slaagt intussen voor het eindexamen

Hendriëtte Flora, de dochter van Lion en Grietje, slaagt intussen voor het eindexamen, aan de 2de HBS voor Meisjes aan de Beekmanlaan 445 in Den Haag, aldus een bericht in ‘Het Vaderland’ van 29.6.1930.
Foto Delpher.

Ziekenhuis
Op 19 juni 1929 wordt moeder Grietje ontslagen in Zeist en keert ze terug naar haar gezin. Maar het gaat kennelijk allerminst goed met haar. Op 25 februari 1930 belandt zij in ‘Oud Rozenburg’ in Loosduinen, een buitenplaats en landgoed, gelegen in de Haagse wijk Waldeck aan de Oude Haagweg 377, dat ook wel ‘Oud Rosenburg’ wordt genoemd. Er bevindt zich een psychiatrisch ziekenhuis. Al eerder was zij, op 19 september 1929, dus kort nadat zij Zeist had mogen verlaten, opgenomen geweest in wat het Haagse archief als ‘Voormalig Loosduinen’ heeft genoteerd (de betekenis hiervan is niet duidelijk) en vanuit dit ‘Voormalig Loosduinen’ kwam zij terecht in Oud Rozenburg.
        Grietje komt er niet meer weg. Op ‘Joods Monument’ staat het akelig lot dat haar trof: de psychiatrische inrichting was haar laatste verblijfplaats. Het is daar vandaan dat Grietje uiteindelijk is gedeporteerd naar Auschwitz, waar ze op 26 februari 1943 werd vergast, 62 jaar oud.
        De Wikipedia-pagina over Oud Rozenburg deelt mee dat de eerste deportatie van joodse patiënten vanuit het ziekenhuis plaatshad in de nacht van 31 december 1942 op 1 januari 1943. “Bij deze en volgende deportaties zijn honderden veelal Haagse joodse patiënten afgevoerd richting de concentratiekampen. Van de meesten is niet bekend wat hun lot is geworden, omdat gegevens daarover ontbreken. Maar van enkelen staat vast dat zij zijn omgebracht in Auschwitz.”
        De huidige gebruiker van het landgoed is de Parnassia Groep. De voorzitter van de Raad van Bestuur, Stephan Valk, heeft aangekondigd dat er voor de joodse slachtoffers een herdenkingsplaquette komt.
        Valk zei dat tijdens de presentatie, op 27 maart 2015, van het boek dat Corry van Straten, gepensioneerd geestelijk verzorgster bij de Parnassia Groep, heeft geschreven over de lotgevallen van de psychiatrische instellingen Rozenburg en Bloemendaal in de oorlogsjaren. De titel ervan luidt: Een wereld die er niet meer is…. Valk was “zeer onder de indruk” van deze studie, “vooral het hoofdstuk over de joodse patiënten had hem geraakt”, berichtte de Stichting Joods Erfgoed in Den Haag.

gezinskaart Lion Lewijt

Lion Lewijt blijft, zoals de gezinskaart laat zien, in Den Haag wonen, in tegenstelling tot zijn vrouw Grietje. Zij wordt opgenomen in de W. Arntz-hoeve in Zeist, en naderhand in een psychiatrisch ziekenhuis in Loosduinen.
Foto Stadsarchief Den Haag


n Amsterdam komt Sophia te overlijden, op 14.9.1935.

In Amsterdam komt Sophia te overlijden, op 14.9.1935.
Ze werd begraven in Dordrecht, bij haar ouders.
Foto Website ‘Het Stenen Archief’

Vader en zoon
Terwijl hun moeder werd verpleegd, bleef Arie Pius bij zijn vader. Zij verhuisden op 28 december 1932 naar de Van der Duynstraat 132. Dit werd in de oorlog het adres waar zij zouden worden opgepakt en vanwaar zij zouden worden afgevoerd. Wat zich in die tijd afspeelde, is niet te achterhalen, althans: het is niet gedocumenteerd. Er zijn slechts twee alleszeggende feiten bekend: Lion werd in Auschwitz vermoord op 21 januari 1943, 63 jaar oud; Arie Pius’ leven eindigde er drie maanden later, op 30 april, 30 jaar oud.
        En Hendriëtte Flora, de dochter? Wat overkwam haar? Via de Haagse persoonskaart zijn verschillende werkzaamheden van haar te traceren. Bijvoorbeeld dat zij op 12 maart 1934 te werk is gesteld in het hoenderpark ‘De Stulp’ in Leidschendam. En dat zij per 28 april 1936, komend uit Gorsel, huisde in de Rudolf Steiner Kliniek in Den Haag, gevestigd aan de Nieuwe Parklaan 26. Maar was ze er als patiënte, of als verpleegster? De kaart geeft er geen uitsluitsel over.
        Op 18 juni 1936 verliet ze in ieder geval de kliniek en reisde ze naar Tienhoven, waar ze ging inwonen bij een familie (naam onleesbaar), aan de Hoogendijk 63a.
        Hier droogt het spoor op. Waar Hendriëtte is gebleven, blijft lang mistig. Ze laat zich niet vinden. Totdat op goed geluk het Amsterdamse archief wordt geraadpleegd, een stad waar zij eerder niet was gesignaleerd. En daar bleek zij, na het Zuid-Hollandse Tienhoven, te zijn neergestreken, zo te lezen op haar persoonskaart, op 28 oktober 1936. Nu ging ze inwonen bij de familie Katz aan de Weesperstraat 2.
        En dan, in de kolom ‘Waarheen’, openbaart zich hoe Hendriëtte Flora is ontsnapt aan de Holocaust, de catastrofe die haar familie zou vernietigen: zij is bijtijds, op 14 februari 1938, geëmigreerd naar Palestina. Zij heeft de jodenvervolging persoonlijk niet hoeven ondervinden. Zou zij, op basis van Duitse berichten, hebben geweten wat Nederlandse joden mogelijk te wachten stond? En daarom zijn uitgeweken?

