Het voorbije joodse dordrecht

Zeldzame foto’s in Deventer opgedoken
van Betje van Gelders laatste momenten

Sam Noach poseert met zijn (Dordtse) vrouw Betje van Gelder

Dit is een van de herondekte foto’s. Sam Noach poseert met zijn (Dordtse) vrouw Betje van Gelder op het dakterras, vlak voor zijn vertrek naar het joodse werkkamp De Wittebrink.
Foto Deventer Archief

In Dordrecht is het nieuws nooit doorgedrongen, in Deventer al in 2010.
        Eind 2009 kwam bij een ‘inventarisatieronde’ in de depots van Stadsarchief en Atheneumbibliotheek (SAB) in Deventer plots een oude enveloppe tevoorschijn. Met potlood stond op de buitenzijde het opschrift ‘Goedkope Sam’; binnenin zaten enkele foto’s en negatieven.
        De vondst was in lokaal-historisch opzicht spectaculair. De enveloppe bleek foto’s te bevatten van Sam Noach. Hij was in Deventer een kleurrijke, legendarische joodse koopman, die in de Nieuwstraat 49 een goed aangeschreven winkel in Vlaams kloosterlinnen dreef. Sam Noach, die bekend stond als ‘De Man van Deventer’, was creatief en humoristisch in zijn reclame-uitingen. Hij reed bijvoorbeeld rond in een auto met een wereldbol.
        Behalve reclamefoto’s en trouwfoto’s van zijn dochter Clara, zaten in de enveloppe ook aangrijpende foto’s, zo’n acht stuks. Ze waren half augustus 1942 gemaakt op het dakterras van Sam’s huis. Ze tonen hoe hij voorbereidingen treft voor zijn vertrek naar het joodse werkkamp De Wittebrink: op de ene pakt hij een koffer in, op de volgende houdt hij deze in de hand. Op drie andere foto’s poseert hij, ook al zo ongemakkelijk glimlachend, met zijn vrouw Betje en een onbekende man en vrouw.
        Op de foto’s neemt hij niet alleen afscheid van zijn gezin, maar neemt zijn gezin afscheid van het leven. Sam en Betje werden na die opnamen opgepakt en afgevoerd naar concentratiekampen, waar ze zijn vermoord.
        De foto’s tonen met andere woorden de laatste momenten van het gezin Noach. Dat maakt de documentaire waarde van de enveloppe groot.
        In Deventer is de vondst in 2010 met opwinding gebracht: vier foto’s konden nog net worden meegenomen in een boek dat de geschiedenis vertelt van Sam Noach en zijn beroemde kloosterlinnen. Een boek dat zelf ook al een wonderlijke achtergrond kent: het is gebaseerd op een plakboek van Sam Noach dat tijdens de oorlog is bewaard door de zusters van het St. Jozefziekenhuis in de Nieuwstraat. In 1945 is het overhandigd aan Clara, de enige overgebleven, andere dochter van Sam en Bela.
        Via Clara’s in Australië wonende zoon Leo is een kopie van het plakboek rond 2009 weer in Deventer teruggekomen.
        In Dordrecht zijn de herontdekte foto’s, waarvan enkele inmiddels onderdeel zijn van een permanente tentoonstelling in kamp Westerbork, niet bekend geraakt. Toch zijn ze voor de stad foto-historisch van belang: Betje Noach is een geboren Dordtse (1884), haar meisjesnaam luidt Van Gelder. Zij was, sinds 1928, de (tweede) echtgenote van Sam Noach.
        Van de Dordtse familie Van Gelder zijn zeven kinderen door de nazi’s vernietigd, onder wie Betje. De foto’s van haar op het dakterras zijn zeldzame foto’s van de laatste ogenblikken van een Dordtse vrouw die vergast gaat worden. In dit verhaal: hoe de levens van de families Van Gelder en Noach zich los van elkaar ontwikkelden, toen elkaar kruisten en ten slotte werden kapotgemaakt.

