Het voorbije joodse dordrecht

Nazi’s ontsloegen Dordtse politie-inspecteur
omdat hij zweeg over ondergedoken joden

Cornelis Pijl en zijn bruid Maria Kotvis, in 1936

Cornelis Pijl en zijn bruid Maria Kotvis, in 1936.
Foto Familiebezit

Het zal de Dordtenaren volkomen ontgaan zijn.
        In maart 1984 werd in Cincinnati, een stad in de verre, Noord-Amerikaanse staat Ohio, een oud-inspecteur van de Dordtse politie uitbundig geprezen om zijn wartime bravery, moed betoond tijdens de oorlog. Cor Pijl, 74 in dat jaar, had geweigerd om tegenover de nazi’s de identiteit en de schuilplaatsen van joden in Dordrecht te verraden, en zo redde hij tientallen levens.
        Veertig jaar later werd zijn dapperheid erkend: de burgemeester van Cincinnati, Arnold Bortz, eerde hem in het stadhuis, en overhandigde hem de sleutel van de stad. Bij de joodse gemeenschap, verzameld in de synagoge Temple Sholom, was Pijl eregast.
        “Erg vreemd”, vond hij het om zoveel decennia later gehuldigd te worden voor iets dat hij nooit als heldhaftig had beschouwd. “Ik deed het omdat mijn hart me dat ingaf,” vertelde hij verbaasd de Cincinnati Enquirer, het lokale dagblad. “Ik wil mensen vooral helpen. Ik ben een altruïst, geen egoïst.”
        Waarom kreeg Cor Pijl dit eerbetoon in uitgerekend Cincinnati? En waarom na 40 jaar? Wie was hij eigenlijk?
         Met grote vertraging: een achtergrondverhaal over de onverschrokkenheid van een Dordtse diender.

Paula en Moritz Straus met hun vier kinderen

Op deze foto staan Paula en Moritz Straus met hun vier kinderen, v.l.n.r. Hans, Arthur, Fritz en Karl.
Foto Familiebezit


De vier zonen op oudere leeftijd

De vier zonen op oudere leeftijd, ernstig poserend.
Deze foto is nog voor hun vlucht uit Duitsland gemaakt, door Atelier 'Central' in Keulen.
Foto Familiebezit


Dit is het huis aan de stille Achterweg, waar Cor en Maria Pijl in hun Dordtse jaren woonden

Dit is het huis (in het midden) aan de stille Achterweg, waar Cor en Maria Pijl in hun Dordtse jaren woonden, en waar Moritz en Paula Straus voor de oorlog even logeerden.
Foto Redactie Website

Mulo
Cor Pijl, een onvervalste Mokumer, was niet voorbestemd voor de politiedienst. Geboren op 3 juni 1910 in Amsterdam, verwierf hij op 16-jarige leeftijd het mulo-diploma. Dat vond hij wel genoeg, studeren trok hem totaal niet. Maar terwijl hij overdag op het kantoor werkte van de Nederlandse Handel Maatschappij (NHM), begon hij ’s avonds een cursus te volgen, die opleidde voor het HBS-diploma. Een neef van hem, inspecteur bij de Amsterdamse politie, inspireerde hem ertoe ook een politiefunctie na te streven.
        Pijl deed dit in het geniep. Afgezien van een boezemvriend, wist niemand van de cursus, zo vertelde hijzelf in 1970 in een afscheidsinterview met het Noordhollands Dagblad. Hij behaalde het diploma in 1928 “met glans”, nu toog hij ’s avonds naar de Amsterdamse Inspecteursschool, wederom in het geheim.
        In 1931 volgde “het demasqué”: hij slaagde, en het lekte uit bij de NDH. Korte tijd later was hij daar vertrokken. Pijl kon op 1 juni 1931 als klerk in dienst treden bij de Dordtse gemeentepolitie. In 1935 promoveerde hij tot inspecteur-titulair, in 1936 tot inspecteur. Nu was hij the town’s chief of detectives, zoals de ‘Cincinnati Enquirer’ zijn functie bewonderend omschreef.

