Het voorbije joodse dordrecht
Herontdekte brief van kinderoppas
emotioneert Marianne Bont-Sons
* Nog meer foto’s ‘opgedoken’ van
Dordtenaren met een davidster
De reclame van De Blauwe Pui is opgenomen in het digitale museum |
Een ontroerende brief, die al een kwart eeuw vergeten in een archiefmap lag en door toeval is herontdekt, heeft Marianne Bont-Sons “heel blij” gemaakt.
In de brief beschrijft de Zwijndrechtse mevrouw Maria Munter-van Pelt hoe zij van 1937 tot 1942 als lampenkapnaaister werkte voor de Dordtse families Sons en Stad, respectievelijk de ouders en grootouders van Marianne.
Toen Marianne de brief, die dateert van 1988, eind 2013 alsnog kreeg aangereikt, was zij er vooral zo blij mee, omdat zij daarin wat snippers kon lezen over het leven van haar moeder, Rebecca Sons-Stad, die in Auschwitz werd vergast.
Materiaal
Maria Munter (1920) reageerde destijds met haar handgeschreven brief op een oproep van het Dordtse gemeentearchief om materiaal in te sturen voor een komende tentoonstelling, over het joodse leven in Dordrecht. Deze expositie is er inderdaad gekomen, begin 1989. Maria Munter stelde niet zozeer spullen ter beschikking, maar gaf wat kleine persoonlijke belevenissen door, over haar werk voor de joodse families Stad en Sons.
De woning van de grootouders van Marianne Bont-Sons, |
Het originele, vooroorlogse nummer van de woning |
Deze waren door huwelijk verweven. De familie Stad, wonend aan de Burgemeester de Raadtsingel 23E, was eigenaar van ‘Het Lampenpaleis’ aan de Voorstraat 209 (nu: 267), en van ‘De Blauwe Pui’ aan de overkant, op nummer 186 (232). De familie Sons had de woning boven deze laatste winkel betrokken, en werkte beneden. ‘De Blauwe Pui’ was in Dordrecht nogal bekend, al was het maar door de opzichtige reclamelichtbak die aan de voorgevel hing. Het ontwerp, van Cloeck en Moedigh, is opgenomen in het ReclameArsenaal, een website tevens virtueel museum en kenniscentrum, gewijd aan het erfgoed van 150 jaar Nederlandse reclame.
In haar correspondentie haalt Maria Munter korte herinneringen op aan de uiteenlopende familieleden die zij heeft gekend. Met vijf andere meisjes werkte zij als naaister op het atelier, totdat het personeel in de oorlog ontslagen moest worden. Daarna is zij nog een tijdje hulp in de huishouding geweest bij mevrouw Sons, en moest soms uit wandelen gaan met de jongste, Marjan van 1 jaar. Maria vraagt zich af waar iedereen is gebleven. “Soms denk ik zouden ze nog leven?” De brief is in al zijn eenvoud oprecht, lief en aandoenlijk.
Contact?
Een medewerkster van het archief, Mieke Jansen, heeft vrij kort na de ontvangst van de brief (die onderaan dit artikel wordt weergegeven) uitgezocht wie die Marjan (of Marianneke) was. Zo vond zij Marianne Bont-Sons, het meisje op wie mevrouw Munter paste. Jansen legde met toestemming van Marianne Bont contact tussen haar en mevrouw Munter.
Want, redeneerde Marianne, na de oorlog “werd er immers nergens over gepraat”. “Het leven ging verder. Geen vragen stellen; vragen waren te pijnlijk. Je moest proberen weer wat te maken van het leven. En zo gebeurde het dat ik niets van mijn in de oorlog in Auschwitz vermoorde moeder wist.” Mevrouw Munter zou Marianne misschien iets over haar moeder kunnen vertellen, overwoog ze, alles was welkom.
Marianne Bont belde Riet Munter op in haar Zwijndrechtse woning. “Ze was zo verrast dat ik daadwerkelijk belde, dat het enige dat ze op dat moment zei was: ‘Ik wil je nog zo graag een keertje over je bolletje aaien.’ Het werd een heel fijn contact.”
De brief zelf heeft Marianne destijds niet gezien. Die werd na afloop van de tentoonstelling in een map opgeborgen, en daarna weggelegd in het depot van het archief. Maria Munter overleed op 5 december 2006, op 86-jarige leeftijd. Zij ligt in Zwijndrecht begraven bij haar echtgenoot Arie, die al op 46-jarige leeftijd stierf.