geboorteakte van Betje

De geboorteakte van Betje. Zij werd geboren 18 juli 1884, om drie uur ’s middags in de Wijngaardstraat,
op nummer 4 zwart. Dit huis, bijna op de hoek met de Torenstraat, staat er niet meer.
Foto RAD


Voorstraat, op nummer 53

Betje’s vader Salomon van Gelder stierf in 1910, op 28 juli.
Hij en zijn echtgenote Branco Bobbe woonden toentertijd
op de Voorstraat, op nummer 53 (nu: 65-67),
in het roodkleurige pand met de twee fietsen voor de deur.
Branco overleed in Keulen, op 15 februari 1927.
Foto Redactie Website

Dordrecht
Betje is het één na laatste kind dat Salomon van Gelder (Dordrecht, 1.3.1848) en Branco Bobbe (Brielle, 31.10.1851) krijgen, op 18 juli 1884. Het gezin woont in de Wijngaardstraat C0453 (later: 4 zwart), een pand dat bijna op de hoek met de Torenstraat stond, en dat is gesloopt. Negen kinderen hadden Salomon en Branco al, van wie er drie piepjong stierven. Na Betje kwam er nog een tiende. Betje was niet de eerste Betje. Zij kreeg de naam van het zusje dat haar was voorgegaan, en dat slechts 1 jaar had geleefd.
        Het huwelijk tussen Salomon en Branco was voltrokken in haar geboorteplaats Brielle, op 24 mei 1872. In het jaar daarop baarde zij haar eerste kind, Gerrit, op 24 januari 1873. Daarna kwamen, in chronologische volgorde: Emanuël (18.10.1874), Betje nr. 1 (3.10.1876 – 5.2.1878), Rebekka (25.9.1878), de tweeling Abraham en Simon (22.2.1881, Abraham overleed na 7 dagen op 28.2.1881, Simon na 14 dagen op 7.3.1881), Grietje (4.3.1882), Betje nr. 2 (18.7.1884), Louis (12.8.1886), Klaartje (30.4.1888) en tot slot Simon nr. 2 (8.2.1890).
        Voordat de Tweede Wereldoorlog in Nederland uitbrak, de tijd die bij de familie Van Gelder een keten van leed zou veroorzaken, waren afgezien van de jonggestorven kinderen, drie gezinsleden heengegaan. Vader Salomon overleed plotseling op 28 juli 1910, 62 jaar oud. Het woonadres was toen Voorstraat 53 (nu: 65-67).
        De weduwe, Branco Bobbe, stierf op 15 februari 1929 in Keulen (waar ook haar dochter Rebekka woonde). Een jaar later, op 23 december 1930, overleed in Dordrecht zoon Gerrit, inmiddels 57 jaar oud. Rebekka is vermoord in Auschwitz, op 1 februari 1943.

In 1932 viert Sam zijn 50ste geboortedag

Betje van Gelder is in de jaren twintig verhuisd naar Deventer, waar zij als huishoudster ging werken bij de familie Noach. Als echtgenote Bela Velleman overlijdt, op 23 maart 1927, hertrouwt weduwnaar Sam Noach met Betje. Het huwelijk blijft kinderloos. In 1932 viert Sam zijn 50ste geboortedag, zo meldt het Nieuw Israëlitisch Weekblad (NIW) op 8 juli. Betje en de kinderen hopen dat hij “nog lang voor ons gespaard moge blijven”.
Foto Delpher

