Het voorbije joodse dordrecht

Hun kledingzaak verdween, daarna
het joodse echtpaar Fortuin zelf
* Foto ontdekt van Hugo Fortuin

heren- en kinderkledingzaak van Fortuin

De heren- en kinderkledingzaak van Fortuin op de hoek van de Voorstraat met de Nieuwstraat.
Deze foto is gemaakt in de jaren dertig.
Foto Regionaal Archief Dordrecht (nr. 552_323825)

Op de joodse begraafplaats van Dordrecht staan vier grafstenen van mensen die Tekla Löbschen goed heeft gekend – die van haar schoonvader, haar schoonmoeder, haar schoonzus en ook nog die van haar eerste man: Bernard Fortuin, overleden in 1918. De grafzerken zijn stille getuigen van afgebroken levens.
        Van Tekla zelf is er geen grafsteen, noch in Dordrecht noch elders. Zij is namelijk verbrand, in de ovens van het vernietigingskamp Auschwitz op 29 oktober 1942. Dat gebeurde tegelijk met haar tweede echtgenoot, rustend geneesheer Hartog Ruben Vorst, met wie zij na het huwelijk in 1922 in Den Haag was gaan wonen. Beiden zijn tot as geworden en misschien wel verwaaid.
        Achteraf beschouwd was het leven van Tekla Löbschen een aaneenschakeling van familieleed. Maar er is een lichtpuntje: de twee kinderen die zij kreeg met Herman Fortuin, Hugo en Elsa, hebben de Holocaust weten te overleven. Ze zijn kort na elkaar, en pas ver na de oorlog gestorven, in 1977 en 1976. Maar dat heeft moeder Tekla dus zelf niet geweten.
        Dit verhaal geeft een schets van het huwelijksleven van de geboren Duitse jodin Tekla, een huwelijk dat zo onbekommerd begon op de Voorstraat in Dordrecht. Daar had haar man, Bernard Fortuin, een grote zaak in heren- en kinderkleding, in een pand van aanzien, dat inmiddels, ontdaan van zijn chique uiterlijk, volkomen staat te verpieteren.

pand op de hoek van de Voorstraat met de Nieuwstraat v/h Fortuin

Nadat de kledingzaak was verdwenen, heeft decennia achtereen de fietswinkel van Van Eynsbergen in het hoekpand gezeten, zoals op deze foto van Google Streetview uit september 2017 is te zien. Thans staat het gebouw te verloederen.
Foto’s Google Streetview en redactie website

Dordtse gezinskaart van Bernard en Tekla Fortuin

De Dordtse gezinskaart van Bernard en Tekla, voor- en achterzijde.
Foto RAD

Pruisisch
Sonsbeck is een dorp van tegenwoordig zo’n 8500 inwoners aan de Niederrhein in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Deze gemeente wordt ook wel “de groene parel” van de Nederrijnregio genoemd. Het was hier dat Tekla Löbschen werd geboren, op 10 januari 1877, als de ene dochter van Jacob Löbschen en Amalie Levy. De andere dochter was de zus die drie later ter wereld kwam, op 14 april 1880, Betty. Ook Betty Sara Löbschen zou in Nederland gaan wonen, in Culemborg, en ook zij zou tijdens de Tweede Wereldoorlog worden omgebracht door nazistische landgenoten van haar, op 16 april 1943 in Sobibor.
        Tekla trouwde met de koopman Bernard Fortuin in haar geboorteplaats Sonsbeck op 7 september 1897. Op 6 november van datzelfde jaar herbevestigde Bernard dit huwelijk tegenover een ambtenaar van de burgerlijke stand in Dordrecht. Hoe en waar de echtelieden elkaar hebben ontmoet, is niet vast te stellen. Maar feit is dat zij vervolgens in Dordrecht gingen wonen: in een bovenwoning op de Voorstraat, op nummer 180 rood (dit was daarvoor 174 rood en is nu 224). Onderin bevond zich het confectiebedrijf Fortuin, in dat ooit zo indrukwekkende pand op de hoek met de Nieuwstraat; bovenin waren de woon- en slaapverblijven.
        Bernard is een zoon van Herman Fortuin (Alkmaar, 30.1.1841) en Helena Cahen, die eveneens een Duitse was: zij is op 19 augustus geboren in het Pruisische Leichnich – dat tegenwoordig Lechenich heet en onderdeel is van de gemeente Erfstadt. Herman was de kledingzaak begonnen, Bernard volgde hem op.

graven van Bernard Fortuin, Herman Fortuin, Helena Cahen, Johanna Fortuin, Josephina Cahen