grafsteen voor Moritz

De grafsteen voor Moritz, op de joodse begraafplaats in Dordrecht.
Hij overleed in 1941.
Foto Website 'Het Stenen Graf'

Razernij
In Duitsland raakte de jodenhaat intussen dieper en dieper ingeankerd. Het volk keerde zich massaal tegen de joden, opgezweept door de nazi’s van Hitler. Dit culmineerde in de nacht van 9 op 10 november 1938 in de Kristallnacht, de Nacht van het Gebroken Glas. Furieus werden synagogen in brand gestoken. Joodse winkels, ook joodse begraafplaatsen, ziekenhuizen en joden zelf ontkwamen evenmin aan de razernij.
        De paniek sloeg toe. Overal in Duitsland sloegen joden op de vlucht. Hun vaderland was definitief een gevaarlijk, vijandig land geworden.
        De familie Straus wilde niet langer in Keulen blijven. Paula Sara Mannsbach (Keulen, 2 januari 1876) vluchtte naar Nederland, samen met haar man, de groothandelaar in dameshoeden Moritz Straus (Millingen, 14 december 1866), en hun zoon Siegfried Israel (later: Fritz, Keulen, 22 april1904).
        Zij kwamen in Dordrecht terecht, waar ze een tijdje konden logeren bij Cor Pijl, de hulpvaardige, jonge inspecteur. Deze was ondertussen getrouwd, met Maria Anna Kotvis (Middelburg, 24 november 1911). Na eerst in de Bankastraat te hebben gewoond, op nummer 89, bezat het echtpaar sinds juni 1936 een woning aan de stille, lommerrijke Achterweg, op nummer 20 – op korte afstand van zowel de joodse als de algemene begraafplaats.
        Gedurende een paar dagen voegde Hans (later: John) Straus zich in Dordt bij zijn ouders. John was in januari 1939 gehuwd met Margarethe (Margo) Friedeman (Hachenberg, 13 september 1916), zij het niet in de synagoge van Keulen, zoals ze graag hadden gewild: die was afgebrand. Het echtpaar had vergeefs geprobeerd visa te krijgen voor Australië, Trinidad of de Verenigde Staten. Ze kregen wel toestemming om in Engeland te komen werken. En daarnaar toe waren John en Margo, die in Keulen in een kindertehuis had gewerkt, nu op weg, via Dordrecht.
        In augustus 1939 bereikten zij Groot-Brittannië, één maand voordat nazi-Duitsland Polen binnenviel. “We hadden geluk.” John ging er als butler werken, Margo als kok. Ze zaten vast. De kans was verkeken om visa voor een ander land te krijgen. De oorlog woekerde voort, nu over het hele continent. Ze bleven noodgedwongen in Engeland; ze moesten er de hele oorlog ‘uitzitten’. “Over de Holocaust hoorden ze er niets”, noteerde in 2005 de ‘Cincinnati Enquirer’.

bericht van Fritz dat hij en zijn moeder Paula nog leefden

Op 11 mei 1945 kregen Hans (later: John) en Margo in Engeland
bericht van Fritz dat hij en zijn moeder Paula nog leefden,
in goede gezondheid.
Foto Familiebezit