Huishoudster
Betje van Gelder had Dordrecht tegen die tijd al lang verlaten. Zij was huishoudster geworden in het gezin van Samuel Noach (Deventer, 6.7.1882) en Bela Velleman (Leeuwarden, 14.11.1877). In het boek De man die niet verdwijnen kon, uitgegeven in het voorjaar van 2010 door de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer (SIED) en geschreven door Sam de Visser, valt te lezen dat Samuel de vierde zoon is, van de negen kinderen die Abraham Salomon Noach en Sophia Berg voortbrengen. Hoewel geboren in Deventer, brengt Sam zijn jeugd door in Zutphen. Daar kiest het gezin na het trouwen domicilie.
        Sam’s vader, een koopman, heeft er twee zaken op z’n naam staan: Het Zwarte Schaap en Tijl Uilenspiegel. “Geen bedrijven met een gouden randje”, heeft Sam de Visser achterhaald. “Want uit latere familieverhalen weten we dat het gezin het zo arm heeft, dat er niet eens voldoende goede kleren zijn om op zaterdag allemaal tegelijk naar de synagoge te kunnen gaan.”
        Nog in hetzelfde Zutphen sticht Sam Noach een gezin, nadat hij op 23 maart 1907 in Leeuwarden met de Friese Bela Velleman is getrouwd. Vijf kinderen worden er geboren, van wie er twee jong zijn overleden: Abraham (31.1.1908), Clara nr. 1 (19.7.1909 - 24.8.1909), Sophia nr. 1 (27.8.1911 – 31.3.1913), Clara nr. 2 (24.12.1912) en Sophia nr. 2 (7.2.1920). In 1923 verhuist het gezin naar Deventer, in hetzelfde jaar overleed zijn vader.
        Sam begint ook hier een winkel, in de Hofstraat op nummer 5. “Ons gezin woonde daar gedurende vijf jaar,” vertelde hij later in een interview met een lokale krant. De Dordtse Betje van Gelder is ondertussen aangenomen als huishoudster. In 1927 treft een drama Sam: zijn echtgenote Bela sterft, op 23 maart, 49 jaar oud. In 1928 hertrouwt hij, op 15 januari, met huishoudster Betje, zij is 43 dan, hij 45. Dit huwelijk zal kinderloos blijven.
        In hetzelfde jaar verhuist Sam Noach zijn winkel naar de Nieuwstraat 67. Op 8 oktober 1931 opent hij in dezelfde straat, op nummer 49 (nu: 50), zijn nieuwe winkelpaleis. Met advertenties in lokale kranten brengt hij de opening onder de aandacht.

Deze foto’s zijn de foto’s die half augustus 1942 zijn gemaakt bij zijn aanstaande vertrek uit Deventer

In de oorlog duikt Sam Noach ondanks aandrang van anderen niet onder, maar besluit hij zich te melden, zoals hem bevolen was. Deze foto’s zijn de foto’s die half augustus 1942 zijn gemaakt bij zijn aanstaande vertrek uit Deventer.
De foto’s zijn in 2009 teruggevonden in het Deventer archief. Sam poseert met de koffer die hij zojuist heeft ingepakt,
hij toont zijn werkpak, praat met een onbekende man en vrouw en poseert nog eens met Betje en de onbekende vrouw (hieronder). Sam en Betje worden beiden in Auschwitz vergast, hij al op 26 oktober 1942, zij op 6 september 1944.
De foto’s tonen dus hun laatste momenten samen.
Foto’s Deventer archief