Bernard Fortuin overleed plotseling op 10 maart 1918. Hij is begraven op de joodse begraafplaats aan de Nieuweweg. Daar zijn ook de graven te vinden van Bernards vader Herman Fortuin, zijn moeder Helena Cahen, van Johanna Fortuin, een zus van Herman en van Josephina van den Bergh-Cahen, een zus van Helena.
Foto’s Website ‘Het Stenen Archief’

Oprecht
Kort na elkaar, en ook kort na hun huwelijk, kregen Bernard en Tekla twee kinderen.
        Hugo was het eerste, op 24 juli 1898. Dochter Elsa verscheen een jaar later, op 27 september 1899. Het gezin is nog krap twintig jaar op de Voorstraat blijven wonen, totdat Bernard plots stierf, op 10 maart 1918, op 51-jarige leeftijd. Hij werd begraven op de joodse begraafplaats aan de Achterweg (nu: Nieuweweg). In het Hebreeuws staat op zijn grafsteen dat “hier een goed en oprecht man rust”.
        Op dezelfde begraafplaats liggen ook de ouders van Bernard. Zijn vader Herman stierf op 19 september 1910, 69 jaar oud; zijn moeder Helena al veel eerder, op 5 maart 1904, 68 jaar oud. Herman wordt op de steen omschreven als “een bescheiden man”; Helena als “een dierbare vrouw”. Een zus van Helena, Josephina van den Bergh-Cahen (Leichenich, 21.4.1837), is ook hier ter aarde besteld. Zij stierf in Dordrecht op 17 mei 1882 (45), als echtgenote van Mozes van den Bergh (Eindhoven, 13.5.1837 – Amsterdam, 21.1.1903). Mozes is begraven op de Amsterdams-joodse begraafplaats Muiderberg.
        Iets verderop aan de Nieuweweg ligt nog een familielid: Johanna Fortuin (Alkmaar 29.1.1831), een zus van Herman. Zij was als 77-jarige overleden op 29 december 1908, als weduwe van ambtenaar Arie van Wageningen (Amsterdam 8.1.1810 – Amsterdam, 21.1.1887). Zij is volgens het opschrift “een sterke vrouw” geweest.

Gezinskaart Tekla en Hartog

Nadat haar eerste man Bernard was overleden, hertrouwde Tekla Löbschen in november 1922 met de arts Hartog Ruben Vorst. Met hem en haar kinderen ging zij eerst in Leiden wonen, vervolgens in Den Haag, in de Stephensonstraat.
Foto Gemeentearchief Den Haag













Elsa verloofde zich met Geuchien George Ellerbroek

Elsa, het ene kind van Tekla,
verloofde zich in augustus 1932
met Geuchien George Ellerbroek,
in december volgde het huwelijk.
Deze berichten stonden indertijd
in de ‘Tubantia’.
Foto’s ‘Delpher’

Hertrouwd
De weduwe Tekla verliet Dordrecht met haar twee kinderen op 20 augustus 1918, om zich te vestigen in Leiden, op nummer 7 van de Mariënpoelstraat.
        Vier jaar later hertrouwde zij – in Amsterdam en als inmiddels 45-jarige – op 7 november 1922 met de 46-jarige arts Hartog Ruben Vorst. Deze was op 3 november 1876 geboren in Culemborg, de stad waar nu Tekla’s zus Betty huisde.
        Hoewel zowel Hartog als Tekla in Leiden woonde, bleven zij daar niet. Op 2 augustus 1923 verhuisden zij naar Den Haag, naar de Stephensonstraat, nummer 46. Hartog had in Leiden geneeskunde gestudeer; hij legde zijn artsexamen af in april 1904. Volgens de website ‘Joods Monument’ heeft hij eerst nog bij de marine als officier van gezondheid gewerkt, daarna was hij huisarts.
        Dordrecht was voor Tekla nu helemaal uit het zicht geraakt; zij had er geen rechtstreekse band meer mee. Behalve een indirecte via haar dochter Elsa, die immers een geboren Dordtse was. Tweemaal is deze kort bij haar moeder en stiefvader in Den Haag komen wonen, zo blijkt uit de Haagse gezinskaart.