Twaalf
Paula en Moritz kregen spoedig de beschikking over een eigen huis. Op 12 mei 1939 betrokken ze Reviusstraat 16 (nu 8), een woning in een zijstraat van de weidse Hugo de Grootlaan, op hoorafstand van het station. Fritz verhuisde naar Amsterdam, om er te gaan werken. Hij had eigenlijk in Antwerpen willen werken. Zijn schoolvriend baron Friedrich Karl von Oppenheim had hem aan een baan daar geholpen. Maar Fritz kreeg geen toestemming om naar Antwerpen te komen, zodoende belandde ook hij in Dordrecht.
        De veiligheid die zij in Nederland dachten aan te treffen, verdween in mei 1940. Nederland werd bezet, ook hier zouden de joden gaan voelen wat dat betekende.
        Moritz, het gezinshoofd, heeft de Holocaust niet aan den lijve hoeven ondervinden. Hij stierf een natuurlijke dood op 9 juli 1941, na een zonnesteek. Hij ligt begraven op de Dordts-joodse begraafplaats.
         Paula, de weduwe, kon in de onderduik ontsnappen aan de jodenvervolging. Zij werd halverwege 1942 ondergebracht bij Joop en Bertha Jansen, die op de Voorstraat een beddenzaak dreven. Twaalf kinderen had dit echtpaar zelf, maar het maakte er geen punt om daarnaast ook nog in totaal acht joden te huisvesten in het kolossale winkelpand (zie verhaal 49 op deze website).
        Het was Cor Pijl die Paula Straus aan een schuilplek bij de familie Jansen hielp. Pijl had als politie-inspecteur veel kennis van welke joden zich waar ophielden in Dordrecht, maar daar zweeg hij over, hardnekkig. Hij was daarmee een van weinigen in het Dordtse korps, dat twee buitengewoon fanatieke jodenjagers kende (Arie den Breejen en Harry Evers) en verder de gebruikelijke dienstkloppers die ruimhartig meewerkten met de nazi’s.
        Nadat hij Paula had vergezeld naar de Jansens, reed hij op de fiets naar haar huis. Hij haalde haar waardevolle spullen weg en borg die bij hem thuis op, om ze na de oorlog terug te geven.
        Zijn weigering om de Duitsers ook maar iets te vertellen over welke jood dan ook, kostte hem zijn baan. In de ‘Cincinnati Enquirer’ van 21 februari en 10 maart 1984 vertelde hij er dit over: de nazi’s zochten hem in 1942 op en zeiden dat hij als inspecteur zonder twijfel Duits sprak. “Ik haalde mijn schouders op, alsof ik ze niet verstond.” Pijl wendde voor alleen Nederlands te spreken – hoewel hij vijf talen machtig was. Glimlachend: “Duits was alles wat we spraken toen Paula voor de oorlog bij ons woonde.”
        Een jonge politieagent werd er vervolgens bijgehaald om als vertaler te fungeren. In 1984 kon Pijl er nog om lachen hoe hij de gevreesde SS’ers voor de gek had gehouden.
        Maar zij lieten niét met zich sollen. Zij arresteerden hem. “Ik was Staatsfeindlich, een vijand van de staat.” Pijl werd opgesloten in drie Noord-Brabantse strafkampen, achtereenvolgens Haaren, Sint Michielsgestel en Vught, gedurende 2,5 jaar – net zo lang als Paula Straus ondergedoken bleef.

Paula woonde voor de oorlog in de Reviustraat 16

Paula woonde voor de oorlog, en ook weer nadat zij de onderduik had verlaten, in de Reviustraat 16 (nu 8).
Haar zoon Fritz heeft het huis herbezocht in augustus 1968, zoals de linkerfoto toont.
De rechterfoto laat zien dat het huis tegenwoordigd enigszins wordt afgeschermd door een hoge heg.
Foto Familiebezit en Redactie Website