Betje en Sam

‘Koop!’
Sam Noach heeft inmiddels faam opgebouwd. Hij noemt zich onbeschaamd ‘Goedkoope Sam’ en ‘De Man van Deventer’. Zonder gêne prijst hij zichzelf aan, in de advertentie over de opening bijvoorbeeld: “Als ’t u belieft, hier ben ik! De juiste man op de juiste plaats. Koop! bij Sam en gij dient Uw eigen belangen!” Het boek: “Sam Noach maakt zichzelf met het grootste gemak tot het middelpunt van belangrijke gebeurtenissen.”
        Het belangrijkste product dat hij aan de man brengt, is niet alledaags: kloosterlinnen. Het boek: “Niet zomaar kloosterlinnen, maar het beroemde kloosterlinnen van De Man van Deventer. Het enig echte en alleen hij kan het leveren. ‘Hoedt u voor namaak’, is de in zijn advertenties vaak herhaalde waarschuwing.” Hij gaf zijn koopmanschap “graag extra reliëf”, door zichzelf spraakmakend te maken in reclames. Je kon niet om hem heen.
        “Met de marketing van zijn waren was hij zijn tijd ver vooruit. Hij adverteerde veel in dagbladen, altijd inhakend op actuele gebeurtenissen in Nederland en met zijn eigen portret erbij,” schrijft de SIED over hem op de website Joods Monument.
        Noach beperkt zich geenszins tot Deventer. Voor zijn handel in manufacturen trekt hij het hele land door, rondtoerend met een verbouwde Chevrolet met wereldbol, waarin steevast de populaire ‘Huishoudkoffer’ lag, met daarin een complete linnenset.
        “Sam stond nooit in de winkel”, meldt auteur Sam de Visser, “maar was altijd onderweg door het land.” Hij verwierf nationale, zelfs internationale bekendheid. Een voorbeeld: bestellingen voor kloosterlinnen kwamen onder meer uit Portugal en Oostenrijk. De SIED: “Op sommige brieven stond niet meer dan zijn foto en adressering: ‘Aan deze man in Holland’. De brief werd keurig bezorgd op de Nieuwstraat 50.

Sociaal
Grote ambities koesterde hij, zeer overtuigd van zichzelf was hij en zelfverzekerd. Maar Sam Noach had ook innemende trekken. Sam de Visser karakteriseert hem als een man met “voldoende zelfspot en relativering”, een coulante man met veel bonhomie en een sociaal karakter. Hij was menslievend, geestig en een kindervriend. En daarnaast “zeer maatschappelijk betrokken bij Deventer”, vult de SIED aan. “Hij zorgde bijvoorbeeld voor de jaarlijkse uitstapjes voor ouden van dagen.”
        Slechts op één punt betoonde hij zich onbuigzaam: hij liet zich niet piepelen. “Kom hem niet aan zijn nering, kom hem niet aan de kwaliteit van zijn kloosterlinnen.” Alleen hij had de beste waar. “Wee degene die zich aan namaak schuldig maakte. Dat laat hij zich niet gebeuren. Die krijgt met Sam te doen, zonodig tot in de rechtszaal. Soms lopen de zaken daarbij hoog op.”
        Samenvattend: Sam Noach was een man die niet verdwijnen kon.
        Zoals Sam de Visser het formuleert in het boek: “Hij stond midden in de wereld. Hij stond in het centrum. Hij hoorde bij de wereld en omgekeerd. Denk aan de wereldbol op zijn auto. Kijk naar de reclame in de vorm van strips waarin hij zelf optrad. Hij was in feite de gelijke van de sultan van Turkije of de koning van de Zoeloes. Als je zo in het centrum staat, dan kun je niet verdwijnen. Dat is iets onbestaanbaars. Het was in strijd met elke vezel in zijn lijf en met elke aan zijn brein ontsproten uitspraak.”
        Maar het tegendeel bleek waar: Sam Noach kon wel verdwijnen − in de verdwijnput van de nazi’s.

Sam Noach

Deze vier foto’s zijn bij een andere gelegenheid gemaakt, maar zaten ook in dezelfde enveloppe.
Sam Noach oogt hier ogenschijnlijk vrolijker, zorgelozer.
Foto’s Deventer archief

