Het voorbije joodse dordrecht

Betsij den Hartog en de fouten in
de administratie van de oorlog

Jacob en Cornelia zijn verloofd

In een advertentie in het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) van 15.8.1902 delen Jacob en Cornelia mee dat zij verloofd zijn. Zij trouwen pas op 29 maart 1905.
Foto Delpher

Zíj lijkt er zo een, zo iemand die in het niets is verdwenen: Betsij den Hartog uit Dordrecht.
        Eind april 2017 rapporteerde de Volkskrant over de bevindingen van drie onderzoekers van kamp Westerbork. Bij een grootschalige controle van de kampadministratie, waren zij “gestuit op meer dan duizend fouten”.
        De fouten kwamen aan het licht toen het Drentse herinneringscentrum in 2014 een databank wilde opzetten, met alle gegevens van alle gedeporteerden: 107.000 joden die in 93 treinen werden afgevoerd naar de concentratiekampen in Oost-Europa. “Al bij het invoeren van de gegevens werd duidelijk dat lang niet alles klopte”, meldde de Volkskrant.
        Daarop werd een speciaal team aan het werk gezet, dat zoveel mogelijk onzekerheden moest wegnemen. De onderzoekers gingen transportdata checken en speuren in bevolkingsregisters, in de cartotheek van de Joodsche Raad, in de persoonsdossiers van het Nederlandse Rode Kruis en in de archieven van concentratiekampen. Zij deden dat in samenwerking met het Joods Historisch Museum, het Joods Digitaal Monument en het Rode Kruis.
        Tussentijdse conclusie na drie jaar: de kampadministratie zit vol fouten, waarschijnlijk veroorzaakt door “de administratieve chaos die na de oorlog heerste”.
        De onderzoekers hebben mensen ontdekt die nooit officieel dood zijn verklaard, die met een verkeerde naam op transport zijn gezet, die als dood of vermist te boek staan, terwijl ze zijn teruggekeerd uit een concentratiekamp. Zelfs vonden ze mensen over wie helemaal niets is terug te vinden. “Er zijn mensen onder de radar verdwenen”, citeerde de krant onderzoeksleider José Martin. “Ze werden na de oorlog niet gemist, niemand vroeg meer naar ze.”

Over het lot van Betsij den Hartog zijn verschillende versies in omloop

Over het lot van Betsij den Hartog zijn vier verschillende ‘versies’ in omloop. In het herdenkingsboek ‘In Memoriam’, dat de namen bevat van alle omgebrachte Nederlandse joden, staat zij genoteerd als ‘vermist’.
Het Israëlitische onderzoekscentrum Yad Vashem meldt haar ook als ‘missing’, maar ook dat zij ‘was murdered in the Shoah’. De website Joods Monument deelt juist mee dat Bestij, als kind van Jacob en Cornelia, een overlevende is. De Oorlogsgravenstichting houdt het er vaaglijk op dat Betsij een ‘slachtoffer’ is.