Spoorloos
Hij werd ook ontslagen. In de dossiers van de Dordtse politie bestaat daar een brief over, brief nr. 1241 uit het jaar 1942. Uit de registers valt op te maken dat de brief gaat over “het ontslag v. pl. inspecteur van politie C. Pijl”. Deze brief is echter spoorloos verdwenen, zo bleek nadat de dikke mappen met correspondentie in het stadsarchief waren opgevraagd. Hetzelfde geldt voor brief nr. 0210, uit 1945, die gaat over de “wederaanstelling als I.v.P. 2e kl. van C. Pijl”. Ook deze is om onnavolgbare reden verwijderd, terwijl alle voorgaande en navolgende brieven er in keurig opeenvolgende nummering nog wel zijn...
        Op 13 september 1944 wordt Pijl, bij het naderen van de geallieerden op Nederlands gebied, vrijgelaten. Volgens het ‘Noordhollands Dagblad’ dook hij daarna onmiddellijk onder in Amsterdam. In november verzocht “de Dordtse illegaliteit hem om bij de bevrijding op te treden als commandant van de arrestatieploeg”. Lijsten van te arresteren landverraders lagen toen al gereed.
        In de nacht na de Duitse capitulatie kreeg Pijl inderdaad van het Militair Gezag de opdracht om in actie te komen. “Hij stichtte de Politieke Opsporings Dienst, die later overging in de Politieke Recherche Afdeling.” In die tijd had Pijl de beschikking over driehonderd man, die het district Dordrecht, Ridderkerk, Oud-Beijerland, Sliedrecht en Gorinchem als arbeidsterrein hadden.
        Zoals al aangestipt, keerde Cor Pijl terug bij het Dordtse korps. Hij bleef er, in 1948 bevorderd tot hoofdinspecteur, tot 1 januari 1950. Op die dag begon hij als hoofdinspecteur bij het politiekorps van Alkmaar. Op 1 juli 1970 verliet hij het, na 20,5 jaar, als 60-jarige met functioneel leeftijdsontslag.
        Het ‘Noordhollands Dagblad’ kwam hem om die reden interviewen. In dat artikel rept hij met geen enkel woord over de joden die hij in Dordrecht redde door over hen te zwijgen. Waarschijnlijk omdat hij dat de normaalste zaak van de wereld vond. “Ja, het was gevaarlijk”, zou hij 14 jaar later over zijn beweegredenen tegen de Amerikaanse krant zeggen. “Maar ik haatte de nazi’s.”

Paula op twee verschillende leeftijden

Paula op twee verschillende leeftijden, links als jonge vrouw, op een foto die waarschijnlijk nog in Duitsland is gemaakt. Rechts staat zij op hogere leeftijd, wonend in de VS. Zij overleed in 1974.
Foto's Familiebezit