Restauratie
Een onderbreking, met een sprong vooruit in de tijd: in 1991 koopt Otto van Huffelen de voormalige winkel van Sam en Betje Noach, op de hoek van de Nieuwstraat en Kuiperstraat. Van Huffelen vestigt er een natuurwinkel en gaat boven wonen, met zijn vrouw Janny, zoon Ramon en dochter Mirjam. Samen met zijn zoon raakt hij gaandeweg hevig geïnteresseerd in de geschiedenis van de illustere familie Noach. Tezelfdertijd laat de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer een oog vallen op juist het hoekpand. Zij heeft het plan om de verdwenen muurreclame van De Man van Deventer te restaureren.
        De SIED legt contact met Van Huffelen, het komt tot samenwerking. Een projectteam gaat werken aan de restauratie én een boek over Sam Noach.
        In 2009, als het boek bijna klaar is, krijgen de teamleden een telefoontje van het Deventer Archief, vertelt Van Huffelen desgevraagd de redactie van deze Dordtse website. Er was een mapje gevonden met negatieven dat te maken leek te hebben met Sam Noach (‘Goedkoope Sam’). Of de teamleden daar belangstelling voor hadden?
        “Vijf minuten later”, zegt Van Huffelen, “waren we er al. Ze hebben ze direct ontwikkeld.”
        Wat toen tevoorschijn kwam, emotioneerde de teamleden. “Zeer, zeer ontroerend! Wij allen die met het boek bezig waren, kregen de tranen in de ogen. Want er waren naast tal van reclamefoto’s en trouwfoto’s van zijn dochter, acht foto’s bij van omstreeks half augustus 1942.”
        Ter toelichting: Sam Noach stond op het punt samen met 26 andere Deventer joodse mannen af te reizen naar het joodse werkkamp Wittebrink in Hummelo. Dat zou gebeuren op 21 augustus. Op de hervonden foto’s, allemaal gemaakt op het dakterras van zijn huis, poseerde hij in het werkpak dat hij verplicht was te dragen in dat kamp. Voor de camera pakt hij zijn koffer in, vervolgens poseert hij met die koffer in zijn hand. Dan zijn er nog foto’s met zijn vrouw Betje en twee onbekende personen.
        Met andere woorden: Sam Noach, die man die in meer dan duizend advertenties altijd zijn kloosterlinnen aanprees, met daarbij een foto van zichzelf en een actualiteit, had nu “zelfs het ellendige moment van het vertrek laten vastleggen”, zoals Van Huffelen schrijft. “Dat zie je ook op de foto’s. We kenden Sam als de altijd lachende en vrolijke man, maar op deze foto’s zie je de ellende in zijn gezicht. Zo triest kenden we hem niet.” Ze vinden de foto’s “niet minder dan schokkend”.
        Vier foto’s konden nog op tijd worden meegenomen in het boek, dat Sam de Visser schreef, met medewerking van Otto van Huffelen (research) en Theo de Kreek (fotobewerking). Het is verschenen in 2010. Twee foto’s, vergroot tot manshoogte, kwamen terecht in kamp Westerbork, op een permanente expositie daar. Alle foto’s zijn lang te zien geweest op de beeldbank van het Deventer Archief, maar dat hield op nadat de beeldbank overging naar het Historisch Centrum Overijssel. De muurreclame is met respect gerestaureerd.

Twee foto’s van de muurreclame van De Man van Deventer

Twee foto’s van de muurreclame van De Man van Deventer, op diens winkelhuis aan de Nieuwstraat.
Op de ene de originele reclame, op de andere de reclame zoals de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer
haar enkele jaren terug heeft laten restaureren.
Foto Deventer archief en Google Streetview