        Betsij den Hartog lijkt een onthutsend voorbeeld van zo’n administratieve fout. Vier bronnen, websites die doorgaans betrouwbaar zijn, presenteren tegenstrijdige feiten over haar lot. De ene, van ‘Joods Monument’, meldt dat zij de oorlog heeft overleefd. De andere, van ‘Yad Vashem’, stelt daarentegen dat zij “was murdered in the Shoah”. Verwarring alom.
        Maar als zij de oorlog heeft doorstaan, waar is zij dan gebleven? En als haar leven voortijdig is beëindigd, in welk kamp is zij dan om het leven gebracht?
        Helaas. Noch over het ene noch over het andere was aanvankelijk ook maar een flintertje documentatie te vinden. Ook Betsij den Hartog leek in het niets verdwenen. Zij was verworden tot zo’n administratief mysterie, haar lot was onbekend. Met zekerheid kan alleen worden aangenomen dat zij, geboren in 1914, anno 2018 niet meer leeft.
        Maar de aandachtige lezer zal het al hebben gezien: in de eerste zin van deze inleiding is het woord ‘lijkt’ gebruikt, in plaats van het veel stelliger ‘is’. Die voorzichtigheid heeft een reden: Betsij den Hartog is na langdurig speuren alsnog opgedoken.
        Kort voordat dit verhaal op de Stolpersteine-website zou worden geplaatst, deed de redactie nog een allerlaatste, vertwijfelde poging om iets definitievers over haar te vinden. Ergens, was de redenering, moet toch iets over haar zijn genoteerd?
        En toen kwam, via een niet-openbare Dordtse krantenbank, ineens iets naders over haar tevoorschijn. Betsij den Hartog blijkt de oorlog te hebben overleefd − en ook nog eens, oh wonderbaarlijk toeval, in Dordrecht zelf.
        Eén van die administratieve raadsels waarmee de onderzoekers van kamp Westerbork worstelden, is hiermee opgehelderd. Betsij den Hartog is ‘terecht’, zij heeft haar leven gewoon kunnen leven.
        In onderstaand verhaal wordt kort verteld hoe het haar na de oorlog is vergaan. Ook wordt het van oorsprong Dordtse gezin uitgetekend waartoe zij behoorde − een familie overigens die de Duitsers grondig hebben weten te ruïneren: dertien van hen hebben ze er onder gekregen.

Het echtpaar krijgt in Dordrecht vijf kinderen

Het echtpaar krijgt in Dordrecht vijf kinderen, zoals het bevolkingsregister laat zien. Onderwijl verhuist het gezin van de Voorstraat, naar de Dubbeldamseweg naar de Lange Breestraat.
Foto Redactie Website


Betsij is de ene helft van een tweeling, Anna de andere helft

Betsij is de ene helft van een tweeling, Anna de andere helft. Hun geboorte, op 10 november 1914, wordt bekendgemaakt in de Dordrechtsche Courant van de 14de.
Foto Krantenbank Regionaal Archief Dordrecht (RAD)

Langste naam
Jacob den Hartog is Betsij’s vader. Hij werd op 24 maart 1882 geboren in dat dorp dat volgens het Genootschap Onze Taal ooit misschien de langste naam van Europa heeft gehad: Hendrik-Ido-Oostendam-Schildmanskinderen-Groot-en-Klein-Sandelingen-Ambacht, tegenwoordig ingekort tot Hendrik-Ido-Ambacht. Op 29 maart 1905 trouwde hij, op 23 jarige leeftijd en confectiebediende van beroep zijnd, in haar geboorteplaats Dordrecht met de even oude Cornelia Hemelraad (29.6.1881). Ze betrokken een woning aan de Voorstraat, op nummer 33a (nu: 39).
        In Dordrecht kwamen de vijf kinderen ter wereld die Jacob en Cornelia verwekten. Rozetta was hun eersteling, op 9.8.1906. Daarna verschenen Elias (2.7.1907), Willem (2.5.1912) en de tweeling Anna en Betsij, op 10.11.1914. Doordat hun ouders steeds verhuisden, werden de kinderen op verschillende adressen geboren: de eerste twee nog op de Voorstraat 33a, Willem op de Dubbeldamseweg 73 (nu: 119-121), de tweeling in de Lange Breestraat 14 (nu: 16-18). Tussendoor hebben Jacob en Cornelia ook nog een poos op de Voorstraat gewoond, op de nummers 134 (nu: 170) en 222 (nu: ex-V&D).
        Vader Jacob ontwikkelde zich tot handelsreiziger in herenkleding en dit verklaart wellicht waarom het gezin naar Amsterdam verhuisde, per 27 oktober 1915, zoals de gezinskaart in het Amsterdamse stadsarchief vermeldt. Zij streken er neer in de Ingogostraat, op nummer 11, tweehoog. Nauwelijks een halfjaar later overviel in deze woning de familie grote droefenis: Anna, het ene tweelingmeisje, stierf op 11 juli 1916, iets meer dan anderhalf jaar oud.
        In 1929, op 29 augustus, betrok het gezin in Amsterdam nog een andere woning, aan de Paardekraalstraat 10. Elias en Rozette, de oudste kinderen, waren tegen die tijd al jaren het huis uit.
        Opvallend is dat uiteindelijk alle Den Hartogs in Rotterdam zouden belanden, al zou deze stad niet voor allen het allerlaatste woonadres blijven.