Neerlandica
Elsa, ondertussen lerares Nederlandse taal geworden, belde voor het eerst bij hen aan op 15 juli 1925, komend uit Enschede.
        Ze is er vervolgens twee jaar, tot 19 september 1927, blijven inwonen, om daarna te vertrekken naar Utrecht, naar F.C. Donderstraat, nummer 50. Jaren later, op 5 oktober 1932, meldde zij zich weer in de Stephensonstraat. Nu gaf zij als beroep op assistente aan de TH te zijn. Ze kwam ook uit Delft, waar ze Oostplantsoen 1b als adres had gehad. Dit keer bleef Elsa logeren tot 12 januari 1933 – wat toch enigszins merkwaardig is.
        Een maand eerder namelijk was Elsa getrouwd met dr. Geuchien Georg Ellerbroek (Steenwijk, 6.1.1893), een 39-jarige leraar in de Franse taal en letteren, afkomstig uit Enschede, Parkweg 26. Nog iets eerder hadden zij zich verloofd, aldus een mededeling in het dagblad Tubantia van 22 augustus 1932. In dezelfde krant werd op 23 december 1932 ook kond gedaan van het huwelijk. In de advertentie staat dat Else “litt. neerl. docta.” is, een afgestudeerd neerlandica dus.
        De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan het familieweefsel. Zelf bleven Elsa en ook haar broer Hugo in leven, maar hun moeder Tekla, hun stiefvader Hartog Ruben en hun tante Betty raakten zij kwijt aan de nazi’s.

persoonskaarten van Tekla en haar man Hartog Ruben

Tekla en haar tweede man Hartog Ruben zijn volgens hun persoonskaarten uit het archief van de Joodsche Raad op 26 oktober 1942 vanuit Westerbork op transport naar Auschwitz gezet.
Foto’s Arolsen Archives

Hartog Ruben Vorst Joodse-Raadkaart van Betty

Betty, de zus van Tekla, zat in Barak 69 van Westerbork
en werd op 13 april 1943 afgevoerd naar Sobibor,
blijkt uit deze Joodse-Raadkaart.
Foto Arolsen Archives

Vergast
Tekla en haar tweede man Hartog zijn volgens hun Joodse-Raadkaart tegelijk in Kamp Westerbork opgesloten, op 24 oktober 1942. Twee dagen later, op de 26ste al, werden ze, ook samen, op transport gezet – naar Auschwitz. En daar werden hun levens op de 29ste oktober bruusk beëindigd, ze werden vergast. Tekla en Hartog zijn 65 jaar oud geworden.
        Betty, de ongetrouwd gebleven zus van Tekla, eindigde een halfjaar later in oostelijk Polen, in Sobibor. Zij, nog altijd wonend in Culemborg aan de Oude Vischmarkt op nummer 10 bis, was op 9 april 1943 afgeleverd in Westerbork, en opgesloten in Barak 69. Vier dagen later was zij aan de beurt om afgevoerd te worden naar een vernietigingskamp, en dat werd Sobibor. Zij is 62 geworden.
        Over Betty is weinig aanvullende documentatie te vinden. Wat haar beroep is geweest en hoe zij in Culemborg terecht is gekomen, valt na raadpleging van meerdere websites niet uit te dokteren. Zij was in ieder geval alleenstaand. Dit blijkt uit een summier document over haar van de Oorlogsgravenstichting, opgesteld in Den Haag op 16 augustus 1957. Bij de rubriek “Ongehuwd/Gehuwd met:/Gescheiden van:” is niets ingevuld. Kinderen zijn er dus evenmin.

document van de Oorlogsgravenstichting

Betty is volgens dit naoorlogs document van de Oorlogsgravenstichting ongehuwd gebleven.
Foto Nationaal Archief

Joodse-Raadkaart van Betty

Een bericht dat meerdere kranten heeft gehaald, en dat was gebaseerd op nieuwsgaring van de ‘Dordrechtsche Courant’: Betty kocht het 50.000ste entreebiljet voor de tentoonstelling ‘Dordrecht en Omstreken’ en werd daarom gehuldigd,
aldus ‘Het Vaderland’ op 16 augustus 1912.

Geradbraakt
Het enige dat in meervoud over haar verschijnt op de krantensite ‘Delpher’ is een bericht dat in verschillende kranten heeft gestaan, zoals in Het Vaderland van 16 augustus 1912. Het komt erop neer dat “fräulein Betty Löbschen uit Keulen”, logerend bij “eene familie te Dordrecht”, volgens de Dordrechtsche Courant het 50.000ste entreebiljet in handen heeft gekregen van de tentoonstelling ‘Dordrecht en Omstreken’.
        Voorzitter Van Diemen van de feestcommissie had Betty “met een hartelijk woord van welkom” ontvangen en haar “onder de fanfares van David’s kapel een fraaien bloemruiker” aangeboden. Burgemeester Schmier heette “de dame in grappig geradbraakt Duitsch welkom”, en sprak de hoop uit dat weldra de 100.000ste bezoekster met bloemen gehuldigd kan worden.
        [Voor de goede orde: Dordrecht heeft geen burgemeester Schmier gekend. Van 1 juli 1906 tot 15 januari 1920 was mr. Hillebrand Jacob Wichers als burgemeester in functie. Vermoedelijk is het een verschrijving geweest, red.]