Aäron Speijer en Froukje Kan

Aäron Speijer en Froukje Kan, de grootouders van Hendriëtte Flora en de ouders van Lion’s vrouw Hendriëtte, overleden respectievelijk al in 1907 (op 10 mei), en in 1921 (op 18 juni). Hun graven bevinden zich op de joodse begraafplaats in Wassenaar.
Foto’s Website ‘Het Stenen Archief’



Eliazar Aäron Speijer overleed in de oorlog

Eliazar Aäron Speijer, een broer van Grietje en zwager van Lion, overleed in de oorlog, in Den Haag op 4 december 1942. Hij staat op Joods Monument, evenals zijn vrouw Isabella Rebecca Speijer-Tas, die in Westerbork stierf op 13 mei 1943. Zij worden dus erkend als Holocaust-slachtoffers. In ‘Het Joodsche Weekblad’ van 11.12.1942 en 4.6.1943 door kinderen en andere familieleden advertenties voor hen geplaatst.
Foto’s Delpher

Levie Speijer blijkt misschien al eind 19de eeuw naar Engeland te zijn verhuisd met zijn vrouw Sara Kan

Levie Speijer, ook een broer van Grietje, blijkt misschien al eind 19de eeuw naar Engeland te zijn verhuisd met zijn vrouw Sara Kan. Levie is zich er Louis gaan noemen, Sara werd Sarah. Een bericht in ‘Nieuw Israëlitisch Weekblad’ van 11 maart 1904 meldt dat het echtpaar op 12 maart het 12,5-jarig huwelijksfeest ging vieren.
Foto Delpher

Tragedies
Hendriëtte Lewijt heeft met haar tijdige emigratie groot geluk gehad. Want haar vader, moeder en broer zouden allemaal worden omgebracht door de Duitsers. Bij deze tragedies bleef het overigens niet. Ook in de familie Speyer, de familie van haar moeder Grietje, stapelde het leed zich op. Drie zussen van Grietje, tantes van haar dus, zagen hun levens ook bruusëindigd in de vernietigingskampen. Een kort, navolgend overzicht geeft het drama weer, een drama dat maar één overlevende kent, broer Mozes.
        Aron Speyer en Froukje Kan brachten in Harlingen tien kinderen voort. Het zijn:
        1. Saartje (26.3.1866; overlijdensdatum onvindbaar).
         2. Levie (30.10.1867; idem). Hij trouwde met Sara Kan (Leeuwarden, 13.6.1866) op 12.9.1891 in Leeuwarden; ook haar overlijdensdatum is onbekend). Levie woonde als genaamd Spijer in Den Haag, en kreeg er met Sara vier kinderen, van wie er twee kort leefden: 1. Aäron (23.1.1892- 28.2.1901; 9 jaar), Abraham Louis (5.3.1893 – 10.9.1893; 6 maanden), Froukje (12.6.1894 – overlijdensdatum niet bekend) en Mina Albertina (10.4.1898; overlijdensdatum niet bekend).
        [De reden dat er geen overlijdensdata zijn gevonden, is waarschijnlijk dat Levie en Sara naar het buitenland zijn vertrokken. Een advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad van 11 maart 1904 maakt dit aannemelijk. Daarin feliciteren de kinderen Flora, Mina en Albertina hun “geliefde ouders” met “hunne 12½-jarige echtvereeniging op den 12en Maart” aanstaande, in een “eenige en algemeene kennisgeving”. Het adres is: 5 Gordenstreet, Londen W.C.
        Die ouders worden Louis Speijer genoemd en Sarah Speijer-Kan. Hun namen zijn denkelijk voor Engels gebruik veranderd. Wat ervoor pleit dat dit Levie en Sara zijn, is dat zij op 12 maart 1904 inderdaad 12,5 jaar getrouwd zijn; hun huwelijk sloten zij immers op 12 september 1891.]
        3. Eliazer Aaron (24.11.1869 – Den Haag, 4.12.1942, 73 jaar). Eliazer overleed ‘na kort lijden’, meldde Het Joodsche Weekblad op 11 december 1942. Hij staat op ‘Joods Monument’ en geldt daarmee als Holocaustslachtoffer. Eliazer was getrouwd met Isabella Rebecca Tas (Amsterdam, 8.7.1875), die op 13 december 1943 al overleed in kamp Westerbork. Het echtpaar woonde in Scheveningen. Twee doden.