Bevrijd
Paula Straus verscheen na de bevrijding weer in het openbare leven. Ze kon eerst nog even terecht op de Achterweg, bij Pijl en diens vrouw, van 23 mei tot 20 augustus 1945. Zij noemden Paula inmiddels “oma”. Daarna kon ze dankzij de bemoeienis van Cor Pijl terugkeren naar haar eigen woning aan de Reviusstraat, die een nazi had ingepikt. Volgens de gemeentelijke woningkaart kwam ook haar zoon Fritz er tijdelijk weer te wonen.
        Fritz Straus was weliswaar afgevoerd naar kamp Westerbork, maar is niet doorgestuurd geworden naar de vernietigingskampen. Naar de familie later begreep, kwam dit doordat hij (en anderen in Westerbork) in Amsterdam werkte voor een metaalbedrijf dat de nazi’s dringend nodig hadden: de firma sorteerde allerlei soorten ijzer afkomstig uit neergeschoten vliegtuigen. Frits is uit Westerbork bevrijd door het Canadese leger.
        Op 11 mei 1945 kregen John en Margo uit Londen een eerste bericht over Paula en Fritz, via het Britse opsporingsbureau voor Duitse, Oostenrijkse en stateloze personen uit Centraal Europa. De boodschap, afkomstig uit barak 14 in Westerbork luidde: “Ben in goede gezondheid in kamp Westerbork. Moeder is bij vrienden ondergedoken in Dordrecht, ook in goede gezondheid. Geef het door aan Arthur. Geef me zijn adres.”
        [Arthur is de derde zoon van Paula en Moritz. Hij is geboren op 21 januari 1902. Hij is naar Kaapstad geëmigreerd. Na de dood van zijn vrouw heeft hij alle contact met zijn ouders verbroken, reden waarom over hem weinig details bekend zijn. Dat geldt ook voor Karl, de oudste. Hij overleed al op 29-jarige leeftijd. Hij kreeg een longontsteking na een operatie aan een maagzweer, en die werd hem fataal, omdat er nog geen penicilline bestond.]
        In januari 1952 verliet Fritz Straus Dordrecht, om weer naar Amsterdam te gaan, naar de Verdistraat 4 huis. Fritz werd later door zijn Amsterdamse werkgever, die een hoofdkantoor had in New York, naar een filiaal in Brazilië gestuurd.
        Een jaar eerder had zijn moeder Paula al de wijk genomen naar Amerika, naar Cincinnati. Waarom die stad? Omdat zij daar al familie had: haar zoon John en haar schoondochter Margo. In 1947 konden zij vanuit Engeland eindelijk naar de VS reizen. In hun gezelschap bevond zich de dochter die ondertussen in Londen was geboren, Hazel, op 27 september 1944.
        Deze Hazel Goldberg-Straus, getrouwd met Mitch Goldberg, heeft haar jongste zoon, Bradley Paul, bij zijn geboorte op 31 maart 1975 naar haar grootmoeder genoemd, zoals haar eigen tweede voornaam ook Paula is. “Toen ik in 1944 werd geboren wisten mijn ouders niet eens of Paula nog wel leefde”, vertelde Hazel, nadat de redactie van deze website haar had opgespoord. [Cor Pijl heeft zijn jongste dochter Paulette genoemd, ook naar Paula.]
        Paula Straus heeft nog tot 1974 kunnen genieten van haar hervonden familie. Zij overleed twee maanden voor haar 99ste verjaardag. Hazel: “Ze kreeg een hartaanval terwijl ze aan het bridgen was. Een week later stierf ze.” Vijf jaar later, op 21 december 1979, volgde haar zoon Fritz, in Rio de Janeiro. Hij stierf in bed, na een hartaanval.

Twee knipsels, allebei afkomstig uit The Cincinnati Enquirer

Twee knipsels, allebei afkomstig uit The Cincinnati Enquirer. Deze krant wijdde twee artikelen
aan de heldendaad van Cor Pijl, op 21 februari en 10 maart 1984, beide keren op de voorpagina.

Emotioneel
John en Margo bezochten in augustus 1983 Nederland. Daar ontmoetten ze in Alkmaar de gepensioneerde Cor Pijl, een zeventiger inmiddels, de redder van Paula. “Dat weerzien was zo emotioneel”, vertelde John de ‘Enquirer’ later, “dat mijn vrouw en ik het erover eens werden dat we hem nog eens wilden zien.” Ze nodigden hem uit voor een verblijf van drie weken in Cincinnati en betaalden zijn vliegticket. “Op die manier konden wij hem onze dankbaarheid tonen.” Cor Pijl stemde toe. Hij was nog nooit de oceaan overgevlogen.
        Op 7 maart kwam hij aan bij John en Margo, die in de wijk Hartwell woonden. Aan zijn komst was publiciteit vooraf gegaan, een eerste artikel in de ‘Enquirer’ op 21 februari. De kop op de voorpagina: Man Who Saved Jews In WWII To Be Guest Of Hartwell Couple. Op 10 maart volgde een tweede verhaal, opnieuw op de voorpagina: Cincinnatians Honor Man Who Refused To Help Nazis.
        Een lezer complimenteerde de krant met die prominente plek op de voorpagina. “Veel te lang”, schreef Thomas C. Mowry van 450 Midden Valley Ln. in zijn ingezonden brief, “zijn dit soort goed-nieuwsverhalen naar de achterste pagina verbannen – als ze al werden geplaatst.”
        Het gulle eerbetoon overviel Cor Pijl. Hij had er niet op gerekend. Zo min als hij tegenover de nazi’s iets losliet over joden in Dordrecht, zo zwijgzaam was hij altijd geweest over wat in Cincinnati als heroïsch verzet werd beschouwd. Het was ook nog eens allemaal al veertig jaar geleden gebeurd. “’t Is vreemd”, bracht hij uit.