Overlijden van Else en Geuchien

Elsa Ellerbroek-Fortuin, ook Else genoemd, is op 76-jarige leeftijd overleden op 4 mei 1976, in Bilthoven.
Haar man Geuchien stierf daar op 10 december 1982, 89 jaar oud.
En haar broer Hugo stierf in Hilversum op 4 augustus 1977, 79 jaar oud.
De overlijdensadvertenties stonden alle in de ‘NRC’.
Foto ‘Delpher’

Overlijden van Hugo

Gepromoveerd
Hoe is het de Dordtse kinderen Fortuin na de oorlog vergaan?
        Mr. dr. Hugo Fortuin werd vice-voorzitter van de Centrale Raad van Beroep en was secretaris van de Kamer van Koophandel Amsterdam. Als jurist was hij gepromoveerd op rechtsfilosofie. Tussen 1922 en 1927 fungeerde hij als adjudant-secretaris van de Commissie voor Advies voor Volkenrechtelijke Vraagstukken van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Volgens de website ‘Joden in Nederland’ heeft Hugo Fortuin “vele artikelen” en een boek geschreven, over de Amsterdamse goederenmarkt. Voor de VPRO-radio hield bij boekbesprekingen.
        Hugo, getrouwd met E.M. Berkelbach van der Sprenkel en benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, is overleden in Hilversum op 4 augustus 1977, 79 jaar oud. Hij is gecremeerd .Volgens zijn Rotterdamse persoonskaart – Hugo Fortuin woonde er van 14.12.1926 tot 26.11.1929 – was hij toentertijd al niet joods meer. In de kolom ‘Kerkgenootschap’ staat: “Geen”.
        Op enig moment in de jaren twintig heeft Hugo, komend uit Leiden, overigens weer even in Dordrecht gewoond, op het adres Vest 26 (nu 64-66).

Stolperstein in Culemborg voor Betty

Voor Betty is in Culemborg,
bij haar voormalige woning aan de Oude Vismarkt,
een Stolpersteine aangebracht.
Foto Website ‘Stolpersteine App’.

Dichters
Zijn zuster Elsa (‘Else’) is de auteur van het boek Amsterdamse Rederijkersspelen in De Zestiende Eeuw. Ook zij gaf lezingen, zoals de causerie die zij hield voor de Nederlands Hervormde gemeente te Tuindorp, over het onderwerp: ‘Lijdensweek gezien door dichters en schilders’.
        Het Nieuw Utrechts Nieuwsblad deed er verslag van in zijn editie van 29 maart 1955. Fortuin had de aanwezigen verteld hoe “het leven en lijden van Christus kunstenaars heeft geïnspireerd”. Zij had daartoe “met lichtbeelden reproducties van schilderstukken getoond en enkele toepasselijke gedichten van hedendaagse Nederlandse dichters” voorgedragen.
        Ook deze dr. Else Ellerbroek-Fortuin heeft zich laten cremeren, in besloten familiekring. Zij is “toch nog onverwacht” gestorven op 4 mei 1976, als 76-jarige, in haar woonplaats Bilthoven, op het adres Bosuillaan 255.
        Toen ruim een jaar later haar broer Hugo heenging, was er niemand van het oorspronkelijke Dordtse gezin Fortuin meer in leven. Maar in ieder geval is in Culemborg, bij haar voormalige woonadres aan de Oude Vismarkt, de herinnering aan een verwant levend gehouden: voor Betty Löbschen is in de stoep een Stolperstein gelegd.


Foto ontdekt van Hugo Fortuin

Hugo Fortuin

Kort voordat hij Dordrecht verliet, liet Hugo Fortuin zich fotograferen bij Foto Beerman op het Vrieseplein.
Foto Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht, nr. 309_7031

In bovenstaand verhaal staat bijna onderaan: “Op enig moment in de jaren twintig heeft Hugo, komend uit Leiden, overigens weer even in Dordrecht gewoond, op het adres Vest 26 (nu 64-66).”

        Die Dordtse tijd kan nu gepreciseerd worden, dankzij de Dordtse archiefonderzoekster Erica van Dooremalen. Zij stelde vast dat mr. dr. Hugo Fortuin van 22 augustus 1924 tot 14 december 1926 op dat adres heeft gewoond. Daarna verhuisde hij naar Rotterdan, naar het adres Oranjelaan 24. Zijn naam komt ook voor in het Adresboek van Dordrecht van 1926. Fortuin was in Dordrecht adjunct-secretaris van de Kamer van Koophandel.
        Maar Van Dooremalen ontdekte nog iets: een foto van Fortuin. Hij heeft deze vlak voor vertrek uit de stad laten maken bij Foto Beerman op het Vrieseplein, namelijk op 29 november. De foto staat hiernaast.






< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'