Zoon Willem wordt geboren op de Dubbeldamseweg 73, het gezin Den Hartog begon in dit pand op de Voorstraat

Zoon Willem wordt geboren op de Dubbeldamseweg 73, in het pand dat nu de nummers 119 en 121 heeft (achter de linker fiets).
Foto Redactie Website

Het gezin Den Hartog begon in dit pand op de Voorstraat, op nummer 33a (nu: 29, achter het voorbijfietsende meisje). Rozetta en Elias kwamen hier ter wereld.
Foto Redactie Website

De tweeling wordt geboren in de Lange Breestraat

De tweeling wordt geboren in de Lange Breestraat, waarvan hier twee foto’s uit de latere jaren dertig worden getoond. De foto’s zijn beide in de richting van de Voorstraat gemaakt, maar de eerste kijkt uit op de noordzijde, de andere op de overzijde.
Foto’s RAD (nrs. 555_14327 en 556_1095)p

Heen en weer
Elias, van magazijnbediende een handelsreiziger geworden, verliet Amsterdam als eerste. Hij werd op 30 december 1924 ingeschreven in Rotterdam, als wonend aan de Breede Hilledijk 219b. Vijf jaar later, op 17 oktober 1929, trouwde hij in Rotterdam met Rebecca Annegien Lermer (Rotterdam, 13.11.1910), net als hij joods van geloof.
        Rozetta is op 8.3.1926 als winkeljuffrouw gaan werken in Rotterdam. Zij trekt in bij een oom van haar, Nico Marcus Hemelraad (Dordrecht, 12.3.1886), een broer van haar moeder. Nico Hemelraad woont aan de Lijnbaanstraat 2a, met zijn vrouw Diana Adriana Spuijman (Dordrecht, 10.12.1889) en hun twee jonge kinderen Rosa Maria (Dordrecht, 27.2.1920) en Adrianus Willem (18.9.1921).
        Op 8 september 1927 keert Rozetta terug in Amsterdam, waar de Transvaalstraat 68 haar nieuwe adres wordt. Waarschijnlijk had ze er toen nog geen vermoeden van, maar zes jaar later zou ze andermaal in Rotterdam opduiken, nu als mevrouw Groen.
        Ook de andere kinderen geraken op volwassenen leeftijd. Het jaar 1930 ging een tweede kantelpunt vormen voor de resterende Den Hartogs. Zoals zij in 1915 Dordrecht verwisselden voor Amsterdam, ruilden zij in 1930 Amsterdam weer in voor Rotterdam − uiteindelijk allemaal, inclusief de ouders.

Amsterdamse gezinskaart

In oktober 1915 verhuisde het gezin naar Amsterdam, waar Jacob als handelsreizger kennelijk werk vond. De familie streek neer in de Indigostraat, op nummer 11, aldus de Amsterdamse gezinskaart. Op 11 juli 1916 overleed in Amsterdam Anna, het ene tweelingsmeisje, nog geen twee jaar oud.
Foto Stadsarchief Amsterdam