Twee foto's van Cor Pijl in Cincinnati in 1984

Twee foto's van Cor Pijl in Cincinnati in 1984.
Op de ene bewondert hij de sleutel van de stad, op de andere omarmt hij John en Margo.
Foto Familiebezit

Vrijwilliger
Dertig jaar later is er veel veranderd. John Straus is op 16 november 2005 overleden. Hij bereikte de hoge leeftijd van 101 jaar. In een In Memoriam in de ‘Enquirer’ wordt eraan herinnerd dat hij, een credit manager die pas op zijn tachtigste met pensioen ging, sindsdien als vrijwilliger werkte in joodse ziekenhuizen en in de synagoge Temple Sholom. Hij heeft er elfduizend uren in gestoken, was lichamelijk actief, geestelijk scherp en geliefd om zijn vriendelijkheid, droge humor en onverstoorbare optimisme.
        Des te opmerkelijker zijn die eigenschappen als je bedenkt dat hij en zijn vrouw door de Holocaust 96 ooms, tantes en volle neven en nichten hebben verloren. John heeft overigens ooit in een verhaal van 18 pagina’s uiteengezet hoe zijn ouders uit duister Duitsland vluchtten en hoe zijn moeder de onderduik in Dordrecht beleefde. Belangwekkende details hieruit zijn door Hazel doorgegeven voor dit artikel.
        John Straus was veruit de oudste vrijwilliger in de stad, en vond dat niet meer dan vanzelfsprekend. Hij peinsde er niet over te stoppen. “Elke ochtend kijk ik na het opstaan in de krant. En als ik niet bij de overlijdensberichten sta, ga ik me scheren.”
        Margo leeft nog altijd, vertelt dochter Hazel. In september 2015 is ze 99 geworden. “Ze is erg actief, loopt snel en woont zelfstandig in een flat.” Behalve dochter Hazel omvat Margo’s familie nog zoon Tom (29 juli 1951), diens echtgenote Roberta Moeller, vier kleinkinderen en vijf achterkleinkinderen.

John (voorheen Hans) Straus

John (voorheen Hans) Straus, al gepensioneerd, maar volop actief als vrijwilliger. De andere foto toont hem op nog latere leeftijd, samen met zijn vrouw Margo. De foto is geplaatst bij het In Memoriam van hem, op de website 'Find a Grave'. John stierf op 101-jarige leeftijd, in 2005.


brief van burgemeester Bleeker

Zijn vrouw Margo leeft nog voort.
Op deze foto staat ze naast kleinzoon Michael.
Foto Familiebezit

Goed leven
En Cor Pijl? Zijn dochter Marianne H.E. Dekker-Pijl (Dordrecht, 17 juli 1946), opgespoord in Zaandam, vertelt wat hem en de andere gezinsleden is overkomen in later jaren.
        “Mijn vader”, vertelt Marianne, “is in 1986 overleden, op 8 december, nadat een paar jaar eerder prostaatkanker bij hem was geconstateerd. De laatste maanden is hij in het ziekenhuis van Zaandam opgenomen geweest, waar mijn man neuroloog was. Ik heb daar zoveel mogelijk voor hem gezorgd. Hij moest eigenlijk naar een verpleeghuis, maar doordat ik er uren per dag was, mocht hij er blijven.” Op zijn sterfbed ging hij overigens “opeens Duits praten”.
        Cor Pijl, vervolgt ze, was door “zijn zeer gereformeerde opvoeding geen gemakkelijk mens”. Maar, hij had “een goed karakter en ik heb er een uitstekende vader aan gehad. Ook was hij een fantastische opa.”
        Haar moeder, de Zeeuwse Maria Anna Kotvis, heeft na het overlijden van haar man “nog een heel goed, gelukkig en lang leven gehad”. Iedereen noemde haar ‘Rie’, voor de (achter)kleinkinderen was ze ‘Mimi’. Ze overleed op 20 juni 2011. Marianne was er bij. “Ik zat met haar te praten en ze kreeg een longembolie. Ze is in mijn armen gestorven. Ze zou op 24 november van dat jaar honderd zijn geworden. Zij was een positieve vrouw. We konden heel goed met elkaar opschieten.”
        Zij weet niet van andere joodse mensen die haar vader uit handen van de nazi’s heeft weten te houden. Wel wijst ze er op dat haar moeder “in de oorlog ook heel veel heeft gedaan voor joodse mensen ”– zelfs in de tijd dat haar vader in het kamp zat en er Duitse soldaten in het huis op de Achterweg zaten.