Laatste van 27
Terug naar de oorlog.
        Het label op de koffer die Sam Noach op de herontdekte foto draagt, heeft het nummer 27. Dit geeft aan dat hij waarschijnlijk als laatste van de groep van 27 mannen en jongens is aangewezen. De foto’s laten volgens de samenstellers nog iets anders zien: een man die “besloten heeft het bevel om zich te melden, op te volgen”.
        Maar zag Sam dan geen kans onder te duiken?
        In het boek wordt Leo van Bienen (over hem later meer) geciteerd. Leo is de zoon van Sam’s dochter Clara en Charles van Biene. Clara van Biene-Noach heeft de oorlog weten te overleven. Leo, woonachtig in Australië, is psychiater en psychotherapeut. Hij vertelt dat hij zich er altijd over verwonderd heeft dat zijn grootvader Sam niet voor de onderduik heeft gekozen. “Iedereen drong er op aan”, zegt hij, doelend op diverse, directe familieleden. “Ook de nonnen van het St. Jozef-ziekenhuis aan de overkant deden dat. Maar hij deed het niet.”
        De Wittebrink, gelegen aan de Zelhemseweg, was het begin van het einde − zoals ook de bedoeling was van de Duitsers. Eerst wilden ze de joodse mannen isoleren in werkkampen, zoals De Wittebrink, om ze vandaar groepsgewijs af te kunnen voeren naar Westerbork − “een duivelse” opzet, aldus het boek. Op 2 oktober 1942 is het zover. “De jodenkampen worden tegelijk leeggehaald. De dwangarbeiders van De Wittebrink moeten te voet naar Laag Keppel en vandaar met het trammetje naar Dieren om vervolgens via Arnhem naar Westerbork te reizen.”
        Drie weken later, op 26 oktober 1942, wordt de 60-jarige Sam Noach vermoord en verbrand in Auschwitz. Als as is hij onvindbaar verdwenen.

Clara en Charles

Na de oorlog is dochter Clara Noach de enige van het gezin die nog leeft. Zij was met haar man Charles van Biene, met wie zij op 8.11.1939 in Deventer trouwde, ondergedoken en redden zo zichzelf.
Met deze advertentie
kondigen Clara en Charles hun huwelijk aan, in het NIW van 25 oktober 1939.
Foto Delpher

Clara en Charles krijgen na de oorlog twee kinderen

Clara en Charles krijgen na de oorlog twee kinderen, Clara (1948) en Leo (1949). Dit zijn de geboorteadvertenties uit het NIW, van 5.3.1948 en 28.10.1949.
Foto Delpher

Ondergedoken
Hoe verging het zijn dierbaren, zijn vrouw en kinderen?
        Over de lotgevallen van Betje, zijn van oorsprong Dordtse gemalin, is weinig met zekerheid te zeggen.
        Volgens Sam de Visser is zij na het wegvoeren van haar echtgenoot, “naar alle waarschijnlijkheid ondergedoken”. Maar in welke gemeente en bij wie, is niet achterhaald. Vaststaat dat zij op 23 juni 1944, twee jaar later dus, in kamp Westerbork arriveert en er terecht komt in strafbarak 67. “De gevangenen van deze barak gaan in de regel direct na aankomst op transport.” Betje gaat pas op 3 september 1944 naar Auschwitz. Het uitstel heeft “waarschijnlijk te maken met haar gezondheid, want ze wordt gedeporteerd vanuit barak 87, één van de ziekenhuisbarakken”.
        Op 6 september 1944 wordt Betje Noach-van Gelder, 60 jaar oud, routineus vergast.
        Sophia (‘Sophie’), de jongste dochter, is ook ondergedoken, op een boerderij in Gorssel. Volgens zeggen heeft zij zich uiteindelijk zelf aangemeld. Op 30 april 1943 komt zij aan in Westerbork. Zij belandt in dezelfde barak, nummer 67, als waarin haar moeder een jaar erna zal worden opgesloten. Barak 67 is bestemd voor ‘overtreders van de joodse wetgeving’, van onderduikers tot illegale bioscoopbezoekers.
        Nog in Westerbork trouwt verkoopster Sophia op 3 mei met Alfred de Leeuw (Hengelo, 10.4.1910), slager van beroep. Zijn broer Donald de Leeuw trad op als getuige; hij heeft de huwelijksakte getekend. Alfred zit ook in barak 67, samen met zijn moeder Adelheid de Leeuw-Roozendaal (Emden, 6.8.1879), zijn zus Selma (Hengelo, 19.5.1908) en Donald (Hengelo, 13.2.1914).
        Vier dagen later, op 7 mei 1943, is het bruidspaar omgebracht in Sobibor, tegelijk met de familieleden De Leeuw.
        Dan is er nog Abraham (‘Bram’), de zoon van Sam Noach. Hij woonde in Rotterdam, aan de Statenweg 114d, samen met zijn echtgenote Sophia Noach-Wolf. Zij waren ondergedoken, maar werden verraden en opgepakt. Op 21 augustus 1944 komen zij aan in Westerbork. Met dezelfde trein als waarin Betje was gepropt, vertrekken zij op 3 september 1944 naar Auschwitz, de laatste trein naar dit kamp in Polen. Onderweg wordt Bram als enige overgebracht naar het werkkamp Stutthof bij Dantzig.
        Daar overlijdt hij aan een hartaanval, volgens het overlijdensdocument van de kamparts op 21 december 1944. Op Joods Monument wordt als overlijdensdatum 9 mei 1945 genoemd. Dat is de juridische overlijdensdatum die het ministerie van Justitie in 1952 aanhoudt. Het leven van zijn echtgenote Sophia stokt op 30 september 1944, in Auschwitz.
        De kinderen van haar en Bram, Johnny (Rotterdam, 5.5.1938) en Bela (Rotterdam, 1.11.1939), overleven de oorlog. Zij werden ondergebracht bij diverse pleeggezinnen, naar Otto van Huffelen meent in Brabant.