Nieuw
De archiefkaarten laten het zien: vader Jacob, moeder Cornelia, en tweelingdochter Betsij lieten zich
        op 1 april 1930 inschrijven als nieuwe Rotterdammers, zetelend in de Aleidastraat, op nummer 46a. Dit zou niet hun woning blijven. In de navolgende jaren trokken zij naar de Vierambachtstraat 39b, naar de Stationsweg 24 en naar de Witte van Haemstedestraat 34c. Betsij had een baan als verkoopster.
        Rozetta trouwde weliswaar in Amsterdam met de geboren Amsterdammer Leendert Groen (5.5.1897), op 14.6.1933, maar met haar echtgenoot, koopman van beroep, vestigde zij zich veertien dagen later, op 28 juni, in Rotterdam, om te beginnen op de Kruiskade 43a. Vijf maanden later baarde zij dochter Jettie Corrie, op 11.11.1933. Een tweede kind kwam er in 1937, op 29 september: Jacob Maurice. Het gezin was toen al verhuisd naar de Hugo Molenaarstraat 7a.
        Willem, de broer die nog ongenoemd is gebleven, gaat ook naar Rotterdam, waar hij per 17 januari 1930 emplooi vindt als magazijnbediende. Hij komt eerst te wonen aan de Goudscheweg 133a, maar de gezinskaart laat zien dat hij vervolgens op dezelfde adressen verblijft als zijn ouders en Betsij. Hij verhuist mee met hen.
        Alle Den Hartogs wonen in de jaren dertig nu in Rotterdam, en hun aantal dijt uit: Elias en Rebecca krijgen er vier kinderen, achtereenvolgens Cornelia (1.4.1930), Engeltje (24.6.1932), Jacob Aron (19.10.1935) en Aron (7.6.1938).

Rotterdamse gezinskaart

In 1930 verlieten Jacob, zijn vrouw en dochter Betsij Amsterdam om zich in Rotterdam te vestigen, volgens de gezinskaart uit het Rotterdamse archief in de Viermabachtstraat. Uiteindelijk zouden alle kinderen Den Hartog naar Rotterdam verhuizen.
Foto Gemeentearchief Rotterdam


archiefkaart

In Sobibor zijn ook de ouders van Betsij, Jacob en Cornelia, vermoord, op 28 mei 1943. Dus op de datum dat zij naar Duitsland werden vervoerd, op 23 september 1943 volgens de archiefkaart, waren zij al dood. In de Staatscourant van 15.12.1949 wordt het overlijden van Cornelia gemeld.
Foto Delphe

Weggegrist
En dan bereikt de Tweede Wereldoorlog Nederland, en daarmee ook de ongekende massamoord die er het gevolg van is. Een dichtregel van Hanny Michaelis parafraserend: ieder ogenblik konden de Den Hartogs, die immers joden waren, een door de Duiters minderwaardig geachte mensensoort, van de aarde worden weggegrist.
        Rozetta en Leendert bevonden zich nog altijd in Rotterdam toen de Holocaust aan de deur klopte. Wonend in de Blokmakersstraat 79b werden zij samen met hun twee kinderen opgepakt en gedeporteerd. Leendert Groen is nog jarenlang in leven gehouden, kennelijk omdat hij nuttig was als af te beulen arbeidskracht. Ergens in Midden-Europa vond hij ten slotte de dood, op 21 januari 1945. Zijn vrouw en twee kinderen waren al veel eerder vergast in Sobibor, op dezelfde dag: 11 juli 1943. Vier doden.
        Elias was ondertussen in Alkmaar neergestreken, aan de Koningsweg 72a (nu: 88). Naspeuringen van de stichting Herdenkingstenen Joods Alkmaar leverden op dat hij niet alleen handelsreiziger meer was, maar ook coupeur van herenkleding, opperser en ontvlekker. En hij had in Alkmaar twee nevenfuncties: hij vertegenwoordigde er “de geëvacueerden van de Nederlandse Israëlitische Gemeente en werkte voor het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap Amsterdam”.
        Samen met zijn gezin werd Elias op 5 maart 1942 zelf gedwongen naar Amsterdam te vertrekken, de verzamelplaats voor te deporteren joden. Hun nieuwe, tijdelijke adres werd daar de Pretoriusstraat 98 I. Volgens de stichting kwamen hier ook Elias’ vader en moeder wonen en zijn broer Willem, al met al verbleven er dus negen mensen.
        In 1943 waren zij, op Willem na, allemaal dood. Stuk voor stuk zijn deze Den Hartogs vernietigd. Elias en zijn vrouw en vier kinderen arriveerden op 20 juni 1943 in kamp Westerbork, hun trein naar de dood in Sobibor vertrok op 6 juli. Drie dagen later werden ze alle zes op dezelfde dag zonder omhaal vergast, op 9 juli. Vader Jacob en moeder Cornelia zagen hun leven al enkele weken eerder bruusk beëindigd, op 28 mei 1943, óók in Sobibor. Zes doden.
        Willem werd omgebracht in Auschwitz, op 31 januari 1944. Ook hij heeft nog een poos ‘mogen’ werken, klaarblijkelijk. Eén dode.
        Dertien doden, het gezin dat Jacob en Cornelia in Dordrecht hadden gevormd, was nu uitgeroeid. Op één persoon na, Betsij. Maar waar is zij gebleven?