Een kinderfoto uit 1939 van Marianne Bont-Sons met haar oudere zusje Carolina Mark-Sons, die in Jeruzalem woont. |
Bedenkingen
Eind 2013 bestudeerde de redactie van deze website de openbare, maar vergeten archiefmap. De brief van mevrouw Munter dook op, een kopie ervan werd vrijblijvend naar Marianne Bont-Sons gestuurd. Misschien heeft u er iets aan? opperde de redactie. Dat had ze zeker. Ze stelt de brief als historische documentatie over haar moeder erg op prijs, liet ze weten. “De brief is absoluut ontroerend.”
Het idee ontstond om over de brief een artikel te schrijven. Marianne stemde ermee in. Ze lichtte toe dat ze met Riet Munter “bevriend is gebleven tot aan haar dood”. “En het feit dat ze me iets over mijn moeder heeft kunnen vertellen, is erg waardevol voor me geweest.”
Toch heeft Marianne Bont bedenkingen, ingegeven door haar kennis van hoe tijdens de oorlog de gemiddelde houding van Nederlanders tegenover hun joodse landgenoten was.
“Ik kan”, formuleert ze haar knagende scepsis behoedzaam, “het gevoel niet kwijtraken dat Riet Munter en met haar vele anderen gewoon aanvaard hebben dat ze niet langer bij joodse mensen mochten werken. Ze schrijft in haar brief dat er geen werk meer was. Nee, natuurlijk niet. Je mocht niet meer bij joden werken. Er zijn andere jonge, eenvoudige mensen geweest die hulp hebben geboden. Riet Munter heeft de situatie simpelweg aanvaard.”
“Het gevoel van: Wie deed iets voor ons [de joden] en wie niet, óók na de oorlog, blijft je altijd bij. Een oude joodse mijnheer zei ooit tegen me: ‘De oorlog blijft je als een schaduw achtervolgen. Je kan hem nooit afschudden.’ Zo voel ik dat inderdaad ook.”
Daar laat ze het bij.
Carolina Sons in 1938 met haar vader Louis Sons, |
Trots
Ze vertelt nog wel hoe zij van Maria Munter hoorde hoe zij dat oppasbaantje bij haar ouders kreeg en hoe zij zich daar over voelde. Want dat is interessant, vindt ze.
“Riet was lampenkappennaaister en woonde in Zwijndrecht. Dat is “over de rivier”. Die meiden uit Dordt, de grote stad, waren veel gehaaider dan wanneer je van “over de rivier” kwam, vertelde ze me. En – ik gebruik nu enigszins haar woorden – dat mevrouw mij nou juist uitkoos om voor haar kinderen te zorgen, maakte me zo trots. Ook haar ouders waren enorm trots. Ze moest heel goed haar best doen, want die mevrouw moest heel tevreden over haar blijven. Het was een grote eer dat ze voor die kindertjes mocht zorgen. Zelfs vijftig jaar na de oorlog kon je nog aan haar woorden horen, hoe trots ze geweest was en eigenlijk nóg was.”
In de brief worden diverse familieleden genoemd. Om te begrijpen wie wie is en wat het familieverband tussen hen was, geeft Marianne hier uitleg, in de volgorde waarin zij worden genoemd. | |
1. | ‘David Stad en mevrouw Stad’: dit zijn de grootouders van Marianne Bont. Het echtpaar woonde aan de Burgemeester de Raadtsingel 23 en heeft de oorlog overleefd en is in Dordrecht overleden. David Stad, geboren in Rotterdam, leefde van 8 december 1884 tot 28 november 1963 (78 jaar), zijn vrouw Matje Stad-Cohen (‘Marian’), ook een geboren Rotterdamse, van 9 februari 1886 tot 26 februari 1956 (70 jaar). |
2. | ‘Louwie Sons en Rebecca Sons, kinderen Lieneke en Marjan’: Rebecca Stad (Rotterdam, 2 juni 1911) is de tweede dochter van het echtpaar Stad. Zij trouwde met Louis Sons (Den Haag, 6 november 1907 )en kreeg met hem de meisjes Carolina en Marianne. Rebecca overleed in Auschwitz- Birkenau op 4 juni 1944, 33 jaar oud. Haar echtgenoot overleefde de oorlog. Hij overleed op 10 augustus 1980 in Den Haag, op 72-jarige leeftijd. Volledigheidshalve: de eerste dochter van Matje en David was Betje, die is geboren op 1 mei 1909 in Rotterdam en zij is na 1 jaar, 7 maanden en 2 dagen al overleden, op 18 december 1910. |