Rechtsherstel
Slechts één overlevende kent het Deventer gezin Noach: dochter Clara.
        Volgens Sam de Visser dook zij samen met haar man Charles van Biene al “direct na het verplicht worden van de jodenster” onder. Zo hebben zij de moordzuchtige Duitsers weten te ontlopen.
        Clara is op 8 november 1939 in de synagoge van Deventer getrouwd met Charles, die is geboren in Anderlecht op 23.10.1911. Hij woonde in Middelburg en Rotterdam, voordat hij op 28 september 1938 neerstreek in Gorkum, op de Grote Markt 26. Op 7 november 1939 vertrekt hij alweer, met Clara, naar Breda, naar de Teteringenstraat 10a. Hij was winkelier.
        Nadat zij de verschrikkingen van de oorlog levend en wel hebben doorstaan, begint voor hen een nieuwe strijd – tegen de onverschilligheid. “Schrijnende situaties” doen zich voor, volgens de website van de Werkgroep Struikelstenen Deventer.
        Bij terugkeer van het onderduikadres in mei 1945 kunnen Clara en Charles in eerste instantie niet terecht in de woning en winkel aan de Nieuwstraat. Want die is “door derden bezet”. Ook “krijgen zij te maken met enkele slepende en frustrerende procedures” om de zaak weer heropend te krijgen. Pas op 4 oktober 1945 lukt dat, althans: de helft van het winkelpand krijgt een herstart, zij het met een ingang tijdelijk aan de Kuiperstraat 2. In het voorjaar van 1947 is de zaak, ondanks lopende procedures voor rechtsherstel, weer volledig in bedrijf. Ook de naam De Man van Deventer wordt in ere hersteld. Clara heeft de zaak van haar vader voortgezet.

Clara, Charles en kinderen vertrekken zij in december 1950 naar Australië

Met deze kinderen, hun twee pleegkinderen (de zoon en dochter van Clara’s vermoorde broer Bram) en een overlevend nichtje van Charles vertrekken zij in december 1950 naar Australië. In het NIW van 1.12.1950 wensen zij al hun kennissen en vrienden “vaarwel en het beste”.
Foto Delpher