familiefoto, gemaakt in november 2011, ter gelegenheid van Margo's 95ste verjaardag

Nog een familiefoto, gemaakt in november 2011, tijdens een bezoek aan Disneyland,
ter gelegenheid van Margo's 95ste verjaardag.
De volwassenen op de achterste rij zijn v.l.n.r. Brad Goldberg, zijn vrouw Nicole Goldberg,
Alyssa Goldberg O'Rourke en haar echtgenoot Dan O'Rourke, Hazel Straus Goldberg en Margo Straus.
Op de voorste rij staat v.l.n.r. : Shane Goldberg (Brad's zoon), Ryan O'Rourke en Evan O'Rourke(Alyssa's zonen)
en Hannah Goldberg (Brad's dochter). In 2013 kreeg Alyssa nog een kind, Mairin, die nu twee jaar is.
Foto Familiebezit


bericht van Fritz dat hij en zijn moeder Paula nog leefden

Een ander kleinkind van Margo:
Andrew, de drie jaar jongere broer van Michael.
Foto Familiebezit

Broer
Marianne was niet het enige kind van Cor en Maria Pijl. Ze had een broer, Hans (Dordrecht, 2 maart 1937), die in 1981 aan de gevolgen van acute leukemie is overleden. “Dat was een groot verdriet voor mijn ouders en mij. Hij was beroepsmilitair, getrouwd, en had twee kinderen. Mijn vader is eigenlijk nooit meer over dit verlies heen gekomen.”
        En dan was er nog een zus, Paulette, (Dordrecht, 15 februari 1942). Zij kreeg in 2010 een herseninfarct, waardoor ze rechtszijdig verlamd raakte en niet meer kon praten. “Ze heeft vanaf het begin aangegeven, dat ze zo niet wilde leven en uiteindelijk is daar in 2012 gehoor aan gegeven door de verpleeghuisarts.” Paulette had een zoon en twee dochters.
        Marianne zelf laat tot slot weten dat ze “een zeer gelukkige jeugd heeft gehad”. Zij trouwde in 1966 met Kees Dekker uit Egmond aan Zee. Hij overleed in 2001, na een hartinfarct. Er zijn twee zoons, Freek (1966) en Benno (1970). “Ik heb nu in totaal elf kleinkinderen, mede door samengestelde huwelijken van mijn zonen.”

Haar vader en moeder hebben Dordrecht niet de rug toegekeerd. “Ze gingen nog vaak terug.” Dat had ermee te maken dat drie buurgezinnen “zeer goede vrienden” van hen waren. “En ik ging vaak logeren bij mijn vroegere buurmeisje.”
        Ook Sliedrecht werd vanuit Alkmaar regelmatig bezocht. “Mijn vader zat in een van de kampen onder anderen samen met Arie Lanser, en dat mondde uit in een levenslange vriendschap. Ze stierven een week na elkaar.”

Cor en zijn vrouw op later leeftijd

Cor en zijn vrouw op later leeftijd, en nog eens Cor Pijl in 1984, twee jaar voor zijn dood.
Foto Familiebezit


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'