3. | ‘Sjaak Offenbach en Betty Offenbach’: Betje is de derde dochter van Matje en David Stad. Zij is op 21 mei 1935 getrouwd met Israël (Ies) Offenbach (Arnhem, 3 mei 1907). Beiden hebben de oorlog overleefd: Israël overleed op 12 januari 1989 in Eindhoven, 81 jaar oud; Betje op 9 mei 2001 als 87-jarige, eveveens te Eindhoven. Zij kregen één kind. zoon Max. Sjaak Offenbach was de broer van Israël Offenbach. |
4. | ‘Tilly Stad, tijdens de oorlog gehuwd met Bab Sons’: Bab staat voor Abraham Sons, de man van Tilly (Mathilde, ofwel Mathilda) Stad, de jongste dochter van het echtpaar Stad. Zij is geboren in Rotterdam op 14 november 1916 en nog geen twee maanden na haar huwelijk in Auschwitz vermoord, op 14 september 1942, als 26-jarige. Haar man Abraham, winkelbediende van beroep, is op 31 maart 1943 vermoord in het Oostenrijkse Seibersdorf, 30 jaar oud. |
De trouwfoto van Rebecca Stad en Louis Sons uit maart 1932. |
Onderduiken
Voor de volledigheid: het gezin van Louis Sons heeft, nadat het was verdreven van de Voorstraat, deels een poos gewoond op de Dubbeldamseweg 33 rood, volgens de woonkaart van 3 augustus 1942 tot en met 16 maart 1943. De dochters Caroline en Marianne belandden in september 1942 in Amersfoort, bij Cecilia Loots op de Kapelweg, ook wel juffrouw Loots genoemd. Hun gedwongen verblijf daar is vastgelegd in dagboeken die Dina van Heiningen, de 17-jarige hulp van juffrouw Loots, bijhield.
Op 15 september noteerde zij: “Op de Kapelweg zijn twee kinderen tijdelijk. Twee meisjes van 4 en 7 jaar, erge leuke kinderen.” Uiteindelijk zouden bij juffrouw Loots nog vijf joodse kinderen terechtkomen en een joodse man. Dina’s oorlogsdagboeknotities, waarmee ze als jong meisje begon en die ze de hele oorlog door is blijven schrijven, zijn in 2012 gebundeld en verzorgd tot een boek, Juffrouw Dina, mijn moeder, door haar dochter Anneke van Heiningen.
Dit levensverhaal van Dina, van 1923 tot 2008, is uitgegeven door Aspekt. Vanzelfsprekend heeft Marianne Bont-Sons het meteen aangeschaft. “Ik ben erg gelukkig met dit boek, omdat het een periode uit mijn leven beschrijft waaraan ik zelf nauwelijks herinneringen heb.”
De onderduikperiode in Amersfoort heeft haar niet getraumatiseerd, benadrukt ze tot slot. “We hebben de oorlog overleefd en we hebben het tijdens de onderduik absoluut goed gehad.”
Op de voorgrond is een schilder bezig de naam 'Lampenpaleis' op het etalageraam aan te brengen. |
Brief
De volledige tekst van de brief, hier en daar lichtjes aangepast ter wille van de leesbaarheid en soms met tussen haakjes een toelichting, luidt:
Zwijndrecht 14-8-88 Ondergetekende heeft als lampekapnaaister gewerkt bij de Fam Stad, Burg. Raadtsingel 23 en Lampenpaleis Blauwe Pui, Voorstraat, Dordrecht. Dat was van 1937 tot 1942 onder leiding van Fam Stad, Fam Sons, Fam Korne, de boekhandelaar Pullen, daarna v.d. Knaape. Wij waren met zes meisjes op het atelier en zijn ontslagen door geen werk meer. De familie was David Stad, Mevrouw Stad [De familie] stuurde [een kaart uit Beaulieu-sur-Mer] tijdens hun vacantie maar konden niet op mijn naam komen, dus deden het zo. Kaart is handschrift van Rebecca Sons-Stad. Heb gekend Sjennie Zadoks uit de drogisterij Voorstraat en Sinie Cohen, vriendin Mevrouw Sons. |
Nog meer foto’s ‘opgedoken’ van Dordtenaren met een davidster Is de foto van Elisabeth Schreuder-Blitz die begin juli op deze website werd geplaatst, werkelijk de enige van een Dordtse vrouw met davidster? De redactie meende zulks met stelligheid te kunnen beweren, maar het blijkt niet correct te zijn. Er zijn nóg twee foto’s tevoorschijn gekomen van Dordtse jodinnen die de verplichte ster dragen, foto’s waarvan het bestaan in de vergetelheid was geraakt. Daarnaast is er ook nog een foto van een man met davidster ‘gevonden’.
Beter Bedrukt
Wit kleed Oma
Uitsnede
|
< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'