Amsterdamse persoonskaarten van Betsij, haar ouders en broer Willem

De oorlog is uitgebroken, de joden worden verzameld in Amsterdam. De Amsterdamse persoonskaarten van Betsij, haar ouders en broer Willem laat zien dat zij op 19 november 1940 in de Laing’s Nekstraat 41 huis terechtkwamen en op 23 september 1943 naar Duitsland werden getransporteerd.Broer Willem werd ‘pas’ op 24 januari 1944 gedeporteerd naar Duitsland, althans volgens de kaart.
Foto’s Stadsarchief Amsterdam

familie Lermer

Op Betsij na werden alle Den Hartogs vergast. Op deze privéfoto van de familie Lermer,
afkomstig van de website ‘Joods Monument’, staat Elias, een broer van Betsij, in het midden, achter zijn vrouw Rebecca. Hij, Rebecca en hun vier kinderen zijn omgebracht in Sobibor.
Foto ‘Joods Monument


geboorte van Japie en van Geert

Twee advertenties uit De Dordtenaar, die de geboorte bekendmaken van het eerste kind van Betsij en Bastiaan (Jacob, bijgenaamd ‘Japie’, op 7.8.1946) en van Geert, hun tweede zoon, op 18.2.1952.

Overleefd?
Raadsels omgeven haar lot.
        Op de website van Joods Monument, bij uitstek dé herdenkingssite voor alle omgebrachte Nederlandse joden, staat het gezin van vader Jacob: ‘Eén kind dat nog thuis woonde, heeft de oorlog overleefd.” Dit kan alleen op Betsij slaan, alle andere familieleden, ook de aangetrouwde, zijn vermoord.
        Op de website van de Oorlogsgravenstichting, meestal nauwkeurig, staat bij Betsij’s naam geen overlijdensdatum. Gevraagd naar de betekenis hiervan antwoordt medewerker Johan Teeuwisse: “Mevrouw Betsij den Hartog heeft de oorlog overleefd. Zij staat daarom bij ons geregistreerd als Slachtoffer van de oorlog en niet als Oorlogsslachtoffer. Helaas kennen wij het persoonlijke verhaal van mevrouw Den Hartog niet.”
        Met andere woorden: de Oorlogsgravenstichting beschikt niet over aanvullende gegevens over haar na-oorlogse leven.
        In In Memoriam, het in 1995 door Sdu Uitgeverij gepubliceerde gedenkboek, wordt iets anders beweerd over Betsij. In het boek komen de namen voor van 101.414 joodse oorlogsslachtoffers “die tijdens de Tweede Wereldoorlog uit Nederland werden gedeporteerd en van wie geen graf bekend is.” Betsij’s naam en geboortedatum zijn te vinden te midden van haar vermoorde familieleden. Hier is zij geboekstaafd als ‘vermist’.
        Diezelfde status heeft zij op de website van Yad Vashem, het Israëlische Holocaust-onderzoekscentrum: missing. Maar ook staat er, alsof Yad Vashem niet twijfelt aan haar lot: ‘Betsij was murdered in the Shoah’.
        Dan is er nog de website van Max van Dam, een in Israël wonende man die samen met zijn vrouw Bertha, een genealogische databank heeft aangelegd, met de stamboomgegevens van 118.000 personen van Nederlands-joodse families: maxvandam.info/humo-gen/index.php
        Deze website vergroot de verwarring. Hoewel Van Dam verwijst naar de Oorlogsgravenstichting en naar Yad Vashem, stelt hij onomwonden: ovl. 1942, 27 en 28 jaar. Dus waar Joods Monument en de Oorlogsgravenstichting menen dat Betsij de oorlog heeft doorstaan, weet Van Dam vrij exact het jaar van haar dood: 1942.
        Waar baseert hij die kennis op? In een eerste reactie laat Max van Dam desgevraagd weten dat hij “tegen mijn eigen regels in” geen bron heeft vermeld voor 1942. Hij gaat ernaar op zoek. In zijn tweede e-mail meldt hij vervolgens: ‘Ik heb de neiging 1942 bij mij te schrappen.” En: “Mijn excuses voor de verwarring die ik heb veroorzaakt.”