Emigratie
Er gebeurt nog iets. Clara en Charles nemen Johnny en Bela, de kinderen van broer Bram die de oorlog hebben overleefd, onder hun hoede − als pleegkinderen. Ook Belia Hakkert, een nichtje van Charles, wordt in het gezin opgenomen. Het echtpaar krijgt twee eigen kinderen, Janna (1.3.1948) en Leo (25.10.1949).
        Maar dan breekt de oorlog in Korea (1950-1953) uit. Het voortdurende nieuws erover en de daarmee samenhangende wereldwijde dreiging beangstigen het gezin Van Biene-Noach. “De angst voor oorlog zit er nog steeds in” (Van Huffelen). Charles en Clara, hun twee eigen en drie pleegkinderen besluiten in december 1950 om acuut naar Australië te emigreren.
        Zoon Leo van Biene, in het boek: “Vijf dagen vliegen was dat toen nog. We kwamen daar terecht in een echte Hollandse kolonie. (…) Mijn vader kocht een Landrover en ging daarmee een paar jaar met voornamelijk dameskleding letterlijk en figuurlijk de boer op. In zo ongeveer heel Australië. Elke zes maanden was hij even thuis. (…) Mijn moeder vertelde in Australië dat haar vader de Man van Deventer was en iedereen scheen hem te weten!”
        De Deventer zaak van Sam Noach wordt na het vertrek van het gezin in 1951 overgenomen door de NV Rotterdamsche Manufacturenhandel Het Lingeriehuis, dat in 1969 wordt gesloten.

Plakboek
Terug naar deze tijden. Clara Noach is inmiddels overleden, in Australië op 14 mei 1992. Ze was toen 78 jaar oud. De overlijdensdatum van haar echtgenoot Charles, die de oprichter, naamgever en eigenaar werd van een firma in bouwmaterialen (Charles Van Biene Pty-Ltd), is vooralsnog onbekend.
        Op een dag, jaren terug, belt hun zoon Leo van Biene, overgekomen uit Australië, aan bij het huis van zijn opa, aan de Nieuwstraat. Hij heeft een plakboek onder zijn arm. Huidige bewoner Otto van Huffelen, die toch al het nodige heeft gehoord over de bijzondere Sam Noach, raakt er opgewonden van. Het plakboek blijkt door Sam zelf in de jaren dertig te zijn samengesteld, en bevat allerlei materiaal over zijn (zaken)leven, dat hilarisch was totdat de Holocaust binnendreunde.
        Het plakboek is een schat, boordevol gezinsfoto’s, foto’s van de winkel, krantenartikelen en advertenties. Van Huffelen beschikt ineens over zoveel meer documentatie dat er een plan ontstaat om een boek te maken. Hij mag van Leo van Biene het plakboek kopiëren, en krijgt later ook nog eens drie plakboeken ter hand gesteld die Leo zelf thuis had liggen.
        Van Huffelen hoort dat het plakboek in de oorlog in bewaring is gegeven aan de zuster van het katholieke St. Jozefziekenhuis (nu het Gildehotel) en die hebben het na de oorlog doorgegeven aan Clara, de overlevende dochter. In dat ziekenhuis is Leo overigens geboren.
        Het boek was binnen de kortste keren uitverkocht, maar is heruitgebracht in een nieuwe oplage van 100 exemplaren (prijs: 12 euro, klik hier).

Sam Noach

Van de teruggevonden foto’s konden er nog vier worden opgenomen in het boek dat in 2010 is verschenen over Sam Noachs leven. Twee foto’s uit de serie worden, uitvergroot tot manshoogte, permanent tentoongesteld in kamp Westerbork. Op de foto staan kleinkinderen van Otto en Janny van Huffelen tijdens een bezoek aan dit kamp in 2016.
Van Huffelen is de huidige bewoner van Sam Noachs winkelpand.
Foto Familie Van Huffelen

Contact
Jaren na de eerste publicatie houdt Van Huffelen zich nog altijd bezig met de geschiedenis van de familie Noach en het pand. Met Leo van Biene heeft hij nog geregeld contact; hij was al verschillende keren in Deventer. Van Biene was er bij toen op 26 oktober de drie struikelsteentjes in de Nieuwstraat werden gelegd, voor Sam, Betje en Sophia.
        De familieleden Noach mogen dan grotendeels zijn uitgemoord, vergeten zijn zij in Deventer allerminst. Ze zijn welhaast iconisch geworden − zij het, om tragische redenen.

 


< Terug naar index 'Verhalen over het voorbije joodse leven in Dordrecht'