        4. Mozes (8.7.1872 – Den Haag, 24.10.1949, 77 jaar). Hij was onderwijzer en is de enige overlevende van dit gezin. Hij trouwde met Elisabeth Margaretha de Vries (Amsterdam 6.6.1879 – Den Haag, 25.3.1959) en kreeg met haar twee kinderen, die ook de oorlog overleefden: Flora Margaretha Elizabeth (Den Haag, 6.6.1903) en Emanuel Arnold Maurice (Den Haag, 16.5.1904). Vier overlevenden.
        5. Zadok (11.3.1875 – Harlingen, 18.8.1875, vijf maanden).
        6. Martha (11.3.1875 – Sobibor, 13.3.1943, 68 jaar). Martha was weduwe vanhandelsreiziger Siegfried Izak de Vries (Den Haag, 18.12.1870 – Den Haag, 23.12.1928; 58 jaar). Hun dochter, de winkeljuffrouw Margaretha Arondine (Amsterdam, 12.6.1907) werd vermoord in Auschwitz, op 24 september 1942, 35 jaar oud. Hun zoon, de spoorwegbeambte Aron Emanuel de Vries (Amsterdam, 6.2.1911; 32 jaar) werd vermoord in een onbekende gemeente op 30.11.1943, zijn vrouw Marianna Hamme (Utrecht, 19.12.1911) in Sobibor, op 31-jarige leeftijd samen hun 1-jarige dochtertje Martha Anna (Den Haag, 28.5.1941, beiden op 20 maart 1943. Vijf doden.
        7. Klaartje (21.8.1876 – Auschwitz, 11.12.1942; 66 jaar). Zij was kamerverhuurster in Den Haag, op het adres Malakkastraat 85. Eén dode.
        8. Abraham (3.2.1878 – Harlingen, 19.4.1883; vijf jaar).
        9. Grietje (6.10.1880 – Auschwitz, 26.2.1943; zie hierboven). Eén dode.
        10. Henriëtte (10.10.1884 – Sobibor, 20.3.1943; 58 jaar). Ook Henriëtte woonde in de Haagse Malakkastraat op nummer 85, bij haar zus Klaartje. Eén dode.
        In totaal kende deze familie tien Holocaustslachtoffers

***

Hendriëtte Flora Lewijt ontsnapte aan de verschrikkingen van de nazi’s.
        Anno 2017 zal zij, geboren in 1909, niet meer leven. Maar zijn er nog nabestaanden die van haar leven in Palestina sinds 1938 kunnen getuigen? Het is gevraagd aan Irgoen Olei Holland, de immigrantenvereniging voor (oud)Nederlanders in Israël. Chris Bonfeel, de secretaresse in Tel Aviv, liet weten niet over gegevens van de familie Lewijt te beschikken. Zij ried aan een oproep te plaatsen op de Facebookpagina van Irgoen Olei.
        Zulks is gebeurd, maar dit heeft tot geen enkele reactie geleid.

[*Hans Marcel Roeper uit Assendelft heeft aan de hand van bovenstaand verhaal ontdekt dat hij afstamt van de daarin voorkomende Pius Lewijt (1848-1926). Bezig met zijn familiegeschiedenis stuitte hij op de website van de Dordtse werkgroep Stolpersteine en kwam daar de naam ‘Lewijt’ tegen, de meisjesnaam van zijn moeder Josephina. Zo kon hij reconstrueren dat hij een neef is van de derde generatie van Pius Lewijt. Hij heeft Pius daarop meteen toegevoerd aan zijn stamboom.
        Inderdaad, beaamde geboren Amsterdammer Hans Roeper desgevraagd, een neef van de derde generatie “is natuurlijk wel ver weg”. Maar “er is een verwantschap”, en bovendien: “Als je je realiseert hoeveel Lewijten er in de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord − en er dus maar heel weinig over waren − is het iedere keer bijzonder als je weer een stukje geschiedenis vindt van een bloedverwant.”
        Zijn moeder heet Josephina Lewijt (1915-2001), en terugrekenend is zij een achterkleindochter van Mozes Hartog Lewijt, de vader van Pius.]

 




< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'