Riedijk nummer 72

Betsij den Hartog overleefde de oorlog. Zij trouwt met de niet-joodse herenkapper Bastiaan Kolijn. Het echtpaar gaat wonen op de Riedijk, op nummer 72. Van dit pand is een foto gevonden in de beeldbank van het Dordtse archief. De foto, gemaakt in de jaren twintig, toont links Riedijk 72, en rechts Voorstraat 3. De fotograaf stond in het Melkpoortje.
Foto RAD (nr. 552_332860)


Heren- en kinderkapper Kolijn

Heren- en kinderkapper Kolijn verplaatst zijn zaak in november 1954 van de Riedijk naar de Waldeck Pyrmontweg 2.
Foto RAD

Correct
Heeft zij na de oorlog nog geleefd, of is zij in de oorlog om het leven gebracht?
        Geen van beide staat vast. Tientallen websites en databanken zijn uitgeplozen, maar over haar na-oorlogse leven is net zomin een snipper te vinden als over tijdstip en locatie van haar dood ín de oorlog. Er is alleen de melding op haar Amsterdamse archiefkaart dat zij op 20 juli 1944 naar “Duitschland” is verhuisd.
        Vaststaat alleen dat Betsij’s leven administratief is geëindigd in een rommeltje. Dat lot deelt zij met honderden andere joden die uit kamp Westerbork zijn gedeporteerd, en over wie de Volkskrant in april 2017 berichtte dat hun “officiële verhaal niet klopt”. Betsij kan daar moeiteloos aan worden toegevoegd.
        De duizend fouten die het onderzoeksteam aantrof, zijn overigens hersteld. Maar “er liggen nog zo’n zeshonderd levensverhalen met vraagtekens”. Die gaan de onderzoekers nog wegnemen, en wat meezit, is dat het speurwerk meer vaart krijgt naarmate er meer archieven worden gedigitaliseerd. De directeur van Westerbork, Dirk Mulder, vindt het van groot belang dat álle fouten worden rechtgezet. “Ieder mensen heeft er recht op om op een correcte manier in geschreven of gesproken woord te blijven voortleven.”

Nassauweg 199

Zelf gaat het gezin aan de Nassauweg 199 wonen, in deze flat, onderaan links naast de deur. Het is het laatste woonadres van de ouders.
Foto Google Street View

Stenen
En dan is er contact met de stichting Herdenkingsstenen joods Alkmaar. Op 2 november 2015 zijn er in die stad, aan de Koningsweg 88, zes Stolpersteine gelegd door Gunter Demnig zelf, de bedenker van deze struikelsteentjes: voor Elias den Hartog (Betsij’s broer), zijn vrouw Rebecca en hun vier kinderen Cornelia, Engeltje, Jacob Aron en Aron. [De stichting heeft in 2016 de samenwerking met Demnig beëindigd. Het doel van de stichting is onveranderd gebleven, maar de naam is veranderd in stichting Herdenkingsstenen Joods Alkmaar. Stolpersteine worden er niet meer gelegd; ze zijn vervangen door stenen van zwart graniet, 14 bij 14 cm groot.]
        Bij de steenlegging waren niet aanwezig Engeline Nieuwenhuis-Lermer en haar zus, nabestaanden van Rebecca*. In Rebecca’s familie heeft namelijk wél iemand kans gezien de oorlog te doorstaan. Via de stichting wordt deze Engeline benaderd, en dat levert een eerste, overtuigende aanwijzing op dat Betsij den Hartog inderdaad de oorlog heeft overleefd.
        Een korte toelichting: Rebecca was het eerste kind van Aron Lermer en Engeltje den Trommel, het tweede was een broer van haar, vijf jaar jonger, Sietse Lermer (Rotterdam, 23.10.1915). Deze broer Sietse wist te overleven met zijn vrouw, Angeline Wilhelmina Cornelia Verweijen (Rotterdam, 19.4.1910), doordat zij gemengd gehuwd waren. Sietse’s vader Aron, die een herenkledingwinkel had in de binnenstad van Rotterdam, op de Binnenrotte, eindigde in Auschwitz, op 15.12.1942, 58 jaar oud. Zijn moeder was al voor de oorlog overleden aan een hartinfarct, op 14.9.1939.
        Engeline Nieuwenhuis-Lermer (1947) nu is een van de twee dochters van Sietse, Jolanda (13.2.1937) is de andere. Zij en haar zus hebben kunnen meemaken hoe in Alkmaar hun oom, tante, neven en nichtjes passend zijn herdacht.

Naakt
Desgevraagd vertelt Engeline in een e-mail dat Betsij bij haar bekend is als ‘Beppie’. “Toen ik klein was, heb ik het gezin van Beppie/Betsij enige malen ontmoet. Naar ik mij herinner een keer thuis bij mijn ouders in Rotterdam, aan het G.W. Burgerplein en een keer in de woning annex kapperszaak van Beppie in Dordrecht. Dat heeft zich afgespeeld rond 1952, 1953.”
        Zij herinnert zich verder: “Beppie heeft inderdaad de kampen overleefd. Zij schijnt naakt over een podium hebben moeten paraderen. Zij was nogal goed bedeeld en liep niet met neergeslagen ogen, maar keek recht voor zich uit. Dat heeft haar blijkbaar gered. Van mijn moeder weet ik dat het gezin geëmigreerd is naar Israël. Zal in de jaren vijftig zijn geweest. Er waren een aantal kinderen, onder anderen een zoon die circa 1 à 2 jaar ouder was dan ik.”
        In een andere e-mail laat Engeline weten dat zij nog even met haar zus heeft gesproken of die zich nog iets kon herinneren van Beppie. “Zij wist dat Betsij na de oorlog is getrouwd met een niet-joodse man. Zij hadden twee kinderen, in ieder geval was een van de twee een jongen. Helaas wist zij niet in welk kamp zij heeft gezeten.”
        Engeline sluit af met een hartekreet. “Het zou geweldig zijn als er iets bekend wordt over dit gezin. Heb ik toch nog wat familie. Ben heel benieuwd.”

Bastiaan Kolijn overlijdt op 11 december 1987, Betsij sterft op 20 oktober 1992

Bastiaan Kolijn overlijdt op 11 december 1987, 75 jaar oud. Zijn echtgenote Betsij sterft op 20 oktober 1992, 77 jaar oud.
Foto Krantenbank RAD

Krantenbank
Betsij den Hartog heeft dus de oorlog doorstaan, zoveel staat nu wel vast. Maar waar is zij gebleven? Tot dusverre was over haar niets te vinden. En de zussen Engeline en Jolanda konden ons niet helpen. Zij menen immers dat Betsij met man en kinderen naar Israël was geëmigreerd. “Ik herinner me dat mijn vader Sietse (overleden 1963) wel eens geld overmaakte naar Beppie in Israël.” Contact was er al tientallen jaren niet meer.
        De speurtocht bleef lang vruchteloos, totdat een laatste poging werd gedaan. In het Dordtse archief werden de gedigitaliseerde edities van dagblad De Dordtenaar geraadpleegd. Dit ene onderdeel van de krantenbank is niet openbaar, om reden van auteursrecht. Maar de krant is in het archief zelf wél in te zien, vanaf 1946. En plotseling floepten er nadere gegevens tevoorschijn over Betsij den Hartog, overlijdensadvertenties waaruit de samenstelling van haar gezin viel te destilleren. Vervolgens was het makkelijker zoeken naar aanvullende informatie.
        Betsij blijkt te zijn getrouwd met Bastiaan (‘Bas’) Kolijn, een heren- en kinderkapper. Twee kinderen kreeg het echtpaar, twee zonen. De eerste was Jacob Cornelia Albert (‘Japie’), die werd geboren op 7 augustus 1946. De tweede was Geert Elias Willem, geboren op 18 februari 1952.
        Bas Kolijn had aanvankelijk een zaak op de Riedijk, op nummer 72 (nu: 122-124). Op 5 november 1954 verplaatste hij deze naar de Waldeck Pyrmontweg 2. Zelf ging het gezin in januari 1955 aan de Nassauweg wonen, op nummer 199. Bas Kolijn is overleden op 11 december 1987, 75 jaar oud. Betsij schreef in de advertentie dat haar “zorgzame man” haar was ontvallen na 23 maanden verzorging in Het Parkhuis.
        Betsij Kolijn stierf op 77-jarige leeftijd op 20 oktober 1992, “na een zorgzaam leven en een moedig gedragen lijden”, zoals haar zonen meldden in de overlijdensadvertentie. Jaap Kolijn bleek inmiddels in Leerdam te wonen, zijn broer in Woensdrecht.

***

Betsij den Hartog is niet in het niets verdwenen; ze leefde ‘gewoon’ voort, in Dordrecht. Achteraf valt te concluderen dat de administratie over haar niet onvolledig was; ze is niet vermoord in een kamp. Van emigratie naar Israël is evenmin sprake; ook dit moet een vergissing zijn.
        Max van Dam heeft zijn website inmiddels aangepast. Op de pagina over het gezin van Jacob en Cornelia den Hartog, Betsij’s ouders, staat nu dat Betsij gehuwd was met Bastiaan Kolijn, en dat zij op 20 oktober 1992 is overleden. De fout is rechtgezet.
        Kamp Westerbork heeft in januari 2018 bij uitgeverij Boom Geschiedenis een monumentaal boek gepubliceerd, getiteld De 102.000 namen. Het kost 75 euro en het telt liefst 2160 bladzijden. Het boek is het resultaat van alle onderzoek naar weggevoerde joden, Sinti en Roma.
        Nadrukkelijk waarschuwt kamp Westerbork dat het boek weliswaar op dit moment “het meest complete en juiste overzicht” biedt, maar dat het “niet af is”. “En misschien komt het ook nooit tot een volledige en correcte vermelding” van alle vervolgingsslachtoffers. “We beschikken niet over volledige en betrouwbare bronnen (…), we moeten het doen met vele verschillende indirecte bronnen, onvolledige archieven en tal van fouten in de geschreven of getypte documenten.”
        We hebben het boek er op nageslagen, en neen: Betsij den Hartog staat er niet in. Dat stemt overeen met de werkelijkheid: zij is immers ondanks de Holocaust in leven gebleven.
        Het boek, door een uitgever “een geschreven monument” genoemd, gaat overigens dienen als de basis voor het Nationaal Holocaust Namenmonument dat eind 2018 komt te staan aan het begin van de Weesperstraat in Amsterdam, centraal in het voormalige joodse kwartier. Dit aanraakbare gedenkteken wordt een soort doolhof van muren met bakstenen, waarop de namen staan van de 102.000 joden en 220 Roma en Sinti.
        Holocaustslachtoffers die geen graf hebben, worden op deze manier individueel in de herinnering gehouden. Zoals de dertien familieleden van Betsij den Hartog.



* [Engeline heeft de stenen kunnen zien op 16 februari 2017, haar zus is (nog) niet in de gelegenheid geweest.]


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'